32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 49 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2013

Met deze brief informeer ik u over de wijze waarop ik vorm geef aan de verkenning naar de toekomst van het publieke mediabestel en de uitwerking van het regeerakkoord. Ik heb dit aan uw Kamer toegezegd.1

Vooraf

In mijn brief van 6 december 20122 informeerde ik u over de uitwerking van het onderdeel Media uit het regeerakkoord. Ik geef hier in drie stappen uitvoering aan. Ten eerste heb ik u het wetsvoorstel «modernisering»3 gestuurd dat toeziet op de fusie van omroepverenigingen. Hierdoor wordt de bezuinigingsopdracht van het kabinet Rutte I uitgevoerd met behoud van de kwaliteit van de huidige programmering. Dit wetsvoorstel past bij mijn voornemen het publieke mediabestel te moderniseren en het aantal omroepen te verminderen. Het wetsvoorstel dat toeziet op de (financiële) overheveling van de regionale omroepen naar het Rijk, is stap twee. De verantwoordelijkheid voor de verschillende regionale omroepen ligt nu nog bij de provincies. Om vorm te geven aan de integratie van de regionale en landelijke publieke omroep, is het nodig dat die (financiële) verantwoordelijkheid in één hand komt te liggen. In dit wetsvoorstel wordt ook de structurele verlaging van de rijksmediabijdrage met € 100 miljoen geregeld, conform de afspraak in het regeerakkoord. Dit wetsvoorstel is u op 17 juni jl. toegezonden.4

Met de toekomstverkenning zet ik een derde en laatste stap. Deze toekomstverkenning moet antwoord geven op de vraag op welke wijze de publieke omroep zijn maatschappelijke functie in de toekomst het beste kan vervullen. De wijze waarop dat in het Nederlandse bestel traditioneel gebeurt, staat onder druk vanwege snelle veranderingen in het medialandschap en ook de nieuwe financiële realiteit.

In deze brief schets ik eerst de context en aanleiding van de verkenning. Op basis daarvan werk ik de doel- en vraagstelling van de verkenning uit. Ik vraag de Raad voor cultuur de daadwerkelijke verkenning uit te voeren. Daarna volgen de planning en een vooruitblik op hoe ik met de resultaten van de verkenning omga.

Tot slot informeer ik u in deze brief over mijn plan van aanpak van twee andere onderdelen van het regeerakkoord: de integratie van de regionale en landelijke publieke omroep, en het onderzoek naar de mogelijkheden om de inkomsten van de publieke omroep te vergroten. Ik heb ervoor gekozen deze twee onderdelen niet mee te nemen in de verkenning door de Raad voor cultuur, maar ze apart uit te werken. De onderdelen betreffen opgaven uit het regeerakkoord, die vragen om een meer pragmatische en concrete aanpak, in nauwe samenwerking met de betrokken partijen uit het veld. Ik zal er zorg voor dragen dat de uitwerking van deze onderwerpen en de toekomstverkenning door de Raad voor cultuur, in samenhang met elkaar uitgevoerd worden.

Hoofdstuk 1: Toekomstverkenning

Media spelen een fundamentele rol in onze democratische samenleving: ze zijn een bron van kennis en informatie, en bieden een podium voor meningsvorming en debat. Ze zijn de oriëntatiemiddelen waarop we varen in onze maatschappij. Media geven onze cultuur en identiteit vorm: internationaal, nationaal, lokaal en binnen groepen op basis van een gemene deler. Tenslotte zijn media dragers van kunst en vermaak: van verhalen, theater, muziek, documentaires. Deze functie van media is in de kern de legitimatie van het mediabeleid van de overheid. De doelstelling van het mediabeleid, zoals ook verwoord in artikel 15 van de rijksbegroting, is breed: het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking, bestaande uit radio, televisie, kranten en internetdiensten.

De gemiddelde Nederlander besteedt veel tijd aan het gebruik van media. Zo kijken Nederlanders gemiddeld 3 uur en 20 minuten per dag televisie.5

Een derde van deze tijd besteden ze bij de publieke omroep, een belangrijk instrument van de overheid in de uitvoering van het mediabeleid. Vooral het aanbod op de Nederlandse publieke televisiezenders wordt goed bekeken en krijgt hoge waarderingscijfers.

De publieke omroep speelt daarmee een rol van betekenis in Nederland. Met zijn programma-aanbod geeft hij vorm aan een gedeelde culturele identiteit. Hij is er als referentiepunt, om op betrouwbare, integere, pluriforme en onafhankelijke wijze een bijdrage te leveren aan de cohesie binnen onze maatschappij. Met aanbod waarin elke Nederlander zich kan vinden; niet altijd voor iedereen tegelijk, maar wel altijd voor sommigen en soms voor iedereen. Het is die maatschappelijke functie die ik veilig wil stellen voor de toekomst.

De publieke omroep opereert in een wereld die alles behalve statisch is. Ontwikkelingen in de samenleving in het algemeen en in het medialandschap in het bijzonder hebben gevolgen voor de positie van de publieke omroep en de wijze waarop hij zijn functie uitvoert. Deze ontwikkelingen worden hieronder toegelicht en hebben kort gezegd tot gevolg dat het bestel zoals wij dat nu kennen onder druk staat. Bovendien verlaagt dit kabinet de rijksmediabijdrage. Dit dwingt tot het maken van scherpe keuzes in de wijze waarop het aanbod van de publieke omroep tot stand komt en gepresenteerd wordt, en in de wijze waarop onze publieke omroep is vormgegeven. Wat kan en moet de publieke omroep doen, gegeven de nieuwe financiële realiteit en de snelle veranderingen in het medialandschap om zijn maatschappelijke functie te vervullen. En hoe moet de publieke omroep dat dan doen? Die vragen vormen de kern van mijn adviesaanvraag aan de Raad voor cultuur.

Aanleiding

De aanleiding voor deze toekomstverkenning is meerledig: de snelle veranderingen in het medialandschap en de bezuinigingen op de rijksmediabijdrage liggen eraan ten grondslag.

Veranderingen in het medialandschap

De veranderingen in het medialandschap zijn ingrijpend. Onder invloed van digitalisering, globalisering en convergentie verandert de samenstelling van de markt en het kijk- en luistergedrag fundamenteel.

Productie, distributie en gebruik van media verschuiven in snel tempo naar het digitale domein. Op de verschillende netwerken zoals ether, kabel, koper en satelliet, is door de omschakeling van analoog naar digitaal veel meer ruimte voor doorgifte ontstaan; van distributieschaarste is nauwelijks meer sprake. Een andere belangrijke ontwikkeling is de toenemende internetsnelheid, en in het bijzonder de opkomst van mobiel internet (via Wi-Fi, 3G of 4G). Samen met de massale acceptatie van nieuwe schermen (tablet & smartphone) heeft dit ervoor gezorgd dat men op elk gewenst moment on demand programma’s kan bekijken of beluisteren, op ieder apparaat. In toenemende mate consumeren we media-aanbod tegelijkertijd; zo is het twitteren tijdens het bekijken van een televisieprogramma in korte tijd zeer populair geworden. En die tweets worden weer opgepikt door traditionele media. Digitalisering zorgt er tot slot ook voor dat onze audiovisuele schatkamers op verschillende wijzen ter beschikking kunnen worden gesteld: voor het onderwijs, voor studie, om later nog eens te bekijken of om als basis voor nieuwe programma’s te dienen.

De digitalisering heeft voor publieke en commerciële omroepen tot gevolg dat het medialandschap steeds groter wordt, met meer private en internationale content-aanbieders. Dit zet de verdienmodellen van traditionele publieke en commerciële omroepen en distributeurs onder druk. Ze concurreren op content (inhoud) en brengen innovatieve diensten op de markt die resulteren in een verschuiving in de waardeketen.

Een ander gevolg van de digitalisering is dat productie, distributie en gebruik van media de afgelopen jaren steeds meer verweven is geraakt met de telecommunicatiesector. Distributie vindt niet langer via traditionele omroepnetwerken plaats maar in toenemende mate via het internet. Bedrijven brengen steeds meer onderdelen van de productie- en waardeketen in een groot concern bijeen, zoals Time Warner & NBC Universal doen. Aanbieders van programma-inhoud en van de infrastructuur, traditioneel gescheiden werelden, komen elkaar nu in dezelfde arena tegen. Maar ook producenten van televisietoestellen en smartphones spelen in toenemende mate een rol in de wijze waarop content toegankelijk wordt. Internationale spelers zoals HBO, Amazon, Netflix, Google en de BBC zijn niet alleen producent maar verzamelen ook content, bouwen audiovisuele bibliotheken op en komen via nieuwe distributiemethoden rechtstreeks via het internet in lineaire of on-demand vorm bij de kijker in huis. Deze partijen zijn daarmee niet alleen rechtstreekse concurrenten geworden van bijvoorbeeld de Nederlandse publieke en commerciële omroepen, maar ook van Nederlandse distributeurs en Nederlandse productiehuizen. Aan de andere kant biedt deze schaalvergroting ook grote kansen om formats en programma’s in steeds meer landen te vertonen en te verkopen.

Met hun omvang, slagkracht en marktmacht zijn internationale mediabedrijven in staat steeds sneller (wereldwijd) te innoveren en te opereren. Er is sprake van een samensmelting (convergentie) van diensten via traditionele omroepnetwerken en diensten die via het internet worden aangeboden. Hierdoor schuiven de traditionele sectoren media en telecom steeds meer naar elkaar op.

Schaarste in het Nederlandse media-aanbod is het gevolg van bovengenoemde ontwikkelingen. De vergroting van het speelveld, de hoge kosten voor audiovisuele productie en een onzeker rendement op de kleine Nederlandse markt liggen daaraan ten grondslag. De vervaardiging van kwalitatief hoogwaardig en Nederlands aanbod komt hiermee onder druk te staan. De vraag is daarnaast of de toename van het aantal distributiemogelijkheden bijdraagt aan een pluriform en toegankelijk (Nederlands) aanbod. Het is daarom de grootste uitdaging om, gegeven de veranderingen in het medialandschap, ervoor te zorgen dat de publieke omroep in staat blijft om voldoende en kwalitatief hoogwaardig publiek media-aanbod van Nederlandse bodem te blijven leveren, dat bovendien herkenbaar, goed toegankelijk en makkelijk vindbaar is in een medialandschap waarin zich steeds meer internationale en private spelers begeven.

Nieuwe financiële realiteit

Door de sterkere samenwerking en de fusies tussen de omroepverenigingen wordt invulling gegeven aan de bezuinigingsopdracht uit het kabinet Rutte-I van € 127 miljoen (als onderdeel van een totale bezuiniging van € 200 miljoen per 2015 op de rijksmediabijdrage), zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de huidige publieke programmering. Om dat te kunnen realiseren zal de publieke omroep, naast de invoering van het 3-3-2-model, ook meer product moeten aankopen in plaats van zelf vervaardigen. Het aandeel aankoop wordt verhoogd van 12% naar 17% van het totaal aantal uitzenduren. De kwaliteit van de programmering als geheel blijft hiermee op peil.

Dit kabinet verlaagt de rijksmediabijdrage vanaf 2016 met aanvullend € 100 miljoen. Dit bedrag is als volgt verdeeld: de regionale omroepen krijgen een efficiencykorting van € 25 miljoen; het budget van het Mediafonds en dat van de 2.42-omroepen wordt volledig gekort, samen is dit € 30 miljoen; op de publieke omroep wordt € 45 miljoen bezuinigd. Daarbij wordt de publieke omroep uitgenodigd de eigen verdiencapaciteit uit te breiden. Ik zal daartoe eventuele barrières wegnemen.

De nieuwe taakstelling kan niet meer langs de lijnen van het huidige bestel worden gerealiseerd zonder gevolgen te hebben voor de programmering. Ik wil ervoor waken dat het unieke karakter en de kwaliteit van het Nederlandse media-aanbod zoveel mogelijk blijft bestaan, ook als straks de bezuinigingsopdracht gerealiseerd is.

Doel- en vraagstelling

De geschetste ontwikkelingen in het medialandschap en de nieuwe financiële realiteit zetten de wijze waarop de publieke omroep zijn maatschappelijke functie uitvoert onder druk. Dit vraagt om aanpassingen in de uitvoering van de taakopdracht. Het is bovenal belangrijk dat de publieke omroep, die van oudsher extern pluriform is doordat verschillende partijen samen uitvoering geven aan de publieke taakopdracht, nauwer onderling samenwerkt. Deze ontwikkeling is al in gang gezet door het vorige kabinet, met het wetsvoorstel dat fusie van omroepen regelt. Het bestel wordt daarmee compacter. Dit kabinet versnelt deze ontwikkeling door twee maatregelen: een sterkere centrale aansturing door verhoging van het programmabudget van de raad van bestuur en een lagere prikkel tot onderlinge competitie door het loslaten van het ledental als grondslag voor financiering. Deze maatregelen stellen de publieke omroep in staat om krachtiger op te treden en flexibeler te reageren en anticiperen op de ontwikkelingen in het medialandschap en -gebruik.

Maar het is de vraag of deze maatregelen volstaan voor een adequate taakuitoefening gezien de complexiteit en de snelheid van de ontwikkelingen in het medialandschap. Zij zouden tot gevolg kunnen hebben dat de maatschappelijke functie die de publieke omroep vervult en de positie die hij nu heeft in onze samenleving, steeds verder onder druk komt te staan. Ik wil de Raad voor cultuur daarom vragen mij te adviseren over de wijze waarop de maatschappelijke functie die de publieke omroep speelt veilig gesteld kan worden voor de toekomst, gegeven de ontwikkelingen in het medialandschap en de financiële kaders.

Dit kabinet heeft daarnaast besloten tot opheffing van het Mediafonds en de levensbeschouwelijke omroepen, de zogenaamde 2.42-omroepen. Het is van mening dat het culturele en levensbeschouwelijke aanbod op efficiëntere wijze gemaakt kan worden, door de verantwoordelijkheid ervoor te beleggen binnen de publieke omroep zelf, die immers al bestaat uit diverse professionele media-instellingen.

Deze maatregelen hebben niet alleen voor het culturele en levensbeschouwelijke aanbod zelf gevolgen, maar ook voor de wijze waarop dit tot stand komt, omdat de natuurlijke pleitbezorgers en pluriforme verzorgers van dit aanbod straks verdwenen zijn. Het Mediafonds bood aan onafhankelijke producenten een natuurlijke toegang tot het publieke bestel. Ik vind het belangrijk dat er voldoende hoogwaardige culturele aanbod geproduceerd wordt. Hoe zou deze functie binnen de publieke omroep belegd kunnen worden? Graag ontvang ik daar advies over van de Raad voor cultuur. De levensbeschouwelijke omroepen zorgden ervoor dat het levensbeschouwelijke aanbod van gevarieerde signatuur was, doordat de 2.42-omroepen stevig verankerd waren met hun levensbeschouwelijke achterban en zo van binnenuit het media-aanbod konden verzorgen. Hoe kan de publieke omroep ervoor zorgen dat er voldoende aanbod over levensbeschouwelijke onderwerpen wordt uitgezonden? Ook die vraag wil ik voorleggen aan de Raad voor cultuur.

De toekomstverkenning moet zo richting geven aan de keuzes die de publieke omroep moet maken om ook in de toekomst voldoende onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig publiek media-aanbod (bij uitstek van Nederlandse bodem) te kunnen leveren, dat bovendien herkenbaar, goed toegankelijk en makkelijk vindbaar is in een medialandschap waarin zich steeds meer internationale en private spelers begeven. Want dat er keuzes gemaakt moeten worden, is evident.

Plan van aanpak

Voor een verkenning naar de wijze waarop de publieke omroep zijn maatschappelijke functie in het medialandschap van de toekomst het beste kan vervullen, zal ik de Raad voor cultuur om advies vragen.

Het kader waarbinnen ik de Raad vraag mij te adviseren, wordt allereerst gesteld door de publieke waarden die de overheid in het mediabeleid wil veiligstellen: onafhankelijkheid, pluriformiteit, kwaliteit en toegankelijkheid van het aanbod. Ook dient de Raad met zijn advies binnen de kaders van het mediabeleid in zijn huidige vorm te blijven, waarin het belangrijkste instrument een publieke omroep is met een brede taakopdracht. Ten derde dienen de toekomstige financiële kaders in acht genomen te worden. Ten vierde wil ik de Raad vragen om in zijn advies rekening te houden met de twee andere opdrachten uit het regeerakkoord, namelijk de integratie van de regionale omroep in de landelijke publieke omroep en de opdracht aan de publieke omroep om zijn eigen inkomsten te vergroten. Ik zal er zelf zorg voor dragen dat er een nauwe uitwisseling van informatie en bevindingen zal plaatsvinden tussen de Raad en de verschillende partijen die betrokken zijn bij deze twee onderdelen. Tot slot is het van belang dat de Raad met zijn advies binnen de kaders blijft zoals die zijn geformuleerd in het regeerakkoord en mijn brief van 6 december 2012, en zijn voorstellen toetst op de doelmatigheid, doeltreffendheid en juridische haalbaarheid ervan. Gelet op de reikwijdte van het vraagstuk zal ik de Raad daarbij ook vragen de expertise van andere adviesorganen (waaronder de WRR) in te schakelen.

Ik vraag de Raad in de toekomstverkenning de volgende uitgangspunten te hanteren:

  • behoud van de essentiële en veelzijdige rol van het huidige publieke mediabestel in onze samenleving;

  • waarborgen van een breed, kwalitatief, onafhankelijk, gevarieerd en toegankelijk media-aanbod, dat toegankelijk is voor een breed publiek;

  • behoud van de toegankelijkheid, vindbaarheid en herkenbaarheid van het Nederlandse publieke media-aanbod;

  • synergie en vereenvoudiging van het totale publieke mediabestel;

  • efficiëntie in de totale bedrijfsvoering.

De kern van mijn adviesaanvraag aan de Raad voor cultuur wordt gevormd door de volgende centrale vraag:

Welke keuzes moet de publieke omroep maken om zijn maatschappelijke functie in de toekomst te kunnen vervullen op een manier dat hij ook daadwerkelijk impact heeft, en hoe zou dat georganiseerd moeten worden?

Genoemde centrale vraag valt uiteen in een aantal deelvraagstukken, die bezien moeten worden in het licht van de eerdere geschetste ontwikkelingen.

Dit zijn in ieder geval:

  • Hoe kan het onderscheidende karakter van de publieke omroep gewaarborgd worden?

  • Hoe kan de publieke omroep een rol spelen als aanjager van innovatie en creatieve competitie?

  • Op welke manier kan de publieke omroep speciale aandacht besteden aan de culturele en levensbeschouwelijke programmering?

  • Hoe moet de publieke omroep zijn maatschappelijke rol vervullen op het gebied van nieuwe media en mobiele diensten?

  • Hoe zou de Nederlandse publieke omroep, onder centrale leiding van de raad van bestuur, verder georganiseerd moeten worden, zodat hij zich in de toekomst kan profileren met en kan excelleren in Nederlands media-aanbod, op de middellange en lange termijn?

  • Op welke wijze kan de publieke omroep open staan voor nieuwe geluiden en wat betekent dat voor de toegankelijkheid van het publieke mediabestel?

  • Hoe kan de raad van bestuur van de NPO zorgen voor heldere criteria om te komen tot een goede en evenwichtige programmering, en hoe kan zij voldoende checks and balances inbouwen in het bestel?

  • Hoe kan de publieke omroep vormgeven aan de notie van informele publieke verantwoording?

  • Hoe kan de onafhankelijkheid van de publieke omroep ten opzichte van de overheid het beste gewaarborgd worden?

Hoofdstuk 2: Vergroten eigen inkomsten publieke omroep

De publieke omroep ontvangt jaarlijks van de rijksoverheid een bijdrage voor de uitvoering van de taken die in de mediawet zijn opgenomen. Deze bijdrage is gedeeltelijk gebaseerd op inkomsten uit de Ster-reclames. Naast deze bijdrage heeft de publieke omroep eigen inkomsten zoals bijdragen van fondsen en doorgiftevergoeding van de pakketaanbieders. Ook de omroepverenigingen hebben inkomsten uit ledencontributies, uit de verkoop van rechten en uit programmabladen. Deze inkomsten vormen samen met de overheidsbijdrage het totale budget waarmee de publieke omroep in staat is een volwaardig media-aanbod te verzorgen.

De publieke omroep kan mogelijk meer inkomsten genereren door zijn media-inhoud beter te exploiteren, bijvoorbeeld via de (gezamenlijke) verkoop van programma’s of de exploitatie van video on demand. In de toekomstverkenning wil ik onderzoeken welke juridische beperkingen er nu zijn voor de omroepen om de inkomsten te verhogen en of de wet- en regelgeving daarover moet worden aangepast. Daarnaast wil ik bekijken op welke manier de Ster-inkomsten kunnen worden verhoogd.

De manier waarop de eigen inkomsten van de publieke omroep en de Ster-inkomsten kunnen worden verhoogd en of hier juridische en praktische belemmeringen voor zijn, is dan ook onderwerp van onderzoek. De uitgangspunten hierbij zijn:

  • de regels voor staatssteun worden niet overtreden;

  • het vergroten van de inkomsten mag niet ten koste gaan van het publieke karakter van de landelijke publieke omroep;

  • de maatregelen voor het verruimen van het verdienvermogen mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor marktpartijen hebben en worden daarop getoetst.

Dit deelonderwerp van het regeerakkoord vraagt om een brede aanpak. Het snel veranderende medialandschap, de pluriformiteit en kwaliteit van de programmering roepen onvermijdelijke vragen op over de wijze en de mogelijkheden waarop de inkomsten van de omroepen en de Ster-inkomsten verhoogd kunnen worden. In nauwe samenwerking met een aantal partijen werk ik dit onderwerp uit. Allereerst zijn dat de NPO, de individuele omroepen en de Ster. Ik vraag hen, elk op het gebied van hun specifieke kennis en kunde, samen met voorstellen te komen voor vergroting van eigen inkomsten. Dit proces wordt gefaciliteerd door een externe en onafhankelijke partij. De resultaten worden op juridische haalbaarheid getoetst door het Commissariaat voor de Media.

Vragen die in ieder geval beantwoord moeten worden, zijn:

  • Welke inkomsten kunnen binnen de bestaande regelgeving worden verhoogd?

  • Wat is de haalbaarheid van het verhogen van (eigen) inkomsten van de publieke omroep en de Ster?

  • Wat is de hoogte van het bedrag dat de publiek omroep en Ster redelijkerwijs aan (eigen) inkomsten kan vergaren?

  • In hoeverre moet en kan de regelgeving worden aangepast om de eigen inkomsten van de omroepen en Ster-inkomsten te kunnen verhogen?

  • Wat zijn de risico’s op lastenverzwaring voor de burger bij de diverse opties voor het verhogen van de (eigen) inkomsten van de publieke omroep en de Ster?

Hoofdstuk 3: Integratie regionale en landelijke publieke mediabestel

De regionale omroep vervult zijn functie complementair aan de landelijke publieke omroep. Regionaal audiovisueel aanbod, met name nieuws en journalistiek, is waardevol voor de regionale identiteit en de binding met de regio. Het kabinet wil de verbinding tussen de twee lagen van de publieke omroep vergroten. Het voordeel hiervan is enerzijds een inhoudelijke kwaliteitsverbetering, betere dienstverlening voor het publiek en anderzijds leidt de versterking van de samenwerking tot een efficiëntere publieke omroep. Daarom worden de regionale publieke omroepen vanaf 2014 via de rijksmediabegroting gefinancierd. Per 2016 zal het beschikbare budget met € 25 miljoen euro worden verlaagd.

Ik wil onderzoeken op welke wijze de regionale omroepen het beste kunnen worden geïntegreerd in het landelijke publieke mediabestel. De uitgangspunten hierbij zijn:

  • herkenbaarheid van de regionale identiteit van de omroepen;

  • synergie en vereenvoudiging van het totale publieke mediabestel;

  • waarborging van de kwaliteit van de programmering;

  • efficiëntie in de bedrijfsvoering.

De vragen die beantwoord moeten worden, zijn:

  • Hoe kunnen de landelijke en regionale omroepen intensiever samenwerken?

  • Hoe moeten de regionale omroepen onderling meer samenwerken?

  • Op welke wijze kunnen de regionale omroepen het beste worden geïntegreerd in het landelijke publieke mediabestel?

  • Hoe moet deze integratie wettelijk worden vastgelegd?

  • Hoe wordt de regionale identiteit in de programmering en de redactionele onafhankelijkheid gewaarborgd?

  • Welke financieringssystematiek moet worden gehanteerd?

  • Op welke wijze kan de budgetkorting van € 25 miljoen op de regionale omroepen worden ingevuld?

Ik zal zelf een aantal modellen uitwerken voor de integratie en samenwerking van de regionale en landelijke omroepen. Die modellen zullen variëren in de mate van integratie en samenwerking, en in de wijze waarop de coördinatie van de programmering is belegd. Daarna wordt in overleg met de betrokken partijen, waaronder in ieder geval de NPO, ROOS en de regionale omroepen, één model gekozen en in detail uitgewerkt. Ik vraag deze partijen tevens te onderzoeken welke efficiencymogelijkheden ieder model biedt. Vanwege het belang van de regionale programmering voor de regionale identiteit in de provincie, betrek ik IPO en de provincies er ook bij. En ik zal rekening houden met de aangenomen motie Heerma6, het advies van de Commissie Hoekstra7 en de afspraken over media tussen het Rijk en de provincie Fryslân, zoals die in de bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2013–20188 zijn neergelegd.

Tot slot

Het onderzoek naar de manier waarop de eigen inkomsten van de publieke omroep en de Ster-inkomsten kunnen worden verhoogd is in het najaar van 2013 gereed. Ik zal u dan zo spoedig mogelijk informeren over de verschillende mogelijkheden de inkomsten te verhogen, zodat een discussie kan plaatsvinden over de haalbaarheid van de diverse opties.

Het advies van de Raad voor cultuur en het onderzoek naar de wijze waarop de regionale omroepen in het landelijke publieke mediabestel worden geïntegreerd zijn in het voorjaar van 2014 gereed.

De uitkomsten van de drie in deze brief geschetste opdrachten neem ik mee in mijn integrale beleidsreactie op de bevindingen. Deze reactie stuur ik u dan in het voorjaar van 2014. Wanneer dit tot wijziging van de Mediawet leidt, zal ik zo snel mogelijk daarna een voorstel daartoe indienen. Het is van belang dat een eventuele wetswijziging plaatsvindt voor 1 januari 2016, de datum waarop de nieuwe concessieperiode start.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 111, Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 93

X Noot
2

Kamerstuk 33 400-VIII, nr. 29

X Noot
3

Kamerstuk 33 541, Wijziging van de Mediawet 2008 teneinde het stelsel van de landelijke publieke omroep te moderniseren

X Noot
4

Kamerstuk 33 664, nr. 2

X Noot
5

Sociaal Cultureel Planbureau (2010), Alle Kanalen staan open. De digitalisering van mediagebruik.

X Noot
6

Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 40

X Noot
7

Kamerstuk 32 827 VIII, nr. 47

X Noot
8

www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties /convenanten/

2013/04/16/bestuursafspraak-friese-taal-en-cultuur-2013

Naar boven