32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2012

Hierbij stuur ik u, zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg d.d. 2 april jl. (Kamerstukken II 2011/12, 33 019, nr. 15), de evaluatie van het Beloningskader Presentatoren bij de Publieke Omroep (BPPO) (bijgevoegd)1 en de door de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) op 26 juni 2012 vastgestelde aanpassing van het BPPO (bijgevoegd)1. Tegelijkertijd beantwoord ik de schriftelijke vragen van het Kamerlid Voordewind over het bericht dat tien presentatoren bij de publieke omroep een salaris boven de Balkenende-norm ontvangen (kenmerk 2012Z09324, ingezonden 2 mei 2012).

Evaluatie

In september 2010 heeft de NPO een eerste rapportage over het BPPO opgesteld. Daarin werd de verwachting uitgesproken dat het aantal uitzonderingen dat in 2011 boven het normbedrag wordt beloond zou zijn afgenomen van zeventien naar elf. Volgens de evaluatie van juni 2012 blijkt dat het aantal uitzonderingen in 2011 zelfs is afgenomen tot tien. Daarnaast blijkt uit de evaluatie dat het aantal management-BV’s dat boven het normbedrag uitkomt, alhoewel deze formeel niet onder het BPPO vielen, is afgenomen van zes naar een. In 2013 zal het aantal uitzonderingen volgens verwachting zijn terug gebracht naar acht. Daarmee wordt voldaan aan de afspraak om maximaal acht uitzonderingen toe te staan (Kamerstukken II 2009/10, 31 804, nr. 80). Bovendien wordt volgens opgave van de NPO het bedrag dat boven het normbedrag uitkomt, conform de motie Voordewind/Atsma (Kamerstukken II 2008/09, 31 804, nr. 78), uit verenigingsmiddelen betaald.

De raad van bestuur geeft aan kennis te hebben genomen van de motie Bosma (Kamerstukken II 2010/11, 32 827, nr. 6) die in juni 2011 is aangenomen. De raad van bestuur van de NPO merkt op terughoudend en prudent om te gaan met de bevoegdheden van de NPO op dit terrein. De NPO spreekt het vertrouwen uit dat het aantal presentatoren boven de maximale norm verder zal terug lopen en dat het door de motie Bosma bepleite aantal van drie vanzelf zal worden benaderd. Daarover het volgende.

Motie Bosma

De motie Bosma bevat verschillende elementen:

  • het beperken van het aantal uitzonderingen dat boven het normbedrag van de Wet normering topinkomens (WNT) wordt beloond tot ten hoogste drie personen;

  • daarbij dienen presentatoren, verslaggevers en bestuurders bij de publieke omroep te worden meegeteld;

  • daarbij moeten ook andere inkomsten worden meegeteld en indien dat leidt tot meer inkomsten dan het maximum van de WNT dient het meerdere boven 10 000 euro te worden «afgeroomd»;

  • een jaarlijkse rapportage over alle functionarissen die boven het WNT-normbedrag worden gehonoreerd.

De normering van de WNT gaat gelden voor topfunctionarissen (bestuurders) in de publieke en semipublieke sector, waaronder de publieke omroep. Het BPPO, gebaseerd op de Mediawet 2008, geldt voor presentatoren, programmamakers, deejays, verslaggevers etc. werkzaam bij de publieke omroep. De motie verzoekt beide regelingen aan elkaar te koppelen. Het lijkt me voor de helderheid echter beter een duidelijk onderscheid te blijven maken. De WNT gaat namelijk uit van wettelijke normering, terwijl het BPPO een wettelijk voorgeschreven zelfregulering is. Ter uitvoering van de motie zal in het BPPO wel worden aangesloten op het normbedrag van de WNT.

De WNT gaat gelden voor topfunctionarissen bij de publieke omroep. Dat betekent dat (nieuw te benoemen) bestuurders niet boven het WNT-normbedrag mogen worden gehonoreerd. Een aparte regeling in het BPPO voor bestuurders is niet nodig. De motie vraagt dus om het WNT-normbedrag ook van toepassing te verklaren voor presentatoren etc. op grond van het BPPO en daarop maximaal drie uitzonderingen toe te staan. De WNT is momenteel nog in behandeling bij de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft op 12 juni jl. een voorlopig verslag (Kamerstukken I 2011/12, 32 600, E) uitgebracht. De regering wordt gevraagd binnen vier weken een memorie van antwoord toe te sturen. Gezien de stand van zaken lijkt het beter eerst de parlementaire behandeling af te wachten alvorens de NPO te vragen het BPPO op dit punt aan te passen. De NPO kan het BPPO aanpassen zodra het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is aangenomen en in werking is getreden. Waar nu het BPPO een eigen salarisnormbedrag kent, dat in bepaalde gevallen mag worden opgehoogd, kent de WNT een totaal maximumnormbedrag waar niet boven uitgekomen mag worden. De systematiek van de WNT is een andere dan waar oorspronkelijk bij het BPPO voor is gekozen. In dat licht dienen ook de afspraken over maximaal acht uitzonderingen te worden bezien. Bij de aanpassing aan de systematiek van de WNT zal ook een (gefaseerde) afbouw van het aantal uitzonderingen tot maximaal drie worden meegenomen.

Het BPPO bevat reeds een regeling waarbij de honorering van een presentator werkzaam voor verschillende publieke omroepen bij elkaar wordt opgeteld en aan het BPPO wordt getoetst. De WNT bevat een vergelijkbare regeling voor bestuurders. De WNT bevat geen regeling waarbij alle andere inkomsten ook nog worden meegeteld en afgeroomd3. Om rechtsongelijkheid te voorkomen en om uitvoeringstechnische redenen is het verdergaand ingrijpen op basis van zelfregulering niet mogelijk.

Op grond van de WNT moet in de jaarstukken van alle functionarissen werkzaam bij de publieke omroep die boven het WNT-normbedrag worden gehonoreerd opgave worden gedaan. Dat hoeft dus niet apart in het BPPO te worden opgenomen. Zodra de normbedragen en systematiek van de WNT en het BPPO worden gelijk getrokken, zal vanzelf dit overzicht ontstaan.

Aanpassing BPPO

Het op 26 juni 2012 door de raad van bestuur van de NPO vastgestelde aangepaste BPPO is door mij, op grond van artikel 2.3, vierde lid, van de Mediawet 2008, goedgekeurd. De aanpassing brengt, zoals afgesproken, de zogenoemde management-BV’s onder de werking van het BPPO. Verder wordt er een verduidelijking van de procedure en de terminologie opgenomen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

De Eerste Kamer vraagt in het voorlopig verslag ook aandacht voor de beperkingen om in te grijpen die voortvloeien uit artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM.

Naar boven