32 847 Integrale visie op de woningmarkt

Nr. 275 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 september 2016

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 5 juli 2016 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister voor Wonen en Rijksdienst, en de heer Van Rijn, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 27 juni 2016 met het afschrift van de reactie op de brief van Federatie Opvang en andere organisaties op het eindrapport Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen en op de Quick Scan Wonen;

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 27 mei 2016 inzake voortgang huisvesting vergunninghouders (Kamerstuk 19 637, nr. 2193);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 24 mei 2016 inzake wacht- en zoektijden in de sociale huursector (Kamerstuk 32 847, nr. 229);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 23 mei 2016 met de reactie op het eindrapport Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen (Kamerstuk 32 847, nr. 228);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 11 mei 2016 inzake voortgang van de huisvestingsafspraken voor EU-arbeidsmigranten 2016 (Kamerstuk 29 407, nr. 208);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 4 februari 2016 inzake vervolg Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) (Kamerstuk 33 104, nr. 10).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, Geurts

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders

De griffier van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, Van der Leeden

Voorzitter: Geurts

Griffier: Van der Leeden

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bashir, Geurts, Koolmees, Krol, Van der Linde, Madlener en Albert de Vries,

en de heer Blok, Minister voor Wonen en Rijksdienst, en de heer Van Rijn, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aanvang 17.35 uur.

De voorzitter:

Ik heet de Minister voor Wonen en Rijksdienst, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, hun ondersteuning en mijn collega-Kamerleden van harte welkom. Ik stel in de eerste termijn een spreektijd van zes minuten voor alsmede een tweetal interrupties. We hebben net bilateraal afgesproken dat Staatssecretaris Van Rijn als eerste zal starten met zijn beantwoording. Indien men daarna geen vragen meer heeft aan hem, zal ik hem verexcuseren. Ik wilde bijna zeggen «wegsturen», maar dat is een groot woord.

De heer Van der Linde (VVD):

Voorzitter. Op de agenda van vandaag staan zeer uiteenlopende onderwerpen. We doen die onderwerpen eigenlijk tekort door ze op één hoop te gooien, maar ik ga toch proberen om er een paar uit te pikken.

Ik heb al eens gezegd dat je huis de fijnste plek op aarde moet zijn, waar je met je gezin woont, je vrienden ontvangt, een spelletje doet, tv-kijkt enzovoorts. We stellen terecht heel hoge eisen aan wonen. We maken ons ook zorgen als mensen in de verdrukking dreigen te komen omdat ze tot een bepaalde groep behoren. Maar als ik de agenda van vandaag bekijk, ben ik eigenlijk helemaal niet zo somber. We liggen ver voor op schema met het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS), want in plaats van 16.000 woningen, zijn er meer dan 17.000 woningen bijgekomen. Een overschot aan dit soort huisvesting is prettig. Ik vind dat niet alleen fijn omdat mijn eigen dochter die over twee jaar gaat studeren dan meer keuze heeft tegen lagere prijzen – het is net een soort markt, zo zeg ik tegen mijn collega's – maar ook omdat deze flexibele woonvorm tevens geschikt is voor arbeidsmigranten en vergunninghouders, en daar zit precies de crux van de hele woningmarkt. We willen een woningmarkt die meebeweegt met de arbeidsmarkt. We weten dat bijbouwen jaren duurt, dus het herbestemmen of omkatten van bepaalde woningen helpt enorm om snel te voldoen aan de vraag in de woningmarkt. Dat geldt niet alleen voor studenten, maar ook voor arbeidsmigranten en statushouders.

We hebben verschillende keren van gedachten gewisseld over statushouders. Er ligt inmiddels een wetsvoorstel klaar dat we na de zomer zullen bespreken. Ik blijf roepen dat het schrappen van de voorrangstatus belangrijk is om toe te komen aan de discussie over alternatieve huisvesting. Er zijn alternatieven, en ik ben blij om te lezen dat 12% van de subsidie al na drie maanden is toegekend en dat er nog eens 6% in de pijplijn zit. We zijn inmiddels weer een maand verder en daarom wil ik van de Minister weten hoe we er nu voor staan. In mijn beleving gaat het in ieder geval hartstikke goed. Het is geen tovermiddel, maar op alle niveaus wordt verschrikkelijk hard gewerkt aan alternatieve huisvesting voor statushouders. Het is goed dat de regie daarover op lokaal niveau ligt.

Als ik het heb over regie op lokaal niveau, kom ik automatisch op het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen (AJT) van Marnix Norder. De VVD is blij met het voorliggende rapport. Het is geen klaagzang, maar een realistische inventarisatie van de problemen waar gewone mensen dagelijks tegen aanlopen. De oplossingen zijn realistisch, bevinden zich grotendeels binnen de bestaande wetgeving en houden in dat de gemeenten veel regie krijgen. Er wacht hun stevig huiswerk, want ze krijgen de regie over sociale voorzieningen, voorlichting en wijzigingen van bestemmingsplannen.

Ik pak er één punt uit, de blijverslening, omdat we daar vorige week ook over gesproken hebben. We hadden het toen over seniorenhypotheken en de vraag waarom die eigenlijk nodig zijn. De blijverslening is op dit moment een lacune in de markt. Waarom moeten gemeenteambtenaren hypotheken verstrekken? Waarom kunnen de banken dat niet zelf doen?

Ik kom op het rapport over de wachtlijsten. Mijn excuses voor het feit dat ik kriskras door alle onderwerpen heen ga. Ik heb laatst tijdens een plenair debat gezegd dat als je de woningmarkt, met name de onderkant, naar communistisch model organiseert, je lange rijen wachtenden krijgt, zoals in het vroegere Oost-Duitsland. Je weet niet wat je krijgt, maar het is lekker goedkoop en daarom ga je alvast in de rij staan. Dit blijkt tevens uit de cijfers, want maar 7% van de mensen die op de wachtlijsten staan, is daadwerkelijk actief en heeft echt haast. De rest staat alleen in de rij voor de zekerheid, omdat ze hopen ooit een goedkope woning te kunnen krijgen. Dit vraagt om een soort herbezinning op de huidige woonruimteverdelingsystemen, een mooi scrabblewoord. Ik vind dat die discussie niet thuishoort in Den Haag, maar bij uitstek een taak van de gemeenten is. Ik hoor graag van de Minister of hij hier ook zo tegen aankijkt of dat hij vindt dat we daar juist wel iets aan moeten doen.

De heer Bashir (SP):

Ik heb het rapport bestudeerd, en ook al heeft misschien niet iedereen het helemaal uitgelezen, de samenvatting is heel helder. Daarin staat dat de wachttijden voor sociale huurwoningen in de afgelopen jaren zijn toegenomen. Dat geldt niet alleen voor de inschrijfduur, maar ook voor de zoekduur, de mensen die echt actief op zoek zijn. Als ik de woorden van de heer Van der Linde doortrek, betekent dit dat we in de afgelopen tijd communistischer zijn geworden. Begrijp ik dat goed?

De heer Van der Linde (VVD):

Dat zou inderdaad mijn omschrijving zijn van de manier waarop we het sociale segment van de woningmarkt in de afgelopen 50 jaar hebben georganiseerd. Ik deel echter ook de vaststelling van de heer Bashir dat de corporaties ernstig tekortgeschoten zijn in hun betaalbare voorraad. Ik heb al eerder gezegd dat als het aan de VVD ligt, de corporaties hun dure woningen verkopen en daarvoor in de plaats betaalbare woningen bouwen. In mijn beleving zit daar op dit moment de grote makke van de sociale huursector.

De heer Bashir (SP):

Het rapport is geschreven in opdracht van de Minister en gaat over de afgelopen periode. Ik kan dus niet anders dan concluderen dat het rapport ook over de afgelopen regeerperiode gaat. De VVD zegt dat de wacht- en zoektijden in de afgelopen tijd alleen maar zijn toegenomen, maar zij maakte de afgelopen tijd zelf deel uit van de regering. Het beleid van dit kabinet heeft ertoe geleid dat meer mensen langer moeten zoeken naar een woning en daar is de heer Van der Linde medeverantwoordelijk voor. Ik hoor graag een reflectie van hem op zijn eigen beleid.

De heer Van der Linde (VVD):

Je zou ook kunnen zeggen dat Amsterdam en Utrecht populairder zijn geworden, want daar lopen de wachttijden ook op. Ik denk eerlijk gezegd dat dit een grote verklarende factor is.

Voorzitter. Ik kijk en luister des te kritischer naar alle noodklokken die elke keer worden geluid over de lengte van de wachtlijsten. We hebben al eerder vastgesteld dat je kunt afstuderen op wachtlijsten en op de vraag hoe ze in elkaar zitten, maar dat mag niet de maatstaf zijn voor de daadwerkelijke behoefte aan woningen. Het maakt het echter wel des te lastiger om het goed te organiseren.

Ik kom tot slot op een bijzondere doelgroep die vandaag niet op de agenda staat, namelijk de ontheemde bankiers. Optimistische geesten verwachten dat het financiële centrum van Londen naar Amsterdam zal verhuizen, maar Amsterdam bouwt al tegen de klippen op. Ik heb daar grote waardering voor, maar als Amsterdam het financiële centrum van Europa moet worden, wat moeten we daar dan doen aan de woningmarkt? Ik ga wellicht geheel buiten de orde, maar ik wilde die vraag toch graag stellen.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Het CDA vroeg de Minister om een uitzondering op de passendheidsnorm voor zorgwoningen, maar daar is hij tegen. Het onderzoek van Aedes en ActiZ laat zien dat passend toewijzen de bouw voor ouderen frustreert, maar de Minister wil er niet aan beginnen. De Minister stapt te makkelijk over de bezwaren heen en laat hierdoor de ouderen vreselijk in de steek. Hij stelt dat ouderenwoningen kleiner kunnen en daardoor toch betaalbaar kunnen blijven. Woningen worden echter voor langere tijd gebouwd en moeten daarom ook geschikt zijn voor andere doelgroepen, want anders moeten corporaties woningen bouwen die ze later niet kunnen verhuren als er geen aanbod is van een specifieke doelgroep. Veel zorgwoningen komen voort uit een aanpassing van de bestaande voorraad. De Woningwet maakt het daarnaast voor woningcorporaties moeilijker om samen te werken met zorginstellingen. Is de Minister bereid om voor nieuw te bouwen zorgwoningen een korting toe te passen op de verhuurderheffing, zolang die nog bestaat? Laten we het andersom aanvliegen door woningen te bouwen die door een korting op de verhuurderheffing een goedkopere kostprijs hebben, in plaats van een uitzondering te maken op het passend toewijzen. Deze woningen zijn duurder, maar wel hard nodig. Een korting op de verhuurderheffing kan de huurprijzen laag houden. Kan die korting uit de meeropbrengst van de verhuurderheffing betaald worden in plaats van door andere corporaties, zoals nu het voorstel is?

De ANBO signaleert samen met het aanjaagteam dat ouderen zeer honkvast zijn. Er moeten daarom meer mogelijkheden komen om woningen aan te passen. Daarnaast zou levensloopbestendig bouwen veel meer de norm moeten zijn. Zou een doortastend beleid op het gebied van levensloopbestendig bouwen en woningaanpassing niet veel problemen kunnen voorkomen? Is de Minister bereid om op dat punt nog specifieker beleid te formuleren?

Uit het rapport «Wachten, zoeken, vinden» blijkt dat er zeer grote regionale verschillen zijn. De inschrijf-, zoek- en wachtduur en de slaagkans verschillen sterk. Ze verschillen zelfs zo sterk dat het CDA zich afvraagt of je nog wel kunt volstaan met een wettelijke regeling voor heel Nederland. Uit het rapport blijkt dat de gemiddelde inschrijfduur per regio sterk verschilt, van 2,5 jaar op Walcheren tot 8,7 jaar voor starters in de regio Amsterdam. De zoekduur is echter ook toegenomen. Het CDA wil graag dat dit RIGO-onderzoek jaarlijks wordt gedaan, zodat we trends in de gaten kunnen houden en daarop kunnen sturen. Is de Minister bereid om een jaarlijks onderzoek te laten doen en de Kamer daarover te informeren? Of is er misschien gedacht aan een uniforme registratie, zodat de cijfers van de corporaties elk jaar gemakkelijk op te hoesten zijn?

De Federatie Opvang (FO), GGZ Nederland en anderen hebben een brief geschreven waarin zij stellen graag bij te willen dragen aan het zelfstandig wonen van kwetsbare groepen. Ze constateren een groot gebrek aan betaalbare en geschikte woningen voor hun klanten en vragen tijd om de beschikbaarheid van geschikte alternatieve woonvormen te kunnen realiseren. Wil de Minister c.q. de Staatssecretaris, die daar natuurlijk ook mee te maken heeft, die benodigde tijd geven? De Federatie Opvang zegt dat de wachtlijsten toenemen, maar dat wordt door het kabinet ontkend, althans voor zover wij dat uit de stukken kunnen halen. Wij nemen het signaal van de Federatie Opvang serieus en vragen de Minister wat hij gaat doen om de woningnood aan de onderkant van de woningmarkt aan te pakken om zo dakloosheid te voorkomen. We horen daarnaast uit dezelfde corporatiewereld dat men steeds meer kwetsbare groepen moet huisvesten en dat dit tot steeds meer problemen in wijken leidt. Is dat probleem bekend? Zo ja, wat gaan wij daaraan doen? Als er in die wijken steeds meer problemen komen, ontwricht dat de sociale samenhang, waardoor die wijken geen mooie gebieden meer zijn om in te wonen en te leven.

Ik kom op de huisvesting van vluchtelingen. Dit is een goed moment om te bekijken of het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom, dat vorig jaar op vrijdag 27 november werd gesloten tussen het Rijk en de gemeenten, goed gewerkt heeft. Er zitten op dit moment 16.000 vluchtelingen met een verblijfsvergunning in opvangcentra op een huurwoning te wachten. De gemeenten moeten dit regelen en woningcorporaties worden geacht daarbij te helpen en te ondersteunen. Deze groep krijgt gemiddeld 14% van de sociale huurwoningen toegewezen. In sommige gemeenten verloopt dit echter moeilijk, niet door de schuld van de gemeenten, maar omdat er bijvoorbeeld te weinig aanbod is of omdat er te weinig sociale huurwoningen vrijkomen. Hoe gaat de Minister die gemeenten helpen? Het valt die gemeenten immers niet te verwijten dat er weinig doorstroming is en dat de verdringing op de wachtlijsten groot is door de hoge instroom van statushouders. Bovendien zijn niet alle vrijkomende woningen geschikt om vergunninghouders te huisvesten en willen de gemeenten daarnaast zorgen voor een goede spreiding. Wat is het antwoord van de Minister op die problemen?

Veel corporaties geven aan dat bestaande regelgeving hen tegenwerkt, zoals de strenge eisen uit bouwbesluiten en bestemmingsplannen. Wij hadden het idee dat dit voor een groot deel verlicht was door de recente wijzigingen, maar we krijgen deze signalen toch nog steeds binnen. Wil de Minister daarom alsnog in overleg treden met VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) en Aedes om die problemen te analyseren en waar mogelijk te elimineren?

Uit de jongste cijfers blijkt dat gemeenten steeds meer achterstand oplopen bij het huisvesten van statushouders. Gemeenten moeten in de tweede helft van dit jaar 23.000 vergunninghouders huisvesten en daar komt de achterstand uit de eerste helft van dit jaar nog bij, waardoor het totaal oploopt tot 28.000 vergunninghouders. Het CDA ziet dit spaak lopen. We lopen bij de huisvesting van statushouders achter op de programma's. Ik hoor graag van de Minister hoe hij hiertegen aankijkt. Ziet hij nog een lichtje aan de horizon verschijnen? Denkt hij dat het dit jaar toch nog gaat lukken om de huisvesting van statushouders voor elkaar te krijgen?

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat op de dag dat Otwin van Dijk afscheid neemt, de Partij van de Arbeid in haar inbreng de nadruk legt op wonen en zorg. De Partij van de Arbeid streeft naar een inclusieve samenleving waarin mensen centraal staan en de regie over hun eigen leven kunnen behouden, ook als ze zorg of ondersteuning nodig hebben. Mensen moeten langer thuis kunnen blijven wonen, maar als dat niet meer gaat, moeten ze niet apart worden gezet in een grote instelling in een groot huis aan de rand van de stad of het dorp, waar ze alleen maar lotgenoten tegenkomen en waar ze door de stopwatchzorg steeds afhankelijker worden. Voordat ze het weten, kunnen ze dingen niet meer zelf, waardoor ze snel hospitaliseren. Als je niet meer thuis kunt blijven wonen, moet je kunnen verhuizen naar een aangepaste of geclusterde woning in je eigen buurt of dorp, als dat enigszins mogelijk is. De verwachting is dat er circa 10.000 van dit soort woningen per jaar bij moeten komen, vanwege de sterke toename van het aantal ouderen met een zorg- of ondersteuningsvraag en de toenemende vraag van andere groepen uit bijvoorbeeld de ggz.

Het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen kreeg in juli 2014 de opdracht aanbevelingen te doen over de vraag op welke manier er aan deze taakstelling voldaan zou kunnen worden. Deze opgave vraagt vanuit de gedachte van een inclusieve samenleving om een andere aanpak en om een cultuuromslag bij gemeenten, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, welzijnsorganisaties en alle andere organisaties in de eerste lijn. Het aanjaagteam ziet een regierol weggelegd voor de gemeenten. Zij moeten met alle partijen domeinoverstijgende woonzorgvisies opstellen en de regie nemen in de uitvoering. De Partij van de Arbeid wil dat er, net als in de volkshuisvesting, op basis van die visies prestatieafspraken gemaakt kunnen worden met zorgverzekeraars en zorgaanbieders, uiteraard met de betrokkenheid van bewoners en mantelzorgers. Zijn de bewindspersonen bereid om die weg te volgen?

De Partij van de Arbeid wil bevorderen dat er door nieuwbouw of aanpassing op centrale plekken in buurten en dorpen gemengde complexen beschikbaar komen, waar mensen met een intensieve zorg- of ondersteuningsvraag kunnen wonen naast mensen die nog vitaal zijn of alvast willen voorsorteren op een mogelijke toekomstige ondersteuningsvraag. Er moeten in de wijken ook intramurale voorzieningen komen, voorzieningen om het volledige pakket thuis te krijgen en kleinere verpleeghuisjes, indien mogelijk. Er zijn daarvan prachtige voorbeelden te vinden in Nederland.

De overgang naar kleinschalige zorg vraagt om oplossingen die dwars door de financieringssystemen heen gaan, zoals de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning), de Wlz (Wet langdurige zorg) en de Zvw (Zorgverzekeringswet). Acht de Staatssecretaris het mogelijk dat er in de wijken op korte termijn samenwerkingsverbanden komen in plaats van concurrentie? Acht hij het mogelijk dat zorgaanbieders gaan samenwerken en hun medewerkers laten deelnemen aan multidisciplinaire teams met vergaande eigen bevoegdheden, veel minder bureaucratie en misschien zelfs wel met lumpsumfinanciering? Op die manier wordt het werk voor de mensen in de zorg weer een beetje leuk. We moeten af van schotten, concurrentie en bureaucratie. Als het de bestaande en in onze ogen vaak veel te grote organisaties niet lukt om de zorg dichter bij de mensen te brengen, moeten we het met nieuwe vormen proberen, naar voorbeeld van Buurtzorg of kleine, zelfstandige en integraal opererende wijkteams die de basiszorg of -ondersteuning regelen. Gemeenten moeten ook de ruimte geven aan initiatieven van mensen die individueel of samen met anderen willen anticiperen op hun toekomstige zorg- of ondersteuningsvraag, of die van hun kinderen of ouders, door huidige woningen aan te passen of door te besluiten te verhuizen naar een geschikte andere woning.

De blijverslening is er gekomen mede dankzij een PvdA-motie. Kan de Minister zijn invloed aanwenden zodat gemeenten die lening ook daadwerkelijk gaan verstrekken?

Wat kan de Minister doen om ervoor te zorgen dat nieuwe woonvormen, zoals meergeneratiewonen, oudereninitiatieven en woonzorgcoöperaties makkelijker van de grond kunnen komen?

De Partij van de Arbeid is niet enthousiast over de roep tot het ombouwen van vrijwel al het leegkomende zorgvastgoed tot extramuraal wonen voor mensen met een ondersteuningsvraag. Lang niet al die gebouwen zijn geschikt, bijvoorbeeld omdat ze te groot zijn, vaak op verkeerde plekken staan en vaak ook helemaal niet passen bij het streven naar kleinschalige zorg. Er moet natuurlijk wel zorgvuldig worden omgegaan met het zorggeld dat in die gebouwen zit, maar soms is afboeken onvermijdelijk en kan het veel slimmer zijn om die gebouwen niet geforceerd in te zetten voor mensen met een zorgvraag, maar juist voor andere doelgroepen. Naar onze mening zou het heel erg helpen als het College sanering zorginstellingen (CSZ) minder rigide zou opereren.

De Partij van de Arbeid maakt zich grote zorgen over de stapeling van kosten voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag. Vroeger leverde je je AOW in en woonde je all-inclusive. De benodigde diensten waren gratis en je hield per maand ongeveer € 275 aan zakgeld over. Maar als je nu zelfstandig woont, heb je opeens veel minder vrij te besteden. De Partij van de Arbeid vindt dat de zakgeldnorm ook zou moeten gelden voor nieuwe vormen van wonen en zorg. Zijn de bewindslieden bereid te onderzoeken aan welke knoppen er gedraaid kan worden om dit mogelijk te kunnen maken?

Betaalbaarheid is ook de reden voor de invoering van het passend toewijzen. Het voorkomt dat huishoudens een onevenredig deel van hun inkomen aan wonen moeten besteden, maar er zijn geen aangepaste of geclusterde woningen te vinden beneden € 586. Het mag niet zo zijn dat mensen met een laag inkomen worden uitgesloten van aangepast of geclusterd wonen en er een scheiding komt tussen arme en rijke complexen, zodra je ondersteuning nodig hebt. Ik wil mijn aangehouden motie op dit punt aanpassen en ik heb daarvoor een aantal oplossingen bedacht. Ik begin met een eenvoudig voorstel: waarom krijgen mensen met een laag inkomen, maar met een vermogen door bijvoorbeeld de verkoop van hun woning, niet gewoon toegang tot die woningen? Waarom vragen we de corporaties niet om een lagere huur te berekenen voor huishoudens met een laag inkomen? Waarom kijken we niet nog eens naar het percentage extra huurtoeslag dat mensen met een beperking krijgen als ze een indicatie hebben? Waarom kijken we niet naar de gemeenten die nog een dikke pot hebben vol met WTCG-gelden (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)? Zouden die gemeenten niet ook aanvullend iets kunnen betekenen, zodat mensen met een laag inkomen toegang kunnen krijgen? Of kan er vanuit de Wet langdurige zorg niet toch voor extra vierkante meters aan infrastructuur gezorgd worden, zodat die complexen weer wat goedkoper kunnen worden?

De voorzitter:

En uw laatste zin is?

De heer Albert de Vries (PvdA):

Zou de vrijstelling van de verhuurderheffing ook kunnen gelden voor woningen die bewoond worden door mensen met een zorg- of ondersteuningsindicatie?

De voorzitter:

Dank. Uw spreektijd is voorbij.

De heer Ronnes (CDA):

Ik hoor de Partij van de Arbeid weer de suggestie doen om mensen die een vermogen hebben, doordat ze bijvoorbeeld hun woning verkocht hebben, toch toegang te geven tot een duurdere zorgwoning. Het CDA heeft eerder op dat punt een motie ingediend, waarin het de regering verzocht om een uitzondering te maken op het passend toewijzen, zodat mensen op vrijwillige basis toch toegang zouden kunnen krijgen. De Partij van de Arbeid stemde toen tegen, maar mag ik uit de woorden van de heer De Vries concluderen dat hij de motie wel steunt als ik die opnieuw indien?

De heer Albert de Vries (PvdA):

Uit mijn opmerkingen kan de heer Ronnes opmaken dat wij een totaaloplossing willen voor de mensen met een laag inkomen die nu worden uitgesloten van de toegang tot zorgwoningen of geclusterde woningen. Een van de mogelijkheden binnen die totaaloplossing is dat mensen met een laag inkomen en een vermogen alsnog toegang krijgen. Maar dan is er nog geen oplossing voor mensen met een laag inkomen, zonder vermogen. Wij willen graag een totaaloplossing.

De heer Ronnes (CDA):

Als we het beste niet kunnen realiseren, moeten we dan niet de next best option realiseren? Ik vraag mij daarom af of wij onze motie niet toch opnieuw in stemming moeten laten komen.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Dat is wellicht helemaal niet nodig, want wij hebben op dit punt nog een aangehouden motie. Ik ga zoeken naar de beste formulering om ervoor te zorgen dat die motie straks wordt aangenomen. Ik wil de motie graag aanstaande donderdag in stemming laten komen en dan kunnen we samen bekijken op welke manier we voor een meerderheid kunnen zorgen.

De heer Bashir (SP):

Op de agenda staat ook het rapport «Wachten, zoeken en vinden». Veel mensen wachten en zoeken, maar vinden gaat de afgelopen tijd steeds moeilijker, mede dankzij de PvdA-fractie. Vindt de heer De Vries het acceptabel dat de wacht- en zoektijden alleen maar zijn toegenomen? Wat gaat hij doen om het tij te keren?

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik geef een iets ander antwoord dan mijn VVD-collega. Ik neem de problemen echt serieus. Ik zie ook dat de wachttijden oplopen, alhoewel de schaarste in sommige gebieden in ons land natuurlijk groter is dan in andere gebieden. We bespreken morgen een brief waarin allerlei voorstellen staan om de voorraad goedkope huurwoningen uit te breiden, bijvoorbeeld een korting op de verhuurderheffing. Ik heb daarvoor gestreden en ik ben er trots op dat dit er nu aan komt. Ik denk dat er kansen liggen om de wachttijden drastisch te bekorten.

De heer Bashir (SP):

Ik ben blij dat de PvdA-fractie erkent dat de problemen groter zijn geworden.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat 50PLUS het vooral wil hebben over het huisvesten van ouderen. Ik ben overigens heel blij met de opmerkingen die ik van sommige collega's heb gehoord.

Ouderen wonen steeds vaker en langer zelfstandig door de hervorming van de langdurige zorg, ook als ze een zorgvraag hebben. Mensen worden steeds ouder en daarom zullen er steeds meer ouderen, al dan niet hulpbehoevend, een geschikte woning nodig hebben. Maar helaas zijn die er niet in voldoende mate. De meningen over de precieze aantallen verschillen, maar het is voor iedereen duidelijk dat er sprake is van een tekort.

Voor de beschikbaarheid van geschikte woningen en de ontwikkeling van nieuwe woonvormen voor ouderen met een zorgvraag is het van groot belang dat de landelijke overheid de aanjaagrol blijft vervullen. Uit de rapportage is duidelijk geworden dat vooralsnog niet alle betrokken partijen in voldoende mate hun verantwoordelijkheid nemen. De Minister wil dit maatschappelijke probleem aan de markt overlaten, maar wat 50PLUS betreft is het probleem daarvoor echt te groot. Is de Minister bereid om vanuit de overheid de aanjaagrol voor langere tijd op zich te nemen of te continueren?

50PLUS gaat ervan uit dat de Minister er nu geen bezwaren meer tegen heeft om een meerjarig en landelijk actieplan voor ouderenhuisvesting in het leven te roepen, naar analogie van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting. Dat plan heeft effect gehad en daar is 50PLUS blij mee. De positie van jongeren op de woningmarkt is immers ook moeilijk genoeg. Het is de taak van de overheid om goede randvoorwaarden te scheppen. Ik wil daarop graag een reactie.

Ik kom op de betaalbaarheid van geschikte woningen, want zoals bekend rijzen de huren de pan uit. Veel mensen met een laag inkomen die in een huurwoning wonen, betalen een onevenredig groot deel van hun inkomen aan woonlasten. De verhuurderheffing is hier mede debet aan. Voor veel ouderen nemen daarnaast de zorgkosten toe. De Federatie Opvang meldt dat zij een stijgend aantal aanmeldingen van ouderen ontvangt, omdat zij hun stijgende woon- en zorglasten niet meer kunnen opbrengen. Dat is verontrustend.

Door het gebrek aan betaalbare woningen stromen mensen tevens moeilijker uit. Is de Minister het met 50PLUS eens dat dit een averechts effect is van het overheidsbeleid? Wij vragen de Minister om samen met de Staatssecretaris van VWS direct en concreet actie te ondernemen. Ik wil daarop graag een reactie.

Ik kom op het zorgvastgoed. Door het langer thuis wonen zijn veel woningen in voormalige verzorgingshuizen verhuurd. Deze mensen wonen formeel zelfstandig en betalen huur, maar hebben geen voorzieningen. Ook hierbij speelt de verhuurderheffing een discutabele rol. Door deze heffing stellen eigenaars minder geld beschikbaar voor de ontwikkeling van kwalitatief goede ouderenhuisvesting op korte en langere termijn. Investeringen in nieuwe woonzorgconcepten, brandveiligheid en onderhoud komen onder druk te staan, terwijl die juist hoognodig zijn voor zowel de huidige als toekomstige bewoners. Die woningen moeten immers wel aan een aantal voorwaarden voldoen. ActiZ stelt dat er juist in deze complexen vaak mensen wonen met een laag inkomen, die een hogere huur helemaal niet meer kunnen opbrengen. 50PLUS wil sowieso van de verhuurderheffing af, maar dat geldt zeker voor zorgwoningen in voormalige verzorgingstehuizen. Een andere optie is de toepassing van de wettelijke regeling waarmee de verhuurderheffing wordt verminderd, die overigens in 2017 afloopt. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?

Hetzelfde geldt voor seniorencomplexen waarin bewoners hun appartement huren. Welke mogelijkheid ziet de Minister om deze categorie woningen vrij te stellen van de verhuurderheffing of te laten vallen onder de verminderingsregeling, en om vast te leggen dat het vrijgevallen deel geïnvesteerd moet worden in het onderhoud en de brandveiligheid van het gebouw? De Brandweeracademie constateerde onlangs opnieuw dat er aanvullende eisen en maatregelen nodig zijn voor deze groep woningen, omdat er in deze woonvorm veel mensen wonen met een verminderde zelfredzaamheid en mobiliteit. Wat vindt de Minister tot slot van het idee van ActiZ om deze categorie woningen uit te zonderen van het passend toewijzen?

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Er staat een breed scala aan onderwerpen op de agenda. Ik constateer met de heer Van der Linde dat een aantal dingen heel erg goed gaan, zoals de studentenhuisvesting, dus daar ga ik het niet over hebben.

Ik begin met de wachtlijsten. Ik dank RIGO voor het onderzoek, want daardoor krijgen we eindelijk een beeld van de wachtlijsten en de zoekduren in de verschillende regio's in Nederland. We hebben het er vaak over gehad, maar we moesten elke keer goed zoeken naar betrouwbare cijfers. Nu hebben we er eindelijk een beeld van. Uit het onderzoek blijkt dat de regionale verschillen heel erg groot zijn en dat er een heel groot verschil is tussen de inschrijvingsduur en de echte zoektijd. 65% van de mensen die staan ingeschreven als woningzoekenden, heeft het afgelopen jaar helemaal niet gereageerd. Ze willen inschrijvingsduur opbouwen om zo hoger op de lijst te komen. Ik begrijp dat heel goed, maar dat geeft ook aan dat de cijfers heel erg vervuild zijn. Ik wilde een interruptie van de heer Bashir voor zijn, maar ik hoor dat hij al door zijn interrupties heen is.

Ook ik ben het eens met de heer De Vries dat er bijgebouwd moet worden om zo de wachtlijsten aan te kunnen pakken en ervoor te zorgen dat mensen kunnen doorstromen naar goede en betaalbare woningen. Dat geldt niet alleen voor goedkope sociale huurwoningen en zorgwoningen, maar ook voor huurwoningen in het middensegment. We gaan het er morgen uitgebreid over hebben tijdens de evaluatie van de verhuurderheffing, maar uit de studie van de wachtlijsten die nu op tafel ligt, blijkt heel duidelijk dat er nog steeds sprake is van een probleem.

Ik vind het idee van de heer Ronnes om dit periodiek te laten onderzoeken interessant, maar ik weet niet of het noodzakelijk is om dat onderzoek jaarlijks te laten uitvoeren. Het lijkt mij in ieder geval verstandig om de vinger aan de pols te houden om te bekijken hoe de wachtlijsten ervoor staan, ook al verschilt dat per regio. We hebben het hier immers vaak over die wachtlijsten, maar het ontbreekt ons nogal eens aan betrouwbare cijfers. Ik wil daar graag een reactie op.

Ik kom op de statushouders. De heer Ronnes gaf al aan dat gemeenten de taak hadden om in het eerste halfjaar 23.400 statushouders te huisvesten. Uit de laatste cijfers die wij hebben gekregen, blijkt dat er in de periode tot 1 mei 11.079 statushouders zijn gehuisvest, een percentage van 47. Ik wil van de Minister voor Wonen en Rijksdienst weten wat de huidige stand is. Hoe gaan we verder met alle wetsvoorstellen die er liggen over de urgentiestatus? En hoe gaan we verder met de motie van de heer De Vries, die de regering opriep om 100.000 tijdelijke woningen te bouwen om zo ook onder anderen statushouders te kunnen huisvesten? Wat is volgens de Minister de huidige stand van zaken? En hoe kunnen we voorkomen dat het probleem groter wordt?

Ik stap over naar mijn derde punt. Ook ik vond het rapport van het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen (AJT) zeer lezenswaardig en goed. In de stukken van de Minister zie je ook dat er op lokaal heel veel aandacht is voor dit onderwerp. Dat juich ik van harte toe. Ik ben het met de heer De Vries eens dat er een cultuuromslag nodig is, dat het echt in het DNA van de lokale verantwoordelijkheid moet komen om hier veel meer aandacht voor te hebben. Ik vond het opvallend dat het aanjaagteam voorstelt om niet alleen maar met een woonvisie te komen, maar ook met een zorgvisie. Sterker nog: het aanjaagteam stelt voor om die zorgvisie ook in de wet te verankeren. Dat sluit een beetje aan op de opmerkingen van de heer De Vries, bijvoorbeeld zijn vraag hoe je prestatieafspraken kunt maken over de voortgang daarvan. Het kabinet is daar niet enthousiast over en vindt het echt een lokale verantwoordelijkheid. Vanuit de visie die we hier hebben neergelegd begrijp ik dat, maar gegeven het belang van dit onderwerp en gegeven de urgentie, waar de drie vorige sprekers op zijn ingegaan, wil ik toch een reactie van het kabinet hebben op de vraag waarom het niet toch verankerd wordt in de lokale woon-/zorgvisies om dit meer handen en voeten te geven.

Ik ga verder met het onderwerp passend toewijzen en zorgwoningen. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer De Vries daarover. De aangepaste woningen zijn vaak duurder dan de normale woningen. Mensen met een laag inkomen lopen het gevaar er niet meer tussen te komen, omdat die woningen er gewoon niet zijn. Ik vond het opvallend dat in de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst de aangedragen voorbeelden, onder andere door ActiZ, allemaal voorbeelden waren van heel dure zorgwoningen, die deels in de Wlz hoorden. Dat waren juist niet de woningen waarover de heer De Vries het in zijn motie had, zo begreep ik. Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van beide bewindspersonen op de suggesties van de heer De Vries, bijvoorbeeld de vermogenstoets. Leidt het meetellen van het vermogen bij het toewijzen van woningen tot ruimte in het passend toewijzen om mensen toch een kans te geven om zo'n woning te huren? Ik krijg daar graag een reactie op.

Tot slot. Ik sluit me aan bij heel veel zaken die eerder zijn gezegd, want ik heb dezelfde onderwerpen. Allereerst maak ik een opmerking over de uitstroom uit de maatschappelijke opvang. Platform31 onderzoekt op dit moment op welke wijze de doorstroom vanuit de maatschappelijke opvang en vanuit beschermd wonen naar gewoon wonen het beste geregeld en bevorderd kan worden. Ook daarvoor geldt dat het een knelpunt is dat er onvoldoende betaalbare huurwoningen zijn. Kan het kabinet aangeven wat de voortgang op dat punt is? Zijn daar nieuwe cijfers, nieuwe inzichten over?

In het algemeen overleg over de ggz van 26 mei – ik denk dat de Staatssecretaris daarbij is geweest – is ook gevraagd om een reactie op een artikel uit de Zorgvisie, waarin staat dat er enorme verstopping is bij de daklozenopvang en bij beschermd wonen. Nu zegt de Minister: dat is natuurlijk weer de lokale verantwoordelijkheid van de gemeenten en dat moeten ze ook daar oplossen. Maar ook hiervoor geldt, in aansluiting op wat ik eerder heb gezegd, dat het wel een belangrijk onderwerp is, waarover we ons hier in Den Haag allemaal zorgen maken en waarbij we de vinger aan de pols willen houden, maar waarbij het gevoel toch is dat het elke keer wordt afgeschoven. Dat klinkt zo negatief, maar het gevoel is dat we weinig kunnen doen om dit handen en voeten te geven, om prestatieafspraken te maken en om een vinger aan de pols te houden. Ook daar krijg ik graag een reactie op. Wat is de voortgang op dat punt?

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Er staan heel veel onderwerpen op de agenda. Ik wil het hebben over studentenhuisvesting, over wonen met zorg en tot slot over de wachtlijsten.

Wat betreft de studentenhuisvesting, lees ik dat het platform studentenhuisvesting blijft bestaan. Dat is goed nieuws, maar er komt toch geen nieuw actieplan. De urgentie daarvoor zou er namelijk niet langer zijn. Dat vind ik raar, want ik zie wel degelijk urgentie. De urgentie betreft misschien niet zozeer de hoeveelheden, hoewel het in sommige steden nog beter zou kunnen, als wel vooral de betaalbaarheid. Nog te veel studenten betalen veel te veel voor hun kamer. Ziet de Minister dit ook? En wat gaat hij eraan doen? Wat gaat de Minister doen om de kwaliteit en de veiligheid van studentenkamers te verbeteren? Komt dit ook op de zogenoemde «interne agenda» van het platform? Hoe kan de Tweede Kamer de voortgang blijven volgen?

De Minister heeft een verkenning laten doen naar een register voor onzelfstandige wooneenheden, zoals studentenkamers. Ik vind dat de Minister wel erg snel nee zegt. Is de Minister op zijn minst bereid om te zoeken naar een eenduidige definitie van het begrip «onzelfstandige eenheid»?

Ouderen en mensen met een beperking zitten in de knel. Volgens de Minister voor Wonen moeten ze aankloppen bij een verpleeghuis, maar volgens de Staatssecretaris van VWS moeten ze langer thuis wonen. Ik vraag beide bewindspersonen: hoe kan dat? Eind vorig jaar is een motie (19 637, nr. 2100) van mij aangenomen, waarin om concrete maatregelen werd gevraagd om te komen tot meer betaalbare en geschikte huizen en zorgwoningen. De Kamer is dus duidelijk; de richting is aangegeven. Volgens organisaties als GGZ Nederland en de Federatie Opvang zijn nu 10.000 woningen extra nodig. Ik vraag me ondertussen af: wat heeft de Minister al gedaan en hoeveel betaalbare zorgwoningen zijn er al bij gekomen? De nood is hoog, want de maatschappelijke opvang raakt verstopt. Ik vraag de Minister dan ook nu om actie. Wat gaat hij nu extra doen om ervoor te zorgen dat deze motie, de wens van de Kamer, ook uitgevoerd gaat worden? Ik krijg graag een reactie.

Er is woningnood. Al jaren vraagt de SP-fractie om inzicht in wacht- en zoektijden. Nu, aan het einde van deze regeerperiode, ligt er een rapport, maar intussen is de nood alleen maar gegroeid. Dat wordt ook bevestigd door het rapport. De voorraad goedkope huurwoningen – dan heb ik het over huur tot de kwaliteitskortingsgrens – is bijna gehalveerd. Daarnaast is het aantal verkochte huurwoningen de afgelopen drie jaar toegenomen. Ik vraag de Minister: wanneer gaat dit stoppen? De wachtlijsten zijn gegroeid, tot wel 11 jaar hier en daar; in Amsterdam gaat het bijvoorbeeld om 8,7 jaar, maar er zijn ook plekken waar het 2,5 jaar is. We weten al jaren dat de cijfers lastig vergelijkbaar zijn, maar er moet toch wat gebeuren.

Daarom doen wij de volgende voorstellen. Wat ons betreft moet er een eenduidig systeem voor de verdeling van huurwoningen komen. Woningzoekenden hoeven zich dan niet op verschillende plekken in te schrijven. De verschillen in inschrijfkosten zijn nu erg groot; daarover hebben we eerder Kamervragen gesteld. Wanneer er een duidelijker systeem komt, kunnen hoge kosten worden voorkomen, zowel voor woningzoekenden als voor corporaties. Dit zorgt er tegelijkertijd voor dat mensen mobieler worden en overal op kunnen inschrijven. Wat vindt de Minister daarvan? Ik krijg graag een reactie. Wij vinden ook dat woningzoekenden hun inschrijfduur zouden moeten kunnen meenemen naar een andere gemeente. Zo raken ze geen opgebouwde jaren kwijt. Is de Minister bereid om dit in te stellen? Tot slot vraag ik de Minister om dit onderzoek jaarlijks te herhalen, want we hebben nu een bepaald beeld, maar we willen ook zien wat de ontwikkeling is. Is de Minister bereid om dit onderzoek jaarlijks te herhalen? Ik krijg graag een reactie.

De heer Madlener (PVV):

Ik wil een vraag stellen aan de heer Bashir van de SP. Waarom laat hij onze eigen mensen zo in de steek? Hij zegt namelijk: laat iedereen zich overal inschrijven. Maar hij weet dat dit kabinet een taakstelling aan de gemeenten heeft gegeven om 44.000 asielzoekers te huisvesten. Dat is de grootste oorzaak van de enorme wachtlijsten. Waarom hoor ik de SP daar niet over? Waarom blijft de SP het opengrenzenbeleid maar verdedigen en de asielzoekers voorrang geven? Waarom blijft de SP de eigen mensen maar in de steek laten?

De heer Bashir (SP):

Allereerst een correctie: het gaat niet om asielzoekers maar om mensen die al een verblijfsvergunning hebben. Die krijgen ook het recht om een woning te zoeken. Maar ook al zou je het voorstel van de PVV doorvoeren, namelijk de grenzen dichtgooien, dan nog heb je te maken met wachtlijsten en met mensen die op zoek zijn naar een woning. Dat komt omdat er de afgelopen jaren flink verkocht is, flink geliberaliseerd is en flink gesloopt is, terwijl er weinig bijgebouwd is. Daardoor zijn de wachtlijsten ontstaan. De SP-fractie heeft dan ook vaak voorgesteld dat de ministers flink aan het werk moeten, samen met de gemeenten en woningcorporaties, en dat er woningen gebouwd moeten gaan worden. Ook al zou je de plannen van de PVV doorvoeren, dan heb je die wachtlijsten nog steeds. Ook Nederlanders hebben recht op een woning. Daarom moet er dus flink gebouwd worden. Ik herhaal de oproep dan ook: bouwen, bouwen, bouwen. Daarvoor hebben we ook de middelen, want als je bijvoorbeeld de verhuurderheffing zou inzetten, verlies je aan de ene kant wellicht de verhuurderheffing, maar krijg je aan de andere kant inkomsten binnen in de vorm van de loonbelasting, de btw en de inkomstenbelasting. Het is tegelijkertijd een enorme impuls voor de bouw.

De heer Madlener (PVV):

Ik zou bijna de heer Schaefer aanhalen: in dit geklets kan natuurlijk niemand wonen. Er worden namelijk maar liefst 44.000 mensen gehuisvest, dit jaar! De SP weet net zo goed als iedereen dat je niet zomaar even 44.000 woningen uit de hoge hoed tovert. Niemand kan dat. Dit is dus echt geklets voor de bühne. Het feit blijft dat de SP het opengrenzenbeleid van Nederland – «kom allemaal maar naar Nederland!» – steunt. De mensen in de wijken worden in de steek gelaten door de SP. Daar zijn wachtlijsten ontstaan. En mensen krijgen niet alleen een wachtlijst in hun wijken, maar ook nog een heleboel niet-westerse allochtonen, die de sfeer in de wijk verzieken. Dank u wel, SP!

De heer Bashir (SP):

Dat laatste kan ik niet helemaal volgen, want dan ben ik wel benieuwd naar voorbeelden van waar dat allemaal zou gebeuren. Die wil ik wel graag horen. Maar er moet echt iets gebeuren om de wachtlijsten aan te pakken; daar hebben we het over. Wij hebben dat concreet en vaak voorgesteld. Er moet gewoon meer gebouwd worden. Daarvoor heb je investeringsruimte bij de woningcorporaties nodig. We hebben aangegeven waar dat geld vandaan gehaald kan worden. Er moet flink gebouwd worden. Ik kan het herhalen en herhalen, maar ook al zou je de voorstellen van de PVV om de grenzen dicht te gooien doorvoeren, dan blijven de wachtlijsten van Nederlanders bestaan. Ook dan moet er nog gebouwd gaan worden. Ik heb daarvoor nooit steun gekregen van de PVV. Sterker nog: de PVV zelf heeft mede de verhuurderheffing bedacht in Rutte I. Toen is die ingevoerd, en nu zitten we met die enorme wachtlijsten.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Sorry dat ik iets later was; ik heb dus een deel niet kunnen volgen. Maar goed, waarschijnlijk heb ik toch een uniek geluid, dat nog door niemand anders hier naar voren is gebracht.

Wat wordt Nederland toch ontzettend voor de gek gehouden door dit kabinet. Laten we namelijk niet vergeten dat toen Angela Merkel een open uitnodiging de wereld instuurde – «wir schaffen das» – dit kabinet volgde door die open uitnodiging ook voor Nederland te laten gelden, met een beleid waarbij de grenzen wagenwijd open werden gelaten, wetende dat Nederland die mensen niet op kon vangen. Nederland bleek dus ook behoorlijk populair te zijn onder asielzoekers. Daardoor heeft het kabinet vorig jaar het immigratierecord gebroken: 59.100 asielzoekers kwamen er in 2015 binnen. Het vorige immigratierecord stond op naam van het vorige slechtste kabinet ooit, namelijk Paars I. Toen kwamen er 52.575 asielzoekers ons land binnen. Dit kabinet heeft dus het slechtste kabinet ooit, Paars I, gewoon voorbijgestreefd op het gebied van immigratie.

Terwijl de puinhopen van Paars I nog niet eens zijn opgeruimd, zitten we nu alweer met de puinhopen van Rutte II, want wat een puinhoop heeft dit kabinet van ons mooie land gemaakt! We hebben vele debatten gevoerd, ook in deze commissie, over de gevolgen van het opengrenzenbeleid van dit kabinet voor Nederland, voor de woningmarkt en ook voor de kwaliteit van wonen voor onze eigen burgers in de achterstandswijken. Nederland kon geen 60.000 asielzoekers aan en Nederlandse burgers wilden geen 60.000 laaggeletterde asielzoekers erbij. Nederland wil geen islamitische achterstandswijken en nog meer islamitische achterlijkheid importeren. We hebben het kabinet keer op keer gewaarschuwd voor de desastreuze gevolgen, niet alleen voor de leefbaarheid en de welvaart van ons land, maar ook voor het tekort aan huurwoningen dat zou ontstaan. Vandaag zitten we met de gebakken peren.

De heer Van der Linde (VVD):

Los van de toonzetting herken ik een aantal problemen, maar de situatie is nu wel dat 17.000 mensen met een vergunning in een azc zitten te wachten op een huis. Wat gaat de heer Madlener voor die mensen doen? Je kunt ze namelijk niet onder de brug laten slapen.

De heer Madlener (PVV):

Die mensen zitten nu allemaal in opvanghuizen. Ik zou zeggen: laten we hen desnoods tijdelijk opvangen in tentenkampen, totdat we hen kunnen uitzetten.

De heer Van der Linde (VVD):

Dat klinkt lekker makkelijk, maar die mensen mogen sowieso vijf jaar blijven. Gaat de heer Madlener hen vijf jaar in een tentenkamp zetten? Wil hij dan zo'n tentenkamp naast de deur hebben?

De heer Madlener (PVV):

Van de heer Van der Linde mogen ze vijf jaar blijven. Sterker nog: van de heer Van der Linde mogen ze ook hun hele familie laten overkomen. Dat is precies wat er gaat gebeuren. Al die enorme achterstanden zijn te wijten aan VVD-beleid. In plaats van mij aan te vallen, zou de heer Van der Linden zich diep moeten schamen.

Wat heeft het kabinet gedaan, wetende dat deze tsunami van problemen op de Nederlandse bevolking afkwam? Het kwam met leugens aan de Nederlandse bevolking: nee hoor, er komt geen tekort aan woningen! Keer op keer hoorden we dat: nee, dat valt allemaal wel mee, want we gaan, à la SP, iedereen huisvesten in sobere en goedkope huizen; we gaan extra bijbouwen. De PvdA spande de kroon door vorig jaar te zeggen: wij gaan de komende twee jaar 100.000 sobere woningen bouwen! Nou, er is al een jaar om. Wat staat er? Niks. De PvdA heeft 100.000 woningen beloofd; niemand zou dus last hebben van al die mensen. Het is allemaal geklets gebleken. Ja hoor, ook de PvdA zei: «wir schaffen das».

Mijn mailbox zit overvol met berichten van al die mensen die in grote problemen verkeren, van mensen die onder aan de wachtlijst staan voor een goedkope huurwoning en er nauwelijks nog kans op maken. Dat zijn er heel veel. Op dit moment, vandaag de dag, krijgen asielzoekers nog steeds wettelijk voorrang bij het krijgen van een goedkope huurwoning, terwijl al die Nederlandse woningzoekenden geen woning krijgen. Er zijn op dit moment alleen al 31.000 daklozen in Nederland. Dat zijn er zes keer zo veel als vijf jaar geleden. Dat zijn ook heel veel gewone, normale Nederlandse mensen, die door ongeluk of baanverlies in de problemen zijn geraakt en nu dakloos zijn. Zij krijgen geen woning. Nee, al die asielzoekers hebben voorrang. Dat is nog steeds zo vandaag de dag, ondanks de beloftes van het kabinet, die het gewoon niet waarmaakt. Vorig jaar oktober beloofde Minister Blok de wettelijke voorrang voor asielzoekers te beëindigen. We hadden dat kunnen doen met één amendement, dat ik heb ingediend; dan was het gelijk geregeld. Nee, het moest een wetsvoorstel worden. Dat ligt er nog niet. Pas na het reces wordt het wetsvoorstel behandeld in deze Kamer. We zijn een jaar verder. De mensen worden toch gewoon voor de gek gehouden?

Nu heeft het kabinet weer een taakstelling gegeven om 44.000 asielzoekers te huisvesten in al die gemeenten in Nederland, terwijl die woningen er niet zijn. In veel gemeenten – we hebben daar een rapport over gekregen; dat is te lezen in Binnenlands Bestuur – gaat inmiddels een derde tot de helft van alle beschikbaar gekomen woningen naar asielzoekers. Wachtlijsten lopen op tot acht jaar aan toe. Ik wil één voorbeeld noemen, dat heel schrijnend is. Een agent uit Apeldoorn heeft mij gemaild en ik heb hem gesproken. Die man is financieel en ook medisch in een slechte conditie. Hij krijgt gewoon nul op het rekest, keer op keer. Hij krijgt te horen dat asielzoekers voorgaan. Dat speelt in Apeldoorn; voor de liefhebbers kan ik zijn gegevens bekendmaken. Maar dit is een van de vele mails die ik krijg. Het zijn echt schrijnende gevallen van Nederlanders die niet aan de bak komen. Het gaat om ouderen die een woning zonder trap nodig hebben, om mensen met medische problemen of om mensen in financiële problemen. Zij komen niet meer aan de bak, terwijl dit jaar voor 44.000 mensen alle registers worden opengetrokken. Leden van de ministerraad gaan naar de gemeenten toe en zeggen: u moet dit en u moet dat; huisvest die mensen allemaal in de wijken. Mensen willen dat niet. Al die beloftes van zo veel goedkope woningen zijn gewoon geklets gebleken. Ik kijk ook de woordvoerder van de PvdA aan, want hij kan zich heel goed herinneren – ik heb hier nog een print van het stuk – dat er 100.000 woningen in twee jaar gebouwd zouden worden. Nou, ik ken ze niet. Vooral de Nederlanders moeten hun huis uit en komen niet meer aan de bak. Zij zijn de pineut. Daar laat ik het bij.

De voorzitter:

Ik zie meerdere interrupties. De eerste is van de heer Bashir van de SP-fractie, maar u hebt uw interrupties al verbruikt, mijnheer Bashir.

De heer Bashir (SP):

Oké, voorzitter. Ik kijk even naar de collega's; misschien kunnen zij mijn vraag stellen.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Het verhaal dat de heer Madlener vertelt, vertelt hij ongeacht het onderwerp dat op de agenda staat. Maar op deze agenda staat dat er een grote behoefte is aan wonen en zorg voor mensen met een beperking, die met verpleging enzovoorts in de wijken gehuisvest zouden moeten worden. Ik heb de heer Madlener daar geen woord over horen zeggen. Interesseert de PVV zich niet meer voor onze ouderen, in het bijzonder de ouderen die zorg nodig hebben? Gaat het nu alleen nog maar over statushouders? De heer Madlener gebruikt namelijk ook elke keer het verkeerde woord. Misschien kan hij nog eens even in zijn oren knopen dat het hier gaat om vergunninghouders die gehuisvest moeten worden, dus mensen die een vergunning hebben, en niet om asielzoekers, waarover de heer Madlener steeds praat.

De heer Madlener (PVV):

Houd de mensen toch niet voor de gek! Met of zonder vergunning, het zijn gewoon asielzoekers, die u ons land laat binnenkomen, die dan van u een vergunning krijgen om hier minstens vijf jaar te mogen blijven en die vervolgens van u hun hele familie mogen laten overkomen, terwijl u tegen die Nederlandse daklozen zegt: blijf maar verrotten. Dat is wat u doet. U moet zich daarvoor schamen! Dat geldt ook voor de ouderen, die ik net weer heb genoemd. Als ik zie wat Fleur Agema allemaal voor de ouderen betekent ...

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, wilt u via de voorzitter spreken?

De heer Madlener (PVV):

Ik zeg via de voorzitter dat de PvdA de mensen niet voor de gek moet houden.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik krijg helemaal geen reactie. Ik constateer dat de heer Madlener voortdurend dezelfde grammofoonplaat afdraait, ook als er heel serieuze onderwerpen op de agenda staan, namelijk het goed verzorgen en huisvesten van onze ouderen en van mensen met een beperking. Daarover ligt een heel rapport voor. Daar vindt de PVV kennelijk niks van, omdat ze steeds maar diezelfde grammofoonplaat wil afdraaien.

De heer Madlener (PVV):

Mijn mailbox zit werkelijk vol, ook met berichten van ouderen. Zij zeggen: ik word te oud voor de trap, ik moet een woning met een lift of een benedenwoning hebben. Zij komen niet meer aan de bak. Dat komt omdat er van de PvdA dit jaar 44.000 asielzoekers gehuisvest moeten worden. Nou, zo veel ouderen staan er niet eens op de wachtlijsten! De PvdA laat alle Nederlandse mensen in de steek, of je nou oud of jong bent of een beperking hebt. Een woning kan maar één keer vergeven worden. We hebben een schaarste, een tekort aan goedkope woningen. Daarover zijn we het allemaal eens. Als je 44.000 van die zo schaarse woningen aan asielzoekers geeft, staan de ouderen met een beperking, de ouderen zonder een beperking, de jongeren en iedereen die een woning nodig heeft, in de kou. Dat is wat hier gebeurt.

De voorzitter:

Ik constateer dat we aan het eind van de eerste termijn van de Kamer zijn gekomen.

De vergadering wordt van 18.26 uur tot 18.38 uur geschorst.

De voorzitter:

Zoals afgesproken, is het woord eerst aan de Staatssecretaris van VWS, de heer Van Rijn. Ik spreek met de leden af dat we in totaal, dus ook met de Minister, drie interrupties hebben. Toen was het stil; iedereen is het daar dus mee eens!

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Er zijn een aantal vragen aan mijn adres gesteld, met name over langer zelfstandig wonen en de verdere consequenties daarvan. Ik zal proberen om de Kamerleden successievelijk zo goed mogelijk antwoord te geven.

De heer Van der Linde wees erop dat langer zelfstandig wonen natuurlijk effecten heeft voor de woningmarkt. Ik denk dat het goed is om over het langer zelfstandig wonen op te merken, ook in de richting van de heer Krol, dat ik nog steeds heel vaak hoor zeggen: dat komt door de hervormingen. Ik blijf er toch op wijzen dat de tendens naar langer zelfstandig wonen en langer thuis wonen sinds de jaren tachtig gaande is. Het aantal verzorgingshuisplekken is sinds die tijd gehalveerd, terwijl het aantal 80-plussers is verdubbeld. We zijn in de zorg bezig om de consequenties daaraan te verbinden en om ervoor te zorgen dat het beter georganiseerd wordt. Daar is langer thuis wonen, met allerlei aanpassingen die voor de zorg nodig zijn, inderdaad een onderdeel van.

De heer Ronnes maakte een opmerking over de signalen van de Federatie Opvang dat de wachtlijsten toenemen. Dit punt is expliciet besproken met de VNG en de Federatie Opvang, want doorstroming is inderdaad noodzakelijk voor een goed functioneren van de maatschappelijke opvang. We zijn op twee fronten bezig om daarover afspraken te maken. Enerzijds moet het bij de maatschappelijke opvang niet alleen maar om de opvang gaan, maar moet er ook worden nagedacht over de vraag wat goede zorg is. Vaak spelen er namelijk andere problemen, die naar aanleiding van de opvang bovenkomen. Anderzijds moet er huisvesting zijn, want als er geen doorstroming is, stagneert de maatschappelijke opvang. Sterker nog: in heel veel gevallen is huisvesting ook het probleem. Er zijn allerlei projecten rondom de maatschappelijke opvang, bijvoorbeeld Housing First, waarbij gezegd wordt: laten we er eerst voor zorgen dat er huisvesting is, zodat je daarna weer aan de verdere problemen kunt werken.

Voor zover er een woonbehoefte voortvloeit uit de maatschappelijke opvang, is het natuurlijk heel goed dat gemeenten die in hun woonvisie meenemen. We moeten het eigenlijk heel simpel zien als een element in de ontwikkeling van de woonbehoeften. Als gemeenten prestatieafspraken maken met woningcorporaties, moet dat onderdeel van de woonbehoeften gewoon worden meegenomen. Sterker nog: ik kan mij voorgestellen dat het, gelet op de taakstelling van corporaties, voor hen ook echt een primaire doelgroep is om sociale woningen voor te realiseren. Als de vraag stijgt als gevolg van bijvoorbeeld de opvang, moet dat ook in de woonvisie worden meegenomen.

De heer De Vries en ook de heer Koolmees vroegen nog naar de zorgvisies. Ik denk dat dat wel een terecht punt is, omdat een gemeente die gaat nadenken over de ontwikkeling van de woonbehoefte ook een visie dient te hebben op de ontwikkeling van de zorg. Nu de gemeenten een extra verantwoordelijkheid hebben gekregen voor ondersteuning thuis, denk ik dat het heel goed is dat het ook op gang komt dat gemeenten met zorgaanbieders en met woningcorporaties afspraken maken over de manier waarop zich dat dient te ontwikkelen. Ik zou dat een heel goede zaak vinden. Collega Blok en ik hebben ook tegen de gemeenten gezegd: als je zo'n woonvisie ontwikkelt, zorg er dan voor dat je je zorgvisie daarin meeneemt, zodat het, als je prestatieafspraken maakt met woningcorporaties en overleg voert met zorgaanbieders, steeds meer een integrale visie wordt. Ik denk dat dat ongelooflijk belangrijk is. Je ziet meer en meer gemeenten dat ook doen. Wij ondersteunen dat ook. Wij stimuleren gemeenten op dit punt; dit in antwoord op specifieke vragen van de heer De Vries. Wij zijn ook bereid om die weg te blijven volgen.

De heer Ronnes (CDA):

Ik hoor de Staatssecretaris beschrijven hoe dat proces in werkelijkheid zou moeten gaan: gemeentes moeten in hun woonvisies en in hun prestatieafspraken er nadrukkelijk voor zorgen dat voor die groep voldoende huisvesting beschikbaar is. Maar is er ook een beeld van de manier waarop dat op dit moment in de praktijk gaat? Wij ontvangen signalen dat we op dit punt ver achter de feiten aan lopen. In een eerdere fase heb ik ooit al via de Minister gevraagd of hij ons eens inzicht kan geven in de voortgang van de woonvisies en de prestatieafspraken. Ik denk dat we daar echt wat dichter op moeten gaan zitten om te bekijken of er ook voldoende volume gecreëerd wordt. Is daar iets over te zeggen?

Staatssecretaris Van Rijn:

In de commissie voor VWS wordt regelmatig gesproken over hoe het nu staat met de maatschappelijke opvang, met name: verandert de vraag? Je ziet namelijk dat de samenstelling van de vraag naar maatschappelijke opvang soms verandert. Nu doen ook andersoortige groepen daar een beroep op. Nu doen bijvoorbeeld meer mensen vanwege economische omstandigheden een beroep op de maatschappelijke opvang; dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld mensen met een psychische problematiek. Dat bekijken we heel sterk. Met de Federatie Opvang en de VNG bekijken we wat goede voorbeelden zijn om de doorstroom verder te bevorderen. We bekijken ook of er voldoende woningen beschikbaar worden gesteld. Ik zei net al: hét instrument daarvoor is om op lokaal niveau prestatieafspraken te maken. Die zijn daarvoor. We moeten dit niet als een heel specifiek onderdeel beschouwen, maar als een gewoon onderdeel van de woonbehoefte die zich lokaal en regionaal ontwikkelt. Het zou dus onderdeel moeten zijn van de prestatieafspraken.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Mijn vraag strekte niet alleen tot de prestatieafspraken die gemeenten met corporaties maken. Als gemeenten een mooi woon-zorgcomplex willen bouwen, zijn ze ook afhankelijk van de inbreng van de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars. Mijn vraag was eigenlijk: zouden we dat niet, net zoals bij de corporaties, wettelijk moeten regelen met de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders? Zo kan een gemeente daadwerkelijk de integrale regierol op zich nemen.

Staatssecretaris Van Rijn:

Net als in de volkshuisvesting kun je niet tegen gemeenten zeggen: gij zult met een visie komen. Overigens moeten gemeenten in de praktijk, omdat zij op grond van de Jeugdwet en de Wmo verantwoordelijk zijn voor de zorginkoop voor de ondersteuning thuis, hun beleidsvisie ten aanzien van de zorg met de gemeenteraad bespreken. Onze suggestie, en zo begrijp ik ook die van de heer De Vries, is om dat te combineren. Zorg ervoor dat gemeenten het ontwikkelen van een woonvisie en een zorgvisie combineren, en dat ze niet alleen met woningcorporaties maar ook met zorgaanbieders overleggen. Dat doen ze ook. Ze zijn daartoe ook gehouden. Ze kopen ook zorg in. Ik denk dat wij het zeer eens zijn met de suggestie van de heer De Vries om te bevorderen dat dat meer integraal gebeurt. Dat stimuleren wij ook.

We doen dat ook op een andere manier, bijvoorbeeld door de verbinding te leggen tussen de eerstelijnszorg en het sociaal domein en door meer en meer verbinding te leggen tussen gemeenten en zorgverzekeraars. Zoals de heer De Vries wellicht weet, is er ook een werkgroep van zorgverzekeraars en gemeenten aan de gang om te inventariseren op welk punt zij elkaar nu raken en op welk punt zij meer integrale afspraken moeten maken over de domeinen heen. De heer De Vries kan zich voorstellen dat er natuurlijk een samenhang is tussen wat de infrastructuur van verpleeg- en verzorgingshuizen in de buurt betekent voor de ondersteuning thuis en de rol die de instellingen kunnen spelen in buurten en wijken. Ze moeten niet meer als gescheiden eenheden worden gezien: dit is wonen, dit is zorg en dit is zware zorg. Ze moeten veel meer vanuit een integrale visie worden benaderd. Wij zijn zeer bereid om dat te stimuleren en te ondersteunen. Wij bekijken met de VNG, en overigens ook met Aedes en de zorgaanbieders, of we dat verder kunnen brengen.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik ben blij om te horen dat de Staatssecretaris zo'n eind deze kant op denkt. Ik heb zelf met dit bijltje gehakt, al is dat weer een hele tijd geleden. Ik probeerde om gemeenten, corporaties en zorgaanbieders bij elkaar te krijgen. Het was allemaal heel moeilijk, maar het was vooral heel erg moeilijk met de zorgverzekeraars, omdat die allemaal hun eigen trajecten, afspraken en bureaucratie hebben. Ik geloof er dus niet zo in dat dat helemaal vanzelf tot stand komt als je dat niet net zoals bij de corporaties in de wet vastlegt. Dat antwoord mis ik nog; voor de rest denk ik dat we het grotendeels met elkaar eens zijn.

Staatssecretaris Van Rijn:

Misschien moet ik op één puntje nog specifieker zijn: in de Zorgverzekeringswet is vastgelegd dat de zorgverzekeraars het vormgeven van hun beleid moeten afstemmen met de gemeenten. In de Wmo is vastgelegd dat gemeenten het ontwikkelen van hun beleid moeten afstemmen met de zorgverzekeraars. Zo hebben we die spiegelbepaling met elkaar gemaakt. Overigens zitten in het zogenoemde Jongeriusberaad alle directeuren sociaal beleid van de gemeenten en directeuren zorginkoop van de verzekeraars bij elkaar om te bekijken op welk punt ze elkaar raken. In die zin zijn er dus wettelijke mogelijkheden. Het is altijd lastig om wettelijke mogelijkheden af te dwingen: gij zult samenwerken. Gelukkig constateer ik dat in de praktijk, mede gestimuleerd door die wettelijke bepalingen, maar ook door wat er in de praktijk gebeurt, de wederzijdse belangen ook worden ingezien. Wij zullen eraan blijven sjorren om dat verder voor elkaar te krijgen. Er zijn overigens heel goede voorbeelden, koplopers, van gemeenten die concrete doelen en lokale en regionale cijfers hebben opgenomen en waarbij zorgaanbieders, woningcorporaties en verzekeraars bij elkaar zijn gaan zitten om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen, ook over de toekomstige infrastructuur. Wij stimuleren dat zeer.

De heer Krol maakte een aantal opmerkingen over het langer thuis wonen en hij vroeg of wij de aanjaagrol daarbij zouden willen blijven vervullen. Dat willen we zeker doen. Zoals de Kamer heeft kunnen lezen, heeft het aanjaagteam ons aanbevolen om lokale en regionale partijen te faciliteren. Het is nu heel essentieel om, zoals het aanjaagteam ook zegt, ervoor te zorgen dat dit verder op lokaal en regionaal niveau gaat plaatsvinden, omdat niet alle lokale en regionale partijen beschikken over bijvoorbeeld de juiste cijfers. Hoe zit het met onze woningmarkt? Hoe zit het met de zorgvraag? Hoe gaan we dat combineren? We zijn daar graag toe bereid en samen met de VNG, ActiZ, de Federatie Opvang en Aedes starten we een verkenning om te bepalen wat de agenda moet zijn en welke cijfers noodzakelijk zijn. We zullen daarbij zo veel mogelijk gebruikmaken van bestaande bronnen.

De heer Krol stelde ook nog een aantal vragen over het zorgvastgoed. Het is interessant om te zien dat op dat punt een nieuwe ontwikkeling plaatsvindt. Ik geloof dat we een tijdje terug nog heel veel hebben gedebatteerd over ongeveer 800 zorginstellingen die zouden gaan sluiten. Dat blijkt in de praktijk niet het geval. In recent onderzoek van ActiZ, van juni 2016, staat dat ongeveer de helft van de zorgaanbieders in de afgelopen drie jaar is overgegaan tot het verhuren van leeggekomen intramurale plekken. Een minderheid verwacht dat in de toekomst nog verder te doen. Ongeveer 150 tot 200 locaties zijn inderdaad gesloten, met als belangrijkste reden voor de sluiting dat het gebouw verouderd of ongeschikt was en om ervoor te zorgen dat er eindelijk nieuwbouw plaatsvindt. Ik denk dus dat het ombouwen en verbouwen van bestaand zorgvastgoed, dat niet meer in de oude staat verder kan maar waarbij je opnieuw moet nadenken over wonen met zorg, zorg met wonen en allerlei andere combinaties, heel interessant is en nu een grote vlucht neemt. Dat juich ik zeer toe.

Ik heb al een beetje geraakt aan de vragen van de heer Koolmees op dit punt. Ik ben het zeer met hem eens dat de zorgvisie en de woonvisie goed gecombineerd moeten worden en dat dat op lokaal en regionaal niveau plaatsvindt. Ik ben er ook voorstander van dat je, als er prestatieafspraken met woningcorporaties gemaakt worden, de uit de zorgvisie voortvloeiende behoefte aan woningen, aangepaste woningen of andersoortige woningen daarin meeneemt. Het zal overigens zo zijn en blijven dat de belangrijke wedstrijd ten aanzien van zorg en wonen in de bestaande woningvoorraad moet worden gewonnen. Natuurlijk zal er een nieuwbouwbehoefte zijn, maar verreweg het grootste deel van de mensen wil in de eigen omgeving zorg thuis blijven ontvangen, al dan niet met aanpassingen aan de woningen. Veel mensen weten waarschijnlijk ook niet dat zo'n beetje 70% van de mensen met beginnende maar ook wel met matige dementie gewoon thuis woont en dat met ondersteuning heel lang wil en kan volhouden. We zullen ons dus vooral op de bestaande woningvoorraad moeten richten.

Ik denk dat ik daarmee ook de vragen van de heer Bashir heb beantwoord. Hij vroeg: hoe kun je er nou voor zorgen dat de behoefte aan woningen, bijvoorbeeld als gevolg van maatschappelijke opvang of van langer thuis wonen, gewoon wordt meegenomen in de prestatieafspraken? Ik denk dat het volgende heel essentieel is, en dat streef ik ook zeer na. Het succes van de vele decentralisaties, ook de decentralisatie van ondersteuning thuis, staat of valt met de vraag of we gemeenten de ruimte geven, maar ze af en toe ook een beetje aanjagen, om die integrale visie te ontwikkelen. Als iedere partij vanuit haar eigen kokertje blijft redeneren, krijg je naast elkaar staand beleid. Juist de decentralisaties bieden de mogelijkheid om de combinaties van wat er aan het wonen moet gebeuren en wat er aan de zorg moet gebeuren – of het nou lichte ondersteuning thuis of zware zorg in instellingen is – veel meer als één geheel te gaan zien. Dat blijven wij in de toekomst zeer stimuleren.

Dit was mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Hebben de leden nog dringende vragen aan de Staatssecretaris?

De heer Bashir (SP):

Even voor de duidelijkheid: de Minister voor Wonen komt terug op de aangenomen motie over het realiseren van meer betaalbare zorgwoningen?

De voorzitter:

Ik zie dat de Minister met zijn houding aangeeft dat hij daarop terugkomt.

De heer Bashir (SP):

Oké.

De voorzitter:

De heer Ronnes heeft nog een dringende vraag.

De heer Ronnes (CDA):

Ik weet niet of de vraag bij de Staatssecretaris thuishoort, maar voor de voorzichtigheid wil ik die toch stellen nu hij er nog is. Ik heb aangegeven dat de corporatiewereld signalen geeft dat het toch wel moeilijk is dat de overlast in sommige wijken toeneemt door in toenemende mate kwetsbare groepen te huisvesten. Ik was gisteren op werkbezoek bij buurtbemiddeling in Venlo. Daar kreeg ik ook weer duidelijke signalen dat men ziet dat het toch nog weleens tot problemen leidt als mensen op die manier zelfstandig wonen tussen andere sociale huurwoningen in. Is dat bij de Staatssecretaris in beeld? Neemt hij dat mee in zijn afwegingen in hoeverre mensen individueel in een eigen, zelfstandige woonsituatie gaan wonen of in hoeverre het noodzakelijk is dat er toch wat meer rondom georganiseerd wordt?

Staatssecretaris Van Rijn:

Als je kijkt naar de geschiedenis van de ondersteuning en de zorg voor mensen die het moeilijk hebben, kun je in zijn algemeenheid een dominante ontwikkeling zien. Vroeger werd er gezegd: laten we die mensen ergens ver weg in de bossen opvangen. Vervolgens zei men: dat moet veel meer in ons midden, maar dan wel heel erg afgescheiden. De volgende stap is dat we zeggen: een inclusieve samenleving betekent eigenlijk dat we zo veel mogelijk nastreven dat dit ook gewoon tussen de mensen in de samenleving kan, maar wel met extra aandacht. We moeten die mensen dus niet alleen maar een woonplek in de samenleving bieden, maar we moeten ook nadenken over de problematiek die verder nog speelt, bijvoorbeeld rondom schuldhulpverlening of ambulante zorg die er moet zijn. Kun je iemand bellen op het moment dat het niet goed gaat? Dat is om overlast te voorkomen, maar ook om ondersteuning te geven aan de mensen om wie het gaat.

Wat de heer Ronnes zegt, staat op ons netvlies gebrand. Het Aanjaagteam Verwarde Personen bekijkt wat er allemaal vastzit aan de problematiek van verwarde personen. We moeten niet tegen elkaar zeggen dat alle mensen met psychische problemen gevaarlijk zijn, want dat is niet waar. Maar je moet wel beseffen dat je er niet mee kunt volstaan door alleen de huisvesting te regelen en er verder niet meer naar om te kijken. Er zal echt integraal beleid moeten worden gevoerd op het terrein van wonen en welzijn, en er zal ondersteuning moeten worden geboden, soms ook ambulant, waarop mensen kunnen terugvallen. We moeten er niet alleen voor zorgen dat deze beweging plaatsvindt, maar zij moet ook, indien nodig, een beetje beschermd worden. Het staat dus wel degelijk op ons netvlies gebrand.

De heer Madlener (PVV):

Ik ben natuurlijk niet de woordvoerder voor ouderenzorg – dat is Fleur Agema – maar ik heb wel begrepen dat dit kabinet enorm heeft bezuinigd op verzorgingshuizen. Die verzorgingshuizen gaan dicht. Op dit moment schijnen meer dan 60.000 plekken gesloten te zijn. Mijn mailbox zit vol met berichten van ouderen die in een huis wonen dat hun niet meer past, graag passende huisvesting zouden willen hebben, maar nul op het rekest krijgen, omdat er voor hen geen betaalbare woningen zijn. Ik krijg heel veel van dat soort mails, maar krijgt de Staatssecretaris die ook? Ik hoor van die mensen ook steeds dat asielzoekers wél alles krijgen. Er moeten dit jaar 44.000 asielzoekers gehuisvest worden, en er worden zelfs heel nieuwe gebouwen uit de grond gestampt speciaal voor statushouders. Dat betekent dat die honderdduizenden huizen van de PvdA er niet komen, terwijl heel veel mensen die ik spreek, ook graag een huis zouden willen. Krijgt de Staatssecretaris deze mails ook en zo ja, wat zegt hij dan?

Staatssecretaris Van Rijn:

Het gaat om twee zaken. Allereerst de tendens dat mensen langer thuis willen blijven wonen. Dat is niet iets van de laatste jaren, maar iets van de afgelopen twintig jaar. Die tendens verklaart waarom het aantal verzorgingshuisplekken is gehalveerd ten opzichte van vijftien jaar geleden, terwijl het aantal 80-plussers juist is verdubbeld. Mensen willen langer thuis blijven wonen en daarom moeten wij ervoor zorgen dat de zorg zich aanpast aan de mensen en niet andersom. Als mensen langer thuis willen blijven wonen, moeten we bekijken op welke manier we de zorg kunnen veranderen. Dat staat los van de huisvestingsvraag, waarop de Minister waarschijnlijk straks antwoord zal geven. We hebben de ondersteuning thuis dichter bij de mensen georganiseerd door die aan te laten bieden door de gemeenten. De wijkverpleging heeft daarnaast nieuwe impulsen gekregen, zodat de zorg in de thuissituatie versterkt kan worden en niet iedereen naar een verzorgings- of verpleeghuis hoeft te gaan. We voeren daarover allerlei discussies om te bekijken of dat gaat en of daar genoeg geld voor is, maar we zijn er wel mee bezig om de ondersteuning thuis dichter bij de mensen te organiseren en de wijkverpleging daarvoor impulsen te geven. Maar als het thuis niet langer gaat, moet er altijd plek zijn in een verpleeghuis. We voeren daarom ook veel discussies over de vraag hoe we de kwaliteit van verpleeghuizen kunnen versterken. Het is prima en ook heel goed als mensen zo lang mogelijk de regie over hun leven willen hebben, maar dat moet wel kunnen. Er zullen soms woningaanpassingen nodig zijn, net als wijkverpleegkundige zorg en dementiezorg met ketenmanagement of dementiemanagement, maar als het thuis niet meer gaat, moet er altijd een plekje zijn in een instelling waarvan de kwaliteit goed is. Dat is mijn antwoord.

De heer Madlener (PVV):

Dat begrijp ik. We gunnen het iedereen om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, maar ik weet uit eigen ervaring dat dit op een gegeven moment niet meer gaat. Op zo'n moment is de stap van thuis naar een verpleeghuis te groot. Je wilt voor je laatste mooie jaren een goede, betaalbare en gelijkvloerse plek waar je nog zelfstandig, maar wel met een beetje hulp, kunt wonen. Juist die woningen schijnen er niet te zijn, want ik krijg elke dag mails van mensen die naar de woningbouwvereniging gaan, maar zo'n woning niet krijgen, terwijl er tegelijkertijd wel 44.000 asielzoekers gehuisvest worden. Zijn er tekorten aan dit soort woningen? Hoe komt het dat mijn mailbox vol zit met berichten van mensen die niet de stap kunnen zetten naar een huis waar ze nog een aantal jaren zelfstandig kunnen wonen met een beetje hulp, terwijl gemeenten tegelijkertijd wel de taakstelling hebben om 44.000 asielzoekers te huisvesten? Wat moet ik tegen die mensen zeggen?

Staatssecretaris Van Rijn:

De kern van het advies van het aanjaagteam is dat de zichtbare verandering in woonbehoefte, die te maken heeft met de visie ten aanzien van wonen en zorg, woonzorgcombinaties en beschermd en beschut wonen, veel meer ontwikkeld moet worden. De heer Madlener zegt terecht dat de meeste mensen het liefst in hun eigen huis blijven wonen, al dan niet met aanpassingen, maar er zijn ook mensen die ergens drie hoog achter wonen en nu liever een andere woning willen. Het is belangrijk dat we niet alleen constateren dat alle verzorgingshuizen sluiten en er verder niets meer gebeurt. Ongeveer de helft van de zorgaanbieders is de afgelopen periode bezig geweest om heel veel verzorgingshuizen om te bouwen tot appartementen waarin je zorg aan huis kunt krijgen. Op die manier heb je het voordeel van beschut wonen, terwijl je tegelijkertijd zorg aan huis geleverd krijgt. Wij stimuleren die ontwikkeling zeer, maar we zijn er nog niet, want de hele woningmarkt moet zich aanpassen aan de veranderende zorgvraag als gevolg van het langer thuis wonen. Die heeft immers niet alleen gevolgen voor de zorg, maar ook voor het wonen. Wij stimuleren zorgaanbieders om verzorgingshuizen niet alleen maar te slopen – ook al zal dat soms moeten omdat het bed bijvoorbeeld niet meer in de lift past – maar om ook moderne en nieuwe wooncentra te realiseren, oud- of nieuwbouw. Dat moet veel meer voor elkaar komen. Het aanjaagteam doet de aanbeveling om dit soort dingen op lokaal niveau te combineren.

De voorzitter:

Ik dank de Staatssecretaris voor zijn aanwezigheid. Ik constateer dat er geen vragen meer zijn, dus hij is bij dezen verexcuseerd.

Minister Blok:

Voorzitter. Ik heb mijn antwoorden zoals gebruikelijk per onderwerp ingedeeld. Ik start met de resterende vragen over het langer zelfstandig wonen. Ik beantwoord daarna de vragen over het rapport over de wachttijden, waarna ik zal toekomen aan de vragen over de huisvesting van statushouders. Ik sluit af met de overige vragen.

Ik begin met de resterende vragen over het langer zelfstandig wonen. De heer Van der Linde begon zijn inbreng met een waarderend woord over het verslag van het aanjaagteam en daar sluit ik mij bij aan. Ik vind dat er hard gewerkt is. Ik geloof dat er meer dan 300 bezoeken zijn afgelegd en die hebben zich vertaald in een aantal heel concrete aanbevelingen aan alle spelers die erbij betrokken zijn, dus ook het kabinet. Wat mij betreft betekent dat niet dat het werk al klaar is, maar het heeft wel geholpen om via een nieuwe route en op een verstandige manier ervaringen te kunnen inventariseren en knelpunten op te kunnen lossen.

In het kader van die knelpunten vroeg de heer Van der Linde waarom de banken de blijversleningen niet oppakken. Ik denk dat het iets preciezer ligt. Er zijn wel degelijk banken die opeethypotheken aanbieden, en er worden tevens sale- en leasebackconstructies van huizen aangeboden. Dat zijn financiële producten en daarom is het belangrijk dat mensen die kritisch bekijken. Maar die producten zijn dus wel degelijk op de markt. In een vorig overleg vroeg de heer Van der Linde of we de hypotheekregels niet wat makkelijker kunnen maken voor leningen met een lage loan to value, en wellicht doelde hij daar nu ook op. Ik heb toen beloofd dat ik dit serieus zou bekijken, dus dat zal ik ook doen, maar ik kan daar pas na de zomer op terugkomen.

De heer De Vries vroeg op welke manier ik de gemeenten zal stimuleren om blijversleningen aan te bieden. Het antwoord dat ik zojuist gaf, is ook voor hem relevant. Blijversleningen worden niet alleen aangeboden door gemeenten, maar ook door commerciële aanbieders. Het SVn (Stimuleringsfonds Volkshuisvesting) heeft dit product op de markt gebracht en het is nu aan de gemeenten om daar in te stappen. Aangezien de verantwoordelijkheden voor zorg en wonen worden gedecentraliseerd, is het logisch dat gemeenten dit product in hun pakket opnemen. Nu die voorziening bestaat, is er ook behoorlijk wat publicitaire aandacht voor. Ik heb er alle vertrouwen in dat gemeenten dit instrument kennen en, indien nodig, ook inzetten.

Ik realiseer mij dat ik de vragen van de heer Ronnes heb overgeslagen. Hij vroeg of ik niet toch tot andere inzichten wil komen over het passend toewijzen. Hij heeft dat punt vaker naar voren gebracht, en ik hoor ook regelmatig onze oud-collega Jan de Vries in zijn hoedanigheid van voorzitter van ActiZ op dit thema tamboereren. Ik heb de voorbeelden die Aedes en ActiZ hebben aangedragen, bekeken, maar die gingen over relatief kostbare nieuwbouwvoorzieningen. De heer Koolmees wees daar terecht op. Ik respecteer de vraag van Aedes en ActiZ, maar het geeft mij toch steeds een beetje een ongemakkelijk gevoel, want dit was precies de reden waarom we het passend toewijzen moesten invoeren. In de afgelopen jaren zagen we heel duidelijk de tendens dat woningcorporaties steeds luxer gingen bouwen, omdat ze wisten dat de huurtoeslag het voor mensen mogelijk zou maken om voor die luxere woningen te kiezen. We hebben het passend toewijzen ooit uit de wetgeving gehaald en we hebben toen met gemeenten en corporaties afgesproken dat zij dat ook zonder de wet zouden blijven doen. We moeten echter constateren dat dit niet is gebeurd. Ook nu hoor ik weer een aanbodgedreven vraag. ActiZ beschikt over veel appartementen die wat duurder zijn en hoopte dat wij haar problemen met die appartementen zouden oplossen door het passend toewijzen aan te passen en meer huurtoeslag beschikbaar te stellen. Ik kan daar als hoeder van de huurtoeslag en de algemene pot niet zomaar in meegaan. Het heeft daarnaast wel degelijk consequenties voor de portemonnee van ouderen. De heer De Vries stelde daar zojuist een aantal vragen over, waarop ik zo nader in zal gaan. Ik word hierin gesterkt door het overzicht dat ik naar de Kamer heb gestuurd over de investeringscapaciteit van woningcorporaties. Ik heb de investeringscapaciteit per gemeente en per woningcorporatie inzichtelijk gemaakt op verzoek van de VNG. Er zijn lokale verschillen, maar de investeringscapaciteit moet uiteraard wel voldoen aan de fatsoenlijke normen van het Waarborgfonds en de autoriteit. Uit het overzicht blijkt dat er sprake is van een forse investeringscapaciteit, die ook kan worden ingezet om een deel van de woningvoorraad passend, en dus wat goedkoper, toe te wijzen aan de mensen die het echt nodig hebben. Ook langs die route kom ik niet tot de conclusie dat we het passend toewijzen niet zouden moeten toepassen op appartementen voor ouderen.

De heer Ronnes vroeg ook of een korting op de verhuurderheffing mogelijk is voor zorgwoningen. Wij zullen de brief over de verhuurderheffing morgen evalueren. Zoals de heer Ronnes weet, staat in die brief een voorstel om langs een aantal routes kortingen te verlenen. Die gelden juist voor betaalbare woningen en kunnen dus ook worden toegepast op ouderenwoningen. Als je die korting ook zou willen toepassen op zorgwoningen, moet je eerst definiëren wat een zorgwoning is. Ik mis de heer Krol op dit moment, want ik heb hier al vaker met hem over gesproken. Er bestaat geen definitie van zorgwoningen en die definitie kun je eigenlijk ook geen handen en voeten geven, behalve bij zware zorg, omdat daar heel zware criteria voor gelden, maar dat is niet hetgeen waarop de heer Ronnes en eerder ook de heer Krol doelden.

De heer De Vries deed een aantal suggesties om ouderen die belangstelling hebben voor ouderenhuisvesting in de sociale huur, tegemoet te komen. Zijn eerste voorstel is om mensen met vermogen coulanter te behandelen bij de passendheidstoets. Ik denk bij dit soort vragen altijd hardop mee. Dit voorstel roept allereerst een rechtvaardigheidstoets op en zoals ik de heer De Vries ken, heeft dat thema zijn warme belangstelling. Ouderen kunnen allerlei bronnen van vermogen hebben, maar het zal vaak gaan om een vermogen dat is verkregen uit de verkoop van hun eengezinswoning. Die mensen komen uit de tijd van aflossingsvrije hypotheken en de gemiddelde woningwaarde ligt op dit moment rond de € 240.000. Dit roept een rechtvaardigheidsvraag op, want waarom zou iemand met een vermogen van € 240.000 aangewezen moeten zijn op een sociale huurwoning, terwijl daar op een aantal plaatsen een tekort aan is? Die vraag moet je kunnen beantwoorden. Daarnaast is er sprake van een ingewikkelde uitvoerbaarheidsvraag. Waar leg je de vermogensgrens? Corporaties zijn al niet zo dol op het moeten rapporteren van inkomensgrenzen en vragen mij regelmatig om allerlei vrijstellingen daarvoor. We maken dat met dit voorstel nog complexer, omdat je voor iemand die eigenlijk niet aan de inkomenscriteria voldoet, een vermogenscriterium toevoegt, zodat die persoon wel aan de eisen voldoet. Dat maakt de wereld er niet minder ingewikkeld op. De problemen die ik nu op tafel leg, kom je dan echt tegen.

Het tweede voorstel van de heer De Vries is een lagere huur voor mensen met een laag inkomen, maar dat maakt al deel uit van het passend toewijzen. Het passend toewijzen is in feite een heel dwingende methode om mensen met een laag inkomen een huurwoning met een lage huur aan te bieden; dat is ook de reden waarom Aedes en ActiZ er wat ongelukkig op reageren.

Zijn derde voorstel is extra huurtoeslag voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag. Ik vrees dat ik daar geen extra geld voor heb. Ik moet bovendien rekening houden met het gedragseffect, want er zullen daardoor juist duurdere woningen gebouwd worden. In de beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel over wonen dat ik een paar maanden geleden naar de Kamer heb gestuurd, werd ook duidelijk gewezen op dit gedragseffect bij verhuurders. Een ruimere huurtoeslag leidt ertoe dat zij duurdere woningen gaan bouwen.

Het vierde voorstel van de heer De Vries is om gemeenten een bijdrage te laten leveren vanuit de WTCG- en de Wlz-gelden. Ik zal daar niet op ingaan, want dat is het terrein van de Staatssecretaris.

De heer De Vries sprak ten slotte over de vrijstelling van de verhuurderheffing. Als ik de heer De Vries goed begrijp, wil hij die vrijstelling niet zozeer verlenen op basis van de zorgwoning, die een definitieprobleem oplevert, maar op basis van de inwoner die geïndiceerde zorg ontvangt. Maar dat zou betekenen dat die vrijstelling van tijd tot tijd varieert, want een inwoner komt en gaat. Dit is niet alleen lastig uit te voeren, maar levert ook een onzekere financieringsbron op voor de investeerder.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik dank de Minister voor het zo mooi afpellen van mijn voorbeelden.

Minister Blok:

Ik probeer de vragen ook altijd te beantwoorden. Dat is immers de rolverdeling.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Dat wordt zeer op prijs gesteld.

Mensen die een vermogen hebben omdat zij hun huis hebben verkocht, komen bij de balie van een woningcorporatie, zien de aangepaste woning waar ze graag naartoe willen en die ze ook kunnen betalen, maar mogen daar niet naartoe verhuizen, althans zo ervaren zij dat. Je kunt wel zeggen dat die mensen naar een particuliere woning moeten verhuizen, maar het aantal particuliere woningen in zorgcomplexen is in Nederland niet dikgezaaid. Dat soort inclusieve oplossingen zijn er maar heel mondjesmaat in de particuliere sfeer. Er kan misschien sprake zijn van een klein uitvoeringsprobleem, maar als iemand zo'n woning kan betalen, is het toch redelijk om die persoon toe te laten? Ik ben het eens met de Minister dat ...

De voorzitter:

Ik hoor een betoog, maar geen vraag. Ik wil dat de interrupties kort zijn, want anders halen we het niet.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Is de Minister dat met mij eens? De bedoeling van het passend toewijzen is dat de corporatie de huur verlaagt voor mensen met een laag inkomen. Ik ben het op dat punt eens met de Minister en ik heb hem daarin ook steeds gesteund. Als er mensen aan de poort komen met een laag inkomen, moet voor hen de huur omlaag. Gaat de Minister dit bespreken met de corporaties, zodat het ook daadwerkelijk gaat gebeuren? Ik vind het echt te gek voor woorden dat mensen met een laag inkomen die het volledige pakket aan zorg thuis krijgen, niet terechtkunnen in een duurdere zorgwoning. Dit zijn voor nu mijn belangrijkste vragen. We zullen het op een later moment nog wel hebben over de huurtoeslag en dergelijke.

Minister Blok:

Ik begin met de verdelingsvraag wat betreft mensen met een vermogen die zich melden bij een woningcorporatie. De heer De Vries wees op het tekort aan zorgwoningen in sommige delen van het land, zowel in de sociale huursector als in de vrije huursector en de koopsector. Maar met de volgende vraag haal ik de heer De Vries bijna op links in. Waarom zou iemand met een gemiddeld vermogen van € 240.000, de gemiddelde waarde van een doorzonwoning, meer alternatieven moeten hebben dan iemand die dat vermogen niet heeft, maar wel tot de kerndoelgroep van de corporaties behoort? Ik vind dat een reële rechtvaardigheidsvraag. Wellicht deelt de heer De Vries die mening niet met mij, maar dat mag.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Die mag er ook niet in.

De voorzitter:

Mijnheer De Vries, u dient via de voorzitter te spreken. De Minister haalt u op links in, maar wel met 130 km/u.

De heer Albert de Vries (PvdA):

De Minister suggereert dat iemand met een vermogen iemand met een laag inkomen verdringt, maar iemand met een laag inkomen mag ook niet naar een duurdere huurwoning. Voor die mensen moet de corporatie de huur juist verlagen. Ik zie geen verdringingseffect.

Minister Blok:

Er is ook nog een derde categorie, namelijk mensen met een inkomen dat tussen een heel laag inkomen en een vermogen van € 240.000 in ligt. Die mensen voldoen aan de inkomenscriteria. We moeten teruggaan naar de oorzaak van het vraagstuk, zoals ik die ook al schetste in mijn reactie op de vraag van de heer Ronnes. De bestanden van de leden van ActiZ bevatten een vrij grote voorraad aan moeilijk verhuurbare en duurdere appartementen voor ouderen. ActiZ komt op voor haar leden en wil dat wij helpen om die appartementen te verhuren. Dat mag en dat is ook een van de redenen waarom ActiZ bestaat. Het is echter mijn taak als Minister om het goed door te prikken en te bekijken of ik het met ActiZ eens ben dat er sprake is van een probleem en of ik de aandragen oplossing kan steunen. Op dat laatste punt ben ik wat kritischer.

De heer De Vries vroeg ook of ik ga praten met woningcorporaties om ervoor te zorgen dat mensen met een laag inkomen die zich aan de poort melden, ook een lage huur aangeboden krijgen. Ik ben het praten al voorbij, want ik heb de woningcorporaties daartoe verplicht. Het passend toewijzen biedt ze geen alternatief. Ze hebben een kleine 5% aan speelruimte, maar ze moeten het sowieso doen.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik stel voor dat we gaan monitoren of corporaties dat ook daadwerkelijk doen. De Minister zegt dat ze het nu al moeten doen, maar dan wil ik dat wel graag in beeld zien.

Minister Blok:

Dat zeg ik onmiddellijk toe, want het passend toewijzen wordt al gemonitord.

De heer De Vries vroeg ook hoe we ruimte kunnen bieden aan nieuwe initiatieven voor woonvormen voor ouderen of meerdere generaties, zoals woonzorgcoöperaties en meergeneratiewoningen. We hebben Companen onderzoek laten doen naar de problemen die daarbij optreden. Dat onderzoek is in mei naar de Kamer gestuurd. Het blijkt inderdaad niet makkelijk te zijn; daar had de heer De Vries gelijk in. De meeste knelpunten die Companen signaleerde, liggen bij de gemeenten, zoals bestemmingsplannen en het beschikbaar stellen van grond. Ik heb de Kamer net laten weten op welke manier ik de regels voor de overdracht van sociale huurwoningen aan wooncoöperaties wil versoepelen. Ik kan op dit onderdeel concreet sturen en dat doe ik dus ook.

Ik kom op de vragen van de heer Krol. Hij is er nu niet, maar hij zal de antwoorden ongetwijfeld in het verslag teruglezen. Ook hij vraagt om een vrijstelling van de verhuurderheffing bij investeringen in ouderencomplexen. Ik heb de heer Ronnes al laten weten op welke wijze die vrijstelling verwerkt is in de brief die we morgen bespreken.

De heer Krol vroeg tevens hoe ik het doorstromen bevorder. De vraag om doorstroming bij ouderen is heel specifiek. Het is niet zo dat ouderen massaal willen verhuizen, integendeel zelfs. Ze zijn over het algemeen zeer gehecht aan hun woning, waarin ze vaak hun kinderen hebben grootgebracht. Maar de heer Madlener wees er terecht op dat een deel van de ouderen op een bepaald moment toch wil verhuizen, vaak vanwege gezondheidsredenen. We moeten echter wel uitkijken dat we niet het beeld creëren dat alle ouderen in Nederland massaal moeten of willen verhuizen, want dat is zeker niet het geval. Maar het was voor ons wel een belangrijke reden om via het aanjaagteam op zoek te gaan naar de knelpunten. Om die reden hebben we ook tijdens de behandeling van de gemeentelijke prestatieafspraken vier landelijke prioriteiten gesteld. Een van die prioriteiten is dat gemeenten afspraken maken over langer zelfstandig wonen. Wij gaan die prestatieafspraken bijhouden en ik zal daarover aan de Kamer rapporteren. In het rapport van het aanjaagteam wordt ook heel nadrukkelijk aangegeven dat de omvang van het vraagstuk lokaal in beeld gebracht moet worden en dat er oplossingen geboden moeten worden.

De heer Madlener (PVV):

Ik ben blij dat de Minister constateert dat een bepaalde groep ouderen wel thuis wil blijven wonen, maar op een gegeven moment voelt dat dit niet meer gaat. Als zij de stap zetten van een eengezinswoning naar een gelijkvloerse woning of een appartement in de buurt van winkels, kunnen ze misschien nog tien jaar of zelfs langer zelfstandig wonen. Wellicht kunnen ze dan alsnog een beetje hulp krijgen. We hebben net van Staatssecretaris Van Rijn gehoord dat hij daar al mee bezig is. Er is nu een tekort aan dit soort woningen, terwijl er juist behoefte aan is. Ik heb een idee en ik ben benieuwd wat de Minister ervan vindt. Laten we de taakstelling om 44.000 asielzoekers te huisvesten nou eens vergeten. Laten we ze gewoon tijdelijk huisvesten in tenten en laten we er werk van maken om ze terug te sturen, zodat gemeenten hun best kunnen doen om Nederlandse ouderen en andere mensen die behoefte hebben aan een betaalbare huurwoning, te huisvesten. Laten we die 44.000 woningen niet aan asielzoekers geven, maar aan Nederlandse woningzoekenden. Ik stel voor dat we asielzoekers laten zitten waar ze nu zitten of dat we ze tijdelijk huisvesten in een tentenkamp.

Minister Blok:

Wat het onderwerp ook is, de heer Madlener weet altijd weer een verband te leggen met vluchtelingen. Maar dat verband gaat in dit geval zeker niet op. Het bewonersbestand van corporatiewoningen, de voorraad waarop vluchtelingen over het algemeen zijn aangewezen, is al sterk vergrijsd. De prognoses geven aan dat er geen grote groei te verwachten is in het aantal ouderen dat een beroep doet op de corporatievoorraad. De generatie ouderen die er nu aankomt, heeft de ruimste pensioenvoorzieningen, ook al moeten we nog maar afwachten of dat ook voor de volgende generatie zal gelden. Het aantal ouderen dat gebruikmaakt van de corporatievoorraad zal logischerwijs niet sterk toenemen ten opzichte van de huidige situatie. De rechtstreekse koppeling tussen het aantal statushouders en het aantal ouderen gaat dus in dit geval niet helpen, nog los van wat je er verder van vindt. Ik zal zo nog terugkomen op het thema statushouders.

De heer Madlener (PVV):

De Minister beweert dat deze onderwerpen niets met elkaar te maken hebben, maar het gaat om woningen waarin maar één gezin of één persoon kan wonen. Dat kan een Nederlandse woningzoekende zijn of een asielzoeker. Het is een van de twee, want je kunt ze niet bij elkaar stoppen. Die betaalbare huurwoning gaat slechts naar een van de twee. Deze Minister wil dat er in zulke woningen 44.000 asielzoekers gehuisvest worden, terwijl juist Nederlandse woningzoekenden, zowel ouderen als jongeren en mensen met een laag inkomen, enorm veel behoefte hebben aan betaalbare woningen. Mijn mailbox zit vol met berichten daarover. Ik hoop de Minister een suggestie aan de hand te doen. Laten we die 44.000 asielzoekerswoningen vergeten. Laten we dat gewoon niet doen. Ik stel voor dat we alle Nederlandse mensen die een huis zoeken, laten voorgaan, of het nu daklozen zijn of ouderen. Geef gemeenten de taakstelling om die woningen juist aan Nederlandse woningzoekenden te geven. Dat is mijn suggestie en ik hoop dat de Minister daar toch serieus op in wil gaan.

Minister Blok:

Het lijkt me handiger om dit straks te bespreken, want ik kom echt nog terug op het bredere thema statushouders. Ik wijs er alleen op dat de suggestie van de heer Madlener om dit specifiek voor ouderen te doen niet erg voor hand ligt, omdat het aandeel van ouderen in sociale huurwoningen redelijkerwijs niet zal stijgen. Ik kom straks nog terug op zijn andere koppelingen wat betreft de vraag naar huurwoningen.

De heer Krol vroeg of het Rijk wil blijven aanjagen. Dat zullen wij inderdaad blijven doen, want het huisvesten van ouderen en andere doelgroepen is een van de vier thema's waarop wij de prestatieafspraken gaan monitoren. We gaan niet alleen rapporteren, maar we zullen gemeenten ook blijven ondersteunen. We hebben daarvoor ook een project ontwikkeld met de VNG, dus we blijven onze verantwoordelijkheid nemen.

De heer Koolmees vroeg daar ook naar. Hij wilde weten hoe we ervoor gaan zorgen dat de afspraken over zorgwonen ook verankerd worden in lokale afspraken. We doen dat door te monitoren en we zullen daarover ook rapporteren aan de Kamer.

Datzelfde geldt specifiek voor de vraag van de heer Koolmees over het aandeel betaalbare woningen in de voorraad. Ook dat wordt gemonitord en gerapporteerd.

De heer Bashir vroeg hoe er is omgegaan met zijn motie die opriep om te zorgen voor voldoende kleine, betaalbare woningen. Ik heb de reactie daarop opgenomen in de brief over het aanjaagteam, een van de brieven die we vandaag bespreken. De leden treffen daarin aan het gehele palet van de prestatieafspraken die ik zojuist uitgebreid heb toegelicht, het passend toewijzen, wat echt een heel scherpe maatregel is om ervoor te zorgen dat er goedkope woningen beschikbaar komen. Morgen spreken we elkaar over de heffingsvermindering, die ook echt puur gericht is op goedkope woningen; er is te veel duur gebouwd de afgelopen jaren. Ook is er het subsidieprogramma voor statushouders. Ik kom zo meteen nog uitgebreid terug op de statushouders. Verder is er het ondersteuningsprogramma met de pilots dat we met de VNG hebben afgesproken via Platform31.

De heer Bashir vraagt altijd of het werkt. We zien uit de voornemens volkshuisvestelijke prestaties, de voornemens van de woningcorporaties, dat er in de bouwplannen voor het eerst een toename zit van het aantal goedkope woningen en een enorme afname van het aantal koopwoningen. Dat laatste is zeer terecht, daar hebben we woningcorporaties al helemaal niet voor nodig. Ook is er een afname van duurdere woningen. Dus ja, de boodschap komt over. Woningcorporaties hebben een cruciale rol bij het aanbieden van betaalbare woningen. Gelukkig keren ze daar weer naar terug.

De heer Bashir (SP):

Ik ben blij met de toon van de Minister. Er zit beweging in. Dat lijkt me goed. Wanneer organisaties als GGZ Nederland en Federatie Opvang zeggen dat er nu 10.000 woningen nodig zijn, is dat natuurlijk niet zonder reden. Ik ben blij dat de Minister dit oppakt en zegt dat hij ermee bezig is. Ik zou dan echter ook graag van hem willen horen wat de doelstellingen worden. Wat kunnen we de komende tijd verwachten dankzij de inzet van deze Minister?

Minister Blok:

Ik gaf net al aan dat de voornemens van de corporaties gepubliceerd zijn en dat ze laten zien dat er veel meer goedkoop gebouwd wordt. Zij bouwen, ik niet. De beweging gaat echt de goede kant op.

De heer Bashir (SP):

De Minister begon goed, door aan te geven dat er in ieder geval beweging is. Er wordt gebouwd en we zien ook een toename, volgens de Minister. Maar ik neem aan dat de Minister zelf een doelstelling heeft, hoeveel er bij moet worden gebouwd, ook gezien het feit dat er al tekorten zijn en het feit dat de Minister er flink achteraan zit om er beweging in te krijgen.

Minister Blok:

Deze discussie voer ik graag met de heer Bashir en heb ik ook al eerder met hem gevoerd. We hebben het dan over een planeconomie. Ik heb vanuit Den Haag geen landelijke doelstelling hoeveel woningen er landelijk gebouwd moeten worden. Gezien de grote diversiteit in de woningmarkt kan ik niet beoordelen hoeveel er waar nodig is. Vroeger was zo'n doelstelling er inderdaad wel eens. Als ik wel zo'n landelijke doelstelling zou willen, dan leidt dat tot de klassieke fout van de planeconomie: als je zegt 100.000 woningen nodig te hebben, krijg je een Bijlmermeer. Zo is die er gekomen. Dat model werkt dus gewoon niet. Wel laat ik regelmatig woningmarktprognoses maken, zodat we kunnen bezien hoe groot de landelijke behoefte is. Ook heb ik onderzoeken laten doen naar wachtlijsten. Jaarlijks kijk ik naar de Staat van de Woningmarkt en de Staat van de Volkshuisvesting. Maar ik ga niet landelijk plannen welke aantallen woningen er precies gebouwd moeten worden. Zo hebben we ons land gelukkig niet georganiseerd.

Ik hoop hiermee de vragen rondom langer zelfstandig wonen beantwoord te hebben en ga door naar de vragen over de woningmarkt en specifiek het onderzoek over de wachttijden. De heer Van der Linde vroeg mij wat er gebeurt als Londense bankiers massaal naar Amsterdam komen. Hoewel ik het compliment van de heer Van de Linde dat er veel gebouwd wordt, deel, zal er dan in hoog tempo nog meer gebouwd moeten worden. We hebben recent goede afspraken kunnen maken over de geluidscontouren van Schiphol en de beperkingen die die opleveren voor het bouwen. Dat helpt enorm. Er is in en rond Amsterdam wel degelijk nog bouwgrond beschikbaar. Ik heb net afgesproken dat de voormalige Bijlmerbajes daarvoor beschikbaar zijn evenals het marineterrein bij het Centraal Station, een locatie nog mooier dan een toplocatie in London. Niet zo ver daarvandaan komt op het oude VOC-terrein ook grond beschikbaar. Verder is er het Hembrugterrein nu ook opengesteld voor woningbouw. Dat is weliswaar net buiten Amsterdam, maar ligt daar echt vlakbij. Mijn reactie zou dus zijn: het is op zich goed nieuws voor Amsterdam, maar we moeten dan wel nog sneller bouwen.

De heer Van der Linde vroeg vervolgens naar aanleiding van het wachtlijstenonderzoek of ik vind dat ik verder moet ingrijpen in de verdeling van de voorraad sociale huurwoningen, waar het onderzoek over gaat. Ik was een beetje teleurgesteld dat de heer Bashir zei dat het onderzoek «in het laatste jaar van het kabinet» komt. Ik dacht dat het nou juist zo leuk was dat toen de heer Bashir het kabinet vroeg om een onderzoek, ik dat heb toegezegd. U vroeg mij dat, mijnheer Bashir, en u bent nu ongeveer een klein jaar woordvoerder op dit onderwerp. Dat betekent dat u het in uw eerste debat aan mij vroeg en ik meteen ja heb gezegd. Het is bovendien de eerste keer dat zo'n onderzoek wordt gedaan. Ik zeg u dus maar: bedankt voor de complimenten.

De heer Bashir (SP):

Toch nog complimenten voor deze Minister. Zijn voorgangers hebben het niet gedaan, maar deze Minister wel. Complimenten.

Minister Blok:

Terecht zijn er veel vragen over gesteld, de eerste daarvan door de heer Van der Linde. Hij wil weten of ik het logisch vind om het onderzoek periodiek te doen. Ja, dat vind ik logisch. Ik denk alleen dat het jaarlijks doen nauwelijks extra informatie zal opleveren, ook al gezien de manier waarop we zo'n onderzoek moeten doen, middels het combineren van verschillende zoeksystemen in het land. Ik denk dat je echt inzicht hebt als je het pak «m beet eens in de drie jaar doet. Hoewel ik dan over mijn graf heen regeer, zeg ik graag toe dat dit eens in de zoveel tijd gaat gebeuren, want ik vind het relevant.

De vervolgvraag is dan: wat zien we precies? We weten immers allemaal dat door de manier waarop sociale huisvesting werkt, een wachtlijst in feite een onvermijdelijkheid is. Het gaat dus om de vraag wanneer die wachtlijst precies knelt. Het is een onvermijdelijkheid omdat je in aantrekkelijke gebieden, dus Amsterdam en Utrecht, bewust woningen ver onder de prijs aanbiedt. Dat drukt de vraag omhoog en knijpt het aanbod af, omdat een aanbieder niet kostendekkend kan bouwen. Dus dat die wachtlijst er is, is in ieder geval in geliefde gebieden een onvermijdelijk gevolg van de prijsregulering. Je kunt het ook anders zeggen: als er geen wachtlijst is, heb je kennelijk te veel gebouwd. Dan staan er woningen leeg. Er zijn ook regio's in het land waar dat het geval is. Maar als je iets onder de prijs aanbiedt en er is geen wachtlijst, heb je maatschappelijk vermogen over de balk gegooid.

Zo kom je op een verdelingsvraag: hoe kun je de schaarse voorraad, die je bewust onder prijs aan het aanbieden bent, op een nette manier verdelen? De heer Van der Linde vroeg of dit beter kan. Volgens mij hebben gemeentes de benodigde bevoegdheden om dat te doen. Daarom hecht ik ook zo aan die gemeentelijke regie bij de volkshuisvesting. Gemeentes hebben zeker sinds de nieuwe woningwet de mogelijkheid om met corporaties afspraken te maken over de vraag of er bijgebouwd moet worden of juist verkocht of een combinatie van beide. Met de investeringsindicator kunnen ze ook precies zien welke ruimte er is. Ze kunnen met de Huisvestingsverordening – het wetsvoorstel over de statushouders ligt er – ook andere voorkeuren aangeven, bijvoorbeeld economische binding met een gebied of voorrang voor mantelzorgers. Dat vind ik een terecht criterium. Ook kunnen ze maatschappelijke binding meenemen. Ze kunnen dus sturen.

Interessant in het onderzoek vond ik dat geprobeerd is om aan te geven waarom mensen op de wachtlijst staan. Dat is natuurlijk bewust uitgediept. Opvallend vond ik dat maar een heel klein deel vanwege werk op de wachtlijst staat, slechts een kleine 5%. Als je naar objectieve criteria zoekt, is dat er toch ook één, naast mantelzorg. Dergelijke criteria kan een gemeente gewoon hanteren.

Zoals ik al zei, ben ik bereid om het onderzoek periodiek te herhalen, maar jaarlijks lijkt me iets te veel.

Hoe gaan we om met de motie-Albert de Vries die oproept ervoor te zorgen dat er forse aantallen betaalbare woningen extra worden gebouwd? Dat punt zit in essentie in de brief die we morgen met elkaar gaan bespreken. Daar zit een enorme stimulans voor de bouw van goedkope woningen in. Ik heb ook aangegeven dat ik met de woningmarktregio's, die ik deze zomer bekend hoop te maken, in gesprek zal gaan over de manier waarop ze de tekorten, zowel aan sociale huurwoningen als aan middeldure huurwoningen, willen aanpakken. Op die manier wil ik deze motie uitvoeren. De heer Koolmees vroeg hier specifiek naar.

De heer Bashir vroeg om een landelijk systeem van woonruimteverdeling en vroeg zich af of de inschrijfduur meegenomen moet kunnen worden. Uit het onderzoek blijkt dat de gebruikers van de huidige inschrijf- en verdeelsystemen het goed werkbaar vinden, gezien ook de regionale verdeling die erin zit. Van de gebruikers krijg ik dus niet de vraag die de heer Bashir stelde. Ik ga even hardop nadenken wat er zou kunnen gebeuren als we het meenemen van de inschrijfduur mogelijk maken. Ik denk dat heel veel studenten in Nederland zich inschrijven bij een woningcorporatie, maar ook dat heel veel mensen die tegen hun pensioen lopen, in Amsterdam willen gaan wonen. Die zijn dan zo'n 60 tot 70 jaar. Als zij sinds hun 25ste staan ingeschreven hebben zij dus een inschrijfduur van 35 tot 40 jaar Het meenemen van de inschrijfduur lijkt me dan geen erg eerlijk systeem. Omdat bovendien de vraag ernaar niet uit het onderzoek naar voren komt, denk ik niet dat het iets toevoegt.

Dan kom ik bij de vragen over statushouders.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Madlener. Dat is dan zijn derde en laatste interruptie in dit AO. Ik begrijp nu dat hij ervan afziet. De Minister vervolgt zijn betoog.

Minister Blok:

De heer Van der Linde vroeg hoe het gebruik is van de subsidie voor extra sobere woonruimtes die specifiek door statushouders gebruikt kunnen worden. Van de beschikbaar gestelde 87,5 miljoen is op dit moment ruim 14 miljoen euro toegekend. Dat is ruim 16% en dat loopt een heel klein beetje voor op het tijdsevenredig verloop. Er is dus een behoorlijke belangstelling voor. Het zit nog niet in de cijfers van gehuisveste mensen, vanwege de bouwtijd. Maar de belangstelling is groot. Aanvankelijk betrof het vooral particuliere investeerders, maar het aandeel van de woningcorporaties neemt momenteel iets toe.

De heer Ronnes had signalen ontvangen over knelpunten rondom het Bouwbesluit en de planologie. We voeren sowieso periodiek overleg met de VNG over de huisvesting van statushouders. Ik heb dit signaal niet zo scherp. In zijn algemeenheid zijn we natuurlijk met de Omgevingswet bezig om dit vraagstuk op te lossen, niet alleen voor deze gevallen maar in zijn algemeenheid. Als de heer Ronnes echter concrete knelpunten heeft, ben ik altijd beschikbaar om daarnaar te kijken. We hebben in ieder geval korte lijnen met gemeentes en corporaties. De heer Ronnes weet dat we een aantal knelpunten wettelijk aan het oplossen zijn. Ik was direct voor dit overleg in de Eerste Kamer voor de aanpassing van de Woningwet voor investeringen in gebouwen die niet van corporaties zijn.

Dat is dan meteen mijn eerste stukje antwoord op de vraag van de heer Ronnes hoe wij gemeenten ondersteunen. Dat doen we met wetswijzigingen die deels al zijn afgerond, deels nog in procedure zijn. Verder heb ik net de subsidieregeling genoemd.

De heer Ronnes (CDA):

Over die subsidieregeling heb ik een motie ingediend, waarin wordt gevraagd om een evaluatie van de knelpunten in die regeling. Die motie heb ik aangehouden, omdat u haar opportuun vond. Er wordt beweerd dat het aantal gebruikers van de regeling aardig op stoom komt, maar ik heb daarover mijn twijfels. Wat is volgens u dan wél het goede moment om die motie in te dienen? Of wilt u nu wel goed bekijken of er knelpunten in de regeling zitten?

Minister Blok:

Als het tijdsevenredig gebruik in lijn loopt met de verwachtingen, zie ik geen knelpunten optreden. Ik spreek regelmatig met gemeenten en woningcorporaties, waarbij met enige consistentie de vraag wordt gesteld om bij de subsidie niet de beperking te hanteren dat het moet gaan om gedeelde woonruimte voor vier statushouders. Maar dat is voor mij juist een essentieel onderdeel van die regeling. Die beperking zorgt er immers voor dat het beroep op huurtoeslag en bijstand beperkt blijft. De heer Ronnes vraagt mij vaak om verdringing te voorkomen. Nou, dit is een van de manieren om dat te bereiken. Ik vind het heel redelijk om alleenstaande asielzoekers – 70% van de asielzoekers is alleenstaand – in eerste instantie te huisvesten met gedeelde voorzieningen. Velen zijn hun wooncarrière zo begonnen. Op dat onderdeel wil ik niet bewegen. Op andere onderdelen hoor en zie ik geen knellende bezwaren.

De heer Ronnes vroeg naar de voortgang van uitvoering van de taakstelling. Ik heb daarover gisteren een brief verstuurd: per 1 juli is 77% van de taakstelling gehaald. Dat is geen 100%, dus het is niet goed genoeg, maar er zijn nog nooit zo veel statushouders gehuisvest als in het afgelopen halfjaar. Een aantal van de instrumenten moet nog op stoom komen. De subsidies zijn al aangevraagd, maar de gebouwen moeten nog worden neergezet. In de Eerste Kamer is net de wet behandeld die woningcorporaties meer ruimte geeft. Een aantal instrumenten moet nog hun heilzame werk gaan doen. In die zin ben ik wel teleurgesteld, maar tegelijkertijd vind ik 77% over het eerste halfjaar niet rampzalig. Er wordt hard gewerkt.

De heer Ronnes (CDA):

Dat is terugkijken. Maar durft u ook vooruit te kijken? Durft u te zeggen dat de taakstelling voor het komende halfjaar van 28.000, inclusief het wegwerken van de achterstand uit het eerste halfjaar, wordt gerealiseerd?

Minister Blok:

Ik ben daar helemaal niet pessimistisch over. Want het komende halfjaar staan ons instrumenten ter beschikking die er het afgelopen halfjaar nog niet waren. Nogmaals, er is een grotere prestatie geleverd dan in alle voorgaande periodes. Waarom zou ik daarover heel somber zijn?

De heer Madlener maakt er een vast thema van: de link met ouderenhuisvesting. Die link is niet logisch. Als het gaat om de bredere vraag van verdringing, heb ik aangegeven dat er met de instrumenten die we aanbieden extra huisvesting kan worden gerealiseerd. Natuurlijk is het in gespannen woningmarktgebieden een hele opgave. Aedes heeft net gepubliceerd dat 14% van de toewijzingen plaatsvindt aan statushouders. Maar gezien de enorme voortgang die er wordt geboekt, kunnen we gelukkig ook constateren dat het wel lukt. Nederland houdt zich terecht netjes aan internationale verdragen. Dat doen wij op deze manier.

De voorzitter:

Uw laatste interruptie, mijnheer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Dit kabinet breekt een immigratierecord en lijkt daar ook nog trots op te zijn, ondanks alle problemen van verdringing die we om ons heen zien. U komt met allerlei ingewikkeld taalgebruik, want een zorgwoning schijnt niet te bestaan en meer mensen in een huis zou niet concurrerend zijn. Maar de feiten liggen heel anders. De PvdA heeft voor dit jaar en volgend jaar 100.000 woningen beloofd: goedkope, tijdelijke en sobere huisvesting in containers. Ik heb de Minister hierover eerder bevraagd, waarop hij zei: ja, sober, sober, sober, het mag niet veel kosten en het is tijdelijk. Maar ik hoor van de woningcorporaties dat zij daar helemaal geen trek in hebben. Zij bouwen liever volwaardige huizen waar ze asielzoekers in zetten. Later zien ze wel wat ze ermee doen. Daar komt dus helemaal niets van terecht. Wat komt er terecht van de taakstelling voor dit jaar?

Minister Blok:

Ik dacht: wat wordt nou precies de vraag? De vraag is of ik wil tellen hoeveel mensen in een huis zijn gaan wonen waar Nederlanders niet willen wonen.

De heer Madlener (PVV):

Komt u uw belofte van sobere huisvesting, die niet concurreert met reguliere huisvesting na? Dan wil ik het niet hebben over Amsterdam ...

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter praten?

De heer Madlener (PVV):

Ik probeer mijn vraag te verduidelijken, omdat die hier belachelijk wordt gemaakt. Er is een belofte van een regeringspartij: wij bouwen goedkope, sobere huisvesting, tijdelijk in containers, € 40.000 per woning. Dat is allemaal ook nog op papier gezet. We hebben eerder debatten gevoerd, waarbij werd gezegd dat er geen probleem zal ontstaan op de huizenmarkt. Wat is er bereikt als het gaat om die taakstelling van 44.000?

Minister Blok:

Ik kan alleen maar melden hoeveel aanvragen er zijn gedaan voor die sobere woningen, en dat heb ik net gedaan.

De heer Madlener (PVV):

Dat vraag ik niet!

De voorzitter:

Wilt u de Minister laten uitpraten?

Minister Blok:

Ik heb al gezegd dat ze zijn aangevraagd, maar nog niet gebouwd. Woningen kun je immers niet van de plank pakken. De andere vraag was hoeveel statushouders wonen in woningen waar Nederlanders niet willen wonen. Het antwoord lijkt me nul, want we hebben in Nederland keurige regels waaraan een woning moet voldoen en die voor iedereen gelden.

De heer Madlener (PVV):

Kijk, daarmee is Nederland nu echt voor de gek gehouden. We hebben hier talloze debatten gevoerd, toen de grenzen wijd open stonden, toen de stroom uit het Midden-Oosten vol op gang was. Ik heb toen keer op keer tegen deze Minister gezegd dat hier een probleem zou ontstaan, want we hebben die huizen niet. Het antwoord was keer op keer, niet alleen van de Minister, maar ook van de PvdA: wij zorgen dat er tijdelijke goedkope en sobere huisvesting komt, zodat er geen verdringing plaatsvindt. Nu zien we dat er volop mensen worden geplaatst, met een taakstelling van 44.000 alleen voor dit jaar. Die mensen krijgen daarna vaak het recht hun gezin over te laten komen. Hoeveel van die taakstelling van 44.000 mensen zijn inderdaad geplaatst in die noodwoningen? Dit was een belofte van de regeringspartij PvdA, en daarom is mijn logische vraag of hier sprake is van verdringing of niet. Ik krijg namelijk signalen dat de woningcorporaties niet bereid zijn dit soort heel goedkope, tijdelijke hutten neer te zetten. Het komt helemaal niet op gang. Dit was een loze belofte: er is duidelijk sprake van verdringing. Ik wil weten hoeveel van die 44.000 mensen inderdaad in tijdelijke containers terecht zijn gekomen en hoeveel in reguliere woningen.

Minister Blok:

Op dezelfde vraag krijgt de vraagsteller altijd hetzelfde antwoord. Dat heb ik gegeven. Op de stelling dat woningcorporaties niet willen bouwen, heb ik het antwoord al gegeven. Aanvankelijk was de belangstelling van woningcorporaties klein, maar die is inmiddels toegenomen. Die informatie heeft de heer Madlener gewoon.

De heer Madlener (PVV):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Hoeveel van die 44.000?

De voorzitter:

De Minister gaat over zijn eigen antwoorden.

Minister Blok:

Ik heb antwoord gegeven. Dat is terug te vinden in de Handelingen.

De heer Madlener (PVV):

Kan de Minister dat herhalen? Ik kan dat namelijk echt niet reproduceren. Dat is toch heel makkelijk?

Minister Blok:

Het kan zijn dat u bepaalde dingen niet hoort, gezien de manier waarop u het debat voert. Ik gaf eerder al aan dat de subsidies nu zijn aangevraagd, maar dat de woningen er nog niet staan, omdat ze niet van de plank te halen zijn.

De heer Madlener (PVV):

Nul dus.

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, u praat via de voorzitter. Ik geef u het woord. Dat heb ik nu niet gedaan. Ik ontneem u het woord.

De heer Madlener (PVV):

Ik maak een punt van orde.

De voorzitter:

De heer Madlener heeft een punt van orde.

De heer Madlener (PVV):

Een vraag aan mijn collega's: heeft de voorzitter ook als taak dat wij als Kamerleden antwoord krijgen op simpele vragen of niet? Ik word hier een beetje het bos in gestuurd. Het is toch normaal dat ik antwoord krijg op mijn vraag? De voorzitter kan toch ook aan de Minister vragen om het antwoord dat hij blijkbaar al heeft gegeven, te herhalen?

De voorzitter:

Ik heb net gehoord dat de Minister zijn antwoord heeft herhaald. Dat dat antwoord u niet past, kan en mag. Maar de Minister heeft antwoord gegeven. Ik maak een punt naar u: u moet praten via de voorzitter, maar u praat dwars door het antwoord van de Minister heen, wat ik niet correct vind.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de vragen over de studentenhuisvesting. De heer Bashir vraagt waarom er geen nieuw actieplan studentenhuisvesting komt. Dat is omdat de betrokken partijen daaraan geen behoefte hebben. Dat ga ik ze niet door de strot duwen. Ik ben wel blij met de resultaten die we gezamenlijk hebben gehaald.

De heer Bashir vroeg ook waarom ik afhoudend reageer op een permanent register voor onzelfstandige eenheden. Ik weet dat die wens leeft bij Kenzis. We hebben in overleg met Kenzis onderzocht of zo'n register haalbaar is. Maar het is duur. Ook hier geldt: als hoeder van belastinggeld moet ik een afweging maken of ik de baten op vind wegen tegen de kosten. In dit geval is dat niet het geval. Ik geloof dat Kenzis daar nog steeds een beetje verdrietig over is, maar ik vind het in dit geval toch zonde van het belastinggeld.

De heer Bashir (SP):

De Minister zegt dat hij geen actieplan door de strot van de partijen wil duwen. Maar ik heb ook gevraagd naar zijn standpunt over de betaalbaarheid. Daar valt nog veel te bereiken. Wat gaat hij doen tegen de woekerprijzen op dit gebied?

Minister Blok:

Het feit dat het actieplan zelfs meer studentenwoningen heeft opgeleverd dan gepland, leidt ertoe dat er veel meer aanbod is. Dat zet altijd een zekere druk op de prijzen. Met name in Amsterdam en Utrecht is nog steeds sprake van grote krapte. Maar dan kunnen mensen naar de huurcommissie stappen om de huurprijs te laten toetsen. De heer Bashir weet dat ik de wet heb aangescherpt als het gaat om bemiddelingskosten. Mensen kunnen een beroep doen op het wettelijk beschermingsinstrumentarium.

De heer Bashir (SP):

Zegt de Minister hiermee nu dat, als de krapte minder is, het probleem is opgelost? Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat alle problemen daarmee de wereld uit zijn. Is er niet meer nodig dan alleen het bouwen van woningen? Wil de Minister ook letten op de betaalbaarheid van studentenkamers? Wil hij daar samen met het Platform Studentenhuisvesting naar kijken?

Minister Blok:

Dit is een wat ingewikkelde vraag. We hebben een succesvol actieplan. Ja, groter aanbod leidt tot lagere prijzen. Dat weet iedere student en iedere ouder van die student. De prijzen in Amsterdam liggen veel hoger dan die in Rotterdam. Er zijn mensen die om die reden maar economie in Rotterdam gaan studeren, in plaats van in Amsterdam. Ja, in dit geval werkt de markt. Ik heb overlegd met de partijen, betrokken bij het actieplan. Zij hebben aangegeven, een nieuw actieplan niet noodzakelijk te vinden. Waar dat nodig was, heb ik de wet aangescherpt op het punt van de bemiddelingskosten. Het ontgaat mij, welke extra acties er op dit moment nog nodig zouden zijn.

De voorzitter:

De Minister is gekomen aan het einde van de eerste termijn.

De heer Van der Linde (VVD):

Voorzitter. Ik heb antwoord gekregen op al mijn vragen. Ik denk dat we morgen nog genoeg te bespreken hebben met elkaar dat in het verlengde hiervan ligt.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Ten aanzien van de ouderenzorgwoningen draaien we in een cirkeltje rond. We kunnen elkaar niet overtuigen. Ik vraag een VAO aan. Het rapport over wachten, zoeken en vinden komt periodiek; ik ben blij met die toezegging. De Minister stelt eens per drie jaar voor, maar dat vind ik te weinig. Ik kan me overigens wel voorstellen dat je kijkt naar een systeem dat die informatie online aan corporaties en/of het ministerie geeft. Kan de corporatiesector zelf niet nadenken over zo'n systeem?

De Minister is hoopvol gestemd over de huisvesting. Hij ziet geen reden voor somberheid. Na het zomerreces zullen we daar kritisch naar kijken.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. De motie die ik heb aangekondigd, zal ik aanpassen, waarna ze hopelijk donderdag in stemming kan worden gebracht. De Minister is op werkbezoek geweest bij Woonstad Rotterdam. Daar heeft hij een project bekeken dat is afgeleid van het uit Frankrijk afkomstige Vivalib. Dat is een heel inventieve manier om mensen langer veiliger en zelfstandiger te laten wonen, ook als ze zorg nodig hebben. Kunnen we gerapporteerd worden over grootschalige invoering in Nederland? Daarmee kunnen namelijk veel kosten worden bespaard.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de gegeven antwoorden.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. De Minister is op heel veel vragen ingegaan. Maar ik vind dat hij snel nee zegt. In dit geval gaat het om het register voor onzelfstandige wooneenheden. Daar zegt de Minister nee tegen. Ik vroeg om op zijn minst een onderzoek te doen naar een eenduidige definitie van het begrip «onzelfstandige eenheid». Dat zou een eerste stap zijn. Is de Minister bereid om dat te doen?

Ik heb behoefte aan een VAO, met name als het gaat om een eenduidig systeem voor de verdeling van huurwoningen. Er zijn plekken in Nederland waar mensen zich in verschillende systemen moeten inschrijven. Daarmee zijn extra inschrijfkosten gemoeid, maar het wordt mensen ook lastiger gemaakt om een woning te vinden.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Duizenden Nederlanders zijn op zoek naar een betaalbare huurwoning en komen niet aan de bak, omdat asielzoekers voorgaan. Dat is een wettelijk recht van statushouders/asielzoekers: ze gaan voor op Nederlandse woningzoekenden. Mijn mailbox zit vol met mails van ouderen, jongeren en anderen die nu geen woning kunnen krijgen. In Binnenlands Bestuur stond dat 33% tot 50% van de beschikbare sociale huurwoningen wordt toegewezen aan asielzoekers die voorrang hebben. Toen we daarover vorig jaar spraken, werd mij door diverse fracties en door de Minister verzekerd dat dat niet zou gaan gebeuren. Er zou tijdelijke, goedkope en sobere huisvesting worden gebouwd. Volgens de PvdA zou dat binnen twee jaar gaan om 100.000 stuks. We zijn nu een jaar verder, er is nog steeds voorrang voor asielzoekers, en na heel lang aandringen ben ik er nu achter dat er nul asielzoekers terecht zijn gekomen in tijdelijke woningen. Nul! Ik heb heel lang moeten uitzoeken hoe dat zit. Ik krijg geen antwoord op vragen daarover. Ik reageer inderdaad zeer teleurgesteld, want ik voel me echt een beetje voor de gek gehouden. De problemen die we nu krijgen, hebben we aan zien komen. Ik vind het werkelijk ongehoord; ik ben zeer teleurgesteld.

De heer Koolmees (D66):

Dat de heer Madlener teleurgesteld is, willen we niet. Als de heer Madlener naar het antwoord van de Minister had geluisterd, had hij gehoord dat 14% van de vrijvallende woningen wordt toegewezen, en niet 35% of 40%, zoals hij stelt. Misschien stelt de heer Madlener de zaken wat overdreven voor in dit debat.

De heer Madlener (PVV):

Mijnheer Madlener heeft duidelijk de bron genoemd: een artikel in Binnenlands Bestuur. Die 14% zal een gemiddelde zijn van alle toewijzingen, maar ik heb het over veel plaatsen waar mensen gewoon niet aan de bak komen. Mijn mailbox zit vol met berichten van die mensen. Ik krijg hier geen enkele steun van mijn collega's, die het allemaal wel best vinden dat Nederland wordt overspoeld met asielzoekers. De tweede golf is aanstaande: alle statushouders kunnen hun familie over laten komen, waardoor alle Nederlandse woningzoekenden aan de kant staan: ouderen, jongeren met een gebrek of met financiële problemen. Niemand, behalve de PVV, komt voor hen op. Ik vind dat werkelijk ongehoord.

De heer Koolmees (D66):

De heer Madlener gebruikt altijd grote woorden. We kennen de riedel wel; ik had me eigenlijk voorgenomen om er niet op te reageren. De heer Madlener heeft het over 50.000 mensen. Dat is 0,3% van de Nederlandse bevolking. We hebben het over 14% van de vrijvallende woningen die wordt toegewezen aan statushouders. Dat gebeurt met heel goede redenen. Nu zitten die mensen in azc's, wat heel veel geld kost, ze integreren niet, ze gaan niet naar school, ze hebben geen opleiding, waardoor we later een bijstandsexplosie kunnen verwachten. De heer Madlener tettert dit soort debatten vol en schuift alle problemen in de huisvesting op deze groep af. Terwijl de oplossing meer bouwen is, ervoor zorgen dat mensen integreren, dat mensen naar school gaan en dat mensen bijdragen aan de Nederlandse samenleving. De heer Madlener schuift alleen maar problemen naar voren en biedt geen enkele oplossing. Toen de partij van de heer Madlener in 2011 gedoogpartner was, kwamen er ook 13.000 mensen Nederland binnen. Daar hebben we de heer Madlener nooit over gehoord. Elke keer deze riedel van de heer Madlener, zonder dat hij de cijfers kent, zonder dat hij de argumenten kent en zonder dat hij ingaat op de beleidsmaatregelen die worden genoemd. Dat moet toch een keer weersproken worden.

De heer Madlener (PVV):

Maar dat weerspreekt u helemaal niet, want u was bij de debatten die we een jaar lang hebben gevoerd waarin ik heb gezegd: we hebben niet de huizen voor al die nieuwkomers. U hebt ook de antwoorden gehoord: ja, dat gaan we oplossen met tijdelijke huisvesting. 100.000 stuks in twee jaar tijd, beloofde de PvdA. De Minister sprak over heel sobere huisvesting, zodat er geen verdringing zou ontstaan op de woningmarkt. Ik denk dat u met mij moet constateren dat er in heel veel plaatsen wel sprake is van verdringing op de woningmarkt. Van de belofte dat het niet tot problemen zou leiden, is dus geen klap terechtgekomen, want we hebben net van de Minister gehoord dat die 44.000 mensen, dat zijn er erg veel, dit jaar nog worden gehuisvest door de gemeenten. Zij komen niet terecht in die tijdelijke goedkope hutten van de PvdA, maar gewoon in reguliere woningen, waarvoor Nederlanders al jaren op de wachtlijst staan. Daar kunt u niet omheen.

De heer Bashir (SP):

De heer Madlener roept al de hele avond dat zijn mailbox ontploft door mailtjes van mensen die hun zorgen bij hem uiten. Welk antwoord geeft hij die mensen?

De voorzitter:

Mijnheer Madlener: als u «u» zegt, spreekt u mij aan. Zeg dan «de heer Bashir» of «de SP-fractie».

De heer Madlener (PVV):

Ik heb het zojuist al gezegd: de taakstelling van 44.000 mensen die met voorrang gehuisvest moeten worden, zou moeten gelden voor Nederlandse woningzoekenden. Zij zouden met voorrang gehuisvest moeten worden. Laat die asielzoekers maar even zitten waar ze nu zitten, of bouw desnoods tentenkampen. Dat is onze oplossing. Die taakstelling van 44.000, waarmee alle gemeenten onder dwang van deze regering bezig zijn, moet ten goede komen aan de Nederlandse woningzoekenden. Daar zijn er genoeg van. Geef die mensen voorrang, in plaats van die asielzoekers. Dát stel ik voor.

De heer Bashir (SP):

Het antwoord van de heer Madlener aan die mensen valt mij tegen. Hij moet er dan eerlijk bij vertellen dat, ook al zou je die mensen niet huisvesten, je nog steeds wachtlijsten hebt. De heer Madlener zou ook moeten zeggen dat het de PVV was die een begin heeft gemaakt met de verhuurderheffing, waardoor we nu minder kunnen bouwen. Het was de PVV die inkomensgrenzen heeft ingesteld, zodat mensen vanaf € 40.000 geen sociale huurwoning meer kunnen krijgen. Vertel dat dan ook aan de mensen, zodat ze weten wat ze aan de PVV te danken hebben: minder sociale huurwoningen, geen oplossing en de onmogelijkheid voor bepaalde mensen om een huis te krijgen, doordat ze te veel verdienen.

De heer Madlener (PVV):

Die onzin die ik hier van de SP hoor, is niet of maar een heel klein beetje waar. Een feit is dat er dit jaar een taakstelling ligt om 44.000 asielzoekers te huisvesten. Die mensen, 44.000, krijgen allemaal voorrang. Dat is een heleboel, en de SP doet daar niets aan, want die vindt het allemaal prima: laat ze maar voor gaan. Ik heb een amendement ingediend om de voorrangsregeling snel te schrappen; dat is nog steeds niet gebeurd. Nog steeds hebben ze wettelijk voorrang. Dat is een groot probleem, ook volgens de SP, maar er gebeurt niets mee. Nee hoor, de SP zegt: kom allemaal maar naar Nederland. Dát zorgt voor de problemen. Niet alleen is de voorrang een probleem voor veel mensen, maar al die asielzoekers komen ook nog eens terecht in wijken waar al zo veel leefbaarheidsproblemen zijn. We hebben nieuwe achterstanden geïmporteerd. Sterker nog: er komt een nieuwe golf aan, want al die 44.000 mensen die straks van u een huis krijgen, hebben ook het recht om hun familie te laten overkomen. Hup, weer een tweede golf, en zo gaat het maar door. Ik heb een jaar lang zitten debatteren in deze Kamer in de hoop dat dit niet zou gaan gebeuren. PvdA, VVD en de Minister kwamen met beloftes voor sobere, tijdelijke huisvesting. Niemand, nul is er gerealiseerd. Ze worden allemaal gewoon met voorrang in de huizen geplaatst waarvoor Nederlanders op de wachtlijst staan. Daar hoor ik niemand over, wat ik zeer teleurstellend vind.

De voorzitter:

We gaan over naar de tweede termijn van de Minister.

Minister Blok:

Voorzitter. De heer Ronnes vroeg of de corporatiesector geen onlinesysteem kan maken. Richting de heer Bashir gaf ik al aan dat die sector daar zelf niet veel behoefte heeft. Ook als dat systeem er zou zijn, zou je nog steeds aanvullende onderzoeken nodig hebben, die ik bereid ben om te doen, om preciezer het verschil tussen zoekduur en wachtduur te weten en om te weten waarom mensen op wachtlijsten staan. Als je schaarste moet verdelen, is het van belang om te weten hoe urgent urgent is. We ontkomen niet aan aanvullend onderzoek.

De heer Ronnes komt met een VAO, dus dat zal ik afwachten. De heer De Vries zal daarbij een motie indienen. Hij vroeg naar mijn werkbezoek aan Woonstad Rotterdam en naar mijn standpunt over het Vivalib-principe. Woonstad Rotterdam experimenteert daarmee. Ik wil graag in overleg met Woonstad Rotterdam over een jaar de Kamer verslag doen van de ervaringen. Dit soort van toepassingen kan voor veel mensen een uitkomst zijn. Ik zeg niet alleen maar nee, zeg ik tegen mijnheer Bashir. Want op de vraag naar een definitie van onzelfstandige woonruimte zei ik ja. Dat begrip staat al in de wet, omdat we het al gebruiken bij het bepalen van het recht op huurtoeslag. Ook de heer Bashir komt met een motie. De heer Madlener spreekt mij aan op de voorrang voor statushouders. Het voorstel om die te beëindigen, ligt in de Kamer. De Kamer beslist wanneer ze dat voorstel gaat behandelen.

De voorzitter:

Ik dank de Minister voor zijn beantwoording in tweede termijn. De Minister heeft twee toezeggingen gedaan.

  • De Minister zal eens per drie jaar onderzoek doen naar wacht- en zoektijden in de sociale huursector.

  • De Kamer zal over een jaar worden geïnformeerd over een experiment bij Woonstad Rotterdam.

De heer Ronnes heeft een VAO aangevraagd. Moet dat nog voor het zomerreces?

De heer Ronnes (CDA):

Het hoeft niet per se voor de zomer.

De voorzitter:

Dank. We gaan het VAO aanmelden voor na het zomerreces.

Sluiting 20.12 uur.

Naar boven