Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2016
Tijdens het ordedebat van 4 oktober 2016 heeft uw Kamer verzocht om een brief over
de berichten dat er grondwaterstijgingen optreden in Groningen als gevolg van aardbevingen
(Handelingen II 2016/2017, nr. 7, item 23). Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek. Voor de goede orde merk ik op
dat op 7 oktober 2016 het lid Smaling (SP) over dezelfde kwestie vragen aan mij heeft
gesteld (Aanhangsel Handelingen II 2016/2017, nr. 486). De antwoorden op deze vragen worden gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer gezonden.
Er zijn meerdere berichten verschenen over mogelijke grondwaterstijgingen als gevolg
van aardbevingen in Groningen. Alle berichten hebben betrekking op een onderzoek dat
de heer P. van der Gaag heeft uitgevoerd naar de grondwaterstand op verschillende
plekken in de provincie Groningen. Het eerste bericht verscheen op 13 september 2016
op de website van RTV Noord. Vervolgens plaatste de Groninger Krant op 14 september
2016 een ingezonden stuk van de heer Van der Gaag. Daarna publiceerde RTV Noord op
30 september 2016 een bericht met een vergelijkbare strekking als het eerdere bericht.
In dat bericht wordt opgemerkt dat er een eindrapport over het onderzoek zou zijn.
Ik beschik echter niet over dat eindrapport. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is het
rapport niet gepubliceerd en ondanks een verzoek daartoe is het rapport mij ook niet
ter beschikking gesteld.
Op basis van het eerste bericht van 13 september 2016 heb ik aan Deltares, het onafhankelijke
kennisinstituut op het gebied van water en ondergrond, een reactie gevraagd. Deltares
heeft geverifieerd of er in Groningen sprake is van een grondwaterstijging van 3 meter
naar 1 meter beneden het maaiveld, zoals in de berichten wordt gesuggereerd. Op grond
van – onder meer – metingen van grondwaterstanden komt Deltares tot de conclusie dat
een dergelijke stijging van het grondwater niet reëel is. Een recent onderzoek van
TNO bevestigt deze conclusie, zo blijkt uit een publicatie in het Technisch Weekblad
van 14 oktober 2016. Volgens de berichten zou er ook sprake zijn van omhoog borrelend
zout water. Volgens Deltares is dat niet opzienbarend, aangezien in het gebied zeeklei-afzettingen
voorkomen. Zowel de deklaag als het onderliggende watervoerende pakket kan in zo’n
situatie zout water bevatten. Dat zoute water kan opborrelen als de deklaag wordt
doorboord. Deze (holocene) deklaag varieert in dikte tussen de 6 en 12 meter. Uit
de berichten blijkt niet duidelijk of deze deklaag daadwerkelijk is doorboord.
Volgens Deltares is het algemeen bekend dat aardbevingen effect kunnen hebben op het
grondwater. Het gaat dan echter om effecten die worden veroorzaakt door aardbevingen
met een aanzienlijk grotere sterkte dan tot nu toe in Groningen is waargenomen. Vaak
gaat het om kortetermijneffecten: fluctuaties in het grondwaterniveau, gedurende enkele
minuten tot enkele uren na de (sterke) aardbeving. Permanente veranderingen van het
grondwater door sterke aardbevingen zijn volgens Deltares zeldzaam.
Uit de reactie van Deltares leid ik af dat er geen aanleiding is om een relatie te
leggen tussen de berichten over grondwaterstijgingen en aardbevingen in Groningen.
Echter, als de heer Van der Gaag, of zijn opdrachtgever, bereid is om het rapport
aan mij ter beschikking te stellen, dan ben ik bereid om dat rapport te laten verifiëren
door een ter zake deskundige onafhankelijke instantie. Mocht die instantie tot de
conclusie komen dat er sprake is van een belangrijk verschijnsel dat tot nu toe over
het hoofd is gezien, dan zal ik aan de Wetenschappelijke adviescommissie kennisontwikkeling
effecten mijnbouw voorstellen om hier nader onderzoek naar te laten doen in het kader
van het kennisprogramma effecten mijnbouw. Dit kennisprogramma gaat later dit jaar
van start (zie mijn brief van 24 juni 2016, Kamerstuk 32 849, nr. 80).
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp