32 827 EU-consultatie: Alternatieve geschillenbeslechting

Nr. 58 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2013

Uw brief van 3 oktober jl. heb ik in goede orde ontvangen. De vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vraagt mij daarin om een reactie op het rapport van de Boston Consultancy Group (BCG) getiteld «Onderzoek naar mogelijkheden voor verhogen eigen inkomsten van de Landelijke Publieke Omroep» dat ik u op 30 september jl. heb toegestuurd.

Dit onderzoek naar verdienmogelijkheden heb ik aangekondigd in de brief over de verkenning naar de toekomst van het publieke mediabestel van 20 juni 2013 (Kamerstuk 32 827, nr. 49). Uw Kamer heeft in het debat van 25 juni jl. over de Mediawet (Handelingen II 2012/13, nr. 99) aangedrongen op toezending van de bevindingen kort na de zomer. De aanleiding is dat uw Kamer zicht wilde hebben op de mogelijkheden en potentiële bedragen voor eigen inkomsten voor de behandeling van de wetswijziging waarmee € 100 miljoen wordt bezuinigd op de rijksmediabijdrage. In deze wet wordt ook de overheveling van het budget voor de regionale omroepen geregeld. Deze wetswijziging is nodig om de afspraken in het regeerakkoord Rutte II tijdig te realiseren per 1 januari 2014.

Ik heb deze zomer alles op alles gezet om het eigen inkomstenonderzoek uit te zetten en de resultaten tijdig naar de Tweede Kamer te kunnen sturen. Naar mijn mening is BCG erin geslaagd om in zeer korte tijd een goed onderbouwd rapport op te stellen. Dat heeft BCG gedaan met hulp van en in goed overleg met de NPO, de omroepen en de Ster en het Commissariaat voor de Media.

Zoals ik u had toegezegd, bevat het rapport van BCG eerst en vooral een inventarisatie van de theoretische mogelijkheden voor het verhogen van de eigen inkomsten van de publieke omroep en de Ster. Die inventarisatie ligt er nu en biedt een goed overzicht van de mogelijkheden.

In het debat is aan de orde geweest of ik mij wilde inspannen om tenminste een bedrag van circa € 45 mln te vinden. Daar wordt met de opties voor extra inkomsten die in dit rapport worden genoemd, ruimschoots aan voldaan. De som van de diverse mogelijkheden biedt zicht op een substantieel bedrag aan extra inkomsten voor de publieke omroep.

Zoals ik in het debat al heb vermeld, volgt op de inventarisatie van theoretische mogelijkheden, de discussie en afweging van de haalbaarheid en wenselijkheid van de gepresenteerde opties. Het is van essentieel belang dat bij die afweging de diverse partijen worden betrokken. In het kabinet en met uw Kamer zullen we hier een discussie over voeren. We moeten ons daarbij realiseren dat het niet aan de overheid is om die extra inkomsten te genereren maar aan de omroepen en de Ster. Zonder goed overleg met betrokkenen en zonder overeenstemming komen we er niet.

Nu het rapport met de inventarisatie er ligt, wil ik daarom eerst de diverse betrokken partijen om een reactie vragen. Dat proces wil ik zorgvuldig doen omdat draagvlak voor mogelijke maatregelen bij de partijen en in het veld van groot belang is. Verder wil ik in debat met u zicht krijgen op de eerste indrukken die in uw Kamer leven en een beeld krijgen van de politieke haalbaarheid en wenselijkheid bij het vergroten van de eigen inkomsten.

Beoordeling afwegingskaders

In het rapport zijn de mogelijkheden onderzocht om de inkomsten van de landelijke publieke omroep en de Ster te verhogen waarbij een inschatting is gemaakt van de verschillende inkomstenopties. BCG heeft daarvoor binnen dit onderzoek drie afwegingskaders uitgewerkt.

In Afwegingskader 1 is gekeken naar de mogelijkheden voor extra inkomsten binnen de huidige wet- en regelgeving. Het gaat bijvoorbeeld om het benutten van het (wettelijk) maximaal aantal toegestane reclameminuten per uur. De reclame zou dan uitgebreid kunnen worden van 6 minuten naar 9 minuten. Dat betekent dat een enkel programma enkele minuten korter wordt.

Belangrijkste inzicht uit dit afwegingskader is echter dat door betere samenwerking de inkomsten kunnen worden verhoogd. De NPO en Ster kunnen beter samenwerken bijvoorbeeld bij het programmeren van «blockbusters». En omroepen onderling kunnen door samenwerking of centrale aanpak van bijvoorbeeld contentverkoop en merchandise meer inkomsten verwerven. BCG oordeelt dat dit afwegingskader het publieke karakter van de publieke omroep niet aantast. Ik constateer dat de geschetste verdienmogelijkheden bij wijze van spreken morgen al kunnen worden verzilverd. Hier ga ik dan ook graag snel met betrokken partijen over in gesprek.

Afwegingskader 2 daarentegen geeft mogelijkheden weer voor extra inkomsten die pas te realiseren zijn na aanpassing van Nederlandse wet- en regelgeving, maar nog wel binnen de kaders van de EU. Dit ligt aanzienlijk ingewikkelder omdat de opties raken aan het onderscheidende karakter van de publieke omroep. BCG zelf concludeert dat een aantal van de gepresenteerde opties grote consequenties kunnen hebben. Dit geldt bijvoorbeeld voor de optie van programma-onderbrekende reclame. In geen enkel ander Europees land worden programma’s van de publieke omroep onderbroken door reclame. Hier liggen fundamentele vragen onder, waar we zorgvuldig moeten nagaan of je een dergelijk vergaande stap wilt zetten. Hier moeten we dan ook goed het debat over voeren.

Ook hier geldt dat het aan de betrokken partijen is om gebruik te maken van de mogelijke verruiming zoals bijvoorbeeld product-placement en programma-onderbrekende reclame. Immers, wetswijziging heeft alleen zin als de partijen die ruimte ook daadwerkelijk willen benutten. Het vraagstuk van verruiming van reclame en sponsoring bij de publieke omroep raakt ook aan het advies van de Raad voor Cultuur over de wijze waarop de publieke mediadienst zijn taak het beste kan vervullen. In het bijzonder raakt het de vraag naar het onderscheidende karakter van de publieke omroep.1

Afwegingskader 3 tenslotte gaat over de mogelijkheden op het gebied van distributie. De onderzoekers van BCG stellen dat op basis van heronderhandelingen met distributeurs op korte termijn aanzienlijke additionele inkomsten zijn te verkrijgen. Zij schrijven ook dat er nog nader onderzoek nodig is naar de actuele waarde van de programma’s. Ook is nader onderzoek nodig wanneer de overheid kiest voor het reguleren van distributievergoedingen. Daarnaast is overleg met de Europese Commissie vereist. Hier hangen namelijk complexe internationale juridische en mededingingsvragen mee samen. Verder is inzicht nodig in de mogelijke doorberekening van additionele kosten naar de burgers en de verdere ontwikkeling van concurrentie in de distributiemarkt.

Het lijkt mij in het belang van alle betrokkenen als nader onderzoek wordt gedaan naar extra inkomsten op het gebied van distributie. Overigens heb ik in debat met uw Kamer eerder bepleit dat partijen ook kunnen starten met scherpere heronderhandelingen om tot betere balans te komen op het terrein van distributie. Daar ben ik ook nog steeds van overtuigd.

Conclusie en vervolg

Het BCG-rapport toont aan dat er meerdere mogelijkheden zijn om de eigen inkomsten te vergroten. Op basis van de uitkomsten heb ik er vertrouwen in dat de publieke omroep en de Ster in staat zullen zijn om dusdanig extra inkomsten te verwerven zodat zij de bezuiniging van € 45 miljoen op de landelijke publieke omroep grotendeels of wellicht zelfs geheel kunnen compenseren.

Ik zie voldoende aanknopingspunten in het rapport om met partijen daar betekenisvolle stappen in te zetten. Welke inkomsten daadwerkelijk gerealiseerd worden zal uiteraard mede afhangen van het succes van de inzet binnen het eerste afwegingskader en van het onderzoek en de afweging die nog plaats moet vinden voor het tweede en derde afwegingskader. Daarvoor is bereidheid nodig bij betrokken partijen alsmede politiek draagvlak voor de gekozen richting.

Zoals gezegd heb ik de Raad voor Cultuur gevraagd advies uit te brengen over de wijze waarop de publieke omroep zijn maatschappelijke functie in het medialandschap van de toekomst het beste kan vervullen. De Raad zal bij dat advies ook het rapport van BCG betrekken. Mijn integrale beleidsreactie op dit advies stuur ik u in het voorjaar van 2014 toe.

Tot slot

In uw brief van 3 oktober heeft u twee concrete vragen gesteld. In antwoord op de eerste vraag stuur ik u bijgaand een aanvullende rapportage van BCG over de «must carry» verplichting2. In antwoord op uw tweede vraag heb ik op 7 oktober jl. nadere informatie over de distributievergoeding ter vertrouwelijke inzage aan uw Kamer gestuurd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 32 827, nr. 49. Brief van 20 juni 2013 Plan van aanpak toekomstverkenning publieke mediabestel

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven