TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding
Met deze wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling STAP-budget op een aantal punten
gewijzigd. Met deze wijzigingen wordt beoogd de regeling aan te laten sluiten op de
komende uitvoeringspraktijk. De wijzigingen worden zoveel mogelijk doorgevoerd voordat
het eerste tijdvak voor aanvragen van subsidie wordt opengesteld op 1 maart 2022.
In deze toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op het doel van de Subsidieregeling
STAP-budget, als ook van deze wijzigingsregeling. Aansluitend wordt aandacht besteed
aan de aanpassingen die in de Subsidieregeling STAP-budget worden gedaan met deze
wijzigingsregeling. De toelichting sluit af met een korte regeldrukparagraaf.
2. Doel van de subsidieregeling en wijzigingsregeling
Subsidieregeling STAP-budget
Op 19 juli 2021 is de Subsidieregeling STAP-budget1 gepubliceerd met als doel het stimuleren van een leercultuur waarin mensen zich kunnen
blijven ontwikkelen en waarmee mensen regie krijgen op hun eigen loopbaan doordat
zij zelf de beschikking krijgen over een leer- en ontwikkelbudget. Het STAP-budget
is nadrukkelijk bedoeld als aanvulling op private middelen die ten behoeve van scholing
beschikbaar worden gesteld.
Regeling tot wijziging van de Subsidieregeling STAP-budget
De Subsidieregeling STAP-budget wordt op een aantal punten gewijzigd of aangevuld.
Deze wijzigingen zijn afgestemd met de ketenpartners van STAP. De wijzigingen zijn
onder te verdelen in drie categorieën, te weten inhoudelijke wijzigingen die zien
op onder andere de toegankelijkheid van de regeling (3.1); wijzigingen ten behoeve
van de uitvoering (3.2); en technische wijzigingen. De eerste twee categorieën wijzingen
komen hieronder aan de orde.
3, Wijzigingen
3.1 Inhoudelijke wijzigingen ten behoeve van toegang tot de regeling
Het uitgangspunt van de Subsidieregeling STAP-budget is om de toegang voor iedereen
te garanderen door middel van een eenvoudig digitaal proces. Niet iedereen kan echter
aansluiten op de digitale weg. Daarom regelt de Subsidieregeling STAP-budget al dat
aanvragen van subsidie ook gedaan kunnen worden bij het UWV-werkloket en subsidieaanvragers
hierbij indien nodig ondersteuning krijgen.
Dergelijke ondersteuning neemt meer tijd in beslag dan een digitale aanvraag. Om te
voorkomen dat het budget langs de digitale weg volledig uitgeput is voordat aanvragen
via het UWV-werkloket zijn verwerkt, is artikel 9 aangepast. Deze aanpassing komt
op voorspraak van het advies van het Adviescollege ICT-toetsing. Vooralsnog wordt
voor twee tijdvakken in 2022 geregeld (tijdvak 2: 1 mei tot en met 30 juni 2022 en
tijdvak 3: 1 juli tot en met 31 augustus 2022) dat er een beperkte overschrijding
van het budget van het betreffende tijdvak mogelijk is als louter voor de ondersteuning
van deze fysieke subsidieaanvragers er extra budget nodig is. Dit geldt niet voor
het eerste aanvraagtijdvak (1 maart tot en met 30 april). Voor de opvolgende tijdvakken
(na 31 augustus 2022) wordt in de doorontwikkeling gekeken naar een structurele voorziening.
Uiteraard zal, indien er sprake is van budgetoverschrijding in tijdvak 2 en 3 van
2022, deze overschrijding moeten worden gecompenseerd in een ander tijdvak, aangezien
het jaarlijkse subsidieplafond niet mag worden overschreden. De ketenpartners zijn
zich ervan bewust dat de mogelijke budgetoverschrijding in tijdvakken 2 en 3 ten koste
kan gaan van budget uit latere tijdvakken.
Om uitvoeringstechnische redenen wordt de verdeling per tijdvak niet meer op voorhand
in de Subsidieregeling STAP-budget opgenomen, maar jaarlijks, door middel van een
wijziging van de regeling, voor 1 januari bekend gemaakt. Tot 2026 verschilt de budgettering
namelijk per jaar vanwege incidentele kosten die ten laste worden gelegd aan het budget
van de jaren 2022 tot 2026. Ieder jaar zijn er zes tijdvakken, met uitzondering van
2022 waar er sprake is van vijf tijdvakken, beginnend vanaf maart. De verdeling over
de tijdvakken is in beginsel gelijk. Als sprake is van een andere verdeling wordt
deze bekendgemaakt in de Staatscourant.
Het niet langer expliciet benoemen van de subsidiebedragen per tijdvak in artikel
9 maakt dat er flexibel omgegaan kan worden met de verdeling van budgetten over de
tijdvakken indien de omstandigheden daarom vragen. In beginsel wordt uitgegaan van
een gelijke verdeling over de tijdvakken maar daar kan van worden afgeweken, bijvoorbeeld
vanwege financiële of beleidsmatige redenen. Een reeds bekende reden stamt uit artikel
9a, derde lid. In dat geval kan het budget per tijdvak door subsidieaanvragers bij
het UWV-loket wordt overschreden. Deze overschrijding wordt dan in een of meer van
de daaropvolgende tijdvakken gecorrigeerd. Immer, het jaarlijkse subsidieplafond mag
niet worden overschreden. Een financiële reden kan zich bijvoorbeeld voordoen als
er sprake is van onderuitputting van het subsidiebudget in een aanvraagtijdvak. Een
beleidsmatige reden om de budgetten niet evenwichtig te verdelen, kan zoal zijn als
uit de monitoring blijkt dat er grote verschillen in het gebruik van de verschillende
tijdvakken zijn en het redelijk is om daarbij aan te sluiten (bijvoorbeeld in de periodes
dat meer opleidingen starten).
Een wijziging van de verdeling van deze budgetten zal tijdig voor aanvang van het
kalenderjaar bekend worden gemaakt in de Staatscourant.
3.2 Wijzigingen ten behoeve van de uitvoering
Op verzoek van de ketenpartners zijn enkele artikelen aangepast om recht te doen aan
de huidige uitvoeringspraktijk. Het gaat enerzijds om aangescherpte of aangevulde
definities en anderzijds om uitbreidingen van de Subsidieregeling STAP-budget die
uit het voortschrijdende proces van implementatie zijn vastgesteld.
Ten eerste de aangescherpte definities.
Op verzoek van de ketenpartners is het begrip catalogusprijs toegevoegd in de artikelen
1 en 4. Hiermee wordt een onderscheid duidelijk tussen de totaalprijs die de opleider
in het scholingsregister meldt en het subsidiabele deel ervan. Niet alle onderdelen
van de catalogusprijs worden namelijk vergoed met de Subsidieregeling STAP-budget.
De catalogusprijs is de prijs die de deelnemer aan de opleider is verschuldigd. Onderdeel
van die prijs zijn de kosten die direct betrekking hebben op de scholing. Deze laatste
kosten vormen het subsidiabele deel, dat in de regeling als subsidiabele kosten is
omschreven.
In artikel 16 wordt het nieuwe formulier ‘vooraanmelding’ geïntroduceerd. Hiermee
kunnen opleiders optioneel scholingsgegevens van het bewijs van deelname rechtstreeks
en digitaal aan UWV doorgeven. Dit beperkt de administratieve lasten van de Subsidieregeling
STAP-budget en voorkomt foutgevoeligheid bij de aanmelding.
In artikel 21 worden velden toegevoegd die de opleider in elk geval moet opgeven in
het scholingsregister. Dit is van belang voor een correcte aanlevering van gegevens,
die later wordt gebruikt in de aanvraag van STAP-budget.
Uit beleidsmatig opzicht is de categorie van bedrijfsopleidingen aangescherpt met
de toevoeging van een bijlage met de geselecteerde branches waar deze opleidingen
voor aangeboden worden. Deze categorie kenmerkt zich dat de bedrijfsopleidingen bij
uitstek op de arbeidsmarkt gericht zijn, maar geen generiek keurmerk kennen. In de
toelichting van de Subsidieregeling STAP-budget2 stond reeds dat het gaat om een beperkte groep van bedrijfsopleidingen: ‘in eerste instantie (wordt, red.) gestart met een kleiner aanbod van scholingsactiviteiten
van een aantal branches’. In deze wijzigingsregeling is nu verduidelijkt welke branches het betreft. In overleg
met werkgeversorganisaties is gekeken welke branches in ieder geval voor deze categorie
voldoen aan de kwaliteitseisen van de Subsidieregeling STAP-budget en in deze eerste
fase in aanmerking komen voor toelating in het scholingsregister. De eisen die de
branches hanteren voor hun opleidingen zien onder andere op een voorgeschreven branche-erkenning
of verklaring, het bewijs van verworven kennis of vaardigheden door het afronden van
een kennis- en/of praktijktoets, meerdere positieve referenties en verplichting tot
monitoring van slagings- en/of resultaatspercentages.
Voor branches die niet zijn genoemd op de lijst in de bijlage behorend bij artikel
1, wordt spoedig na de start van het STAP-budget aan branche specifieke keurmerken
de mogelijkheid geboden om toegelaten te worden op basis van een toetsingskader dat
naar verwachting spoedig na de start gereed is, zoals hieronder nader wordt toegelicht.
Ten tweede de uitbreidingen.
In artikel 1 wordt het begrip van scholing nader gedefinieerd. Om de kwaliteit van
scholingsactiviteiten en opleiders te kunnen borgen en vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid
is er gekozen voor een gefaseerde instroom van keurmerken van scholingsactiviteiten
die in aanmerking komen voor het STAP-budget. In de eerste fase vanaf 1 maart 2022
zullen een beperkt aantal generieke, branche overstijgende keurmerken die voldoende
kwaliteitsborging bieden van scholingsactiviteiten en opleiders toegang bieden tot
opname in het scholingsregister STAP en financiering van scholing vanuit het STAP-budget.
Sinds de publicatie van de regeling op 19 juli 2021 is van de generieke keurmerken
Cedeo en CPION vastgesteld te voldoen aan de gestelde eisen van kwaliteitsborging
en toegevoegd aan de regeling. In aanvulling op de toelating van generieke keurmerken
worden, zoals hierboven beschreven, in overleg met werkgeversorganisaties ook enkele
branches in staat gesteld om een kleiner aanbod branche specifieke scholingsactiviteiten
in aanmerking te laten komen voor het STAP-budget.
De inzet is altijd geweest om een kader te hebben voor het toelaten van ook andere,
branche specifieke, keurmerken en certificeringen. Met de uitbreiding van de begripsbepaling
in artikel 1, de vermelding in artikel 22 (zie hierna) en artikel 28a wordt aan deze
inzet uitvoering gegeven door de ontwikkeling van een toetsingskader en inrichting
van het beoordelingsproces voor toelating van aanvullende keurmerken. Met inrichting
van het proces volgt een tweede fase waarin ook aanvullende branche specifieke keurmerken
toegelaten kunnen worden, mits de kwaliteitsborging van deze keurmerken voldoet aan
de vereisten zoals gesteld in het toetsingskader. Het toetsingskader zal vanaf een
nader te bepalen moment ook gaan gelden voor reeds toegelaten keurmerken. Het toetsingskader
zal worden gepubliceerd zodra deze vastgesteld is.
Aangezien er sprake is van een ingroeimodel aan de invulling van het scholingsregister
wordt in artikel 28a aangegeven dat het scholingsaanbod gefaseerd wordt opgenomen
en pas voor het STAP-budget in aanmerking komt na opname in het scholingsregister.
Het actuele beschikbare aanbod van het scholingsregister is in te zien via het STAP-aanvraagportaal
van UWV.
Tot slot wordt in de Subsidieregeling STAP-budget de Toetsingskamer STAP in artikel
22 geïntroduceerd. Er wordt in de regeling onderscheid gemaakt in toezicht op naleving
van de verplichtingen en misbruik en oneigenlijk gebruik, enerzijds aan de zijde van
subsidieaanvragers en anderzijds aan de zijde van opleiders. UWV houdt toezicht op
naleving van de verplichtingen door subsidieaanvragers en misbruik en oneigenlijk
gebruik door subsidieaanvragers. De Minister houdt toezicht op naleving van de verplichtingen
door opleiders en op misbruik en oneigenlijk gebruik aan de zijde van opleiders en
wijst hiervoor de Toetsingskamer STAP aan. In artikel 22 worden de verschillende taken
hiervoor geïdentificeerd. De Toetsingskamer STAP zal onder andere onderzoek doen naar
signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik die bij het meldpunt M&O worden gedaan
of die afkomstig zijn van UWV of DUO, maar vervult ook een rol bij het hiervoor benoemde
toetsingskader.
4. Regeldruk
Met de wijzigingen die met deze regeling doorgevoerd worden, worden de administratieve
lasten voor deelnemers aan deze regeling naar verwachting niet verhoogd. De administratieve
lasten betreffen de aanvraag van het STAP-budget door de subsidieaanvrager en de declaratie
van kosten van de scholing door de opleider. Een uitgebreide toelichting over de regeldruk
van deze regeling is te vinden in paragraaf regeldruk uit de algemene toelichting
bij de Subsidieregeling STAP-budget.3
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant
en wijzigt daarmee de Subsidieregeling STAP-budget. De eerste subsidieaanvragen kunnen
gedaan worden vanaf 1 maart 2022.
In aanvulling op de inwerkingtreding is een invoeringsbepaling toegevoegd aan de Subsidieregeling
STAP-budget. Uit de uitvoeringspraktijk is gebleken dat niet alle scholingsactiviteiten
tijdig (bij het eerste aanvraagtijdvak van 2022) op het scholingsregister kunnen aansluiten.
In de beginsituatie is het zo dat alleen subsidieaanvragen kunnen worden gedaan als
de scholingsactiviteit in het scholingsregister is opgenomen. Naarmate de regeling
verder op gang is en het scholingsregister verder is geëquipeerd om scholingskeurmerken
op te nemen, zullen steeds meer en sneller scholingskeurmerken die aan het toetsingskader
voldoen kunnen worden toegelaten tot het scholingsregister. Om de burger goed te informeren
welke opleidingsactiviteiten in het scholingsregister staan en derhalve voor een STAP-aanvraag
in aanmerking komen, wordt op de site www.stapvooropleiders.nl bekendgemaakt welke (nieuwe) scholingskeurmerken toegang hebben gekregen tot het
scholingsregister. Naar verwachting zal in de loop van het jaar 2022 de situatie zo
zijn dat alle scholingskeurmerken die aan de eisen van het toetsingskader voldoen
zijn opgenomen in het scholingsregister.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepalingen
In artikel 1 wordt een aantal wijzigingen aangebracht.
Het begrip catalogusprijs wordt geïntroduceerd om te verduidelijken dat de catalogusprijs
van een scholingsactiviteit, zoals door de opleider is opgegeven in het scholingsregister,
de prijs is die een persoon in het algemeen betaalt voor het volgen van de scholing.
Dat kan een andere prijs zijn dan het bedrag dat subsidiabel is op grond van artikel
4.
Verder worden bij organisaties die opleiders kunnen erkennen de stichting Cedeo toegevoegd
en het CPION (Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland) toegevoegd. Het keurmerk
van de stichting Cedeo betreft hoofdzakelijk de opleiders die opleidingen geven binnen
de HR-sector. Het CPION toetst post-initiële opleidingen voor erkenning van de opleiding
als SHO-, SPHBO-, SPWO- of SPEN-Registeropleiding en opname in het opleidingenregister,
dat de positief getoetste post-initiële opleidingen bevat.
In het begrip scholing is aangegeven voor alle scholingsactiviteiten dat het moet
gaan om scholing die voldoet aan het toetsingskader en is opgenomen in het scholingsregister.
Naast opleidingen van door Cedeo- of CPION-erkende opleiders, vallen scholingsactiviteiten
die voldoen aan het toetsingskader ook onder het scholingsbegrip.
Aan de begripsbepaling van bedrijfsopleidingen wordt toegevoegd dat, om toegang te
krijgen tot het scholingsregister, de desbetreffende opleiding moet leiden tot een
branchecertificaat dat wordt uitgegeven door een branche-erkende organisatie. De branches
en de erkennende organisatie, die het betreft, zijn opgenomen in de bijlage bij deze
regeling. De opleiders, opleidingsinstituten of trainingsbureaus van zo’n opleiding
die binnen die branche en de erkennende organisatie vallen kunnen de aan de branche
verbonden (vak)opleidingen aanbieden. Een subsidieaanvrager weet dan dat hij voor
de desbetreffende opleiding subsidie kan aanvragen op grond van de STAP-regeling.
Het gaat bij de bedrijfsopleidingen dus om scholing in het vakgebied van de desbetreffende
branche of sector en die branche/sector staat in de bijlage bij deze regeling. Mocht
een opleider, naast vakgerichte scholing, ook scholing aanbieden die buiten het vakgebied
valt, dan valt deze laatste scholing buiten de definitie, die immers uitgaat van scholing
gericht op vakkennis en vaardigheden om het vak uit te oefenen.
De definitie van het STAP-aanmeldingsbewijs is aangepast, aangezien voor de uitvoering
het bewijs bij elke scholing nodig is. Daarvoor is een aparte vermelding voor van
overheidswege gefinancierd onderwijs niet nodig.
Artikel 4. Subsidiabele kosten en catalogusprijs
Met het nieuwe tweede lid van dit artikel wordt verduidelijkt dat het in de regeling
gaat om twee bedragen, te weten de catalogusprijs van de scholing en, als onderdeel
daarvan, de prijs die wordt gevormd door de optelsom van de kosten die op grond van
deze regeling subsidiabel zijn, resulterend in het bedrag subsidiabele kosten.
De catalogusprijs is het totaalbedrag dat een deelnemer aan de opleider moet voldoen
om de scholing te kunnen volgen. De catalogusprijs is daarmee een ander, hoger bedrag,
aangezien daar, naast de directie scholingskosten, posten in verwerkt zijn, die buiten
de subsidiabele kosten op grond van de regeling vallen. Voorbeelden daarvan zijn kosten
van overnachtingen, reiskosten en kosten van maaltijden.
Het deel van de catalogusprijs dat het bedrag is van de subsidiabele kosten staat
in het eerste lid vermeld.
Zowel de catalogusprijs als het bedrag subsidiabele kosten komen in het scholingsregister
te staan.
Artikel 9. Subsidieplafond en aanvraagtijdvakken
Dit artikel behelst de regels zoals die in de structurele situatie gelden. Het eerste
lid geeft aan dat voor elk kalenderjaar een subsidieplafond wordt vastgesteld en dat
er jaarlijks zes aanvraagtijdvakken zijn. Over die zes aanvraagtijdvakken wordt het
maximale subsidiebedrag voor desbetreffend jaar verdeeld.
Het oorspronkelijke tweede lid is vervallen in verband met de wens te kunnen komen
tot een actuelere en flexibeler vaststelling van bedragen.
De verdeling kan gelijk zijn over de zes tijdvakken, maar een andere verdeling is
eveneens denkbaar. Er kan, uit de ervaringen over 2022 zowel wat het aantal aanvragen
betreft als het aantal aanvragen van personen die zich bij het UWV-werkloket hebben
gemeld, dan wel uit de algemene ervaring uit het onderwijsveld, naar voren komen dat
een andere verdeling meer voor de hand ligt.
Het subsidieplafond en de verdeling over de tijdvakken worden voor 1 januari van het
desbetreffende jaar bekendgemaakt in de Staatscourant.
Artikel 9a. Subsidieplafond en aanvraagtijdvakken 2022
Dit artikel betreft specifieke regels voor het jaar 2022. Aangezien 2022 zich kenmerkt
doordat deze geheel nieuwe regeling van start gaat en deze start met veel (digitale)
inzet voor deelnemers en opleiders gepaard gaat, zijn voor deze beginfase aparte regels
opgenomen in de aanloop naar de situatie dat alle voorzieningen op grond van de regeling
geheel gereed zijn.
Het eerste lid bepaalt dat er voor het jaar 2022 vijf aanvraagtijdvakken zijn.
Het tweede lid geeft het subsidieplafond voor het jaar 2022 aan. Dat is het maximaal
beschikbare bedrag in 2022 voor de te geven scholing op basis van deze regeling. Dit
bedrag wordt over de vijf aanvraagtijdvakken in dat jaar verdeeld.
Het derde lid regelt de positie van niet – of minder digivaardige personen. Voor minder
digivaardige personen kan het moeilijk zijn om digitaal en tijdig een aanvraag in
te dienen voor een scholing in een tijdvak waarin hij die scholing wenst te volgen.
Artikel 8, zesde lid, voorziet erin dat het UWV deze personen ondersteunt. Personen
die zich bij het UWV-werkloket melden voor ondersteuning, kunnen van deze faciliteit
gebruikmaken. Het gaat hierbij met name om mensen die problemen ondervinden bij het
indienen van een aanvraag langs digitale weg. Dat kunnen personen zijn met een fysieke
of geestelijke handicap, of personen met een taalbarrière, en personen die door een
andere belemmerende omstandigheid ook het proces langs digitale weg niet eigen kunnen
maken.
Gedurende het tweede en derde aanvraagtijdvak nadat de subsidieverleningen zijn gestart,
gelden op grond van het derde lid voor de betrokken personen afwijkende financieringsbepalingen.
Mocht als gevolg van de ondersteuning aan genoemde groep de grens van het beschikbare
bedrag voor dat tijdvak worden bereikt, dan mag, uitsluitend voor die groep, het maximale
termijnbedrag worden overschreden. Deze overschrijding geldt dus uitsluitend de tijdvakken
2 en 3. Aangezien het subsidieplafond van € 160 miljoen voor 2022 vaststaat, zullen
tekorten die ontstaan door overschrijding in de tijdvakken 2 en 3, moeten worden herverdeeld
in de tijdvakken 4 (september-oktober 2022) en 5 (november-december 2022). UWV beziet
hoe deze herverdeling met het oog op de belangen van deelnemers het best kan plaatsvinden.
Voor het eerste tijdvak, het tijdvak maart-april 2022, geldt het gewone regime voor
alle deelnemers.
Mochten in enig tijdvak subsidiegelden overblijven, dan worden deze overgeheveld naar
het volgende tijdvak. Daartoe is artikel 9, derde lid, van overeenkomstige toepassing
verklaard.
Artikel 16. Verplichtingen opleider
Om het subsidieproces te vergemakkelijken is voor de uitvoerder het formulier ‘vooraanmelding’
een geschikt instrument. Daarin komen, vanuit de opleider, relevante gegevens rond
de te starten scholing. Voor een opleider kan dat formulier ook bruikbaar zijn. De
opleider kan dat formulier dus gebruiken in zijn communicatie met UWV. Hij is daartoe
echter niet verplicht.
UWV hanteert een format dat opleider in de periode tussen de verstrekking van het
STAP-aanmeldingsbewijs en het startmoment van de scholing aan UWV kan verstrekken.
Die verstrekking gaat langs digitale weg. Die verstrekking langs digitale weg is overeenkomstig
wat de opleider op grond van de overige bepalingen in artikel 16, aan informatie moet
verstrekken. Het nieuwe achtste lid verduidelijkt dat.
Het oude zevende lid, dat bepaalt dat de opleider zijn algemene voorwaarden beschikbaar
en raadpleegbaar moet houden, vervalt. Dit artikellid voegt bij nader inzien niets
toe aan hetgeen in de overige bepalingen is opgenomen.
Artikel 21. Beheer scholingsregister en velden in het scholingsregister
Het eerste lid van artikel 21 geeft aan dat het scholingsregister velden bevat die
opleider noodzakelijk dient in te vullen, wil hij met zijn scholingsaanbod in het
scholingsregister komen.
Met het nieuwe vierde lid wordt daar nader invulling aan gegeven, door vermelding
van een aantal velden, die in elk geval deel uitmaken van het scholingsregister. De
opleider zal deze vijf velden moeten aanleveren. Deze velden worden in het scholingsregister
nader gespecificeerd en daarnaast zullen ook andere velden in het scholingsregister
worden opgenomen. Voor de velden van start- en einddatum geldt dat dit voor bepaalde
opleidingsactiviteiten lastig is aan te geven, bijvoorbeeld bij digitaal gegeven cursussen.
Wanneer er geen vast instroommoment is, hoeft er derhalve geen start- of einddatum
opgegeven te worden.
Artikel 22. Controle scholingsactiviteiten opleiders
Met de wijziging van dit artikel wordt een verdere invulling gegeven aan de rol die
een toetser in brede zin moet krijgen ten aanzien van de kwaliteit van de opleidingen
en van het scholingsregister. Naast het toezicht op de naleving in individuele gevallen
door UWV worden er door de Minister een dienstonderdeel aangewezen dat zich bezig
houdt met de kwaliteit van het scholingsregister en de mate waarin deze regeling door
opleiders wordt nageleefd. Daarnaast vormt dit dienstonderdeel een meldpunt, dat signalen
van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze regeling in ontvangst neemt.
Daartoe zijn in dit artikel de taken van het dienstonderdeel, dat onder de naam Toetsingskamer
STAP fungeert, nader omschreven in het eerste lid.
De belangrijkste taak voor de Toetsingskamer STAP is het toepassen van een toetsingskader,
aan de hand waarvan keurmerken toegelaten worden tot het scholingsregister. Dit toetsingskader
wordt voorbereid door een ter zake deskundige instantie en vastgesteld door de Minister.
Steekproefsgewijze gaat de Toetsingskamer na of bewijzen van deelname op goede wijze
(zie artikel 14, tweede lid) zijn verstrekt. Verder onderzoekt zij of de prijzen waartegen
scholingen worden aangeboden marktconform zijn. Daarnaast onderzoekt de Toetsingskamer
of aangeboden scholing arbeidsmarktgericht is.
Tot slot vervult de Toetsingskamer een adviserende rol omtrent toelating van nieuwe
keurmerken bij het scholingsregister.
De Toetsingskamer STAP informeert de Minister over haar bevindingen.
Dit geldt onder andere haar rol als meldpunt van vermeend misbruik en oneigenlijk
gebruik. Als uit binnengekomen signalen blijkt dat een opleider misbruik of oneigenlijk
gebruik heeft gemaakt van de regeling, meldt de Toetsingskamer dat aan de Minister.
Naar aanleiding daarvan neemt de Minister een besluit. Als het besluit van de Minister
is om de opleider voor een bepaalde periode uit het scholingsregister te verwijderen,
dan zal vervolgens de beheerder overgaan tot verwijdering van deze opleider uit het
scholingsregister. Tegen een dergelijk besluit is bezwaar en beroep mogelijk.
De Toetsingskamer STAP is verantwoordelijk voor het toepassen van het toetsingskader.
Dat toetsingskader wordt in de aanloop naar de startdatum van de regeling voorbereid
en gaandeweg verder vervolledigd. Het is van belang dat belanghebbende scholingsinstituten
en opleiders weten welke eisen worden gesteld aan hun scholingsaanbod teneinde te
voldoen aan het toetsingskader. In verband daarmee wordt de inhoud van het toetsingskader
bekendgemaakt op de voorlichtingswebsite voor opleiders (www.stapvooropleiders.nl) en mogelijk, in een later stadium, ook op de sites van andere uitvoerders van deze
regeling.
Artikel 23. Meldpunt M&O
Dit artikel vervalt, aangezien dit onderwerp nu is meegenomen in artikel 22.
Artikel 28a. Invoeringsbepaling
Bij de start van de Subsidieregeling STAP-budget zullen in eerste instantie de opleiders
van scholingen die vallen binnen de begripsbepaling van scholing (zie artikel 1) in
het scholingsregister worden opgenomen. Gebleken is echter dat niet alle keurmerken
tijdig kunnen worden opgenomen in het scholingsregister. In de aanloop daar naartoe
wordt in het eerste lid van dit artikel aangegeven dat alleen subsidie kan worden
aangevraagd voor scholing die staat vermeld in het scholingsregister.
Voor scholing die (nog) niet in het scholingsregister is opgenomen, is in de beginfase
nog geen subsidieaanvraag mogelijk.
In het tweede lid is opgenomen dat na ingang van de Subsidieregeling STAP op de site
www.stapvooropleiders.nl wordt bekendgemaakt welke keurmerken scholing in het scholingsregister zijn opgenomen.
Het derde lid geeft aan dat keurmerken die in aanvang van de regeling zijn opgenomen
in het scholingsregister, voor de totstandbrenging van het toetsingskader, moeten
kunnen aantonen dat zij voldoen aan het toetsingskader, zodra dat toetsingskader is
bekendgemaakt. Ze hoeven daarvoor geen aparte actie te ondernemen. Het is voldoende
als zij het voldoen aan het toetsingskader kunnen aantonen.
Artikel II
Deze wijzigingsregeling treedt de eerste dag na de datum van plaatsing van deze regeling
in de Staatscourant in werking. De bepalingen in deze wijzigingsregeling werken vanaf
de start van het eerste aanvraagtijdvak, 1 maart 2022.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip