TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze regeling strekt tot verlenging van het geldende maatregelenpakket ter bestrijding
van de covid-19-epidemie in het Europese deel van Nederland tot en met 20 april 2021.
De avondklok loopt tot in de vroege ochtend van 21 april 2021 door.
Daarnaast wijzigt deze regeling de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire
vanwege het sterk en snel oplopende aantal besmettingen daar. In de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Saba worden enkele kleine wijzigingen doorgevoerd die ook in de regelingen voor Europees
Nederland en Bonaire worden aangebracht.
Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19
geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Europees Nederland en Bonaire bevinden zich nog middenin de pandemie van het virus
SARS-CoV-2 (hierna: het virus), die nog steeds tot besmettingen leidt. Vanwege het
virus, golden over de periode van ruim een jaar reeds ingrijpende maatregelen, die
zijn gebaseerd op drie pijlers:
-
− een acceptabele belastbaarheid van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede
zorg kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
− het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
− het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt, gelet op
de in de paragraaf 2 beschreven epidemiologische situatie.
2. Epidemiologische situatie
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (hierna: Trm)
In het advies van 22 maart 2021 naar aanleiding van het 105e OMT op 19 maart 2021, wordt de actuele epidemiologische situatie geschetst. Een nadere
beschrijving van de epidemiologische situatie en de duiding daarvan door het kabinet
voor deze maatregelen is opgenomen in de voortgangsbrief aan de Tweede Kamer van 23 maart
2021. Hieronder worden relevante bevindingen voor deze regeling samengevat.
Huidige situatie
Het OMT-advies beschrijft de huidige achtergrond van de epidemiologische situatie
als volgt:
‘Op 27 februari 2020 werd de eerste patiënt met COVID-19 in Nederland gediagnosticeerd.
Tot 18 maart zijn er wereldwijd 120.268.427 patiënten met COVID-19 gemeld, van wie
24.449.050 in Europa. Wereldwijd zijn er 2.659.802 patiënten overleden, van wie 583.484
in Europa (bron: ECDC).
Tot 18 maart zijn er in Nederland 1.179.612 patiënten met laboratorium-bevestigde
COVID-19 gemeld van wie 53.529 personen werden opgenomen in het ziekenhuis (bron:
Stichting NICE). In totaal zijn in Nederland 16.198 personen met een bevestigde SARS-CoV-2-infectie
als overleden gemeld (bron: RIVM).’
Verloop van de epidemie
Het OMT-advies heeft het verloop van de epidemie beschreven. In de afgelopen week
(11–18 maart 2021) nam het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve personen met
24% toe ten opzichte van de week ervoor. Het aantal testen bij de GGD-testlocaties
nam met 29% toe in de afgelopen week; het percentage positieve testen stabiliseerde
afgelopen week en bedroeg 7,6%.
In de week van 11 tot en met 18 maart werden in totaal 231 personen per 100.000 inwoners
positief voor SARS-CoV-2 gemeld. De week ervoor was dit aantal nog 186 per 100.000
inwoners. Twee regio’s (Noord-Holland Noord en Zuid-Holland Zuid) meldden afgelopen
week tussen de 350–400 positief geteste personen per 100.000 inwoners en in zeven
regio’s werden tussen de 250–350 inwoners, en in tien regio’s tussen de 200 en 250
inwoners per 100.000 inwoners positief gemeld.
De website infectieradar.nl laat een redelijk stabiel percentage van personen met
covid-19-achtige klachten zien.
De testincidentie steeg de afgelopen week verder in alle leeftijdsgroepen. De grootste
stijging daarbij ten opzichte van de week ervoor is te zien bij de 0–12- en de 13–17-jarigen.
Dit hangt naar alle waarschijnlijkheid samen met de opening van het primair onderwijs
en de gedeeltelijke opening van het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Het
percentage positief geteste personen nam het meest af in de leeftijdsgroepen onder
de 25 jaar; zo nam het percentage positief in de groep 0–12-jarigen af van 5,5% naar
4,6% en in de groepen 13–17 en 18–24 jaar van 10,2% naar 9,3%, en van 10,4% naar 9,8%
respectievelijk. In de leeftijdsgroepen 50-59 jaar en 70 jaar en ouder nam het percentage
positief geteste personen het meest toe van 10,2 naar 10,9% en van 9,7 naar 10,2%
respectievelijk.
In alle leeftijdsgroepen was een stijging in het aantal meldingen van positief geteste
personen per 100.000 personen te zien; de grootste absolute stijgingen waren te zien
in de leeftijdsgroepen onder de 60 jaar. Het aantal meldingen per 100.000 personen
nam relatief het sterkst toe in de groep 0–12-jarigen (+35%), gevolgd door de groep
40–49-jarigen (27%) en de groepen 50-59 en 25-29-jarigen (elk + 24%).
Het hoogste aantal meldingen (323) per 100.000 inwoners deed zich voor in de leeftijdsgroep
18–24 jaar. Het aantal clusters gerelateerd aan school nam toe in de leeftijdsgroep
0-12 jaar; in de leeftijdsgroep 13–17 jaar is vooralsnog geen stijging te zien.
De ziekenhuis- en IC (Intensive Care)-data van de stichting NICE laten vrij stabiele,
hoge cijfers zien, met tussen de 150 en 230 ziekenhuisopnames en tussen de 35 en 45
IC-opnames per dag. In de laatste dagen was enige toename waarneembaar.
De vraag of, en zo ja wanneer de toename in het aantal positieve testen in de leeftijdsgroepen
20–30 en 50–60 jaar zijn weerslag zal krijgen op de belasting van de zorg, i.c. ziekenhuis-
en IC-opnames, is volgens het OMT lastig te beantwoorden. Nadere analyses laten zien
dat de kans op ziekenhuisopname oploopt met de leeftijd, maar ook dat de verhouding
tussen het aantal meldingen en het aantal opnames recent aan verandering onderhevig
is. Circa een kwart van de opgenomen SARS-CoV-2-patiënten is ouder dan 80 jaar, ongeveer
een kwart is 70-79 jaar, ongeveer een vijfde is 60–69 jaar en zo’n 15% is 50–59 jaar.
De instroom in de ziekenhuizen bij het begin van de tweede golf liep pas sterk op
nadat het aantal meldingen bij de 60- en 70-plussers opliep. Doordat het testgedrag
verandert, de opnamekans per leeftijdsgroep niet stabiel is (mede ten gevolge van
het opkomen van de Britse variant van het virus), de maatregelen en de naleving daarvan
variabel zijn en de vaccinatiegraad langzaam zal stijgen, is het niet te voorspellen
of en wanneer precies de toename in het aantal infecties in de leeftijdsgroepen 20–30
en 50–60 jaar zijn weerslag op ziekte bij ouderen zal hebben en daarmee op de belasting
van de zorg. In algemene zin zal de belasting van de zorg stijgen zodra de incidentie
toeneemt bij ouderen, totdat zij in aanmerking zijn gekomen voor een vaccinatie.
In de afgelopen week nam het aantal locaties met besmettingen in verpleeghuizen en
woonzorgcentra toe, na wekenlang te zijn gedaald; momenteel kampt 11,3% van deze locaties
met 1 of meer positief geteste bewoners nadat daar langer dan 28 dagen geen besmetting
was geweest. Dit lijkt conflicterend met de zich voortzettende daling in het aantal
meldingen van positief geteste verpleeghuisbewoners, als gevolg van het vaccineren
van deze groep en het aldaar werkzame verzorgend personeel. Verdere analyse maakt
duidelijk dat het voor een relatief groot deel locaties betreft waar maar een zeer
beperkt aantal bewoners (1–2 tot nu toe) positief testte. Of het vooral om al dan
niet gevaccineerde bewoners gaat, is helaas op dit moment niet duidelijk, omdat de
vaccinatiegegevens nog niet compleet zijn.
Het aantal nieuw gemelde locaties van instellingen voor mensen met een verstandelijke
beperking waar zich besmettingen voordoen, blijft redelijk stabiel en hetzelfde geldt
voor het aantal positief geteste bewoners van deze instellingen.
De sterfte is, zowel in de berekeningen van het RIVM als in de berekeningen van het
CBS, thans op verwacht niveau voor de tijd van het jaar.
Samenvattend is, aldus het OMT-advies, de testvraag toegenomen (+29%) met een redelijk
stabiel percentage positief getesten van 7,6%. Het aantal nieuwe meldingen is navenant
gestegen, met 24%. Het aantal positief geteste personen nam landelijk toe van 186
naar 231 per 100.000 inwoners. De instroom en bezetting in de ziekenhuizen inclusief
IC’s is redelijk stabiel, maar hoog. De eerste effecten van de vaccinatie van de oudste
leeftijdsgroepen en bewoners van instellingen worden duidelijker zichtbaar.
De sterfte was in de periode oktober 2020 tot en met februari 2021 significant verhoogd
volgens de RIVM-methode; in maart 2021 is een eind gekomen aan de oversterfte, aldus
het OMT.
Reproductiegetal, effect van maatregelen en prognoses
Het OMT meldt het volgende over het reproductiegetal, het effect van de maatregelen
en de prognoses. De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend
op basis van meldingen van positieve gevallen, is voor 4 maart op basis van Osiris:
1,13 (1,10 – 1,16) besmettingen per geval. Het reproductiegetal wordt ook op basis
van andere gegevensbronnen berekend, zoals het aantal nieuwe ziekenhuisopnames en
IC-opnames per dag. De schattingen op basis van deze andere gegevensbronnen kennen
een grotere onzekerheid, maar ook daar ligt het geschat reproductiegetal boven de
waarde van 1 besmetting per geval met een eerste ziektedag rond 4 maart 2021. Dit
duidt op een gestage toename van het aantal gevallen – ondanks alle maatregelen, inclusief
‘lockdown’, avondklok en bezoekbeperking.
Het geschatte reproductiegetal voor de Britse variant is 34% hoger dan de oude variant,
de schatting van het reproductiegetal voor de Britse variant op 4 maart 2021 komt
uit op 1,18 (1,14–1,22); het geschatte reproductiegetal voor de Zuid-Afrikaanse variant
is 27% hoger dan de oude variant, de schatting van het reproductiegetal voor deze
variant op 4 maart komt uit op 1,12 (0,91–1,33).
De schattingen van het reproductiegetal van de Britse variant zijn sinds december
2020, ondanks de maatregelen, steeds boven de drempelwaarde van 1 gebleven. Het OMT
verwacht dat als het aandeel van de Britse variant verder stijgt, en inmiddels is
dat al meer dan 80% van de besmettingen, het reproductiegetal Rt op basis van de meldingen
van positieve gevallen, bij voortzetting van de huidige maatregelen, naar een bandbreedte
van waarden tussen de 1,09 en de 1,18 toe beweegt.
Het aantal opnames in het ziekenhuis en op de IC vertoonden een stabilisatie in de
afgelopen week, met geringe toename aan het einde van de week. De verwachting is dat
dit aantal zal toenemen, de snelheid van de stijging is nog onzeker. De prognoses
op langere termijn, waar ook de effecten van vaccinatie in worden meegenomen, hebben
brede onzekerheidsmarges. Dit wordt veroorzaakt door een stapeling van onzekere factoren
bij een Rt rondom de één, waaronder het effect van de recente wijzigingen in het maatregelenpakket
en het effect van het vaccineren, zoals ook in voorgaande OMT-adviezen uiteengezet.
Update over de diverse virusvarianten
Het OMT is geïnformeerd over de laatste stand van zaken van de kiemsurveillance van
de verschillende varianten door het RIVM. De toename van de Britse variant is te zien
in de kiemsurveillance sinds week 51 van het afgelopen jaar en zet door van 1,1% in
week 51 van 2020 tot 82% in week 9 van 2021. Daarnaast lijkt in de kiemsurveillance
het aandeel van de Zuid-Afrikaanse variant te stabiliseren rond de 2-3%. De Braziliaanse
variant is nu in totaal viermaal aangetroffen in de kiemsurveillance, in de weken
3, 8 en 9. Momenteel vindt bron- en contactonderzoek (BCO) plaats naar aanleiding
van de nieuwste bevindingen.
Naast deze drie zogenaamde ‘variants of concern (VOC)’, heeft de WHO inmiddels drie
‘variants of interest’ (VOI) benoemd, te weten B.1.1.7+E484K, B.1.525 en in de afgelopen
week B.1.427/429 (hierna: de Cal-variant). De Cal-variant is voor het eerst gesignaleerd
in Californië in de Verenigde Staten in juni 2020. Inmiddels wordt deze aangetroffen
in alle staten in de Verenigde Staten en in 26 andere landen. Deze variant is door
WHO benoemd als VOI, omdat er eerste indicaties zijn voor een verhoogde besmettelijkheid
en verminderd effect van behandeling en bestrijdingsmaatregelen. De Cal-variant is
nog niet in Nederland gevonden, maar wel in twee landen in het Caribisch deel van
het Koninkrijk.
B.1.1.7+E484K is tot nu toe vier keer in de kiemsurveillance aangetroffen. B.1.525
is zeven keer in de kiemsurveillance aangetroffen; dit aantal is met twee naar beneden
bijgesteld.
De afgelopen week maakte de Franse overheid bekend dat er een tot dan toe onbekende
variant is aangetroffen bij 9 personen in Bretagne. De variant wordt 20C/H655Y genoemd.
Er zijn aanwijzingen dat deze variant soms niet gedetecteerd wordt in neuswatten.
Indien deze variant inderdaad voornamelijk de lage luchtwegen infecteert, is de verwachting
dat deze variant alleen in bijzondere settingen met specifieke risicofactoren, zoals
bijvoorbeeld in ziekenhuisomgeving, overgedragen wordt. Meer onderzoek is gaande.
Deze variant is nog niet in Nederland aangetroffen.
De ontwikkelingen met betrekking tot SARS-CoV-2-varianten worden gemonitord voor het
gehele Koninkrijk door de kiemsurveillance, het sequencen van bijzondere gevallen
en in internationaal verband in specifieke werkgroepen met de ECDC, de WHO en buurlanden.
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire
Huidige situatie
Op 17 april 2021 is het een jaar geleden dat de eerste patiënt met het virus op Bonaire
werd gediagnosticeerd. Sindsdien is het aantal gemelde personen dat het virus heeft
opgelopen, gestegen tot ruim 850 personen. Dit betekent dat ongeveer 4,5% van de bevolking
het afgelopen jaar met het virus besmet is geraakt. Het gaat dan alleen om de in een
laboratorium bevestigde gevallen. Het aantal personen daarvan dat werd opgenomen in
een ziekenhuis is tot nu toe vijftien. Acht personen met een bevestigde virusinfectie
zijn het afgelopen jaar overleden. Ook dat zijn alleen de bevestigde gevallen, waardoor
de aantallen in werkelijkheid hoger kunnen liggen.
Verloop van de epidemie
Afgelopen week is het aantal actieve besmettingen met het virus met 164% toegenomen
ten opzichte van de week daarvoor. Gemiddeld was de incidentie de afgelopen week 1387,8
per 100.000 inwoners. De testvraag neemt aanzienlijk toe. Twee weken geleden werden
er 343 testen afgenomen, de afgelopen week lag dit aantal op 731.
Het percentage positief geteste personen in de teststraten steeg de afgelopen week
naar ongeveer 33%, hetgeen een stijging is ten opzichte van de week daarvoor, toen
het nog 28% betrof.
De belasting van de zorg neemt fors toe. Het aantal nieuw opgenomen patiënten en de
bezetting op de ziekenhuisafdelingen en de Intensive Cares (IC’s) stijgt snel. Waar
op 8 maart 2021 nog één persoon opgenomen lag vanwege het virus, zijn op 18 maart
2021 twaalf personen opgenomen in het ziekenhuis, waarvan vier op de IC. Het ziekenhuis
op Bonaire kan zes personen opnemen op de IC, waardoor de bezetting momenteel onder
druk komt te staan. Daarnaast vinden besmettingen plaats onder het zorgpersoneel,
waardoor er ook capaciteitsproblemen ontstaan. Er zal extra ziekenhuispersoneel worden
geleverd vanuit Europees Nederland en indien het aantal ziekenhuisopnames verder stijgt,
zullen patiënten overgeplaatst moeten worden naar Aruba of Curaçao.
Bonaire is vanaf 22 februari 2021 begonnen met vaccineren van zorgpersoneel en ouderen
(>60 jaar). Ongeveer 10% van de bevolking boven de achttien jaar heeft op dit moment
een eerste prik ontvangen. Dit is nog onvoldoende om eerste voorzichtige indicaties
van het effect van vaccinatie in de gevaccineerde doelgroepen te kunnen vaststellen.
Zeker gezien de explosieve uitbraak die in de afgelopen weken heeft plaatsgevonden.
Het is dus nog te vroeg om vergaande conclusies te trekken over de effecten van vaccinatie.
Het aantal personen dat toch nog positief getest wordt na vaccinatie, wordt nauwkeurig
gevolgd en gecombineerd met bron- en contactonderzoek om het effect van vaccinatie
te kunnen monitoren en eventueel vaccinfalen te kunnen opsporen. Het is belangrijk,
met name ook voor zorgpersoneel, dat al gevaccineerd is, om er rekening mee te houden
dat iemand met een milde infectie na vaccinatie nog besmettelijk kan zijn voor anderen.
Infectiepreventiemaatregelen blijven dus onverminderd van toepassing.
De gezaghebber van Bonaire heeft op 18 maart 2021 een noodverordening afgekondigd,
onder meer met een avondklok.1
De prognoses laten een forse toename zien van infecties, gecombineerd met een toename
van het aantal ziekenhuisopnames. De prognoses zijn consistent met het beeld dat eerst
het aantal besmettingen fors stijgt. Nu, ongeveer twee weken later, volgt een forse
toename in het aantal ziekenhuisopnames. De avondklok, samen met andere maatregelen
die op Bonaire op dit moment op grond van de noodverordening worden ingezet, zoals
het sluiten van horecagelegenheden en scholen, het verbod op verkoop van alcohol en
het volledige samenscholingsverbod en advies tot thuisblijven dragen bij aan het vertragen
en verlagen van een toename van het aantal infecties en daarmee ook het aantal ziekenhuisopnames.
Het verwachte effect is een circa 10% reductie van de Rt door de avondklok en bezoekbeperking,
net als in Europees Nederland. Deze prognose kent een grote mate van onzekerheid,
die onder andere door de kleinschaligheid van het eiland en de snelheid van opkomst
van nieuwe varianten bepaald wordt. Het blijft van belang de Rt zo laag mogelijk te
krijgen om de hoogte van een nieuwe golf zo laag mogelijk te houden.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Verlenging maatregelenpakket
Deze regeling verlengt de huidige lockdown. Dat houdt in dat de groepsvorming buiten
tot twee personen beperkt blijft, dat publieke plaatsen gesloten blijven voor het
publiek en dat evenementen zijn verboden, een en ander behoudens de daarvoor al eerder
vastgestelde uitzonderingen.
De verlenging van het maatregelenpakket geldt ook voor de avondklok, tot 21 april
04.30 uur. Het tijdstip waarop het verbod om in de openlucht te vertoeven ’s avonds
ingaat, is met ingang van 31 maart 2021 bijgesteld van 21.00 uur naar 22.00 uur. Daarbij
heeft het kabinet in het bijzonder aandacht voor het feit dat het langer licht wordt
en de avondklok daardoor als een zwaardere beperking kan worden ervaren. Daarom zal
het ingangsmoment van de avondklok per 31 maart 2021 worden aangepast naar 22.00 uur.
Het tijdstip waarop de avondklok eindigt blijft ongewijzigd op 04.30 uur.
De niet aan de gelding van de avondklok gekoppelde sluitingstijden van 20.00 uur voor
reguliere winkels en coffeeshops en het verbod op de verkoop van alcohol vanaf dat
tijdstip blijven ongewijzigd. Dat is anders voor rechtstreeks met de avondklok samenhangende
sluitingstijden: voor winkels in de levensmiddelenbranche en voor de afhaalfunctie
van eet- en drinkgelegenheden wordt de sluitingstijd van 20.45 uur bijgesteld naar
21.45 uur zodat deze nog steeds uiterlijk een kwartier voor het ingaan van de avondklok
moeten sluiten.
Met verlenging van de avondklok is deze maatregel tevens van kracht tijdens Pesach,
het Holifeest, Pasen en de Ramadan. Er is niet voorzien in een uitzondering die het
mogelijk maakt huiswaarts te keren na het bijwonen van religieuze diensten in synagoge,
kerk of moskee na de klok van 22.00 uur. Uiteraard bestaat de mogelijkheid om diensten
digitaal bij te wonen op dit tijdstip of om het geloof te belijden in huiselijke kring.
De regeling voorziet reeds in uitzonderingen die het mogelijk maken om de digitale
bijeenkomst op locatie te organiseren, mensen die daarvoor in het gebedshuis moeten
zijn kunnen met een werkgeversverklaring en een eigen verklaring ’s avonds over straat.
Het kabinet begrijpt goed dat het digitaal bijwonen van een bijeenkomst heel anders
is dan zelf aanwezig te kunnen zijn bij een dienst in een gebedshuis en realiseert
zich ook dat dit voor veel mensen een gemis betekent. Gezien het zorgelijke epidemiologisch
beeld en de hoge belasting van de zorg wordt verruiming van de uitzonderingen echter
thans niet opportuun geacht. De avondklok waartoe nu wordt besloten, duurt niet langer
dan de drie weken die artikel 58c, zevende lid, Wpg maximaal mogelijk maakt.
Tot slot wordt in beperkte mate voorzien in een wijziging van de regeling voor praktijktesten.
Deze wordt hieronder toegelicht.
De afwegingen die ten grondslag liggen aan de verlenging en de bijstellingen zijn
toegelicht in paragraaf 4.
Praktijktesten
Aan de Trm worden twee onderzoeksprogramma’s toegevoegd, naast het reeds bestaande
onderzoeksprogramma Fieldlab dat gericht is op praktijktesten in de evenementensector.
De twee nieuwe onderzoeksprogramma’s zijn respectievelijk gericht op testbewijzen
en op de drinkgelegenheden. Met het onderzoeksprogramma Pilot testbewijzen wordt onderzocht
hoe testbewijzen ingezet kunnen worden bij het heropenen van onderdelen van de samenleving.
Met het onderzoeksprogramma Praktijktesten drinkgelegenheden wordt daarnaast onderzoek
gedaan naar het gedrag van bezoekers en personeel, de onderlinge contactmomenten,
de naleving van verschillende maatregelen en de luchtkwaliteit in de drinkgelegenheden.
Met de drie tot stand gebrachte onderzoeksprogramma’s wordt op verschillende vlakken
onderzoek gedaan met het oogmerk om de doelmatigheid van de maatregelen ter bestrijding
van het virus te vergroten, waarbij onderzocht wordt hoe de verschillende sectoren
veilig weer opengesteld kunnen worden. In de onderzoeksprogramma’s werkt de overheid
samen met het bedrijfsleven, de semipublieke sector en de wetenschap om op de praktijk
toegespitste pilots neer te zetten, waarbij relevante onderzoeksinformatie opgehaald
wordt. De drie onderzoeksprogramma’s dragen er dan ook aan bij dat op termijn de samenleving
veilig weer heropend kan worden.
Onderzoekprogramma Praktijktesten drinkgelegenheden
Algemeen
De horecasector is flink getroffen door het virus. Om de verspreiding van het virus
in te dammen sloot de horecasector vanaf medio maart 2020 tweeënhalve maand en op
14 oktober 2020 sloten eet- en drinkgelegenheden voor de tweede keer zijn deuren.
Dat is nu nog het geval. Vanaf medio december 2020 sloten ook de restaurants in hotels
voor de hotelgasten. Het kabinet is zich ervan bewust dat de algehele sluiting van
de sector geen lang houdbare situatie is, vanuit sociaal-maatschappelijk én economisch
perspectief.
In de routekaart coronamaatregelen2 van de rijksoverheid is aangegeven dat heropening van ‘restaurants’ eerder zal plaatsvinden
dan van de ‘overige horeca’, waar ook drinkgelegenheden, zoals cafés, bars en kroegen
toe behoren. Eén van de redenen hiervoor is dat bezoekers in restaurants minder beweeglijk
zijn en het gedrag van bezoekers in cafés etc. lastiger te voorspellen lijkt (o.a.
door consumptie van alcohol). Het kabinet wil onderzoeken of heropening van deze drinkgelegenheden
veilig kan plaatsvinden onder de voorwaarden zoals nu vermeld in de routekaart onder
risiconiveau ‘zorgelijk’.
De data die hiervoor nodig zijn, worden vergaard middels praktijktesten uit het publiek-private
onderzoeksprogramma Praktijktesten drinkgelegenheden. De praktijktesten moeten meer
inzicht geven in het gedrag van bezoekers en personeel, de onderlinge contactmomenten,
de naleving van verschillende maatregelen en de luchtkwaliteit in de drinkgelegenheden.
Hierdoor wordt duidelijk in welke mate de gezondheids- en veiligheidseisen nageleefd
worden. De drinkgelegenheden die aan de praktijktesten deelnemen, worden door de sector
aangedragen en door het onderzoeksprogramma geselecteerd. Gelet op de doorlooptijd
van het onderzoek, is het belangrijk om op korte termijn met deze praktijktesten te
starten.
Het Rijk, de horecasector (Koninklijke Horeca Nederland en Horeca Alliantie) en de
wetenschap (TNO) maken deel uit van de samenwerking in het onderzoeksprogramma Praktijktesten
drinkgelegenheden. De epidemiologische aanvaardbaarheid van voorstellen binnen dit
onderzoeksprogramma moeten consistent zijn met de overige maatregelen ter bestrijding
van de epidemie. Daarover is per geval beoordeling nodig door het kabinet. Met de
burgemeester van de relevante gemeente wordt nauw samengewerkt over de praktische
uitvoering en handhaving van de voorgenomen praktijktesten in die stad. Daarnaast
is het Veiligheidsberaad betrokken bij de organisatie en de aanpak van de Praktijktesten
drinkgelegenheden.
Onderzoeksplan en borging veiligheid en volksgezondheid
In het onderzoeksplan worden de praktijktesten nader toegelicht en wordt uitgewerkt
welke set van preventieve maatregelen tijdens de praktijktests in acht moeten worden
genomen. Dit betreft de voorwaarden die gelden volgens de routekaart in risiconiveau
‘zorgelijk’. Hierbij worden de volgende maatregelen in acht genomen: de veiligeafstandsnorm,
geen zelfbediening, triage, reservering, placering, mondkapjesplicht als geen sprake
is van placering, maximaal zes personen per tafel, maximaal vijftig personen per binnenruimte,
persoonlijke beschermingsmiddelen, registratieplicht en beperkte openingstijden.
Met de praktijktesten worden data verzameld over de mate van naleving van verschillende
maatregelen door bezoekers en personeel en de luchtkwaliteit in de drinkgelegenheden
om een veilige en verantwoorde heropening daarvan mogelijk te maken. Daarbij geldt
nadrukkelijk dat deelname aan de praktijktesten door (onder meer) ondernemers, personeel
en bezoekers geheel op vrijwillige basis plaatsvindt. Voor laatstgenoemde categorie
geldt in het verlengde daarvan dat de verwerking van persoonsgegevens op basis van
toestemming plaatsvindt. De volgende onderzoeksvragen liggen aan het onderzoek ten
grondslag:
-
• Wat is het percentage bezoekers dat zijn gegevens voor het bron- en contactonderzoek
laat registreren?
-
• Wat is het percentage bezoekers dat deelneemt aan de triage?
-
• In welke mate houdt het personeel zich aan elk van de maatregelen?
-
• In welke mate houden bezoekers zich aan elk van de maatregelen?
-
• Wat is de geschatte hoeveelheid verse buitenlucht in de horecagelegenheid, op basis
van de CO2-concentratie en het aantal aanwezigen, en hoe relateert dat aan het onderzoek van
TNO in de laboratoriumomgeving?
De borging van de veiligheid en volksgezondheid van de praktijktesten staat centraal
in het onderzoeksplan. Daarom geldt een aantal aanvullende gezondheids- en veiligheidseisen.
Zo wordt van alle deelnemers bij binnenkomst geëist dat zij een testuitslag van ten
hoogste achtenveertig uur oud kunnen tonen waaruit blijkt dat zij op het moment van
testen niet waren geïnfecteerd met het virus. Deze test moet zijn afgenomen door een
daartoe gecertificeerd bureau of op een GGD-locatie. Daarnaast zal voor de praktijktesten
een beperkt aantal drinkgelegenheden tegelijk worden geopend. Daarnaast gelden buiten
de locaties de generieke coronamaatregelen en wordt op de locatie een andere preventieve
set van maatregelen toegepast, zoals het gebruik van mondkapjes. De basisregels, zoals
de veiligeafstandsnorm, blijven tijdens de praktijktesten van kracht. Verder zijn
de gegevens voor bron- en contactonderzoek van de GGD conform de Algemene verordening
gegevensbescherming opgeslagen en voor een snelle tracering inzetbaar. Hierdoor wordt
het risico om besmet te raken en anderen te besmetten zoveel mogelijk voorkomen.
Andere voorwaarden waaronder de praktijktesten worden uitgevoerd zijn:
-
• alle deelnemers nemen vrijwillig deel en worden vooraf geïnformeerd dat ze deelnemen
aan het onderzoeksprogramma Praktijktesten drinkgelegenheden en welke voorwaarden
daaraan verbonden zijn;
-
• deelname is alleen mogelijk na het tonen van bewijs van een negatieve testuitslag;
-
• indien een persoon besluit deel te nemen aan het onderzoeksprogramma is de deelnemer
verplicht om mee te werken aan het onderzoek, zoals hiervoor beschreven;
-
• de deelnemers moeten traceerbaar zijn ten behoeve van de praktijktest en wordt geadviseerd
om de app Corona Melder te installeren;
-
• deelname geven de deelnemers toestemming dat de track and trace gegevens die bij het
onderzoek worden verzameld, gedeeld kunnen worden ten behoeve van bron- en contactonderzoek;
-
• de gegevens van de deelnemers worden binnen het onderzoek geanonimiseerd;
-
• er vindt afstemming met de burgemeester van de gemeente waar de praktijktest wordt
georganiseerd plaats, alsmede de betreffende GGD;
-
• het personeel kan niet verplicht worden om zich te onderwerpen aan alle bovengenoemde
corona gerelateerde testen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de coronatest;
-
• openbare plaatsen en openbaar vervoer worden zoveel mogelijk ontzien, zo wordt de
deelnemers geadviseerd om zoveel mogelijk met eigen vervoer te komen;
-
• de praktijktests duren niet langer dan tien uur per dag:
-
• er wordt rekening gehouden met de avondklok zolang die van toepassing is.
Doel Praktijktesten drinkgelegenheden
De praktijktesten hebben als doel data te verzamelen over het gedrag van bezoekers
en personeel, de onderlinge contactmomenten, de naleving van verschillende maatregelen
en de luchtkwaliteit in de drinkgelegenheden om de doelmatigheid van maatregelen ter
bestrijding van de epidemie van covid-19 te vergroten en hiermee de kans op een veilige
en verantwoorde heropening van drinkgelegenheden te vergroten.
De praktijktesten zullen worden gemonitord door observanten van TNO en de resultaten
worden gerapporteerd. Het vergt daarbij enige tijd om de onderzoeksresultaten door
te vertalen naar een rapport. Dit is opgenomen in het onderzoeksplan.
Tijdelijke uitgezonderde coronamaatregelen
Om de praktijktesten uit te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat verschillende coronamaatregelen
voor de organisatie en de uitvoering van de praktijktests worden uitgezonderd. Zonder
deze uitzonderingen kunnen de testen namelijk niet plaatsvinden. Zo zijn momenteel
bijvoorbeeld alle horecagelegenheden gesloten voor publiek. Dit heeft als gevolg dat
een drinkgelegenheid niet mag worden geopend voor publiek en daar geen praktijktest
kan plaatsvinden. Ook is het door de huidige maatregelen niet mogelijk om vijftig
gasten te ontvangen. Derhalve is het belangrijk om te kunnen afwijken van een aantal
van de coronamaatregelen. Ook is het noodzakelijk dat de praktijktesten de toekomstige
heropening van cafés zo goed mogelijk nabootsen. Alleen dan dragen de verzamelde data
bij aan het doel van de praktijktesten. De volgende maatregelen worden voor de uitvoering
van de praktijktesten uitgezonderd:
-
− het groepsvormingsverbod buiten (artikel 3.1, eerste lid);
-
− het verbod op de openstelling van publieke plaatsen (artikel 4.a1);
-
− de voorwaarden voor de openstelling van publieke plaatsen die wel geopend mogen zijn
(artikel 4.1);
-
− het maximumaantal personen publiek per zelfstandige ruimte (artikel 4.2, eerste lid);
-
− het verbod op de openstelling van eet- en drinkgelegenheden en de daarbij behorende
dansvoorzieningen (artikel 4.4, eerste lid);
-
− het verbod op de verkoop van alcoholhoudende drank tussen 20.00 en 06.00 uur (artikel 4.7).
Onderzoeksprogramma Pilot testbewijzen
Algemeen
Met deze wijziging van de Trm wordt het mogelijk om pilots te organiseren voor toegangstesten
ter voorbereiding op de inzet van testbewijzen. De inzet van testbewijzen heeft als
doel het tegengaan van de verspreiding van het virus en onderdelen van de samenleving
te kunnen heropenen. In een epidemiologische situatie waarin het risico op verspreiding
van het virus bestaat, kunnen testbewijzen tijdelijk worden benut bij het gefaseerd
afschalen van maatregelen ter bestrijding van de epidemie. Hiermee wordt voor die
voorzieningen waar het testbewijs wordt ingezet méér of iets eerder mogelijk gemaakt
dan zonder testbewijs. Voor de inzet van testbewijzen heeft het kabinet een wetsvoorstel
in voorbereiding. Het wetsvoorstel expliciteert de grondslag om bij ministeriële regeling
testbewijzen grootschalig te kunnen inzetten voor toegang tot sport- en jeugdactiviteiten,
culturele instellingen, evenementen, restaurants en overige horeca, een en ander met
inbegrip van doorstroomlocaties.
Het aanpassen van de wet is echter niet de enige voorbereiding die getroffen dient
te worden om met testbewijzen te gaan werken. Om het testbewijs als instrument op
een verantwoorde en veilige manier grootschalig in te kunnen zetten in de genoemde
sectoren, is van belang dat dit van te voren wordt getest. Het kabinet hecht daarom
aan het uitvoeren van pilots. Die maken het mogelijk om op een gecontroleerde wijze
de invoering van testbewijzen nader te onderzoeken. Daarnaast draagt dit eraan bij
dat de betrokken partijen straks goed voorbereid zijn op de uiteindelijke inzet. De
pilots moeten meer inzicht geven in de werking van de infrastructuur en ICT van de
testcapaciteit voor toegangstesten, de werking en het gebruik van de CoronaCheck-apps,
de toepasbaarheid van het testbewijs in de potentieel aan te wijzen voorzieningen
en het gedrag van gebruikers van testbewijzen.
Onderzoeksplan en borging veiligheid en volksgezondheid
In het publiek-privaat onderzoeksprogramma Pilot testbewijzen werken het Rijk, Stichting
Open Nederland als opdrachtnemer voor de inrichting en exploitatie van de teststraten,
de wetenschap, het bedrijfsleven en vertegenwoordigers van verscheidene reeds genoemde
sectoren samen. Deze vertegenwoordigers worden in het nieuwe artikel 6.13 aangeduid
als de ‘veldpartijen’. Ook met betreffende gemeenten is overleg gaande over de voorgenomen
pilots, mede gegeven hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden, zowel regulier bij
dergelijke activiteiten als nu in het bijzonder.
In het onderzoeksprogramma worden de pilots nader uitgewerkt tot onderzoeksplannen
waarin aangegeven wordt welke precieze onderzoeksvragen worden beantwoord. Bij de
onderzoeksplannen kan worden gedacht aan vragen over de werking en opschaling van
de testinfrastructuur, achterliggende ICT, gebruik en inzet van de apps, inzet bij
de sectoren en de testbereidheid. Met de pilots worden hierover data verzameld. Daarbij
geldt nadrukkelijk dat deelname aan de pilots door (onder meer) evenementenorganisaties,
bezoekers en personeel geheel op vrijwillige basis plaatsvindt. Voor laatstgenoemde
categorie geldt in het verlengde daarvan dat de verwerking van persoonsgegevens op
basis van toestemming plaatsvindt.
Ook voor Pilots testbewijzen dient over de kalender separaat besloten te worden door
het kabinet.
Doel pilots
Het doel van het onderzoeksprogramma kan in drie hoofdcategorieën worden verdeeld:
het testen van de logistiek, infrastructuur en ICT van de nieuwe toegangsteststraten;
het testen van (het gebruik van) de CoronaCheck-apps; en het oefenen van de inzet
van het testbewijs door de betreffende sectoren. Daarnaast dragen de pilots in algemene
zin bij aan het tegengaan van de verspreiding van het virus. Testbewijzen zullen bij
grootschalige inzet bijdragen aan het tegengaan van de verspreiding bij de heropening
van de samenleving. De daarvoor ontwikkelde (ICT-)infrastructuur en applicaties zijn
nieuw en het ongetoetst inzetten daarvan brengt risico’s met zich. Door dit nu zorgvuldig
te testen kunnen fouten en daarmee verspreiding van het virus beter worden voorkomen.
Voorts geven toegangstesten zeer waarschijnlijk een impuls aan de testbereidheid,
waarmee het zicht op het virus wordt vergroot. Ook het effect op testbereidheid is
onderdeel van het onderzoek van de pilots.
Om toegangstesten mogelijk te maken, werkt het kabinet aan het realiseren van een
aanvullende testcapaciteit, oplopend tot 415.000 testen per dag. Dit is bovenop de
reeds beschikbare testcapaciteit van de GGD. In korte tijd worden nieuwe teststraten
voor dit doel ingericht en een volledig nieuwe end-to-end ICT-oplossing gerealiseerd.
Zowel de infrastructuur als de ICT moet zorgvuldig getest worden om straks succesvolle
opschaling mogelijk te maken. Het gaat hierbij om het proces vanaf het inplannen van
een afspraak bij de teststraat tot het ontvangen van de uitslag. Ook de aansluiting
van de ICT van de toegangsteststraten op de CoronaCheck-app zal in de praktijk moeten
worden getoetst. In de pilots worden deze aspecten dan ook uitgeprobeerd en onderzocht.
Van overheidswege wordt een tweetal applicaties ontwikkeld en straks beschikbaar gesteld
waarin de negatieve testuitslag wordt omgezet in een testbewijs dat eenvoudig kan
worden getoond en gelezen. Zodra de testuitslag beschikbaar is, ontvangt de geteste
persoon hiervan een bericht. Als de testuitslag negatief is, kan de geteste persoon
de uitslag gebruiken voor het genereren van een digitaal testbewijs met de applicatie
CoronaCheck. Het controleren van het testbewijs geschiedt met de applicatie CoronaCheck
Scanner. Deze applicatie leest de QR-code en toont kortstondig op het beeldscherm
of er al dan niet een geldig testresultaat is. Deze twee apps zullen ook in de praktijk
moeten worden getest zodat deze veilig en effectief kunnen worden ingezet. Hierbij
zal er aandacht zijn voor de werking van de apps zelf, maar ook voor de wijze waarop
bezoekers en controleurs deze gebruiken.
Tot slot is het van belang om te onderzoeken hoe de sectoren waar het testbewijs potentieel
wordt ingezet om zullen gaan met de inzet hiervan. In de verschillende sectoren zullen
pilots worden georganiseerd om onder andere het volgende te onderzoeken:
-
− kunnen de sectoren weer (deels) open door de inzet van negatieve testbewijzen?
-
− in hoeverre zijn mensen bereid om zich te laten testen voor deelname aan de activiteit
in kwestie?
-
− in hoeverre zijn de organisaties in staat te controleren op negatieve testbewijzen
en hierop te handhaven?
-
− is de testbereidheid evenwichtig verdeeld over het land en de verschillende testlocaties?
-
− hoe groot is het aantal mensen dat niet op komt dagen?
-
− kunnen bezoekers en organisaties uit de voeten met de CoronaCheck-app?
-
− is de infrastructuur van teststraten toegerust op het opschalen van het aantal testafnames?
Om deze onderzoeksvragen zo goed mogelijk te beantwoorden worden onder andere pilots
gepland in musea, monumenten, theaters, concertzalen en poppodia, bij festivals en
bij sportwedstrijden en sportaccommodaties. Bij de selectie van de pilots wordt rekening
gehouden met regionale spreiding en nabijheid van een testlocatie en wordt ingezet
op spreiding tussen grote en kleine instellingen. Er worden geen pilots georganiseerd
op andere terreinen dan cultuur, evenementen, georganiseerde jeugdactiviteiten, horeca
of sport.
Voorwaarden
De borging van de veiligheid en gezondheid van deelnemers aan de praktijktesten staat
centraal in het onderzoek. Daarom geldt een aantal aanvullende gezondheids- en veiligheidseisen.
Zo wordt van alle deelnemers verwacht dat zij een geldend negatief testbewijs kunnen
tonen. Deze test moet zijn afgenomen bij één van de teststraten van Stichting Open
Nederland en op het moment van deelname aan de activiteit nog minimaal acht uur geldig
zijn. Voor de pilots toegangstesten geldt dat men zich aan het merendeel van de basismaatregelen
dient te houden. Indien van toepassing dienen de deelnemers zich dan ook onder meer
aan de veiligeafstandsnorm en de mondkapjesplicht te houden. Voor de veiligheid en
privacy gelden de volgende condities:
-
− alle deelnemers nemen vrijwillig deel en worden vooraf geïnformeerd dat ze deelnemen
aan de Pilot toegangstesten en over de voorwaarden die daaraan vanuit de organisatie
van de pilot verbonden zijn;
-
− deelname is alleen mogelijk na het tonen van een negatieve testuitslag van een teststraat
van Stichting Open Nederland;
-
− de deelnemers moeten traceerbaar zijn ten behoeve va de pilot en wordt geadviseerd
om de app Corona melder te installeren;
-
− de gegevens van de deelnemers worden binnen het onderzoek geanonimiseerd;
-
− het personeel dat aanwezig is bij de praktijktesten wordt niet verplicht om zich te
onderwerpen aan een coronatest. Het personeel wordt wel dringend geadviseerd om vooraf
aan de pilot een test te ondergaan;
-
− openbare plaatsen en openbaar vervoer worden zoveel mogelijk ontzien. Zo wordt de
deelnemers geadviseerd om zoveel mogelijk met eigen vervoer te komen;
-
− de individuele pilots duren niet langer dan acht uur per dag;
-
− er wordt rekening gehouden met de avondklok, zolang die geldt;
-
− de organisator is primair verantwoordelijk voor uitvoering en naleving van de pilot
en legt het plan voor aan de burgemeester;
-
− waar mogelijk en opportuun worden de lessen met betrekking tot veiligheid van evenementen
van het reeds georganiseerde Fieldlab evenementen toegepast.
Tijdelijke uitgezonderde coronamaatregelen
Om de pilots uit te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat verschillende coronamaatregelen
voor de organisatie en de uitvoering van de pilots worden uitgezonderd. Zonder deze
uitzonderingen kunnen de pilots namelijk niet plaatsvinden. Zo zijn momenteel bijvoorbeeld
in beginsel alle publiek plaatsen gesloten voor publiek. Dit heeft bijvoorbeeld tot
gevolg dat een theater niet mag worden geopend voor publiek waardoor geen pilot kan
plaatsvinden. Ook is het door de huidige maatregelen niet mogelijk om een voetbalwedstrijd
te bezoeken. Zoals beschreven hebben de pilots als doel data te verzamelen over toegangstesten
in bepaalde sectoren. Derhalve is het noodzakelijk om te kunnen afwijken van de geldende
coronamaatregelen zoals het verbod op de openstelling van publieke plaatsen, het groepsvormingsverbod
en het maximumaantal personen publiek per zelfstandige ruimte. De volgende maatregelen
worden tijdens de praktijktesten uitgezonderd:
-
− het groepsvormingsverbod buiten (artikel 3.1, eerste lid);
-
− het verbod op de openstelling van publieke plaatsen (artikel 4.a1);
-
− de voorwaarden voor de openstelling van publieke plaatsen die wel geopend mogen zijn
(artikel 4.1);
-
− het maximumaantal personen publiek per zelfstandige binnenruimte (artikel 4.2, eerste
lid);
-
− het verbod op de openstelling van eet- en drinkgelegenheden en de daarbij behorende
dansvoorzieningen (artikel 4.4, eerste lid);
-
− het verbod op de openstelling van winkels tussen 20.00 en 06.00 uur (artikel 4.5);
-
− het verbod op de verkoop van alcoholhoudende drank tussen 20.00 en 06.00 uur (artikel
4.7);
-
− het verbod op het organiseren van evenementen (artikel 5.1);
-
− het verbod op toeschouwers bij sportwedstrijden (artikel 6.3, eerste lid);
-
− het verbod op de openstelling van douches en kleedkamers in sportaccommodaties en
de plicht om met reserveringen van maximaal vier personen te werken en een gezondheidscheck
uit te voeren (artikel 6.4, lid a1 en a2, eerste en derde lid).
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire
Opschaling risiconiveau en uitbreiding routekaart
Het RIVM en de afdeling Publieke Gezondheid van Bonaire adviseren de maatregelen op
Bonaire aan te scherpen en over te gaan naar risiconiveau 6: lockdown. Dit betekent
dat de gezaghebber met deze regeling de bevoegdheid krijgt om gebieden aan te wijzen
waar enkele nieuwe maatregelen gelden, inclusief een avondklok.
Het huidige maatregelenpakket (risiconiveau 5: zeer ernstig) is tot nu toe onvoldoende
effectief gebleken in het terugdringen van het aantal contacten en daarmee het voorkomen
van besmettingen, door zowel de klassieke variant als de Britse variant (B.1.1.7).
Het is daarom noodzakelijk om de maatregelen verder aan te scherpen en een aantal
extra maatregelen in te stellen, die nog niet waren opgenomen in de routekaart. Dit
om het aantal contacten zoveel mogelijk te beperken, met name ook in de werk- en privésfeer.
Het openbaar lichaam Bonaire (OLB) onderschrijft dit en heeft geconcludeerd dat een
tijdelijke verzwaring van het maatregelenpakket, met inbegrip van de invoering van
een avondklok en een alcoholverbod, noodzakelijk is met het oog op de pijlers van
de epidemiebestrijding.
Het aantal contacten van individuele personen in Europees Nederland is op dit moment
lager dan ooit te voren en daarmee ook lager dan in de lockdown in maart–april 2020
(CoMix-studie). Op basis van modellering kunnen we concluderen dat de avondklok in
combinatie met de huidige bezoekbeperking, van maximaal één persoon per dag, de Rt
van Europees Nederland met ongeveer tien procent heeft gereduceerd. Zonder het huidige
maatregelenpakket, inbegrepen de avondklok, zou Europees Nederland in deze fase van
de uitbraak veel meer besmettingen hebben gehad en zou de druk op de zorg aanzienlijk
hoger zijn geweest. Gezien de explosieve toename in besmettingen en ziekenhuisopnames
op Bonaire, is het nodig om de uitbraak te vertragen en de druk op de zorg niet verder
op te voeren. Gezien de goede resultaten die de avondklok in Europees Nederland laat
zien, zal deze ook op Bonaire worden ingezet.
Zodra het aantal besmettingen afneemt en de druk op de zorg afneemt, kan de gezaghebber
bepalen dat maatregelen weer losgelaten kunnen worden. Het RIVM wijst er voorts op
dat versoepelingen verantwoord zijn mits deze stapsgewijs worden ingevoerd en hun
effect zorgvuldig gemonitord wordt, zodat er tijdig ingegrepen kan worden indien nodig.
Met de verdere opbouw van immuniteit door grootschalige vaccinatie ontstaat er in
de komende weken mogelijk meer ruimte voor versoepelingen.
Bij dit alles benadrukt het OLB, met het RIVM en de Minister en Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dat een goede opvolging van het algemene maatregelenpakket
essentieel blijft.
Avondklok
Het wordt op grond van de Wpg tussen 21.00 uur en 04.00 uur verboden om in de openlucht
te vertoeven op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen. Met de inwerkingtreding
van de regeling vervalt de noodzaak van het artikel over de avondklok in de nu in
Bonaire geldende noodverordening. Alleen noodzakelijke reizen zijn toegestaan: voor
werk, medische hulp aan mens of dier, hulpverlening aan een hulpbehoevend persoon,
individueel en aangelijnd uitlaten van een hond, dak- of thuisloosheid terwijl men
niet in maatschappelijke opvang kan, een noodsituatie, verplaatsing onder begeleiding
als rechtens van zijn vrijheid beroofde en internationaal vervoer van personen zijn
in dat geval toegestaan. Daarnaast is het vertoeven in de openlucht toegestaan als
die openlucht behoort bij een woning (bijvoorbeeld een erf) of bij het woongedeelte
van een voertuig of vaartuig. Dit volgt direct uit artikel 58j Wpg en wordt daarom
in deze regeling niet nog eens bepaald. In verband met de complexiteit en vaak acute
situaties waarin vertoeven in de openlucht noodzakelijk is, is in overleg met de politie
besloten om niet met eigen verklaringen te werken. In werksituaties is een werkgeversverklaring
nodig. Deze moet te allen tijde getoond kunnen worden en handhavers kunnen bij de
werkgever nagaan of de persoon in kwestie zich inderdaad noodzakelijkerwijs op straat
bevindt. In verband met de avondklok kan de gezaghebber bepalen dat de afhaalfunctie
van eet- en drinkgelegenheden uiterlijk om 20.00 uur sluit.
Vanwege de verschillen in het publieke leven tussen Europees Nederland en Bonaire
zal de avondklok op Bonaire eindigen om 04.00 uur en niet, zoals in Europees Nederland,
om 04.30 uur. Het leven op Bonaire begint over het algemeen eerder dan in Europees
Nederland (winkels openen bijvoorbeeld reeds om 08.00 uur). Zo vangen ook werkzaamheden
in de visserij en bouw doorgaans vroeg aan. Doordat de avondklok eindigt om 04.00
uur kunnen onder andere personen werkzaam in de visserij en bouw vanaf dan ongehinderd
hun werkzaamheden uitvoeren.
Volgens gegevens van de RIVM-gedragsunit wordt de avondklok in Europees Nederland
door een grote meerderheid nageleefd (92%). 71% van respondenten in Europees Nederland
steunt de avondklok (10% neutraal, 19% tegen), naleving wordt door de meerderheid
(82%) als makkelijk ervaren, maar het aantal mensen dat denkt dat deze maatregel helpt,
is laag ten opzichte van andere regels (42%). Vanwege de kleinschaligheid van het
eiland, de over het algemeen goede opvolging van maatregelen en de grote sociale controle
ligt het in de lijn der verwachting dat de graad van naleving van de avondklok op
Bonaire minstens zo hoog zal zijn als in Europees Nederland.
4. Noodzakelijkheid en evenredigheid
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Gelet op de in paragraaf 2 beschreven epidemiologische situatie, is het naar het oordeel
van het kabinet noodzakelijk om het maatregelenpakket, inclusief de avondklok, te
verlengen met drie weken, op de wijze die is toegelicht in paragraaf 3. Daarbij is
rekening gehouden met de gevolgen en adviezen die hieronder zijn beschreven.
Advies OMT over maatregelen
In de brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2021 is aangegeven dat op 23 maart aan
het OMT zou worden gevraagd in hoeverre in kleine stapjes zou kunnen worden versoepeld
binnen het risiconiveau ‘zeer ernstig’, indien zou zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:
het aantal besmettingen en het aantal ziekenhuisopnames blijkt toch veel lager uit
te vallen, én de IC-bezetting rond de 550 – 600 zou blijven, én de R-waarde rond de
1 zou blijven. Ten aanzien van deze voorwaarden is nu helaas duidelijk dat hieraan
niet voldaan wordt. Immers, er is sprake van een toename van het aantal besmettelijke
personen, tot meer dan 100.000, een lichte verhoging van de ziekenhuis- en IC-bedbezetting,
en een reproductiegetal dat met 1,13 ruim boven de 1 is gekomen. Conform deze gegevens
adviseert het OMT dan ook om geen versoepelingen door te voeren op 31 maart.
In de beoordeling van het OMT draagt de avondklok en de bezoekbeperking thuis tot
1 persoon significant bij aan het verlagen van de Rt met naar schatting zo’n 10 procent.
Deze maatregelen zijn gelijktijdig ingegaan, en het is niet mogelijk het effect van
de afzonderlijke maatregelen nauwkeurig te schatten. Naar verwachting zou zonder deze
maatregelen het aantal meldingen en ziekenhuis- en IC-opnames inmiddels beduidend
hoger liggen, vanwege een circa 10 procent hogere Rt.
De eerder geprognosticeerde toename van ziekenhuis- en IC-opnames blijft enigszins
achter, of is naar achteren vertraagd, al passen de ziekenhuis- en IC-bezetting ruim
binnen de aangegeven onzekerheidsmarges. Tegelijkertijd wordt er momenteel een aanzienlijke
stijging van de meldingen waargenomen in de jonge leeftijdsgroepen; naar verwachting
zal die op den duur leiden tot een toename van gevallen in de volwassen en oudere
(nog niet gevaccineerde) leeftijdsgroepen; met enige vertraging zal dit vertaald worden
naar meer ziekenhuis- en IC-opnames. Ook in de ons omringende landen wordt een dergelijke
toename van meldingen gezien.
Gezien het voorgaande, een Rt van 1,13 significant boven de 1, en die ook de afgelopen
weken doorgaans boven de 1 lag, wordt niet voldaan aan de epidemiologische voorwaarden
waaronder versoepelingen van maatregelen op 31 maart aan de orde kunnen zijn. Dit
geldt ook voor andere aanpassingen van maatregelen. Daarnaast adviseert het OMT om
de avondklok te verlengen en ook de bezoekbeperking thuis in stand te houden, en het
epidemiologisch beeld de komende week/weken nauwgezet te volgen. Mocht er de komende
tijd ruimte voor versoepelingen ontstaan, dan heeft het OMT aangegeven niet te zullen
schromen hier ook tussentijds een advies over uit te brengen. Het OMT benadrukt het
belang van doorgaande vaccinatie bij 60-plussers om de belasting van de zorg zoveel
mogelijk te beperken.
Samenvattend is het OMT zeer terughoudend wat betreft eventuele versoepelingen, ook
al worden die uitgevoerd met de nodige maatregelen om overdracht van het virus tegen
te gaan.
De in de adviesaanvraag genoemde opties voor versoepelingen in het onderwijs, de detailhandel
en de buitenterrassen zijn doorgerekend. De effecten van deze versoepelingen blijken
wat betreft hun impact af te hangen van de werkzaamheid van vaccinatie om overdracht
van het virus tegen te gaan, iets waarover de kennis nog ontbreekt. Voor de detailhandel
en de buitenterrassen laten de epidemiologische voorwaarden geen ruimte.
Over het hoger onderwijs heeft het OMT geadviseerd, mocht het kabinet ondanks de epidemiologische
situatie tot versoepelingen over willen gaan, prioriteit te geven aan het openstellen
hoger onderwijs voor 1 dag per week fysiek onderwijs, indien daarbij naast de algemene
maatregelen en het generieke kader, ook frequent preventief wordt getest. Deze prioriteit
komt voort uit de uitkomsten van de modellering, het belang van onderwijs voor adolescenten
en jongvolwassenen en uit het feit dat in deze omgevingen goede controle mogelijk
is op de te nemen maatregelen door de onderwijsaanbieders.
Sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen
Naast de epidemiologische situatie en het OMT-advies zijn ook andere elementen bij
de besluitvorming betrokken voor een zo volledig mogelijke afweging. Deze bestaan
voor deze regeling uit het geactualiseerde maatschappelijk beeld door het Sociaal
en Cultureel Planbureau (SCP), een reflectie op de maatregelen (door het SCP en door
het Planbureau voor de Leefomgeving), een sociaal-maatschappelijke en economische
weging van de gevolgen door de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat
en Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het verrichten van uitvoeringstoetsen op de
maatregelen door andere departementen, de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie,
de veiligheidsregio’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bij de besluitvorming
die haar beslag heeft gekregen in deze regeling is rekening gehouden met het algemeen
maatschappelijk beeld en reflecties over de sociaalmaatschappelijke en economische
effecten van het maatregelenpakket. Voor meer informatie over de sociaalmaatschappelijke
economische reflectie en brede maatschappelijke toets aandacht wordt verwezen naar
de brief over de maatregelen aan de Tweede Kamer van 23 maart 2021.
Maatschappelijk beeld
Door het SCP zijn de volgende signalen uit de samenleving naar voren gebracht. De
maatschappelijke veerkracht is groot, maar voor sommigen groepen, bijvoorbeeld jongeren,
wordt een daling in welbevinden gezien. Bij kwetsbare groepen worden de signalen sterker
dat problemen daar sneller stapelen (op de problemen die er al waren). De ervaren
wrijving tussen sociale groepen is toegenomen; met name tussen jong en oud en kwetsbare
en gezonde mensen. Het sociaal vertrouwen is aanvankelijk gestegen, maar daarna weer
gedaald: de maatschappelijke samenhang staat onder druk.
Een aantal groepen in de samenleving blijkt harder te worden geraakt door de coronacrisis
dan andere groepen. De verschillen namen op diverse gebieden toe, zoals arbeid, inkomen,
scholing, eenzaamheid en welbevinden. De impact van de coronacrisis versterkt bovendien
kwetsbaarheden die we als samenleving daarvóór al hadden en hebben gesignaleerd.
Aan het einde van 2020 was het politiek vertrouwen nog steeds hoger dan voor de crisis.
De actualiteit laat tegelijk zien dat dit niet voor iedereen geldt. De coronacrisis
blijft daarom onverminderd veel van mensen vragen als het gaat om de zorg voor elkaar
en het omgaan met onzekerheid.
Sociaal contact speelt een belangrijke rol in het welbevinden van mensen. Mensen ontmoeten
elkaar minder, maar hebben wel vaker digitale contacten Deze kunnen fysiek contact
op veel punten niet vervangen.
Er zijn veel zorgen over de gevolgen van de coronacrisis voor jongeren en jongvolwassenen.
Veel maatregelen grijpen in op de kern van hun sociale leven, terwijl contacten met
leeftijdsgenoten juist voor hen belangrijk zijn vanwege de ontwikkeling van hun identiteit.
Bij hen zien we een afname in het psychisch welbevinden. Jongeren zijn kwetsbaar vanwege
hun kans op eenzaamheid en een grotere kans op werkloosheid. Dat laatste geldt ook
voor laagopgeleiden en voor mensen van niet-westerse herkomst.
Naar verwachting zullen de resultaten van scholieren en studenten nu ongunstiger zijn
dan bij volledig fysiek onderwijs. Sommigen lopen vertraging op, bij anderen vergroten
de achterstanden. Door het schrappen van toetsen liepen circa 14.000 kinderen vorig
jaar een hoger schooladvies mis. Fysiek onderwijs heeft ook een belangrijke functie
voor de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren en geeft hen structuur
aan de dag.
De eenzaamheid onder ouderen is toegenomen. Ook zijn er zorgen over mensen met uiteenlopende
beperkingen die bijvoorbeeld dagbesteding of andere ondersteuning in het sociaal domein
moeten missen. Ouderen zijn kwetsbaar vanwege de impact op de gezondheid en hoge kans
op sterfte.
Daarnaast is de druk op mantelzorgers toegenomen en zij maken zich zorgen over het
welzijn en de van kwaliteit van leven van hun naasten.
Bewegen en sporten dragen positief bij aan de gezondheid en het welbevinden. De mogelijkheden
daarvoor zijn erg beperkt. Jongeren sporten over het algemeen meer dan ouderen, beperkingen
raken die groep dus hard.
Volgens verschillende studies zijn langdurige quarantaine-achtige situaties een risicofactor
voor agressie en huiselijk geweld. Harde cijfers ontbreken maar signalen dat huiselijk
geweld aan het toenemen is, worden sterker. De kindertelefoon meldt een toename van
het aantal telefoontjes over depressieve gevoelens of suïcidegedachten.
In april 2020 waarschuwde het SCP het kabinet ervoor dat crisissturing op basis van
epidemiologie in combinatie met maatregelen en een beroep op solidariteit in de samenleving
vrij snel onhoudbaar zou blijken, omdat verwachtingen, mogelijkheden en opvattingen
in de samenleving om daaraan te voldoen steeds verder uiteen zullen gaan lopen naarmate
de crisis langer duurt.
De daling in het draagvlak en de naleving kan niet worden weggezet als onwil, maatschappelijk
onbehagen of hufterig gedrag. Er dient – zeker in de communicatie over gedragsregels
– een onderscheid gemaakt te worden tussen mensen die zich niet aan de gedragsregels
kunnen houden (bijvoorbeeld vanwege beperkingen of zorgsituaties; of omdat het teveel
wordt), dat niet willen of het risico ervan minder inzien.
Advies SCP
Het SCP bouwt voort op zijn advies van begin maart 2021, wat van belang blijft en
opnieuw bij de afweging is betrokken. Daarnaast adviseert het SCP opnieuw om – op
een verantwoorde manier – aan het openen van hoger onderwijs prioriteit te geven gezien
de stapeling van maatschappelijke effecten bij de studenten en scholieren en hun families.
Vanuit economisch oogpunt hebben de detailhandel en de horeca prioriteit. Daarnaast
adviseert het SCP de doorwerking van de gedeeltelijke versoepelingen in het oog te
houden om zo inzicht te krijgen in welke mate negatieve maatschappelijke effecten
van maatregelen worden gemitigeerd.
Daarnaast merkt het SCP op dat het beperkt openen van onderdelen van de samenleving
een positief, maar ook een relatief beperkt maatschappelijk effect heeft. Bij het
openen van het onderwijs voor een dagdeel in de week, zowel in het hoger onderwijs
als het eerder deels geopende voortgezet onderwijs, volgen scholieren en studenten
immers alsnog het merendeel van het onderwijs vanuit huis. Het is onduidelijk in welke
mate negatieve maatschappelijke effecten van de maatregelen worden gemitigeerd.
Het Planbureau voor de leefomgeving (PBL)
Het PBL constateert dat covid-19 ingrijpende consequenties heeft voor de dagelijkse
leefomgeving en de effecten daarvan werken de komende jaren door in onze binnensteden,
het woon-werk verkeer en de regionale arbeidsmarkt. Knelpunten in de grote leefomgeving,
zoals het klimaat, de biodiversiteit en het grondstoffengebruik, moeten niet vergeten
worden.
Er is sprake van een toenemende divergentie en specialisatie tussen binnensteden,
vooral in verband met online winkelen en het daarmee verbonden verschil tussen ‘funshoppen’
en ‘runshoppen’. Maar ook in verband met verschuivingen in de werkgelegenheid en het
wonen. Als dominante trend wordt waargenomen een afnemend aandeel van de detailhandel
(dus toenemende leegstand winkels), stijgend aandeel wonen en verplaatsing van werkgelegenheid.
Maar die dominante trend manifesteert zich ongelijksoortig in de verschillende steden.
De verschillen nemen toe.
Als het gaat om winkelleegstand is zichtbaar dat de lange termijn ‘leegstandklap’
met name valt in de relatief sterkere binnensteden (+40% toename leegstand) en juist
de zwakkere binnensteden relatief minder worden getroffen. Juist winkels en dus stadscentra
die het moeten hebben van bezoekers van verder weg blijven leeg, winkels en centra
die meer drijven op de dagelijkse boodschappen en de regionale vraag verliezen minder
klandizie.
Het PBL adviseert om voor de langere termijn met gemeenten en brancheorganisaties
het gesprek aan te gaan over programma’s voor de herbestemming van binnensteden. Op
korte termijn is vooral van belang om de horeca en de cultuursector weer op een veilige
manier te openen. Die zijn voorwaardelijk voor een aantrekkelijk stadscentrum.
Naleving
Het aantal contactmomenten neemt toe. Dit lijkt erop te wijzen dat de naleving minder
wordt. Dit beeld komt ook naar voren uit enkele recente opinieonderzoeken. De mobiliteit
voor wegverkeer en de bezetting in het openbaar vervoer (OV) neemt verder toe. Dit
is mogelijk een effect van de lichte bijstellingen met name voor winkelen, onderwijs
en de contactberoepen.
De laatste weken neemt het aantal reizen toe rond het ingaan van de avondklok (tussen
19.00–21.00 uur). Dit geldt zowel voor het OV als op de weg, door de week en in het
weekend. Uit het laatste trendonderzoek van het RIVM komt naar voren dat naleving
van maatregelen zoals handenwassen en het laten testen bij klachten toeneemt. Het
draagvlak voor de maatregelen avondklok, het laten testen bij klachten en het advies
van maximaal 1 bezoeker per dag nemen verder af. Volgens de gedragsunit van het RIVM
is een mogelijke verklaring dat mensen meer genegen zijn deze maatregelen, dan de
meer ‘sociale’ maatregelen na te leven nu de besmettingscijfers weer oplopen.
Over de avondklok meldt de gedragsunit van het RIVM het volgende. Op basis van de
cijfers tot en met 16 maart 2021 blijkt dat sinds de invoering van de avondklok een
sterke daling (gemiddeld rond de 40–75%) is in de mobiliteit in de avonduren zowel
nationaal als internationaal. Er is inmiddels ook een lichte stijging zichtbaar in
de avondklokuren, wat kan wijzen op afname van draagvlak en naleving van deze maatregel.
Parkeertransacties op straat daalden gemiddeld met 50%. In de pinbetalingen is in
de avondklokuren een significant effect zichtbaar (78% afname). Ook dit effect is
op basis van cijfers tot 16 februari 2021 sinds de invoering stabiel. Het aantal illegale
feesten in het weekend is de afgelopen week wederom iets gedaald. De avondklok lijkt
weinig tot geen effect te hebben op de illegale feesten. Toe- of afname wordt vooral
beïnvloed door weersomstandigheden en de gebruikelijk feestelijke momenten door het
jaar heen. Naleving van de avondklok lijkt op basis van het trendonderzoek van het
RIVM ondanks een verdere daling ten opzichte van de vorige meting met 88,9% hoog.
Het draagvlak is wel iets meer gedaald (64,9%), maar is nog steeds significant hoger
dan voor de bezoekregel van maximaal 1 persoon (37,6%). Sinds de invoering zijn er
59.625 boetes uitgedeeld voor overtreden van de avondklok. Mogelijke verklaringen
voor dit hoge aantal boetes (in voornamelijk week 4) is dat deze overtreding gemakkelijker
te constateren is dan andere maatregelen zoals de veiligeafstandsnorm en de groepsvormingsverboden.
Scholieren en studenten
Eind 2020 had een op de drie van studenten (waaronder leerlingen van het voorgezet
onderwijs, het hoger beroepsonderwijs en de universiteit) een laag psychisch welbevinden.
In de jaren voor corona schommelde dat rond een op de vier. Het wegvallen van praktisch
onderwijs in het beroepsonderwijs werkt demotiverend. Extra kwetsbaar zijn studenten
in de entreeopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs: voor hen zijn structuur
en binding met de opleiding cruciaal. Het gaat hierbij om ruim 16.000 jongeren. Fysiek
onderwijs draagt bij aan sociaal contact. Sociale acceptatie en wederkerige vriendschappen
met leeftijdsgenoten tijdens de adolescentie vormen bouwstenen voor succesvolle sociale
ontmoetingen in latere levensjaren. Jongvolwassenen (15–24-jarigen) zien hun vrienden
ongeveer vier keer zo vaak dagelijks dan 25-plussers.
Gevolgen voor ondernemers
Zelfstandige ondernemers vormen een (deels) nieuwe risicogroep voor een laag psychisch
welbevinden vanwege angst voor verlies van werk en inkomen. Deze ondernemingen bieden
ook vaak werkgelegenheid aan jongeren en laagopgeleiden – groepen waarover ook zorgen
zijn wat betreft hun welbevinden (naast inkomen). Met name zelfstandigen hebben een
(soms forse) inkomensachteruitgang meegemaakt. Daarnaast stegen de zorgen over werkverlies
in de toekomst onder deze groep. Zelfstandigen en mensen die hun kans op baanverlies
betrekkelijk groot inschatten waren minder tevreden met hun leven dan voor de crisis.
Verlies van werk en inkomen zijn risicofactoren voor laag psychisch welbevinden.
Sportbeoefening
Uit onderzoek van de gedragsunit van het RIVM blijkt dat sportdeelname in alle leeftijdsgroepen
is gedaald met het sluiten van sportverenigingen en fitnessclubs. Het toestaan van
extra mogelijkheden om te sporten, levert naar verwachting een positieve bijdrage
aan de lichamelijke en psychische gezondheid.
Avondklok
Uit onderzoek naar de Nederlandse identiteit blijkt dat Nederlanders individuele vrijheid
enorm belangrijk vinden. De avondklok beperkt deze vrijheid en heeft daarmee voor
een deel van de bevolking ook een negatieve symbolische waarde. De avondklok heeft
gevolgen voor het sociaal contact tussen mensen. De avondklok lijkt met name jongeren
te raken, omdat we weten dat juist zij normaal gesproken veel face-to-face contact
met vrienden hebben. We weten niet of dat vooral in de avonduren is, maar met school
en werk overdag lijkt dat wel aannemelijk. Voor volwassenen met jonge kinderen, met
een drukke baan of beide is er overdag beperkt ruimte voor sport en ontspanning buiten
de deur. Beide zijn belangrijk voor het psychisch welbevinden.
Buitenschoolse opvang
Kinderopvang, buitenschoolse opvang en school bieden een veilige omgeving voor kinderen,
komen de ontwikkeling van het kind ten goede en hebben daarnaast een sociale en vormende
functie. De buitenschoolse opvang is geopend voor kinderen van ouders met een cruciaal
beroep. Volgens de brancheorganisatie Kinderopvang ligt het gebruik van noodopvang
tussen 40 en 50% van de reguliere bezetting. De sluiting van de buitenschoolse opvang
is voor ouders lastig te combineren met werk, dat geldt in het bijzonder voor alleenstaande
ouders. Sommige ouders kunnen en willen uit angst voor besmetting en bescherming van
kwetsbare groepen geen beroep doen op oppasopa’s en -oma’s. Anderen zijn juist genoodzaakt
een groter beroep op grootouders te doen. Hoe groot deze groepen zijn is niet bekend.
Sociaalmaatschappelijke en economische weging
Het welbevinden van mensen staat door de lange duur en de stapeling van maatregelen
onder druk. De negatieve effecten slaan bovendien ongelijk neer en raken kwetsbare
groepen relatief hard. Een verlenging van het huidige pakket aan maatregelen met drie
weken verdiept de maatschappelijke en economische schade die ontstaat verder. Toch
blijft de epidemiologische situatie zodanig dat versoepelingen op dit moment niet
mogelijk zijn. Wel wordt, mede gelet op de hierboven beschreven gevolgen, de avondklok
een uur later gesteld, wat meer ruimte biedt om in de avond naar buiten te gaan om
te sporten, en rekening houdt met de latere zonsondergang en het daardoor later vallen
van de duisternis.
Ruimte voor (meer) fysiek onderwijs in het voortgezet onderwijs, hoger beroepsonderwijs
en wetenschappelijk onderwijs heeft vanuit sociaal-maatschappelijk en economisch perspectief
eerste prioriteit. Studenten vormen volgens het SCP een van de groepen met het laagste
mentale welzijn. Fysiek onderwijs draagt bij aan sociale contacten en kan het mentale
welzijn verhogen. Bovendien verliezen studenten in toenemende mate de motivatie om
te studeren, en kampen steeds meer studenten met studievertraging. Afstel van onderwijs
leidt tot permanente economische schade.
Het openen van de buitenschoolse opvang is betekenisvol voor jonge kinderen en stelt
ouders van jongere kinderen in staat om (thuis) te werken.
Uitvoeringstoets
De politie merkt een duidelijke afname van het draagvlak en de naleving van maatregelen.
Daarbij laten burgers zich ook minder goed aanspreken en is steeds vaker sprake van
irritatie en agressie richting handhavers. Naast de geconstateerde afname van het
draagvlak en de naleving van maatregelen is een toename te zien in het aantal protesten
tegen de coronamaatregelen. Het gaat dan onder andere om demonstraties, online uitingen
van ongenoegen en het aanspannen van rechtszaken. Dit maakt dat handhavers steeds
vaker in confrontatie komen met grotere groepen burgers die zich bewust niet aan de
maatregelen houden.
Overwegingen vanuit handhaving ten aanzien van de avondklok
Handhaving van de avondklok vindt tijds-, context-, en plaatsgebonden plaats en kan
daarmee vanuit de reguliere inzet binnen politiezorg plaatsvinden. Desalniettemin
zal handhaving van de avondklok bij het ingaan van de zomertijd, het verbeteren van
de weersomstandigheden, en gelet op de feestdagen in deze periode meer handhaving
en daarmee capaciteit van de politie gaan vergen.
Door het tijdstip te wijzigen (bijvoorbeeld 23:00 uur) is volgens de Nationale Politie
meer capaciteit nodig om gedurende de extra uren waarin de avondklok niet meer geldt
op de andere maatregelen te handhaven, zoals de veiligeafstandsnorm, groepsvormingsverboden
en het verbod op het gebruiken of het voor consumptie gereed hebben van alcohol. Die
extra inzet kost relatief meer tijd dan handhaving van de avondklok. De avondklok
is een duidelijke maatregel die goed handhaafbaar is.
Gemeenten
Het draagvlak neemt zichtbaar af in de samenleving. Dit maakt de druk op de handhaving
groter. Handhaving van versoepelingen is alleen mogelijk in samenwerking met de desbetreffende
branches. Door versoepeling neemt het aantal reisbewegingen toe. Dit kan tot extra
druk op de handhaving leiden. Door het zonnige voorjaarsweer neemt de druk op openbare
plaatsen en daarmee de druk op de handhaving toe. Iedere versoepeling vraagt om helderheid
en duidelijkheid, wat de uitlegbaarheid ten goede komt en daarmee het draagvlak (en
uiteindelijke de naleving en handhaving).
Vanuit gemeenten wordt aangegeven dat een ‘jojo’ effect’ zo veel mogelijk moet worden
voorkomen (nu stoppen en later weer invoeren). Het wordt steeds langer licht, steeds
meer mensen willen naar buiten. Dat kan van invloed zijn op het draagvlak en daarmee
de handhaving. De verveling onder jongeren slaat hard toe en door minder toezicht
vanuit scholen is er weinig sociale controle. Jongeren hebben meer perspectief nodig.
De bezoekersregeling van maximaal 1 persoon heeft er zwaarder ingehakt dan de avondklok.
Voor vooral de langere termijn maakt de VNG zich zorgen over de impact en de noodzakelijke
dienstverlening als gevolg van afgenomen geestelijke gezondheid van de inwoners.
De druk op het openbaar vervoer neemt toe, daarom moet goed gekeken worden naar de
spreiding van de vervoersbewegingen onder studenten.
Veiligheidsregio’s
Vanuit de Veiligheidsregio’s (VR’s) wordt opgemerkt dat er weinig aandacht is voor
relatief veilige activiteiten in de buitenlucht. De druk op parken, stranden en winkelgebieden
blijft onverminderd hoog als grote buitengebieden dicht blijven.
Als de winkels en warenmarkten opengaan, gaat de voorkeur uit naar een volledige openstelling
zonder ingewikkelde voorwaarden als reserveringen. Voorwaarde moet zijn het voeren
van een goed deurbeleid (mandjesbeleid, bestickering etc.).
Er is een sterke voorkeur voor één simpel regime. Als men deze versoepelingen doorvoert,
is het de vraag hoe er moet worden omgegaan met de dienstverlening niet zijnde contactberoepen
zoals zonnestudio’s, fotografen en de niet zakelijke verhuur van roerende zaken.
De VR’s pleiten ervoor alle eet-en drinkgelegenheden hetzelfde te behandelen en geen
onderscheid te maken tussen natte horeca en overige horeca omdat dat niet uitvoerbaar
en handhaafbaar is. Men geeft de voorkeur aan het werken met vaste tijdsblokken in
plaats van placeringen. Dit laatste is niet handhaafbaar of controleerbaar.
Overwegingen vanuit handhaving ten aanzien van de avondklok:
De zomertijd komt eraan, als het langer licht is, willen mensen (bij mooi weer) langer
buiten blijven. De bereidwilligheid van de naleving kan hierdoor een andere dynamiek
krijgen.
Gedragsunit van het RIVM
Om normvervaging te voorkomen (mensen hebben de indruk dat crisis voorbij is en houden
geen afstand meer) lijkt het van groot belang om direct vanaf het begin actief drukte
te beperken om de veilige afstand te borgen op de langere termijn. Draagvlak en naleving
van de bezoekersregeling (1 per dag) is lager dan die van de avondklok, en neemt nog
verder af. Vanuit het perspectief vertrouwen, draagvlak, welzijn en naleven, is te
overwegen de avondklok naar 22.00 uur te verzetten (tegemoetkoming) en de bezoekersregeling
uit te breiden naar maximaal 2 personen per dag uit hetzelfde huishouden.
Het draagvlak voor de avondklok is in de afgelopen 6 weken gedaald van 76% naar 67%
tot 65%. Uit recente focusgroepen met jongeren en met ouderen komen geen grote problemen
met de avondklok naar voren.
Van andere aanpassingen worden minder positieve maatschappelijke effecten verwacht,
behalve van de hierna te noemen gedeeltelijke opening van het hoger onderwijs.
Het welzijn onder jongeren en jongvolwassenen is substantieel lager dan onder volwassenen
en ouderen en dit verschil neemt toe. (Deels) fysiek onderwijs op het hoger beroepsonderwijs
en het wetenschappelijk onderwijs zou bij kunnen dragen aan afname van eenzaamheid,
toename van mentaal welzijn, en minder opgesloten voelen in kleine woonruimte (onder
voorwaarde van naleving van maatregelen met betrekking tot sociale afstand). Geadviseerd
wordt daarom om mogelijkheden te bieden voor deeltijd fysiek onderwijs voor studenten
in kwetsbare omstandigheden. Opgeroepen wordt om dat geen vereiste te maken voor studenten
die niet willen. De kwaliteit van het onderwijs dient te worden geborgd (hybride onderwijs
kan lastig zijn) in samenwerking met organisaties.
Noodzaak voortzetten maatregelen
Het kabinet heeft de hiervoor beschreven gevolgen en aandachtspunten meegewogen in
de besluitvorming. Daarmee onderstreept het kabinet opnieuw het belang om naast de
epidemiologische inzichten ook de sociaal-maatschappelijke en economische gevolgen
in kaart te blijven brengen. Duidelijk is dat de behoefte om te versoepelen op onderdelen
groot is. Voor de avondklok speelt daar een rol bij dat het steeds langer licht is
en dat de zomertijd wordt ingevoerd. Tegelijkertijd is duidelijk dat de eerder tot
uitgangspunt genomen epidemiologische voorwaarden voor versoepelingen niet zijn vervuld.
Gelet op de pijlers (zoals genoemd in paragraaf 1) van de bestrijding van de pandemie
en de epidemiologische situatie wordt aan het belang de belastbaarheid van de zorg
acceptabel te houden in deze fase een doorslaggevend gewicht toegekend en ziet het
kabinet, met het OMT, geen ruimte voor versoepelingen op dit moment. Wel wordt het
ingangstijdstip van de avondklok bijgesteld. Hoewel de in de toetsen genoemde zorgen
en belangen die pleiten voor versoepeling niet te miskennen zijn, wegen zij op dit
moment niet op tegen het belang de zorg beheersbaar te houden.
Gelet op het gewicht van de maatregelen is de duur van de maatregelen in de tijd beperkt
tot en met 20 april 2021. Naar verwachting zal rond 13 april heroverweging kunnen
plaatsvinden, op basis van de situatie van dat moment. Zonder tussentijdse besluitvorming
over verlenging of aanpassing van de maatregelen of een deel daarvan, komen deze te
vervallen met ingang van 21 april 2021.
Grondrechten en vrijheden
Met een verlenging van het maatregelenpakket, met inbegrip van de avondklok, blijven
met name de bewegingsvrijheid, de persoonlijke levenssfeer en het recht op eigendom
ingeperkt.
Voor de avondklok geldt voorts dat de bewegingsvrijheid wordt beperkt, zoals beschermd
door artikel 2 van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens (EVRM), en meer algemeen de persoonlijke levenssfeer vanwege diezelfde beperking
van de bewegingsvrijheid (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 EVRM). Indirect
kan een avondklok ook beperkingen met zich brengen voor de mogelijkheid om andere
grondrechten uit te oefenen, de vrijheid van vergadering en betoging of de vrijheid
om een levens- of geloofsovertuiging te belijden (voor personen die dat na 22.00 uur
buitenshuis willen doen). Dat geldt ook voor Pesach, het Holifeest, Pasen en de Ramadan.
Het kabinet is zich bewust van de beperkingen die hiermee eventueel worden opgelegd.
De mogelijkheid blijft echter bestaan om diensten digitaal bij te wonen op dit tijdstip
en om het geloof te belijden op het eigen adres, met inachtneming van het advies rondom
thuisbezoek.
Het kabinet is van mening dat, ook voor de komende periode, het doel van de avondklok
legitiem is. Een avondklok is, zeker gecombineerd met flankerende maatregelen, een
effectieve manier om het aantal besmettingen en daarmee de druk op de zorg en de maatschappelijke
gevolgen, beperkt te houden. Minder stringente maatregelen om dat doel te bereiken,
staan, mede gelet op het advies van het OMT, thans niet ter beschikking.
De grondslag hiervoor is gelegen in de artikelen, genoemd in de considerans van deze
regeling. Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld en de overige gevolgen
zijn versoepelingen van of nieuwe uitzonderingen op de maatregelen op dit moment niet
mogelijk. Dit rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen en maakt het voortzetten
van de inperking noodzakelijk en, mede gelet op de vormgeving en geldende uitzonderingen
van de maatregelen, evenredig.
Daarbij speelt een rol dat de ingangstijd van de avondklok met een uur wordt verlaat.
Dat past naar het oordeel van het kabinet bij de grote behoefte om, mede gelet op
de latere zonsondergang en daaropvolgende schemering, ook in de avond buiten te kunnen
zijn. Dit biedt meer gelegenheid tot beweging en sport in de avonduren.
Ook hier is van belang dat de duur van de avondklok in de tijd is beperkt. Naar verwachting
zal rond 13 april heroverweging kunnen plaatsvinden, op basis van de situatie van
dat moment. Zonder tussentijdse besluitvorming over verlenging of aanpassing van de
maatregelen of een deel daarvan, komen deze te vervallen met ingang van 21 april 2021
om 04.30 uur.
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire
Sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen
Maatschappelijk beeld
Bij de voorbereiding van de maatregelen is rekening gehouden met de te verwachten
maatschappelijke effecten van de maatregelen. Het SCP heeft in Europees Nederland
een selectie gemaakt van signalen uit de samenleving, die grotendeels ook van toepassing
zijn op Bonaire. Waar de signalen van toepassing zijn, zijn deze betrokken bij de
voorbereiding van de besluitvorming. Daarnaast zijn ze aangevuld met de signalen aangekaart
door het OLB en de Dienst Publieke Gezondheid (DPG). Alle signalen tezamen zijn meegenomen
in de besluitvorming die is voorgelegd aan de eilandsraad. Daarin wordt het volgende
maatschappelijke beeld geschetst van de huidige situatie, na bijna een jaar covid-19-epidemie.
Een aantal groepen in de samenleving blijkt harder te worden geraakt door de coronacrisis
dan andere groepen. De verschillen namen op diverse gebieden toe, zoals arbeid, inkomen,
scholing, eenzaamheid en welbevinden. De impact van de coronacrisis versterkt bovendien
kwetsbaarheden die er als samenleving daarvóór al waren gesignaleerd.
Bij kwetsbare groepen zien het OLB en de DPG dat signalen sterker worden dat problemen
daar sneller stapelen (op de problemen die er al waren). Bonairianen redden zich eind
2020 nog wel, maar maken zich significant meer zorgen. De coronacrisis grijpt diep
in op wijzen van leven, werken en zorgen. Het OLB ziet een enorme veerkracht bij Bonairianen.
Bij sommige groepen, bijvoorbeeld jongeren en families die afhankelijk zijn van de
toeristische sector, begint de rek er echter uit te raken. Het politiek vertrouwen
lijkt nog steeds hoger dan voor de crisis. De opkomst voor de Tweede Kamer verkiezingen
is met 22,6% ook iets hoger dan vier jaar geleden. De actualiteit laat tegelijk zien
dat het vertrouwen in de politiek niet voor iedereen geldt. De coronacrisis blijft
daarom onverminderd veel van de samenleving vragen als het gaat om de zorg voor elkaar
en het omgaan met onzekerheid.
Sociaal vertrouwen: waar men in april 2020 de toegenomen saamhorigheid zag als een
lichtpuntje in de crisis, maken Bonairianen zich in maart 2021 – net als voor de coronacrisis
– zorgen over de afkalvende saamhorigheid en groeiende tegenstellingen tussen mensen.
Er is onder de bevolking ook een flink verschil in draagvlak voor en opvolging van
de zware maatregelen. Het aandeel mensen dat vindt dat we met te weinig respect met
elkaar omgaan, is tussen april 2020 en maart 2021 flink gestegen.
Sociaal contact speelt een belangrijke rol in het welbevinden van mensen. De afgelopen
maanden hebben veel fysieke ontmoetingen in de buitenlucht kunnen plaatsvinden. Vanwege
de aangescherpte maatregelen in de afgelopen periode ontmoeten mensen elkaar nu minder,
maar hebben wel vaker digitale contacten. Deze kunnen fysiek contact op veel punten
niet vervangen. Er zijn veel zorgen over de gevolgen van de coronacrisis voor jongeren
en jongvolwassenen. Veel maatregelen grijpen in op de kern van hun sociale leven,
terwijl contacten met leeftijdsgenoten juist voor hen belangrijk zijn vanwege de ontwikkeling
van hun identiteit. Bij hen zien we een afname in het psychisch welbevinden. Daarnaast
zijn grote zorgen over de toename van huiselijk geweld. Het is daarom belangrijk om
mensen zo spoedig mogelijk weer ruimte te geven hun huis uit te kunnen.
Jongeren zijn kwetsbaar vanwege hun kans op eenzaamheid en een grotere kans op werkloosheid.
Dat laatste geldt ook voor laagopgeleiden en voor ongeregistreerden. Naar verwachting
zullen de resultaten van scholieren en studenten nu ongunstiger zijn dan bij volledig
fysiek onderwijs. Sommigen lopen vertraging op, bij anderen vergroten de achterstanden.
Door het schrappen van toetsen liepen circa 14.000 kinderen vorig jaar een hoger schooladvies
mis. Fysiek onderwijs heeft ook een belangrijke functie voor de sociale en emotionele
ontwikkeling van kinderen en jongeren en geeft hun structuur aan de dag. Tevens verzorgen
onderwijsinstellingen voor ongeveer 700 kinderen dagelijks hun ontbijt en lunch.
De eenzaamheid onder ouderen is toegenomen. Ook zijn er zorgen over mensen met uiteenlopende
beperkingen die bijvoorbeeld dagbesteding of andere ondersteuning in het sociaal domein
moeten missen. Dagbestedingen zijn zo lang mogelijk open gebleven, maar in risiconiveau
5 of 6 is dit niet langer verantwoord. Ouderen zijn kwetsbaar vanwege de impact op
de gezondheid en hoge kans op sterfte. Druk op mantelzorgers neemt daarom toe en zij
maken zich zorgen over het welzijn en de kwaliteit van leven van hun naaste.
Bewegen en sporten dragen positief bij aan gezondheid en welbevinden. De mogelijkheden
daarvoor zijn erg beperkt. Jongeren sporten over het algemeen meer dan ouderen, het
raakt die groep dus hard.
Volgens verschillende studies zijn langdurige quarantaineachtige situaties een risicofactor
voor agressie en huiselijk geweld. Harde cijfers ontbreken, maar signalen dat huiselijk
geweld aan het toenemen is, worden sterker. Er komen steeds meer meldingen binnen
bij het meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit komt voornamelijk
door de uitzichtloze economische situatie en de verder toegenomen armoede.
Maatschappelijke gevolgen
Tegen de achtergrond van het geschetste maatschappelijke beeld is over de maatregelen
een brede maatschappelijke toets verricht, van sociaaleconomische effecten, van de
uitlegbaarheid (communicatie), naleving en draagvlak, en de uitvoerings- en handhavingstoets.
Dit is op dinsdag 16 maart 2021 gepresenteerd aan de eilandsraad.
Sociaaleconomische gevolgen
Uit een schatting van de sociaaleconomische gevolgen komt naar voren dat het welbevinden
van mensen door de lange duur en de stapeling van maatregelen onder druk staat, waarbij
de negatieve effecten van maatregelen ongelijk neerslaan en kwetsbare groepen relatief
hard raken, zoals in het maatschappelijk beeld geschetst. Vanuit de inschatting van
de effecten van verschillende maatregelen, wordt aan het toestaan van fysiek onderwijs
in het primair onderwijs, het openhouden van dagbesteding voor ouderen, en het in
stand houden van de toerismesector vanuit sociaalmaatschappelijk en economisch perspectief
prioriteit gegeven.
Mentaal welzijn
Het SCP, dat bij de afwegingen in Europees Nederland is betrokken, heeft een aantal
aandachtspunten aangekaart gericht op het mentale welzijn, waaronder in algemene zin
helderheid over de overwegingen, voorspelbaarheid (en het voorkomen van jojobeleid)
en aandacht voor het risico van stigmatisering van bevolkingsgroepen (voorkomen dat
bepaalde groepen de schuld krijgen van het voortduren van de crisis). Het OLB heeft
aandachtspunten geformuleerd voor de voorliggende maatregelen die bij de afweging
zijn betrokken, in het bijzonder en voor zover hier van belang, over het sluiten van
onderwijs, sluiten van dagbesteding voor ouderen, sluiten van de horeca en de avondklok.
Het SCP en de DPG wijzen voorts op het belang van flankerend beleid zolang de beperkende
(inreis)maatregelen door het OLB en het kabinet noodzakelijk worden geacht.
De DPG wijst erop dat de maatschappelijke effecten van het thuisonderwijs dusdanig
groot zijn (in verband met het risico op huiselijk geweld en de belangrijke functie
van het voeden van kinderen door onderwijsinstellingen) dat de DPG adviseert dat wanneer
mogelijk in het primair onderwijs de scholen zo lang mogelijk open gehouden worden,
op een verantwoorde manier.
Gedrag
De overgrote meerderheid van de Europese Nederlanders houdt zich aan de eenbezoekersregel
en de avondklok. De maatregel om maximaal één persoon per dag te ontvangen en maximaal
één bezoek per dag te brengen, vindt men moeilijk en met name onprettig.
Het draagvlak voor de avondklok lijkt in de afgelopen weken te zijn afgenomen. Ondanks
het dalende draagvlak houdt nog steeds het merendeel van de mensen zich eraan. Ruim
acht op de tien mensen blijven tijdens de avondklok binnen en 15% geeft aan naar buiten
te zijn geweest met een geldige reden (bijvoorbeeld werk, hond uitlaten). In Europees
Nederland is de avondklok sinds 23 januari 2021 van kracht. Het draagvlak lijkt pas
de laatste weken te zijn afgenomen. De verwachting is daarom dat ook op Bonaire het
draagvlak hoog zal zijn, zeker wanneer deze niet zo lang hoeft voort te duren als
in Nederland. Wat met het oog op snelle vaccinatie niet de verwachting is.
Uitvoering en handhaving
De sociale controle op Bonaire is groot en het is vanwege de kleinschaligheid van
het eiland relatief eenvoudig voor handhavers en politiemensen om te constateren dat
regels, zoals groepsvorming, worden overtreden.
Gevolgen van de avondklok in het bijzonder
Wat betreft de sociaaleconomische gevolgen drukt de avondklok maatschappelijk zwaar,
maar in vergelijking met andere maatregelen minder zwaar op economische gevolgen.
Het SCP beschrijft de volgende aandachtspunten. Als beperking van individuele vrijheid
heeft de maatregel voor een deel van de bevolking een negatieve symbolische waarde
en kan het vóórkomen dat mensen in deze situaties boosheid en verwarring ervaren.
Harde cijfers ontbreken, maar dit is een risicofactor voor agressie en huiselijk geweld.
De beperking van contacten heeft gevolgen voor sociaal contact tussen mensen, vooral,
maar niet uitsluitend, onder jongeren. Daarnaast beperkt zij de mogelijkheden voor
sport en ontspanning, die belangrijk zijn voor psychisch welbevinden. Het SCP meldt
ook dat er een verband kan bestaan met gevoelens van eenzaamheid. De DPG beaamt deze
gevolgen en risico’s en benadrukt de zware impact van de maatregel op huiselijk geweld.
Noodzaak voortzetten maatregelen
Het kabinet heeft met het voorgaande rekening gehouden in deze regeling. Ten eerste
wordt het reeds ingezette flankerende beleid gecontinueerd, waarvoor kan worden verwezen
naar de Kamerbrief van 12 februari 2021 over het steunpakket welzijn en leefstijl
in verband covid-19, dat onder meer 500.000 euro extra toeschrijft aan de bevordering
van welzijn en leefstijl in verband met covid-19 in Caribisch Nederland.
Ten aanzien van de avondklok wordt gewezen op het belang van uitzonderingen voor onder
meer hulp aan hulpbehoevenden en de noodsituatie, de gelegenheid die de gekozen tijdstippen
nog bieden voor het beoefenen van sport buiten, en de overige aspecten van vormgeving.
Differentiatie ten opzichte van Europees Nederland
De uitzonderingsgroepen die voor Bonaire van toepassing zijn, wijken af van de uitzonderingsgroepen
in Europees Nederland. Een aantal uitzonderingsgroepen die in Europees Nederland gelden,
worden niet overgenomen voor Bonaire:
-
• personen die onderweg zijn in verband met een uitvaart;
-
• personen die onderweg zijn in verband met een oproep van een rechter, officier van
justitie of bezwaar- en beroepschriftencommissie;
-
• personen die onderweg zijn in verband met een examen of tentamen dat die persoon moet
afleggen voor een opleiding op het mbo, hbo of wo;
-
• personen die onderweg zijn in verband met een praktijkles voor een opleiding op het
voortgezet onderwijs (vo), voortgezet speciaal onderwijs (VSO), mbo, hbo of wo;
-
• personen die onderweg zijn in verband met lessen in het eindexamenjaar van het voortgezet
algemeen volwassenenonderwijs (vavo).
Gezien de kleinschaligheid van het eiland zal het in de praktijk niet voorkomen dat
mensen tijdens de uren dat de avondklok geldt onderweg zullen zijn in het kader van
één van bovengenoemde noodzakelijke reizen. Het is daarom niet nodig deze reizen uit
te zonderen van de avondklok. Ook reizen omdat een persoon is uitgenodigd voor een
live-avondprogramma komt niet voor na 21.00 uur. De uitzondering voor openbaar vervoer
is niet van toepassing, aangezien de gebruikelijke dienstregeling vóór 21.00 uur eindigt.
Wel zijn taxichauffeurs uitgezonderd op grond van de uitzondering voor noodzakelijke
werkzaamheden.
Aangezien er normaliter geen vluchten aankomen na 20.00 uur is het in principe niet
nodig reizigers van internationale reizen of reizen naar Europees Nederland, Saba
of Sint Eustatius uit te zonderen van de avondklok. Echter, wordt deze uitzondering
wel behouden voor het geval dat een reis vertraagd is.
In overleg met handhavende instanties is overeengekomen dat werkgeversverklaringen
op ieder moment getoond moeten kunnen worden, ook door politieambtenaren, opsporingsambtenaren,
brandweermedewerkers en ambulancemedewerkers. Dit in verband met vermeend misbruik
van de verklaring dat is gemeld door omringende (ei)landen. In Europees Nederland
is in aanvulling op de algemene werkgeversverklaring ook een eigen verklaring nodig.
Voor Bonaire is, in overleg met de politie, gekozen om hier niet mee te werken in
verband met de complexiteit voor gebruikers. Wel moet de werkgeversverklaring te allen
tijde getoond kunnen worden. Gezien de kleinschaligheid van het eiland is het gemakkelijk
voor handhavers om na te gaan of een persoon met een geldige reden op straat is.
Grondrechten en vrijheden
De beperkte afname en stabilisatie van het aantal besmettingen en de komst van en
de toename van het aantal besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken
dat het nodig blijft het aantal contacten thuis en buitenshuis zoveel als mogelijk
te beperken tot alleen cruciale contacten. Met een intensivering van het maatregelenpakket
worden met name de bewegingsvrijheid, de persoonlijke levenssfeer en het recht op
eigendom ingeperkt. De grondslag hiervoor is gelegen in de artikelen, genoemd in de
considerans van deze regeling.
Voor de avondklok geldt voorts dat de bewegingsvrijheid wordt beperkt, zoals beschermd
door artikel 2 van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens (EVRM), en meer algemeen de persoonlijke levenssfeer vanwege diezelfde beperking
van de bewegingsvrijheid (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 EVRM). Indirect
kan een avondklok ook beperkingen met zich brengen voor de mogelijkheid om andere
grondrechten uit te oefenen, de vrijheid van vergadering en betoging of de vrijheid
om een levens- of geloofsovertuiging te belijden (voor personen die dat na 21.00 uur
buitenshuis willen doen). Dat geldt ook voor Pesach, het Holifeest, Pasen en de Ramadan.
Het kabinet is zich bewust van de beperkingen die hiermee eventueel worden opgelegd.
De mogelijkheid blijft echter bestaan om diensten digitaal bij te wonen op dit tijdstip
en om het geloof te belijden op het eigen adres, met inachtneming van het advies rondom
thuisbezoek.
Het OLB en het kabinet zijn van mening dat het doel van de avondklok legitiem is.
Een avondklok is, zeker gecombineerd met flankerende maatregelen, een effectieve manier
om het aantal besmettingen en daarmee de druk op de zorg en de maatschappelijke gevolgen,
beperkt te houden. Minder stringente maatregelen om dat doel te bereiken staan, mede
gelet op het advies van het RIVM thans niet ter beschikking.
De gevolgen voor eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en voor de vrijheid
van vergadering, betoging en het belijden van godsdienst en levensovertuiging en de
beperking van het recht op eigendom, zijn volgens het kabinet gerechtvaardigd.
Mogelijkheid tot versoepeling
Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld zijn versoepelingen van de
maatregelen op dit moment niet mogelijk. Het huidige epidemiologische beeld rechtvaardigt
de intensivering van de maatregelen en maakt het voortzetten en verder intensiveren
van de inperking noodzakelijk en evenredig. Zodra de epidemiologische situatie dit
toelaat, zullen maatregelen stapsgewijs weer worden teruggedraaid.
Een eerste versoepelingsmogelijkheid is opgenomen in artikel 6a.1, namelijk het inkorten
van de avondklok, van 21.00 naar 23.00 uur. Dit is vergelijkbaar met de maatregelen
die op andere eilanden binnen het Koninkrijk worden genomen, maar draagt wel bij aan
het inperken van sociale contacten. Anderzijds heeft een ingangstijd van 23.00 uur
minder impact op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en op de vrijheid
van vergadering, betoging en het belijden van godsdienst en levensovertuiging en de
beperking van het recht op eigendom.
5. Regeldruk
Op grond van deze regeling kunnen in het kader van Pilot testbewijzen in beperkte
mate een aantal evenementen en activiteiten georganiseerd worden onder strikte voorwaarden.
Deze voorwaarden brengen regeldruk met zich voor de organisator van het evenement
of de activiteit. Deze regeldruk is echter noodzakelijk om enerzijds de veiligheid
van de deelnemers aan het evenement te borgen en om anderzijds de beoogde onderzoeksresultaten
te kunnen behalen. Daarnaast gaat het om slechts een kleine groep organisatoren die
met deze regeling in aanmerking komt voor het organiseren van een evenement of activiteit.
Deze wijzigingsregeling leidt ook tot een beperkte toename van de regeldruk voor de
groep deelnemende organisatoren uit de horecasector en voor de deelnemers aan de betreffende
Praktijktesten drinkgelegenheden.
Voor de deelnemende organisatoren uit de horecasector is reeds een onderzoeksplan
vastgesteld waarin de praktijktesten nader worden toegelicht en wordt uitgewerkt welke
set van preventieve maatregelen tijdens het evenement in acht wordt genomen. Hierbij
neemt het Rijk de kosten van het onderzoek en de tests voor zijn rekening en de sector
de kosten voor het organiseren van de praktijktest (onderdeel is van het onderzoeksprogramma
Praktijktesten drinkgelegenheden). De deelnemende ondernemers moeten dus alleen hun
eigen extra exploitatiekosten op zich nemen. Deze kosten zijn beperkt. Bovendien zouden
ondernemers deze kosten ook moeten maken als de drinkgelegenheden weer open mogen
onder de huidige maatregelen. Daarnaast komt de behaalde omzet toe aan de ondernemer.
Deze eenmalige kosten variëren naargelang van het aantal deelnemende bezoekers en
kunnen vooraf niet goed worden gekwantificeerd.
De maatregelen die bij de praktijktesten getest kunnen worden, bestaan uit de veiligeafstandsnorm,
geen zelfbediening, triage, reservering, placering, mondkapjesplicht, zes personen
per tafel, maximaal aantal personen per binnenruimte, persoonlijke beschermingsmiddelen,
registratieplicht en beperkte openingstijden. Deze voorwaarden zijn minder streng
dan de maatregelen die golden toen de drinkgelegenheden hun deuren moesten sluiten.
Ook zal men zorg moeten dragen voor een goede registratie van de bezoekers. Deze registratieplicht
gold ook toen de drinkgelegenheden nog open waren en leidt daarom niet tot extra regeldrukkosten.
Deelname van zowel ondernemers als deelnemers is op vrijwillige basis. De deelnemers
van de praktijktesten moeten een test laten afnemen (kosten zijn op rekening van het
Rijk). De regeldrukkosten beperken zich hierbij dus tot de kennisnamekosten en de
tijdsbesteding die gepaard gaat met de reistijd naar en van de testlocatie en het
afnemen van de test. De regeldrukkosten hiervan zijn te verwaarlozen. De deelnemer
wordt achteraf gevraagd om een enquête in te vullen. Beantwoording van deze vragen
vergt naar inschatting niet meer dan twee minuten per deelnemer. Ook deze regeldrukkosten
zijn verwaarloosbaar.
Deze regeling heeft geen aanvullende gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen
of professionals, omdat het een verlenging betreft van het huidige maatregelenpakket.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven, instellingen
of professionals in Bonaire, omdat de wijzigingen aansluiten bij het al geldende maatregelenpakket
op grond van de Noodverordening Covid-19 Bonaire van 18 maart 2021.
6. Inwerkingtreding en parlementaire betrokkenheid
Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee
dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
Dit gebeurt feitelijk op dezelfde dag waarop deze regeling is vastgesteld, 23 maart
2021. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking
dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn
besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid
is het de bedoeling dat de regeling op 30 maart 2021 in de Staatscourant wordt gepubliceerd
en dan de dag daarna, 31 maart 2021 (00.00 uur) in werking zal treden. Hierbij wordt
afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van
drie maanden.3 Bij enkele bepalingen die zijn gebaseerd op artikel 58j, eerste lid, onder f, Wpg
is het inwerkingtredingstijdstip iets anders in verband met het bepaalde in artikel
58c, zevende lid, Wpg.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Zoals in het algemene deel van de toelichting is toegelicht, worden de huidige maatregelen
verlengd tot en met 20 april 2021 (afgezien van de avondklok die een ochtend langer
duurt). In een aantal bepalingen is de werkingsduur van de maatregelen opgenomen.
Deze werkingsduur moet, gelet op de verlenging van de maatregelen, aangepast worden.
Onderdeel A strekt ertoe dit te regelen.
Onderdeel B
Onderdeel B betreft een redactionele wijziging.
Onderdeel C
Gelet op de avondklok die een uur later ingaat, namelijk om 22.00 uur, moet ook de
vervroegde sluitingstijd van eet- en drinkgelegenheden (artikel 4.4, vijfde lid) en
van winkels in de levensmiddelenbranche (artikel 4.5, vierde lid) aangepast worden
naar 21.45 uur. Onderdeel C regelt dit.
Onderdeel D
Onderdeel D herstelt een omissie die is opgetreden in de lijst van topsportcompetities
die in de regeling zijn opgenomen. Per abuis is in deze lijst cricket weggevallen,
terwijl ook (mannen- en vrouwen-) teams actief zijn in de hoogste klassen van deze
sport.
Onderdeel E
In onderdeel E wordt in artikel 6.5, derde lid, een uitzondering op het groepsvormingsverbod,
zoals opgenomen in artikel 3.1, toegevoegd. Artikel 58g, eerste lid, Wpg bepaalt dat
bij ministeriële regeling plaatsen kunnen worden aangewezen, waar het niet is toegestaan
zich in groepsverband op te houden met meer dan een bij die regeling vast te stellen
aantal personen. Dit is onder meer gebeurd in artikel 3.1, eerste lid, Trm, op grond
waarvan het verboden is zich in groepsverband op te houden op een openbare plaats,
een erf behorende bij een publieke plaats en een erf behorende bij een besloten plaats,
niet zijnde een woning. Het groepsvormingsverbod van artikel 3.1 is tevens van toepassing
op voer- en vaartuigen, waaronder ook luchtvaartuigen, die zich in de openbare ruimte
bevinden. Het verbod is niet van toepassing op voer- en vaartuigen die worden ingezet
als openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer. Hoewel deze uitzondering
voortvloeit uit het feit dat deze voer- en vaartuigen kwalificeren als publieke plaats
(binnenruimte), is het wenselijk deze uitzondering expliciet in de regeling op te
nemen. Om deze reden wordt artikel 3.1 toegevoegd aan de lijst van bepalingen die
niet gelden in het openbaar vervoer en het ander bedrijfsmatig personenvervoer.
Onderdeel F
In de praktijk blijkt dat er ook reizigers zijn die een antigeentest doen waarop ze
positief testen, in plaats van een NAAT-test. Deze reizigers konden nog geen gebruikmaken
van de uitzondering voor langdurig positieven. Dat wordt met deze wijziging rechtgezet.
Onderdeel G
Onderdeel G wijzigt het opschrift van paragraaf 6.8 in verband met toevoeging van
bepalingen aan die paragraaf over de Pilot testbewijzen en de Praktijktesten drinkgelegenheden.
Onderdeel H
Aan artikel 6.13 worden twee begripsbepalingen toegevoegd, die van Pilot testbewijzen
en van Praktijktesten drinkgelegenheden.
Uit de begripsbepaling van Pilot testbewijzen volgt dat het moet gaan om een publiek-privaat
onderzoeksprogramma. Dit onderzoeksprogramma moet tot doel hebben kennis te vergaren
over de uitvoerbaarheid en effecten van het tonen van een testuitslag voor deelname
aan of toegang tot activiteiten of voorzieningen. Door het uitvoeren van deze praktijktesten
kan de doelmatigheid van maatregelen ter bestrijding van de epidemie en de mogelijkheden
voor het veilig en verantwoord heropenen van sectoren vergroot worden.
Uit de begripsbepaling van Praktijktesten drinkgelegenheden volgt dat het moet gaan
om een publiek-privaat onderzoeksprogramma. Dit onderzoeksprogramma moet tot doel
hebben via praktijktesten kennis te vergaren over het virus, de epidemie en de bestrijding
daarvan, met het oog op de mogelijkheden voor een veilige en verantwoord heropenen
van drinkgelegenheden. De maatregelen die een veilige en verantwoorde heropening van
drinkgelegenheden borgen, kunnen op termijn als voorwaarden worden gesteld aan de
opening van drinkgelegenheden (via het maatregelenpakket en door opname in de veiligheidsprotocollen
van de sector).
Onderdeel I
Onderdeel I voegt twee artikelen toe aan paragraaf 6.8, de artikelen 6.14a en 6.14b.
Artikel 6.14a bevat uitzonderingen op de bestaande maatregelen voor de Praktijktesten
drinkgelegenheden. Om het onderzoeksprogramma Praktijktesten drinkgelegenheden te
kunnen organiseren, is het noodzakelijk een aantal van de maatregelen, zoals opgenomen
in de Trm niet te laten gelden voor de praktijktesten. Artikel 6.14a regelt dat de
maatregelen, zoals opgesomd in paragraaf 3.2.1.4, niet gelden.
Artikel 6.14b bevat uitzonderingen op de bestaande maatregelen voor de Pilot testbewijzen.
Om het onderzoeksprogramma Pilot testbewijzen te kunnen organiseren, is het noodzakelijk
een aantal van de maatregelen, zoals opgenomen in de Trm niet te laten gelden voor
de pilots. Artikel 6.14b regelt dat de maatregelen, zoals opgesomd in paragraaf 3.2.2.5,
niet gelden.
Onderdeel J
Op grond van onderdeel J wordt de avondklok verlengd tot en met 21 april 2021, 04.30
uur. Daarnaast wordt de aanvangstijd van de avondklok verlaat naar 22.00 uur. Hierop
is reeds ingegaan in de algemene toelichting.
Onderdeel K
Aangezien de stemming voor de Tweede Kamerverkiezingen is afgerond, kan artikel 6.16,
tweede lid, onderdeel f, vervallen.
Na de bekendmaking van de uitslag van de verkiezingen door het centraal stembureau
kan de Tweede Kamer, in het kader van het geloofsbrievenonderzoek, besluiten tot het
houden van een hertelling van de stemmen die bij een of meer (gemeentelijk) stembureaus
zijn uitgebracht. Onder verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer worden de stemmen
dan in de betreffende gemeente opnieuw geteld. Als er tot omvangrijke hertellingen
besloten zou worden, bestaat het risico dat deze mogelijk niet vóór 31 maart 2021,
22.00 uur afgerond kunnen worden. Aangezien hertellingen openbaar toegankelijk moeten
zijn, is het belangrijk dat in dat geval de uitzondering uit onderdeel g voor kiezers
en waarnemers als bedoeld in artikel J 39 van de Kieswet ook na 31 maart 2021 om 04.30
uur geldt. Hetzelfde geldt voor de uitzondering voor de personen bedoeld in onderdeel
h die werkzaamheden uitvoeren ten behoeve van de hertelling. Is er geen sprake van
een dergelijke hertelling, dan zijn deze onderdelen dus feitelijk niet in gebruik.
Onderdelen L en M
In verband met de gelding van de avondklok vanaf 22.00 uur in plaats van 21.00 uur,
moeten de bijlagen bij de Trm op dit punt aangepast worden. Om te voorkomen dat werkgeversverklaring
en de eigen verklaringen met de oude aanvangstijd van de avondklok, ongeldig worden,
worden twee nieuwe bijlagen toegevoegd met de aangepaste aanvangstijd. Hierdoor is
zowel het oude als het nieuwe model geldig. Dit voorkomt dus administratieve lasten.
Artikel II
Zoals hiervoor bij artikel I, onderdeel A, toegelicht, is de tijdelijke werkingsduur
van enkele maatregelen in de desbetreffende bepalingen zelf vastgelegd. Artikel II
van de Regeling van de Ministers van VWS, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit
de Trm verdwijnen. Gelet op de verlenging van deze werkingsduur voor bepaalde onderdelen,
moet ook de vervaldatum in artikel II van die regeling aangepast worden. Hiertoe strekt
artikel II.
Artikel III
Artikel III wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire. Bonaire heeft
een routekaart ontwikkeld, op basis waarvan inzicht wordt gegeven in welke maatregelen
op welk moment genomen kunnen worden. In deze regeling krijgt de gezaghebber de bevoegdheid
plaatsen aan te wijzen waar maatregelen gelden. Dit is gebaseerd op artikel 58e, vijfde
lid, Wpg. De bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen, houdt verband met de routekaart
van Bonaire.
Onderdeel A
Onderdeel A wijzigt artikel 4.6, tweede lid, onder b. Op grond van artikel 4.6 heeft
de gezaghebber de bevoegdheid om eet- en drinkgelegenheden te sluiten, waarbij afhaal
nog wel is toegestaan. Om te voorkomen dat er oploop van publiek ontstaat doordat
afhaal nog is toegestaan, wordt toegevoegd dat de beheerder van de eet- en drinkgelegenheid
er zorg voor draagt dat de etenswaren of dranken zodanig worden verstrekt dat ter
plaatse geen oploop van publiek kan ontstaan. De beheerder kan bijvoorbeeld klanten
vragen in hun auto of bij hun scooter of fiets te blijven, zodat geen rij ontstaat
en grote groepen mensen niet bij elkaar komen.
Ook wordt, mede gelet op de ingestelde avondklok, de mogelijkheid voor de gezaghebber
geïntroduceerd om eet- en drinkgelegenheden aan te wijzen die om 20.00 uur moeten
sluiten. Deze optie bestaat naast de mogelijkheid voor de gezaghebber om te bepalen
dat eet- en drinkgelegenheden om 01.00 uur moeten sluiten.
Onderdeel B
Op grond van onderdeel B heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen
waar het verboden is in een eet- en drinkgelegenheid alcoholhoudende drank te verkopen.
Het gebruik van alcohol heeft namelijk een negatieve invloed op de naleving van regels.
Alcohol zorgt voor verslechtering van het onderdrukken (inhiberen) van neigingen in
het gedrag, wat tot impulsief gedrag leidt.4 Doordat mensen minder angstig zijn onder invloed van alcohol, voelen zij zich veelal
meer bereid om risicovolle situaties aan te gaan.5 Het voorgaande kan ertoe leiden dat belangrijke maatregelen ter bestrijding van de
epidemie, zoals het in acht nemen van de veilige afstand en het regelmatig wassen
van de handen, onvoldoende worden nageleefd door mensen onder invloed van alcohol.
De grondslag van deze maatregel is gelegen in artikel 58h, eerste lid, Wpg in samenhang
met artikel 58e, vijfde lid, Wpg.
Deze maatregel kan worden ingezet vanaf het moment dat de situatie is bereikt, behorend
bij risiconiveau 5. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid
en proportionaliteit in acht te nemen.
Onderdeel C
Op grond van artikel 6.9, eerste lid, heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen
aan te wijzen waar het verboden is opvang voor kindercentra geopend te hebben voor
publiek. In het tweede lid van dit artikel is een aantal uitzonderingen opgenomen.
Aan artikel 6.9, tweede lid, wordt een extra uitzondering toegevoegd voor medewerkers
van de directie Toezicht en Handhaving van het OLB. Deze uitzondering wordt toegevoegd
omdat deze medewerkers dagelijks moeten controleren of de afgekondigde maatregelen
wel worden nageleefd.
Onderdeel D
In de praktijk blijkt dat er ook reizigers zijn die een antigeentest doen waarop ze
positief testen, in plaats van een NAAT-test. Deze reizigers konden nog geen gebruik
maken van de uitzondering voor langdurig positieven. Dat wordt met deze wijziging
rechtgezet in de regeling van Bonaire.
Onderdeel E
Op grond van onderdeel E worden drie artikelen (6.14 tot en met 6.16) toegevoegd.
Op grond van artikel 6.14 heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen
waar het in openbare plaatsen verboden is alcoholhoudende drank te gebruiken of voor
consumptie gereed te hebben. Openbare plaatsen zijn bijvoorbeeld de openbare weg,
openbare plantsoenen en parken en aankomst- en de openbare delen van aankomst- en
vertrekhallen van een luchthaven. Het verbod geldt ook in vaar- en voertuigen, met
uitzondering van de woongedeelten, die zich op een openbare plaats bevinden. De grondslag
van deze maatregel is gelegen in artikel 58j, eerste lid, onder e, Wpg in samenhang
met artikel 58e, vijfde lid, Wpg.
Wanneer de indicatoren behorend bij risiconiveau 5 zijn bereikt, kan deze maatregel
worden ingezet. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid
en proportionaliteit in acht te nemen.
Artikel 6.15 geeft de gezaghebber de bevoegdheid om openbare stranden aan te wijzen
waar het verboden is van 31 maart 2021 tot en met 20 april 2021 te vertoeven in de
openlucht. Op stranden kan het erg druk worden, gezien de aantrekkingskracht van die
plaats. Wanneer de epidemiologische situatie dermate slecht is, is het onwenselijk
dat veel mensen erop uitgaan en populaire plaatsen, zoals stranden bezoeken. De kans
op grote menigten en groepsvorming op stranden is groot. Deze stranden trekken tevens
bezoekers uit het buitenland, wat bij een dergelijke epidemiologische situatie niet
wenselijk is. Het inzetten van deze maatregel is passend vanaf risiconiveau 6 in de
routekaart. De grondslag van deze maatregel is gelegen in artikel 58j, eerste lid,
onder f, Wpg in samenhang met artikel 58e, vijfde lid, Wpg.
Op het verbod om in de openlucht te vertoeven op openbare stranden, geldt een aantal
uitzonderingen. Zo is kennelijk noodzakelijk vertoeven op stranden toegestaan vanwege
een noodsituatie, werk, medische hulp aan zichzelf of een dier, hulpverlening aan
een hulpbehoevend persoon, het verzorgen van internationaal vervoer van goederen over
het water en toegang tot de eigen woning, een woongedeelte van een voertuig of vaartuig
of een daarbij behorend erf.
De gezaghebber kan, op grond van artikel 6.16, plaatsen aanwijzen waar regels gelden
ten aanzien van het percentage van de bezettingscapaciteit van logementen dat maximaal
benut mag worden. Logementen zijn plaatsen waar tegen betaling verblijf wordt aangeboden
aan personen die niet als ingezetene zijn ingeschreven in de basisregistratie personen
met een adres in de gemeente waar dit verblijf wordt aangeboden. Om logementen op
verantwoorde wijze geopend te houden, kan het noodzakelijk zijn regels te stellen
om de kans op verspreiding van het virus zo klein mogelijk te houden. Om die reden
kan de gezaghebber de maximale bezettingscapaciteit vaststellen op 50% of 75% van
de totale capaciteit. Op deze manier kunnen de gasten voldoende afstand houden tot
elkaar, hetgeen de kans op verspreiding van het virus aanzienlijk beperkt. Voorbeelden
van logementen zijn: hotels, campings, groepsaccommodaties en commercieel verhuurde
vakantiehuisjes. De grondslag van deze maatregel is gelegen in artikel 58j, eerste
lid, onder d, Wpg in samenhang met artikel 58e, vijfde lid, Wpg.
Het beperken van de bezettingscapaciteit tot 75% kan ingezet worden vanaf risiconiveau
5 en een beperking tot 50% vanaf risiconiveau 6. De gezaghebber dient bij zijn afweging
de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.
Onderdeel F
Onderdeel F voegt een nieuwe paragraaf (6a) toe die regels bevat over een eventuele
avondklok. Op grond van artikel 6a.1 heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen
aan te wijzen waar een avondklok geldt. Deze bevoegdheid kan ingezet worden vanaf
risiconiveau 5. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid
en proportionaliteit in acht te nemen. Op de noodzakelijkheid en evenredigheid van
een eventuele avondklok, en over de omstandigheden waaronder een avondklok gerechtvaardigd
is, is ingegaan in het algemene deel van deze toelichting. De grondslag van deze maatregel
is gelegen in artikel 58j, eerste lid, onder f, Wpg in samenhang met artikel 58e,
vijfde lid, Wpg.
In artikel 58j, eerste lid, onder f, Wpg is bepaald dat ‘onder openlucht niet wordt
begrepen openlucht behorende bij een woning of een gedeelte daarvan of bij het woongedeelte
van een voertuig of vaartuig’. Een wettelijke uitzondering wordt niet op regelingniveau
herhaald, zij geldt uit zichzelf. Voor de duidelijkheid wordt hier opgemerkt dat de
wetgever hiermee heeft gekozen voor een ruimere uitzondering dan voorheen het geval
was, omdat zij niet is beperkt tot iemands eigen tuin et cetera.6
Erven van besloten plaatsen die geen woning zijn, zijn niet uitgesloten, en vallen
dus onder de avondklok. Onder het vertoeven in de openlucht valt ook het zich bevinden
in transportmiddelen (voer- en vaartuigen). De bedoeling van de avondklok is immers
dat mensen in huis blijven. Daarbij past niet het zich verplaatsen met behulp van
transportmiddelen zonder dat er sprake is van een uitzonderingsgrond als opgenomen
in de artikelen 6a.2 en 6a.3. De avondklok geldt dus ook voor bijvoorbeeld verplaatsingen
van een inpandige garage naar een andere inpandige garage. Een uitzondering op het
verbod is overigens van toepassing op degene die zich in een stilstaand transportmiddel
met slaapfunctie bevindt, zoals de privéruimtes van vrachtwagenchauffeurs en van schippers,
en daadwerkelijk gebruikmaakt van die functie. Dit volgt uit de definiëring van openlucht
in artikel 58j, eerste lid, onder f, Wpg.
Artikel 6a.1
Op grond van de door de gezaghebber afgekondigde noodverordening op 18 maart 2021
geldt reeds een avondklok.7 Deze avondklok geldt van 21.00 uur tot 04.00 uur. Omdat de Wpg een grondslag biedt
om een avondklok in te stellen, wordt de avondklok opgenomen in de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 Bonaire, waarmee de avondklok zoals opgenomen in de noodverordening
ingetrokken dient te worden. Gewoon recht biedt nu immers voldoende soelaas. In artikel
6.a1 is bepaald dat de gezaghebber de bevoegdheid heeft om plaatsen aan te wijzen
waar een avondklok van 21.00 uur tot 04.00 uur geldt van 31 maart 2021 om 21.00 uur
tot en met 21 april 2021 om 04.00 uur. Omdat een avondklok een ingrijpende maatregel
is, waarbij het OLB zo snel mogelijk hoopt te kunnen versoepelen, is ook een optie
opgenomen van een avondklok tussen 23.00 uur en 04.00 uur. Deze avondklok kan, zonder
tussentijdse besluitvorming, niet langer gelden dan tot en met 21 april 2021.
Zodra de gezaghebber plaatsen heeft aangewezen waar een avondklok geldt, geldt die
telkens van 21.00 of 23.00 uur tot de volgende dag 04.00 uur. Voor het tijdstip van
21.00 uur is gekozen om ruimte te bieden aan bijvoorbeeld sportactiviteiten in de
vooravond. Veel sociale contacten vinden vaak daarna plaatsvinden. De verwachting
is dat men er met deze ingangstijd sneller voor zal kiezen om niet bij anderen op
bezoek te gaan. Eerder op de avond is niet wenselijk, aangezien dit zorgt voor extra
drukte in openbaar vervoer en detailhandel, voor zover geopend, in het bijzonder in
de supermarkten. Het eindtijdstip van 04.00 uur betekent onder meer dat vissers, werknemers
in de bouw en bevoorraders van winkels in de meeste gevallen geen uitzondering nodig
hebben. Ook bijvoorbeeld het wisselen van nacht-/dagploegen valt dan veelal buiten
de avondklok.
Artikelen 6a.2, 6a.3 en 6a.4
Een avondklok is geen volledige lockdown gedurende een deel van een etmaal. Sommige
werkzaamheden of activiteiten moeten nu eenmaal ook in de periode tussen 21.00 uur
en 04.00 uur kunnen plaatsvinden. Een evident voorbeeld is de zorg. Maar ook in bijvoorbeeld
de grond-, weg- en waterbouw wordt er ’s nachts gewerkt. Het noodzakelijke werk moet
– binnen de grenzen die bijvoorbeeld bij of krachtens hoofdstuk Va Wpg zijn gesteld
– gewoon doorgang kunnen vinden. Het kabinet roept niettemin op (het organiseren van)
activiteiten en werkzaamheden gedurende de avondklok zoveel mogelijk te beperken.
Het is van belang dat iedereen die gedurende de avondklok meent in de openlucht te
moeten zijn, zich de vraag stelt of het per se gedurende die tijdspanne moet. Soms
kan het niet anders, en daarvoor bestaan er uitzonderingen op de avondklok; deze worden
hieronder toegelicht.
In bepaalde gevallen zal de aanwezigheid in de openlucht verklaard moeten kunnen worden
door middel van een formulier, dat betrokkene op papier of digitaal bij zich zal moeten
dragen.
Artikel 6a.2
In artikel 6a.2, onder a, is een enigszins breed geformuleerde uitzondering opgenomen,
om recht te doen aan aantal onvoorzienbare situaties. Er is gekozen voor de aanduiding
‘noodsituatie’. Het gaat om een situatie waarin men plotseling om een dringende serieuze
reden buiten moet zijn. Te denken valt aan dringende medische omstandigheden (spoedbevalling,
ongeluk in de huiselijke sfeer), ernstige familieomstandigheden, pech onderweg of
het ter plaatse moeten komen als sleutelhouder na een alarmmelding.
In artikel 6a.2, tweede lid, onder b, is een uitzondering opgenomen voor reizigers.
Gaat het om een inkomende reis met een vliegtuig of schip, dan dienen reisbescheiden
of andere bescheiden overgelegd te kunnen worden. Dat is geregeld in het artikel 6a.4,
derde lid.
In onderdeel c wordt rekening gehouden met dak- en thuislozen. Indien een dak- of
thuisloze in de openlucht wordt aangetroffen zonder andere reden dan dat hij geen
onderdak heeft, moet hij niet beboet kunnen worden. Hij zal zo mogelijk worden doorverwezen
naar een opvangadres.
In onderdeel d wordt rekening gehouden met een situatie (het uitlaten van een hond)
die zich veelvuldig zal voordoen, en die daarom expliciet is uitgezonderd van de avondklok.
Als een hond is aangelijnd, blijkt direct de reden van het buiten zijn. De restrictie
‘individueel’ moet tegengaan dat mensen als koppel of groep één hond gaan uitlaten
om onder de avondklok uit te komen. Eén persoon kan uiteraard wel meer honden tegelijk
uitlaten.
In onderdeel e wordt rekening gehouden met personen die onder begeleiding worden vervoerd,
bijvoorbeeld na een aanhouding naar het politiebureau.
In onderdeel f wordt een aantal voorzienbare dringende redenen vermeld die een uitzondering
zijn op de avondklok. Er moet sprake zijn van een ‘kennelijke noodzaak’, dus die noodzaak
moet zo nodig aangetoond kunnen worden.
Bij ‘medische hulp aan zichzelf of een dier’ gaat het in deze categorie niet om onvoorziene
spoedeisende hulp, maar wél om hulp die op korte termijn noodzakelijk is. Het voor
eigen gemak buiten werktijd bezoeken van de tandarts valt niet onder de uitzonderingen
op de avondklok. Maar als er bijvoorbeeld afspraken zijn gemaakt om in het kader van
de epidemiebestrijding te worden ingeënt of om te worden getest, en dat zou gedurende
de avondklok moeten gebeuren, dan kan dat doorgang vinden.
Ook bij ‘hulpverlening aan een hulpbehoevende persoon’ gaat het niet om spoedeisende
hulp (ook dat valt onder een noodsituatie). Een voorbeeld van deze categorie is mantelzorg.
Indien die noodzakelijk is, geldt er geen enkele belemmering om ook tijdens de avondklok
deze zorg te verlenen. Voor dringende geestelijke zorg geldt hetzelfde. Louter sociaal
contact, hoe belangrijk ook, valt daar niet onder; dat kan ook op andere tijden.
Ook voor een reis naar het buitenland is een uitzondering opgenomen. De toevoeging
‘het Europese deel van Nederland, Sint Eustatius of Saba’ is opgenomen omdat Europees
Nederland, Sint Eustatius en Saba deel uitmaken van Nederland, en dus niet onder ‘buitenland’
vallen, maar wel een reis vergen. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat Aruba, Curaçao
en Sint Maarten hier wel als buitenland worden beschouwd.
Ook degenen op wie een uitzondering van toepassing is, kunnen gecontroleerd worden,
maar zij zullen niet beboet worden als zij afdoende kunnen aantonen dat hun aanwezigheid
op die tijd op die plek noodzakelijk is. Het doel van de handhaving is niet strafrechtelijk
op te treden, maar naleving van de avondklok te bevorderen.
Artikel 6a.3
In artikel 6a.3 gaat het om werkgerelateerde aanwezigheid. Niet al het werk zal zonder
meer doorgang kunnen vinden. Het gaat om noodzakelijke beroepsmatige werkzaamheden.
Werk dat verplaatsing in de openlucht vergt, maar uitstel verdraagt, zou buiten de
uren van de avondklok moeten plaatsvinden. Van werkgevers wordt verwacht dat zij op
een verantwoordelijke wijze verklaringen afgeven. Om de regeling werkbaar te houden,
wordt niet gespecificeerd wie als werkgever kan optreden. Het hangt af van de structuur
van het bedrijf wie degene is die bevoegd is om de werkgeversverklaring in te vullen.
Dit betekent voor de uitzendbranche dat zowel een uitlener als een inlener die beschikt
over de benodigde gegevens, de verklaring mag invullen. Uit de werkgeversverklaring
blijkt primair dat de persoon aan wie die verklaring wordt verstrekt, werkzaam is
voor dat bedrijf. Het formulier biedt daarnaast de mogelijkheid voor een nadere invulling
van dagen en tijdstippen waarop (mogelijk) gewerkt moet worden. Het afgeven van de
werkgeversverklaringen vormt een administratieve last voor werkgevers, maar om deze
niet onnodig zwaar te maken, kunnen werkgevers volstaan met het eenmalig afgeven van
deze verklaring. Anders dan in Europees Nederland, moeten ook een politieambtenaar,
opsporingsambtenaar, brandweermedewerker, ambulancemedewerker en degene die taxivervoer
verzorgt, een werkgeversverklaring kunnen tonen.
In artikel 6a.4, tweede lid, is nader bepaald dat ook een zzp’er de werkgeversverklaring
kan gebruiken.
Als het formulier bewust onjuist wordt ingevuld, is sprake van valsheid in geschrift
(artikel 230 van het Wetboek van Strafrecht BES).
Artikel 6a.4
In het eerste lid wordt het formulier dat moet worden gebruikt in het kader van de
avondklok, vastgesteld. Dit wordt geplaatst op bonairecrisis.com en kan worden geprint
of gedownload. Ook zullen op publieke plaatsten formulieren voorhanden zijn.
In het tweede lid is bepaald dat ook een zzp’er de werkgeversverklaring kan gebruiken.
Hij moet deze invullen om te kunnen aantonen dat hij dringend voor zijn werk op straat
moet zijn. Te denken valt aan een loodgieter die normaliter wellicht geregeld ook
’s avonds werkt; onder de avondklok zou dat beperkt moeten blijven tot noodzakelijk
werk, dat geen uitstel verdraagt, zoals een gesprongen waterleiding.
Het derde lid formuleert de voorwaarden waaronder men in verband met een reis niet
onder de avondklok valt.
Onderdeel G
Onderdeel G voegt twee bijlagen toe aan de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Bonaire. Het betreft in beide bijlagen de werkgeversverklaring.
Het formulier in bijlage 1 bevat niet de tijden waarop de avondklok geldt, omdat zowel
de mogelijkheid is opgenomen voor het instellen van een avondklok die start om 21.00
uur, als om 23.00 uur. Voor de reeds geldende avondklok op grond van de door de gezaghebber
afgekondigde noodverordening, wordt al gewerkt met een werkgeversverklaring waarop
de tijden waarbinnen de avondklok geldt, zijn aangegeven (21.00 uur tot 04.00 uur).
Om te voorkomen dat de werkgeversverklaring met daarop de tijden van de avondklok
ongeldig wordt, wordt ook dat formulier als bijlage bij de regeling vastgesteld (bijlage
2). Hierdoor zijn zowel het oude als het nieuwe model geldig.
Artikelen IV en V
In de praktijk blijkt dat er ook reizigers zijn die een antigeentest doen waarop ze
positief testen, in plaats van een NAAT-test. Deze reizigers konden nog geen gebruik
maken van de uitzondering voor langdurig positieven. Dat wordt met deze wijziging
rechtgezet in de regelingen van Sint Eustatius en Saba.
Artikel VI Inwerkingtreding
Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee
dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
Dit gebeurt feitelijk op dezelfde dag waarop deze regeling is vastgesteld, 23 maart
2021. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking
dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn
besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid
is het de bedoeling dat de regeling op 30 maart 2021 in de Staatscourant wordt gepubliceerd
en dan de dag daarna, 31 maart 2021 (00.00 uur en wat betreft de regels over de avondklok
het tijdstip waarop de avondklok die dag ingaat) in werking zal treden. Hierbij wordt
afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van
drie maanden.8 Bij enkele bepalingen die zijn gebaseerd op artikel 58j, eerste lid, onder f, Wpg
is het inwerkingtredingstijdstip iets anders in verband met het bepaalde in artikel
58c, zevende lid, Wpg.
Op grond van artikel 8.1 Trm vervalt die regeling op het tijdstip waarop hoofdstuk
Va Wpg vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum. Als de noodzaak al eerder
ontvalt aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken
of aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen
zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk
zijn.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge