Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2015
Naar aanleiding van uw verzoek van 14 oktober 2015, zond ik u op 13 november jongstleden
mijn reactie op de brief die de Federatie Opvang, de RIBW Alliantie en GGZ Nederland
u op 24 september 2015 stuurde. Genoemd werd onder meer de regelgeving rond de toewijzing
van corporatiewoningen en de verantwoording daarover bij de zogenaamde intermediaire
verhuur van die woningen door zorg- en maatschappelijke instellingen. In mijn reactie
gaf ik aan voornemens te zijn met partijen te bezien of verlichting voor de ervaren
problemen kon worden geboden. Ik zegde daarbij toe uw kamer daarover nader te informeren.
Zoals ik betrokken partijen op 17 november jongstleden reeds meldde in het bestuurlijk
overleg over langer zelfstandig wonen en ik ook uw Kamer in het Algemeen Overleg huisvesting
doelgroepen van 2 december schetste, hoeft bij het gebruik van woningen als opvangvoorziening
wettelijk geen inkomenstoetsing plaats te vinden. Uit praktijksignalen kwam evenwel
naar voren dat de verantwoording over de juistheid en volledigheid van ingebruikgeving
bij opvang, kan leiden tot hoge administratieve lasten. Ik heb daarom besloten tot
versoepeling van de eisen bij de verantwoording over het gebruik van woningen als
opvangvoorziening. In die gevallen kan worden volstaan met een bestuursverklaring van de
betrokken zorg- of opvanginstelling.
Met het oog op de juiste inzet van staatssteun en uit oogpunt van betaalbaarheid van
het huren voor de huishoudens met de laagste inkomens, houd ik echter onverkort vast
aan de eisen voor toewijzing en verantwoording bij verhuur. Dit acht ik mede van belang voor de correcte uitvoering van de per 1 januari aanstaande
in te voeren passenheidsnorm voor de huurtoeslag. Corporaties zijn wettelijk verplicht
om bij verhuur van woningen sluitende contractuele afspraken met intermediaire verhuurders
te maken. Met het oog op de verantwoording bestaat hierbij de mogelijkheid dat de
corporatie de verhuringen administreert. Ook is het mogelijk dat de accountant van
de corporatie over de controle van de verhuuradministratie afspraken maakt met de
accountant van de zorg- of opvanginstelling.
Tot nog toe hebben onvolkomenheden in de verantwoording, die een oordeelsonthouding
of een afkeurend oordeel van de accountant tot gevolg hadden, niet geleid tot sancties
door de Autoriteit woningcorporaties (Aw). Doordat de regels uit de Tijdelijke staatssteunregeling
voor woningcorporaties sinds de invoering in 2011 een aantal keer zijn bijgesteld,
lag handhavend optreden niet in de rede. Per verslagjaar 2015 kan echter wel grond
voor handhaving ontstaan, vanwege het verbod dat inmiddels voor corporaties geldt
om contracten met intermediairs te sluiten waarmee niet aan de wettelijke verantwoordingseisen
kan worden voldaan.
Wat betreft handhaving bij verantwoording op basis van bestaande contracten heeft
de Aw aangegeven bij onvolkomenheden over de verslagjaren 2013 en 2014 te zullen volstaan
met de waarschuwing aan de betrokken corporaties. Gegeven het verbod op ontoereikende
contracten zal de Aw over het verslagjaar 2015 onverkort handhaven bij niet nakomen
van regelgeving. Bij corporaties die in 2015 voor de eerste keer contracten zijn aangegaan
die niet aan de eisen voldoen, zal zij nog volstaan met een waarschuwing met de mogelijkheid
tot herstel. Bij corporaties die al eerder (herhaaldelijk) zijn gewaarschuwd zal de
Aw naar verwachting wel tot een sanctie overgaan als ze wederom contractueel in gebreke
blijven.
Ik heb de Federatie Opvang, de RIBW Alliantie, GGZ Nederland en Aedes per brief conform
bovenstaande geïnformeerd en tevens verzocht het bij hun leden onder de aandacht te
brengen. Een afschrift van deze brief treft u in de bijlage1. Tevens heb ik via de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
de accountants geïnformeerd over de versoepeling bij de verantwoording en is nadere
informatie beschikbaar op de website www.woningwet2015.nl.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok