32 849 Mijnbouw

Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2016

Hiermee informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot de oliewinning in Schoonebeek en het evaluatieonderzoek van de injectie van productiewater in Twente, mede naar aanleiding van het bericht dat NAM het voornemen heeft de oliewinning weer te hervatten. Op 4 augustus 2016 hebben leden van uw Kamer mij een aantal vragen gesteld, die ik vandaag separaat beantwoord (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nrs. 3262 en 3263).

Hervatten oliewinning in Schoonebeek

NAM heeft in juni 2015 naar aanleiding van een geconstateerde lekkage in een deel van de pijpleiding voor het transport van het productiewater de oliewinning in Schoonebeek stilgelegd om de transportleiding te repareren. Dit is gebeurd door in de bestaande transportleiding over een lengte van 45 km een nieuwe kunststof leiding met kleinere diameter te installeren. Deze reparatie is voorspoedig verlopen en de leiding is eerder gereed dan verwacht. De vernieuwde leiding heeft een minder grote transportcapaciteit dan de oorspronkelijke. De gekozen oplossing biedt volgens NAM in ieder geval een tijdelijke oplossing voor de komende jaren. Tijdelijk, omdat NAM rekening houdt met de mogelijkheid dat uit het evaluatieonderzoek naar de injectie van het productiewater in Twente naar voren komt dat een andere verwerkingsmethode de voorkeur verdient.

Het Mijnbouwbesluit schrijft voor dat na deze reparatie een beoordeling plaats moet vinden of de pijpleiding technisch in orde is. Indien dit het geval is, stemt de inspecteur-generaal der Mijnen, namens mij, in met de ingebruikname van deze pijpleiding. Deze instemming heeft de inspecteur-generaal op 16 augustus 2016 verleend.

Op basis van de in 2010 verleende vergunningen kan NAM nu de winning van olie in Schoonebeek en de injectie van productiewater in Twente hervatten. Het bedrijf heeft mij laten weten daar medio september toe over te gaan.

Evaluatieonderzoek injectie van productiewater Schoonebeek

Medio 2015, toen NAM de oliewinning in Schoonebeek stil legde naar aanleiding van de geconstateerde lekkage in een deel van de pijpleiding voor het transport van het productiewater, heb ik met uw Kamer gesproken over de vervroegde uitvoering van een evaluatieonderzoek naar de verwerkingsmethode van dit water. Deze evaluatie gaat over de vraag of het injecteren van productiewater in Twente vanuit milieuoverwegingen in het licht van eventuele nieuwe inzichten of technologieën nog steeds de voorkeur heeft.

In 2006 heeft NAM ten behoeve van de herontwikkeling van het olieveld Schoonebeek een milieueffectrapport opgesteld. Uit dit milieueffectrapport blijkt dat de injectie van het productiewater in lege gasvelden in de diepe ondergrond in Twente uit milieuoverwegingen de te prefereren verwerkingsmethode is. Op basis van dit milieueffectrapport zijn in 2010 de vergunningen verleend voor de waterinjectie. Het ging toentertijd om 3 verschillende vergunningen:

  • een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer voor het veranderen of in werking hebben van een inrichting die in hoofdzaak een mijnbouwwerk is (van de Minister van Economische Zaken);

  • een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer voor het ondergronds opslaan van afvalstoffen die van buiten het betrokken mijnbouwwerk afkomstig zijn (van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel, hierna: GS);

  • een ontheffing op grond van het Lozingenbesluit bodembescherming (van GS).

Met de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn de verschillende milieuvergunningen opgegaan in één omgevingsvergunning, waarvoor ik het bevoegde gezag ben.

Binnen de huidige vergunning is NAM verplicht tot het uitvoeren van een zesjaarlijkse evaluatie. Vanwege de vragen die er in de regio leven, heb ik NAM vorig jaar gevraagd deze evaluatie 1½ jaar naar voren te halen. NAM heeft de evaluatie ter hand genomen en heeft een aantal bestuurders uit de regio gevraagd in een begeleidingscommissie deel te nemen. De commissie bestaat uit bestuurders van de provincies Overijssel en Drenthe, het waterschap Vechtstromen en de gemeenten Coevorden, Dinkelland, Emmen en Tubbergen. Het werd van belang geacht dat zowel bestuurders uit Drenthe, vanwege de oliewinning en de werkgelegenheid die dit met zich meebrengt, als Overijssel, waar de injectie plaatsvindt, in de begeleidingscommissie deelnamen. Deze begeleidingscommissie had tot taak om na te gaan of het onderzoeksproces transparant verloopt en om ervoor te zorgen dat de vragen die leven in de regio worden meegenomen in het onderzoek.

In november 2015 heeft de begeleidingscommissie de onderzoeksopzet goedgekeurd en is NAM met het onderzoek gestart en heeft uit een lijst van 20 alternatieven een selectie gemaakt van vier alternatieven naast de bestaande verwerkingsmethode. Hierover heeft de begeleidingscommissie eind maart 2016 geoordeeld dat deze keuzes voldoende duidelijk en transparant zijn gemaakt. Op een van deze alternatieven is op mijn verzoek vervolgens nog een variant toegevoegd die door het actiecomité «Stop Afvalwater Twente» is voorgedragen.

Op 2 maart 2016 heb ik met uw Kamer over de evaluatie gesproken (Handelingen II 2015/16, nr. 59, items 9 en 11). Op het moment dat wij hierover met elkaar spraken, was de verwachting dat de evaluatie voor de zomer van 2016 zou worden afgerond en ik rond de zomer van 2016 een besluit zou kunnen nemen over de verwerkingsmethode. Hierbij heb ik de toezegging gedaan daar over met uw Kamer van gedachten te wisselen. Echter, op 7 maart 2016 heeft de Commissie voor de m.e.r. advies uitgebracht over de opzet van de evaluatie. De Commissie adviseerde mij om meer tijd te nemen en samen met de regio te komen tot een selectie van alternatieven. Ik heb besloten dit advies op te volgen en een tussenstap in de evaluatie in te bouwen. Hierdoor kan deze pas eind 2016 worden afgerond.

NAM heeft 28 juni 2016 een tussenrapport, met daarin 4 alternatieven en de variant van het actiecomité, gepubliceerd. De begeleidingscommissie heeft geconstateerd dat het onderzoek transparant is verlopen en dat goed duidelijk is gemaakt hoe de scores van de alternatieven tot stand zijn gekomen. De commissie heeft aangegeven geen verdere rol voor zichzelf te zien en heeft zichzelf opgeheven.

Het tussenrapport geeft aan dat de injectie van het productiewater nog steeds het meest milieuvriendelijke alternatief is. Op 4 augustus 2016 heeft Deltares op mijn verzoek een second opinion opgeleverd over dit tussenrapport die ik heb doorgestuurd naar de Commissie voor de m.e.r. De Commissie voor de m.e.r. zal naar verwachting eind augustus 2016 een advies uitbrengen. Ik zal dit advies, samen met de second opinion van Deltares, aan uw Kamer sturen.

Op basis van de uitkomsten van het tussenrapport en de verschillende adviezen ga ik eind september 2016 in overleg met de regio na welke alternatieven nog verdere uitwerking behoeven. Ik zal NAM vervolgens vragen om deze alternatieven in detail door te rekenen en te vergelijken met de huidige methode van verwerking van het productiewater. Ik verwacht aan het eind van 2016 een besluit te nemen over de toekomst van de injectie van het productiewater in Twente.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven