32 847 Integrale visie op de woningmarkt

29 453 Woningcorporaties

Nr. 700 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2020

Hierbij stel ik u in kennis van de aanwijzing op basis van artikel 60, tweede lid, van de Woningwet, die ik heb gegeven aan de Autoriteit woningcorporaties (hierna: Aw). De aanwijzing wordt gegeven in het kader van de opschorting van de markttoets voor een periode van drie jaar, die ik heb aangekondigd in mijn brief op Prinsjesdag over verdere maatregelen om door te bouwen tijdens de coronacrisis1 en die wordt geregeld bij nota van wijziging bij het wetsvoorstel wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (hierna: wetsvoorstel).2 Na drie jaar zal de buitenwerkingstelling worden geëvalueerd.

Met het opschorten van de markttoets voor drie jaar wordt de inzet van niet-DAEB-middelen van woningcorporaties gestimuleerd. Dat betekent dat zij extra kunnen investeren in het middenhuursegment, sociale koop en gemengde projecten (sociaal en middenhuur) vanuit het niet-DAEB-vermogen. Middenhuurwoningen zijn van belang voor een goed functionerende woningmarkt. Deze woningen zijn nodig om bijvoorbeeld starters en jonge gezinnen te kunnen huisvesten en het zijn vooral die groepen die moeite hebben om een betaalbare woning te vinden. Daarin is ook een rol weggelegd voor woningcorporaties naast commerciële partijen.

Om extra investeringen van woningcorporaties vanuit hun niet-DAEB middelen zo snel mogelijk te stimuleren, wordt de opschorting met terugwerkende kracht van toepassing per 1 januari 2021. Dat de opschorting met terugwerkende kracht komt te gelden heeft te maken met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, waarvoor geldt dat wordt gestreefd naar de datum van 1 juli 2021. Die spoed blijkt ook uit mijn eerdere aankondiging van een pakket van tijdelijke maatregelen3 en wordt door betrokken partijen gedeeld. Door de aanwijzing zorg ik ervoor dat de Aw in de aanloop naar de inwerkingtreding niet handhaaft op het vereiste van de markttoets. De keuze voor een aanwijzing komt voort uit het feit dat niet-handhaven in anticipatie op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zonder aanwijzing gecompliceerd zou zijn geweest voor de Aw.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 32 847, nr. 681.

X Noot
2

Kamerstuk 35 517, nr. 12.

X Noot
3

Kamerstukken 32 847 en 25 295, nr. 681.

Naar boven