32 847 Integrale visie op de woningmarkt

Nr. 206 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2015

Met deze brief informeer ik u over de leefbaarheidsontwikkelingen in de Nederlandse wijken in de afgelopen jaren en de achtergronden daarvan. Daarvoor put ik uit verschillende onderzoeken die onlangs afgerond zijn op het terrein van leefbaarheid en wijkaanpak. De betreffende rapporten stuur ik u bij deze toe1. Met deze brief voldoe ik aan de wens van uw Kamer zoals is vastgelegd in de motie van het lid Monasch2. Tevens zal ik aangeven hoe ik in het vervolg invulling aan deze motie zal geven.

Met de Leefbaarometer wordt sinds 2007 de leefbaarheidsontwikkeling in alle woonbuurten in Nederland gemeten. De Leefbaarometer is, mede naar aanleiding van een hoorzitting in uw Kamer3, voor de meting 2014 grondig vernieuwd en verbeterd. Dit is gedaan na consultatie met en validatie van de uitkomsten door gemeenten. Daarnaast waren verschillende onderzoekers en wetenschappers betrokken bij de verbetering van de Leefbaarometer. De (vernieuwde) Leefbaarometer laat zien hoe de buurten er qua leefbaarheid voor staan en wat de lokale en nationale trends en ontwikkelingen zijn. De positieve trends, die bij de eerdere metingen met de Leefbaarometer gesignaleerd werden, zetten – gemiddeld genomen – ook de laatste jaren door. Ik constateer dan ook dat tussen 2012 en 2014 de gemiddelde leefbaarheidsscore in Nederland als geheel verder verbeterd is. Een ruime meerderheid (ongeveer tachtig procent) van de Nederlandse bevolking woont in buurten waar de leefbaarheid op peil is, en «ruim voldoende» op de schaal van de Leefbaarometer scoort.

Dat neemt niet weg dat er ook gebieden zijn waar zich leefbaarheidproblemen voordoen. Een kleine vijf procent van de Nederlandse bevolking woont in gebieden die «onvoldoende» tot «zeer onvoldoende» scoren. Ongeveer de helft daarvan woont in de (voormalige) 40 aandachtswijken. In deze 40 wijken is de leefbaarheid gemiddeld genomen dan ook «zwak» te noemen. Vooral in de aandachtswijken binnen de G4 zijn de problemen bovengemiddeld groot. In verschillende G4 aandachtswijken is de leefbaarheid, vaak na verbeteringen in de periode 2008–2012, sinds 2012 licht verslechterd, zo laat de Outcomemonitor Wijkenaanpak 2015 zien. In andere G4 aandachtswijken is er juist sprake geweest van een verder opgaande lijn. Dit geldt ook voor verschillende aandachtswijken in de middelgrote steden. Het overall beeld dat uit de Leefbaarometer en de Outcomemonitor komt, is dat de leefbaarheidsituatie en – ontwikkeling per gemeente en per wijk verschilt en dat er lokaal maatwerk per wijk nodig is voor een goede aanpak van de problemen.

Een goed voorbeeld van de verschillen, die zich op lokaal niveau kunnen voordoen, zijn de Arnhemse aandachtswijken. De Arnhemse aandachtswijk met de hoogste gemiddelde score (Het Arnhemse Broek) maakt – na initiële verbeteringen – sinds 2012 een pas op de plaats. In de overige drie wijken (Presikhaaf, Malburgen-Immerlo en Klarendal) zet de eerder ingezette verbetering juist door, ook na 2012. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat de twee laatstgenoemden inmiddels «voldoende» scoren op de Leefbaarometer. Een andere aandachtswijk met een goede leefbaarheidssituatie is Velve Lindenhof in Enschede die zelfs «ruim voldoende» scoort.

Ook in de krimpgebieden is er geen sprake van eenduidige ontwikkelingen. In het ene gebied gaat de leefbaarheid erop vooruit, in het andere gebied is sprake van stagnatie of achteruitgang. In het Interbestuurlijk Actieplan bevolkingsdaling, dat ik in het voorjaar van 2016 naar uw Kamer zal sturen, zal ik nader ingaan op de leefbaarheid in krimp- en anticipeergebieden.

De gemeten leefbaarheidsontwikkelingen in de afgelopen jaren – zowel de positieve als negatieve – blijken voor een belangrijk deel samen te vallen met ontwikkelingen op het terrein van veiligheid en overlast. Voornamelijk in gebieden waar de overlastproblematiek toeneemt, zijn verslechterende leefbaarheidsscores zichtbaar. In gebieden waar de leefbaarheidscores verbeteren, is in de regel juist sprake van een afname van overlast. Een stevige bestuurlijke aanpak van overlast en het ontmoedigen van crimineel gedrag kan dan ook helpen om de leefbaarheid in die gebieden te verbeteren. Ik heb uw Kamer al eerder geïnformeerd over betere en nieuwe instrumenten voor gemeenten om overlastsituaties aan te pakken. Zo is bij de herziening van de Woningwet het handhavinginstrumentarium van gemeenten voor de aanpak van malafide pandeigenaren versterkt. Een ander voorbeeld is het op 8 oktober jl. aan uw Kamer aangeboden voorstel voor uitbreiding van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) met de mogelijkheid om woningzoekende huurders te kunnen screenen op overlastgevend en crimineel gedrag gedrag (inclusief radicalisering)4. Daarnaast stellen de decentralisaties in het sociale domein de gemeenten beter in staat om ook op sociaal-maatschappelijke vraagstukken binnen de wijken en buurten adequaat in te spelen, via de inzet van sociale wijkteams.

Meer armslag geven aan gemeenten, maar ook aan bewoners zelf, is vanaf het begin de inzet van dit kabinet geweest. Dit lijkt langzaam maar zeker positieve resultaten op te leveren. Niet alleen de over het algemeen positieve leefbaarheidsontwikkelingen duiden hierop, ook het onderzoek »Betrokken Wijken» van het SCP onderstreept dit. In dit onderzoek worden de ontwikkelingen in vier aandachtswijken5 beschreven op basis van voornamelijk gesprekken met wijkprofessionals, ondernemers en bewoners. Het onderzoek laat zien dat naast ingrepen in de woningvoorraad, het integraal samenwerken op lokaal en wijkniveau evenals het meer ruimte geven aan de bewoners positieve resultaten in de wijken oplevert. Dit onderzoek benadrukt daarbij overigens ook het belang van schoon, heel en veilig, en bevestigt daarmee het beeld uit de Leefbaarometer en Outcomemonitor Wijkenaanpak 2015: de basis voor een leefbare buurt is veiligheid.

Dit beeld is in lijn met de uitkomsten van het vorig jaar verschenen onderzoek naar ondermijnende criminaliteit6. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat ondanks dat wijken in grote steden vooruitgang boeken langs de route van de kwaliteit van de woonomgeving, onderwijs en economie, ze toch risico lopen om af te glijden door de verlokkingen van de georganiseerde criminaliteit. Met de kennis uit dit onderzoek wordt via leerkringen dat bewustzijn bij gemeenten vergroot. Ook vindt daarbij verdieping plaats en worden ervaringen en oplossingen onderling gedeeld voor een gebiedsgerichte, integrale werkwijze, zowel vanuit het strafrecht als vanuit het wonen en het sociaal beleid. Zo worden de gemeenten en politie ondersteund om de veiligheidsproblemen adequaat aan te pakken.

Door opstapeling van problemen kan er in kwetsbare wijken een vruchtbare voedingsbodem ontstaan voor extremistische groeperingen. De leefbaarheid dreigt in die wijken verder te worden aangetast door sociale spanningen langs religieus-culturele lijnen, wat radicalisering van jongeren tot gevolg kan hebben. In het kader van het kabinetsplan Integrale Aanpak Jihadisme wordt ingezet op kennisontwikkeling en het stimuleren van innovatieve oplossingen om radicalisering te voorkomen in kwetsbare wijken. De leerkring «integrale aanpak preventie radicalisering» i.s.m. V&J/NCTV, SZW en Platform 31 en gericht op gemeenten wordt in 2016 voortgezet.

Dit kabinet heeft het wijkenbeleid, dat door eerdere kabinetten is ingezet en gecontinueerd, in een gewijzigde vorm doorgezet. De inzet en betrokkenheid van de rijksoverheid richt zich voornamelijk op het ondersteunen van de hoofdrolspelers zelf: de gemeenten en bewoners. Dit doet het kabinet door aanpassingen in de wetgeving waar nodig. Daarnaast zet het kabinet in op kennisdeling. Het voorbeeld van de leerkringen heb ik al genoemd. Ook andere onderzoeken kunnen de gemeenten en de bewoners helpen de juiste beslissingen te nemen. Zoals:

  • Het eerder genoemde SCP rapport «Betrokken wijken» biedt inzicht in hoe op productieve wijze integraal gewerkt kan worden (op wijkniveau) en hoe de bewoners betrokken kunnen worden bij beleidsvorming en uitvoering.

  • Het eindrapport van het «Project Kennisontwikkeling Experiment Bewonersbedrijven» laat zien dat bewonersbedrijven (waarvan veel in aandachtswijken) in opkomst zijn in Nederland, welke knelpunten de verdere ontwikkeling nog in de weg kunnen zitten en hoe hiermee omgegaan zou kunnen worden.

  • De Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak7 pleit in haar advies voor beter opdrachtgeverschap bij het uitzetten van onderzoek, zodat de kwaliteit van de kennis die wordt ingezet bij het beleidsproces kan worden versterkt. De Commissie draagt daar zelf aan bij middels een studiedag8 en de publicatie «Aanbevelingen voor beleidsonderzoek», waarin aanbevelingen worden gedaan voor het vergroten van kwaliteit en bruikbaarheid van onderzoek ten behoeve van het beleidsproces.

  • De experimenten van Platform 31 gaan in op de vermeende knelpunten in de regelgeving voor burgerinitiatieven en sociale ondernemers, en hoe deze weggenomen kunnen worden. Het rapport van Platform 31 hierover zal in de eerste helft van volgend jaar verschijnen.

Een ander goed voorbeeld van het ondersteunen van gemeenten met kennis is de eerder genoemde Leefbaarometer. De Leefbaarometer gebruik ik niet alleen om de landelijke leefbaarheidsontwikkelingen in de gaten te houden; dit instrument wordt ook door gemeenten gebruikt bij de vormgeving van lokaal beleid. Zo is, mede op basis van de Leefbaarometer, samen met drie gemeenten en regio’s9, een systematiek ontwikkeld om toekomstige risico’s in beeld te brengen. Dit instrument biedt niet alleen inzicht in wijken die op dit moment onder druk staan, maar ook in wijken die op een niet al te lange termijn dreigen achteruit te gaan. Deze inzichten worden door de drie gemeenten en regio’s benut bij de beleidsontwikkeling. Zo heeft de gemeente Venlo ze gebruikt bij het vormgeven van wijkgericht werken. Met het publiceren van de nieuwe Leefbaarometer wil ik, gezien de succesvolle pilot, ook andere gemeenten en regio’s in staat stellen om gebruik te maken van deze systematiek10.

Naar mijn stellige overtuiging worden de gemeenten met de genoemde kennis en instrumenten, in aanvulling op de wettelijke instrumenten van het kabinet, op een goede wijze geëquipeerd om de leefbaarheid in wijken op peil te houden en waar nodig te verbeteren. Het kabinet zal de gemeenten waar nodig ook verder faciliteren, bijvoorbeeld via de Agenda Stad, waarbinnen specifieke onderwerpen, zoals schuldenproblematiek, via city deals opgepakt worden.

Daarnaast vraagt de bijzondere situatie in Rotterdam Zuid om extra aandacht vanuit het Rijk. Daar is de problematiek van dusdanige aard en omvang, dat door mijn ambtsvoorganger een nationaal programma met een looptijd van twintig jaar is gestart. In de nationale wetgeving, die op zich al aangepast en ontwikkeld wordt om gemeenten beter in staat te stellen om met problemen om te gaan, wordt waar nodig specifiek rekening gehouden met de situatie in Rotterdam Zuid. Zo kunnen in Rotterdam Zuid de corporaties gebruik maken van investeringsaftrek in het kader van de verhuurderheffing en krijgen corporaties op Zuid in de nieuwe Woningwet meer ruimte om activiteiten te ontplooien die de markt nog niet oppakt. De corporaties die niet in Rotterdam Zuid (of krimpgebieden) actief zijn kunnen een beperkt percentage (5%) van herstructureringsinvesteringen in niet-DAEB activiteiten in DAEB achterlaten, voor de corporaties die in Rotterdam Zuid (en krimpgebieden) actief zijn geldt deze beperking niet. Deze, en andere maatregelen, moeten helpen om van Rotterdam Zuid een aantrekkelijk investeringsgebied te maken, ook voor particuliere investeerders.

Resumerend kan gesteld worden dat de leefbaarheid de afgelopen jaren verder verbeterd is en dat de meeste wijken op de goede weg zijn. Tegelijkertijd constateer ik dat er duidelijke verschillen tussen wijken en buurten zichtbaar zijn. In zowel de leefbaarheidssituatie als de ontwikkeling ervan. Elke gemeente en elke wijk kent zijn eigen dynamiek. Dit geldt ook voor de (voormalige) 40 wijken. Er is dan ook niet (meer) sprake van 40 aandachtswijken met een vergelijkbare problematiek. Sommige van deze wijken zijn inmiddels dusdanig vooruit gegaan dat ze «aandachtswijk af» zijn, terwijl in een aantal wijken juist minder positieve ontwikkelingen zichtbaar zijn. Bovendien constateer ik dat de leefbaarheidsproblemen zich niet alleen voordoen in de 40 wijken. De helft van de gebieden met een «onvoldoende» Leefbaarometerscore bevinden zich, zoals ik eerder aanhaalde, in andere wijken. Soms gaat het om kleine gebiedjes van enkele honderden inwoners, soms om wat grotere buurten. Dit alles benadrukt het belang van lokaal maatwerk, waarbij de gemeenten en bewoners, die het beste inzicht in de aard van de problematiek hebben, de aanpak gezamenlijk tot een succes kunnen maken.

Het feit dat de ene aandachtswijk niet de andere is, en dat er ook buiten de aandachtswijken problemen zijn, brengt mij tot de conclusie dat het specifiek volgen van ontwikkelingen in alleen de 40 wijken niet (meer) logisch is. Gezien de ontwikkelingen van de laatste jaren, zowel op het terrein van de leefbaarheid, als ten aanzien van het meer instrumenten geven aan gemeenten en burgers, en de decentralisaties die niet alleen voor 40 wijken gelden maar voor alle wijken in Nederland, is het logischer om de leefbaarheidsontwikkelingen voor heel Nederland integraal te volgen en periodiek met uw Kamer te delen. Daarbij kan uiteraard specifieke aandacht uitgaan naar zwakkere gebieden.

De jaarlijkse voortgangsrapportage over de aandachtswijken wil ik dan ook graag vervangen door een breder en samenhangend verhaal over de leefbaarheidsontwikkelingen in Nederland, zoals ik in feite in deze brief al heb gedaan. Hiervoor wil ik gebruik maken van bestaande onderzoeksinstrumenten: de Leefbaarometer, die tweejaarlijks verschijnt, en het WoonOnderzoek Nederland (WoON), dat elke drie jaar wordt uitgevoerd, waar nodig aangevuld met inzichten uit andere relevante monitors zoals de Veiligheidsmonitor. Volgend jaar zal het nieuwe WoON verschijnen op basis waarvan ik uw Kamer zal informeren over de meest recente leefbaarheidsontwikkelingen in Nederland. Het jaar daarop, in 2017 vindt een nieuwe meting van de Leefbaarometer, plaats met een uitgebreide rapportage over de leefbaarheidontwikkelingen in Nederland.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Bijlage

De volgende rapporten worden met de brief «Leefbaarometer en Voortgangsrapportage Wijkaanpak 2015» meegestuurd11:

  • Leefbaarheid in beeld, van RIGO Research en Advies en Atlas voor gemeenten; in opdracht van het Ministerie van BZK.

  • Outcomemonitor Wijkaanpak 2015, van RIGO Research en Advies en Atlas voor gemeenten; in opdracht van het Ministerie van BZK.

  • Betrokken Wijken – Ervaringen van bewoners en professionals met wijkverbetering in vier (voormalige) aandachtswijken, van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

  • Het eindrapport van het «Project Kennisontwikkeling Experiment Bewonersbedrijven», van OTB/TU Delft met subsidie van de Vereniging Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) en het Ministerie van BZK.

  • Advies 2015 van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak, in opdracht van het Ministerie van BZK.

  • Aanbevelingen voor beleidsonderzoek – Tips van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak, van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak.


X Noot
1

In de bijlage bij deze brief wordt een overzicht gegeven van meegestuurde rapporten.

X Noot
2

Kamerstuk 32 847, nr. 16

X Noot
3

Rondetafelgesprek Leefbaarheid achterstandswijken van 31 oktober 2013

X Noot
4

Kamerstuk 34 314, nr. 2

X Noot
5

Kruiskamp (Amersfoort), Nieuwland (Schiedam), Bijlmer (Amsterdam) en Slotervaart (Amsterdam)

X Noot
6

Kamerstuk 30 995, nr. 96.

X Noot
7

Deze commissie is in 2009 ingesteld op advies van de Algemene Rekenkamer om het beleidsleren van gemeenten te stimuleren.

X Noot
8

De studiedag was op 20 februari 2015.

X Noot
9

Almere, Drechtsteden, Noord Limburg.

X Noot
10

De analyses met Leefbaarometerdata en andere landelijke en lokale databronnen en kennis kunnen op aanvraag ook voor andere gemeenten of regio’s uitgevoerd worden.

X Noot
11

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven