32 827 Toekomst mediabeleid

32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 249 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juli 2022

De culturele en maatschappelijke waarde van Nederlands cultureel audiovisueel aanbod is groot. Films, series en documentaires zijn cultuuruitingen die toegankelijk zijn voor grote groepen mensen en waar vele kijkers ook veel vrije tijd aan besteden. In de coronacrisis heeft zich dat nog meer dan voorheen gemanifesteerd.

Films, series en documentaires laten zien wie we zijn, hoe anderen zijn en leren ons de wereld kennen. Juist aanbod van Nederlandse makers is cruciaal voor het vertellen van onze verhalen: over vroeger, het heden en een mogelijke toekomst. Deze audiovisuele producties waarbij de creatieve makers aan het roer staan, bieden een spiegel, zetten ons aan het denken en laten ons genieten en wegdromen.

Een vruchtbare interactie tussen het cultuur- en mediadomein leidt tot mooie producties. Als Staatssecretaris van zowel cultuur als media ga ik deze beleidsterreinen nog meer met elkaar verbinden. Daarbij denk ik aan samenwerking tussen publieke organisaties zoals het Filmfonds en de publieke omroep, maar ook aan samenwerking tussen publieke organisaties en private partijen zoals producenten, distributeurs, omroepen en streamingdiensten. Zeker in de huidige tijd, met een groot kwalitatief aanbod van internationale speelfilms, series en documentaires, is deze samenwerking nodig voor de productie en zichtbaarheid van Nederlands aanbod.

Ik leg hierbij de nadruk op het stimuleren van de samenwerking in de gehele audiovisuele keten; van talentontwikkeling, het creëren van nieuwe verhalen, het produceren van aantrekkelijke producties en een goede exploitatie en zichtbaarheid van dit aanbod voor zoveel mogelijk kijkers in binnen- en buitenland. Met deze samenwerkingsverbanden zorgen we voor een duurzame verbetering van onze audiovisuele sector.

In deze brief presenteer ik u langs vier lijnen mijn aanpak om het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod te versterken. Ten eerste kondig ik een wetsvoorstel investeringsverplichting voor grote streamingdiensten aan. Ten tweede ga ik in op hoe ik dit jaar nog financiële ondersteuning bied aan de productie en zichtbaarheid van audiovisuele producties. Vervolgens ga ik in op de samenwerking tussen de NPO en de audiovisuele sector. Ik eindig deze brief met het benoemen van de hoopvolle stappen die zijn gezet om partijen uit de audiovisuele productie- en exploitatieketen in Nederland bij elkaar te brengen.

1. Invoering investeringsverplichting

Niet alleen het aantal producties van streamingdiensten is sterk toegenomen, maar producties worden ook groter en kostbaarder. Hierdoor kan het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod meer onder druk komen te staan. Streamingdiensten opereren vaak op een mondiale markt en bieden overwegend internationaal aanbod aan. Met een investeringsverplichting realiseren we dat aanbieders die ook op de Nederlandse markt opereren, bijdragen aan de productie van Nederlands cultureel audiovisueel aanbod.

In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is een investeringsverplichting aangekondigd voor grote streamingdiensten. Een investeringsverplichting heeft het culturele doel om Nederlands aanbod van creatieve makers te stimuleren waarin de kijker zichzelf en zijn leefwereld kan herkennen, en ons aan het denken zet. De investeringsverplichting betreft om die reden films, series en documentaires. Het zijn deze categorieën producties die onder druk staan.

Het wetsvoorstel voor een investeringsverplichting wordt tegelijkertijd met deze brief aan uw Kamer aangeboden. Hiermee kom ik tegemoet aan een brief van uw Kamer d.d. 31 maart 2022 waarin mij wordt verzocht het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk toe te zenden. Het wetsvoorstel bevat een verplichting voor video on demand-aanbieders met een jaarlijkse in Nederland gegenereerde relevante omzet boven € 30 miljoen, om te investeren in Nederlandse films, series en documentaires. Deze aanbieders moeten 4,5% van de jaarlijkse in Nederland genereerde relevante omzet per VOD-dienst investeren. Om te bepalen of er sprake is van Nederlands cultureel audiovisueel aanbod is in het wetsvoorstel een aantal voorwaarden opgenomen die verband houden met de taal en cultuur van Nederland. Het kan zowel gaan om films, series en documentaires voor een kleinere doelgroep, als voor een groot en breed publiek. Het is daarbij van belang om de diversiteit en eigenheid van het gestimuleerde aanbod te waarborgen, daarom zal een nader te bepalen percentage van de investeringen ten goede moeten komen aan onafhankelijke producties.

Ik zie uit naar de behandeling van dit voorstel in uw Kamer.

2. Stimulering productie en zichtbaarheid

In mijn Hoofdlijnenbrief Cultuur1 noem ik voor 2022 een viertal maatregelen ter versterking van de productie en zichtbaarheid van Nederlandse speelfilms, series en documentaires. Over de financiering van maatregelen na 2022 informeer ik uw Kamer na Prinsjesdag.

Om te beginnen stel ik van het extra geld voor cultuur dit jaar € 11,5 mln. beschikbaar voor de continuering van de Production Incentive High-end series. Met deze regeling van het Filmfonds zorg ik voor meer budget voor hoogwaardige drama-, documentaire- en animatieseries, wat kan bijdragen aan kwaliteit en productiewaarde. De regeling bestaat sinds 2018 en heeft zijn succes bewezen. Voorbeelden van bijzondere series die ermee gerealiseerd zijn, zijn Vliegende Hollanders, Het jaar van Fortuyn, The Spectacular, Het verhaal van Nederland en de Zeven Kleine Criminelen.

Ten tweede stel ik geld beschikbaar voor de uitzending van 18 speelfilms per jaar bij de publieke omroep in overeenstemming met de afspraak die is vastgelegd in de Prestatieovereenkomst 2022–2026. Vanaf de start van de nieuwe concessieperiode in 2022 zijn de speelfilms al uiterlijk acht maanden nadat deze in de bioscoop zijn uitgebracht gedurende drie jaar exclusief beschikbaar via de kanalen en platforms van de NPO (NPO 1, NPO 2, NPO 3 en NPO Start/NPO Plus). De onafhankelijke filmproducenten hebben hier afspraken over gemaakt met de publieke omroep. Deze zijn vastgelegd in een convenant. Het Filmfonds en de NPO stellen daar in 2022 € 3,9 mln. voor beschikbaar uit hun productiebudgetten. Dat bedrag verhoog ik dit jaar met € 1 mln. om Nederlandse speelfilms zichtbaarder en laagdrempelig toegankelijk te maken.

De derde maatregel is een incidentele bijdrage van € 5 mln. ten behoeve van een voorziening voor de dekking van verzekeringsrisico’s die samenhangen met pandemieën. Sinds de coronacrisis dekken de verzekeraars deze risico’s namelijk niet meer. De maatregel is bedoeld voor de dekking van verzekeringsrisico’s bij de productie van onafhankelijke audiovisuele producties die niet door het Filmfonds gefinancierd worden. Op welke wijze de voorziening vorm gaat krijgen wordt nog bezien. Mijn bijdrage is eenmalig, omdat deze voorziening in de toekomst door private partijen moet worden bekostigd.

Mijn vierde maatregel is dat ik eenmalig € 6 mln. beschikbaar stel voor innovatie van digitale projectoren voor filmtheaters. De huidige projectoren zijn verouderd en de filmtheaters kunnen zelf die investering niet opbrengen, mede door de coronacrisis. Filmtheaters zijn onmisbaar voor de vertoning van kwaliteitsfilms. Bovendien hebben ze een belangrijke functie in de cultuureducatie en het bereiken van kinderen en jongeren. Ik verwacht dat mijn bijdrage gematcht wordt met eigen middelen of bijdragen van andere overheden. Van de filmtheaters verwacht ik dat Nederlandse films een belangrijk onderdeel van de programmering zullen zijn.

3. Bevordering samenwerking met de landelijke publieke omroep

In een brief van mijn voorganger bent u geïnformeerd over de trajecten Krachtenbundeling en Buitenproducenten.2 Deze trajecten hadden het doel de financieringsstromen tussen het Filmfonds en de landelijke publieke omroep (NPO, publieke omroepen, CoBO-fonds en NPO-fonds) te stroomlijnen en samenwerking te bevorderen. In het traject Buitenproducenten is het kader voor een eenduidige en transparante berekening van het wettelijk verplichte percentage onafhankelijke producties bij de publieke omroep vastgesteld.3 Het Commissariaat voor de Media zal het kader vastleggen in een beleidsbrief die gepubliceerd zal worden in de Staatscourant.

Ik wil de samenwerking tussen de landelijke publieke omroep en onafhankelijke producenten stimuleren en faciliteren. Hierbij is het tot stand brengen van een samenwerkingscode tussen de Nederlandse Content Producenten (NCP) en de Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie (NAPA) enerzijds, en de publieke omroep anderzijds een mooie volgende stap. Naast het bestaande convenant tussen deze partijen waarin financiële en juridische afspraken zijn vastgelegd, kunnen in een samenwerkingscode afspraken worden gemaakt over de werkwijze en procedures zodat samenwerking soepel kan verlopen. OCW begeleidt dit proces.

De NPO heeft de afgelopen tijd gewerkt aan de ontwikkeling van genrebeleid4 en heeft in dit kader een verkenning laten doen naar de positie van het NPO-fonds5.

Het «Eindverslag verkenning NPO-fonds» (bijgevoegd)6 heeft geleid tot zorgen in de sector over het voortbestaan van het NPO-fonds. Ook de Raad voor Cultuur heeft recent hiervoor aandacht gevraagd in een brief aan mij (bijgevoegd)7.

Het NPO-fonds vervult een belangrijke rol met betrekking tot talentontwikkeling en de totstandkoming van kwalitatief hoogwaardige dramaseries, documentaires en nieuwe mediaproducties. Daarbij wordt gewerkt met onafhankelijke adviescommissies. Het NPO-fonds heeft een goede samenwerkingsrelatie opgebouwd met de sector.

De NPO heeft mij bevestigd dat het NPO-fonds blijft bestaan inclusief de werkwijze met onafhankelijk adviescommissies. Daarnaast is mij verzekerd dat in overeenstemming met de Prestatieovereenkomst het budget (jaarlijks € 16 mln.) wordt gehandhaafd. De NPO onderschrijft bovendien het belang van het verbreden en versterken van talentontwikkeling. Ik begrijp de wens van de NPO om het NPO-fonds te koppelen aan het genrebeleid. De komende tijd zal de NPO de integratie van het NPO-fonds binnen het genrebeleid en het beleid rondom talentontwikkeling uitwerken. Over deze uitwerking zal de NPO gesprekken voeren met vertegenwoordigers van makers uit de sector. In het najaar ga ik met de NPO in gesprek over de voortgang van deze gesprekken.

4. Oplevering bouwstenen sectorplan

Vorig jaar is een aanjager aangesteld om partijen uit de audiovisuele productie- en exploitatieketen in Nederland bij elkaar te brengen. Het doel hiervan was om gezamenlijk te werken aan een plan van de sector voor de versterking van de productie en zichtbaarheid van Nederlandse speelfilms, animatiefilms, documentaires, innovatieve mediaproducties en series.

Op 20 juni jl. heb ik van de werkgroep, bestaande uit partijen uit de productie- en exploitatieketen (makers, producenten, filmdistributeurs, bioscoopexploitanten, omroepen en VOD-aanbieders), de eindrapportage met bouwstenen voor een sectorplan ontvangen. De eindrapportage is bij deze brief gevoegd8. Hierin zijn aanbevelingen opgenomen die de sector zelf kan oppakken en aanbevelingen die gericht zijn op overheidsbeleid. Deze aanbevelingen betreffen onder andere talentontwikkeling en capaciteitsopbouw van creatief, technisch en productietalent, het optimaliseren van het ontwikkelings- en productieproces, samenwerking in de keten, en het verbeteren van de zichtbaarheid van Nederlandse culturele audiovisuele producties in binnen- en buitenland.

Ik complimenteer de werkgroep met het resultaat. Het is waardevol dat verschillende partijen uit de keten de handen ineenslaan en de krachten bundelen. Ik zal de komende tijd in gesprek gaan met de sector over de aanbevelingen en over het vervolg.

Tot slot

De audiovisuele sector geeft het creatieve klimaat in ons land op een zichtbare en toegankelijke manier inhoud. De sector levert een veelzijdig aanbod van kwalitatief hoogwaardige speelfilms, dramaproducties en documentaires. Het is bovendien een belangrijke sector die bijdraagt aan de verspreiding van publieke waarden. Audiovisuele producties zorgen er daarnaast voor dat mensen in contact komen met uiteenlopende kunst- en cultuuruitingen. Een sector die in het hart van onze cultuur opereert en die de cultuur- en mediadomeinen aan elkaar verbindt. Met de bovenstaande aanpak wil ik bevorderen dat de audiovisuele sector innovatief en toekomstbestendig blijft.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu


X Noot
1

Kamerstuk 32 820, nr. 467

X Noot
2

Kamerstuk 32 827, nr. 216

X Noot
3

In 2021 bedroeg het percentage dat besteed is aan onafhankelijke producties 42,1%, gebaseerd op de nieuwe berekeningswijze zoals vastgelegd in het kader. In 2019 en 2020 waren de percentages respectievelijk 34,1% en 42,6%, gebaseerd op de oude berekeningswijze. Hoewel de percentages door de gewijzigde manier van berekenen niet 1-op-1 vergelijkbaar zijn, liggen deze in alle drie de jaren ruim boven de per 2022 wettelijk verhoogde norm van 25%.

X Noot
4

Kamerstuk 32 827, nr. 202

X Noot
5

Het NPO-fonds is onderdeel van de NPO en stimuleert hoogwaardige dramaproducties, documentaires en talentontwikkeling bij de publieke omroep; alleen landelijke publieke omroepen kunnen aanvragen indienen.

X Noot
6

Zie bijlage

X Noot
7

Zie bijlage

X Noot
8

Zie bijlage

Naar boven