TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze ministeriële regeling treft voor de periode van 15 december 2020 tot en met ten
minste 19 januari 2021 aanvullende maatregelen die, in samenhang met de reeds geldende
dwingende maatregelen in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm) en de dringende
adviezen, het aantal contactmomenten terugbrengen tot de strikt cruciale contacten.
Deze maatregelen zijn noodzakelijk gegeven het beeld van het verloop van de covid-19
epidemie en zullen dus in ieder geval vijf weken van kracht zijn om de stijging van
het aantal besmettingen en het reproductiegetal te bestrijden.
Volgens artikel 58b, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid (Wpg) moet elke aanscherping
van maatregelen noodzakelijk zijn. Bij het beoordelen van deze noodzaak is aangesloten
bij de noodzakelijkheidstoets zoals die in de jurisprudentie over het Europees Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en
andere mensenrechtenverdragen is ontwikkeld. Waar het om een beperking van grondrechten
gaat, is voldaan aan de grondwettelijke eisen en de eisen op grond van Europeesrechtelijke
en internationale mensenrechtelijke verdragen.
Gelet op de vaste jurisprudentie over het EVRM en andere mensenrechtenverdragen kent
de beoordeling van noodzaak verschillende aspecten: elke beperkende maatregel moet
geschikt zijn om het doel te bereiken en er dient geen minder vergaande maatregel
mogelijk te zijn waarmee hetzelfde doel bereikt kan worden (subsidiariteit). Aan de
hand van de actuele stand van het virus, de wetenschappelijke inzichten en de voortgang
van de bestrijding wordt beoordeeld in hoeverre maatregelen noodzakelijk zijn voor
het doel van de bestrijding van de epidemie. Daarnaast moet het met de maatregel gediende
belang in verhouding zijn met de mate waarin beperking van grondrechten aan de orde
is en de voor een of meer belanghebbenden mogelijk nadelige gevolgen (hieronder aangeduid
als evenredigheid).
De covid-19 crisis heeft een grote impact op de Nederlandse economie, zowel voor werkgevers,
werknemers als zelfstandigen. Daarom heeft het kabinet de afgelopen negen maanden
met ongekende steun- en herstelpakketten de economie ondersteund. De noodpakketten
en het steun- en herstelpakket hebben hun werk goed gedaan, ondanks het feit dat het
onmogelijk is om alle economische gevolgen te voorkomen. Het kabinet is zich bewust
dat de verzwaring van de maatregelen ook grote gevolgen heeft voor de economie. Er
wordt continu vinger aan de pols of er aanleiding is om het steun- en herstelpakket
aan te passen.
2. Redenen voor de maatregelen
Alle indicatoren geven aan dat er meer verspreiding van het virus is en het aantal
besmette personen met covid-19 toeneemt. De toename is zichtbaar in alle regio’s en
betreft alle leeftijdsgroepen. De duiding is dat het aantal positieve testuitslagen
voor SARS-CoV-2 een reële toename is en niet komt door toename in testbereidheid of
aanpassingen in het testbeleid. De cijfers wijzen erop dat het aantal meldingen, ziekenhuis-
en IC-opnames zal stijgen de komende tijd, als de omstandigheden gelijk blijven.
Het reproductiegetal was naar schatting op 27 november 2020 1,24 (1.21 - 1.27). Omdat
de prevalentie van besmettingen in de bevolking nu hoog is ten opzichte van enkele
maanden terug, vertaalt een reproductiegetal dat iets groter is dan de waarde van
1 besmetting per patiënt zich in een groot absoluut aantal nieuwe besmettingen per
dag. Dit onderstreept nog eens de kwetsbaarheid die er momenteel is vanwege het grote
aantal besmettelijke personen in de bevolking.
Het aandeel personen met klachten, de instroom in het ziekenhuis en op IC-afdelingen
en het aantal meldingen in verpleeghuizen nemen toe.
Het aantal opnames in het ziekenhuis en op de IC vertoont een lichte stijging. De
verwachting is dat de ziekenhuisbezetting door COVID-19-patiënten verder zal toenemen,
en ook in de verpleeghuizen wordt een stijging van het aantal patiënten verwacht.
Het zal niet mogelijk zijn om hetzelfde aantal IC-bedden te leveren als in de eerste
golf, omdat ook de reguliere zorg nu doorgaat. Er worden reeds patiënten regionaal
en bovenregionaal verplaatst. De uitwijkmogelijkheid naar IC-bedden in Duitsland is
niet vanzelfsprekend gelet op de ontwikkelingen aldaar.1 De druk op de (reguliere) zorg neemt toe en ook het ziekteverzuim in deze sector
is aanhoudend hoog. Bij de GGD’en staat de BCO-capaciteit onder druk, en wordt er
weer afgeschaald naar risicogestuurd BCO. De wachttijden bij de teststraten kunnen
mogelijk weer toenemen.
Bovenstaande sluit aan bij het advies naar aanleiding van het 91e Outbreak Management Team (OMT).2
3. Noodzaak en evenredigheid
Het OMT is gealarmeerd over de effecten van deze stijging en is unaniem van mening
dat het van groot belang is om een duidelijk signaal te geven dat het momenteel niet
goed gaat en dat we, zonder aanvullende maatregelen, afstevenen op een belangrijke
verdere toename van SARS-CoV-2-geïnfecteerde personen tot een aantal dat hoger kan
zijn dan het aantal in maart jl. Het OMT adviseert derhalve om aanvullende maatregelen
zo snel mogelijk af te kondigen. Voor het OMT is het duidelijk dat de maatregelen
die op 13 oktober werden gepresenteerd, gekoppeld aan het huidige niveau van opvolging
onvoldoende is om de stijging te stoppen.3
De huidige hoge aantallen nieuwe besmettingen die diffuus over Nederland zowel in
stedelijk als in plattelands gebieden optreden, moeten volgens het OMT geduid worden
als het gevolg van een in veel te grote getale en te brede mate plaatsvinden van op
zichzelf kleine risico’s van virusoverdracht, welke tezamen ertoe leiden dat het dagelijks
aantal nieuwe besmettingen belangrijk toeneemt. En met deze toename de kans om buitenhuis
nóg kleinere risico’s op overdracht in nieuwe besmettingen te doen laten resulteren.
Immers, het virus heeft aan één kans genoeg terwijl wij elke keer ervoor moeten waken
dat er geen enkele mogelijkheid tot overdracht optreedt. Daarnaast kan binnen een
huishouden verdere doorgifte plaatsvinden.4 Daarom dient het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk terug te worden
gebracht tot alleen cruciale contacten en dient het aantal reisbewegingen aanzienlijk
te worden beperkt om de verspreiding van het virus tegen te gaan.
De aanvullende maatregelen die in deze regeling worden getroffen richten zich daarom
op het beperken van de groepsvorming tot maximaal twee personen en het sluiten van
doorstroomlocaties en vrijwel alle andere publieke plaatsen voor het publiek. Dit
betreft onder andere de detailhandel buiten de levensmiddelenbranche, de eet- en drinkgelegenheden
in hotels voor hotelgasten en de gebouwen van zwem-, sport- of fitnessaccommodaties
(binnen sporten). Daarnaast worden onderwijsinstellingen gesloten voor fysiek onderwijs
en sluit de kinderopvang, behalve voor kinderen van personen die werken in cruciale
beroepen en kinderen in een kwetsbare positie voor wie maatwerk nodig is. Samen met
de dringende adviezen om thuis te werken en geen binnen- of buitenlandse reizen te
maken die niet noodzakelijk zijn, voorziet de regeling in een breed pakket aan maatregelen.
Hiermee worden met name de bewegingsvrijheid, de persoonlijke levenssfeer en het recht
op eigendom nader ingeperkt. De grondslag hiervoor is gegeven in de artikelen, genoemd
in de considerans bij deze regeling. Ondanks een initiële, gunstige, ontwikkeling
van het epidemiologische beeld, moet worden vastgesteld dat de verspreiding het virus
met deze minder vergaande maatregelen niet langer wordt tegengaan. Dit rechtvaardigt
deze stap in de escalatie van maatregelen. In de periode maart/april van dit jaar
is bovendien gebleken dat de (juridische of feitelijke) sluiting van publieke doorstroomlocaties,
alsmede het onderwijs, geschikt is gebleken in het op relatief korte termijn terugdringen
van het virus.
Gelet op het gewicht van de maatregelen is de duur van de maatregelen in de tijd beperkt
tot en met 19 januari 2021 (voor het onderwijs en de kinderopvang tot en met 17 januari
2021). Naar verwachting zal rond 12 januari 2021 heroverweging kunnen plaatsvinden,
op basis van de situatie van dat moment. Zonder tussentijdse besluitvorming over verlenging
of aanpassing van de verzwarende maatregelen of een deel daarvan, komen deze te vervallen.
4. Spoedprocedure
De ontwikkeling van het virus in de breedte van het maatschappelijk leven is, zoals
hierboven uiteengezet, zodanig ernstig dat zonder extra maatregelen een verdere aanzienlijke
verslechtering van de situatie wordt verwacht. De huidige ontwikkeling van de coronaviruspandemie
baart het OMT grote zorgen, zo stelt het OMT in het advies van 14 december jl. De
hoge prevalentie van besmettelijke personen maakt de huidige situatie nog steeds instabiel
en ernstig, en het dreigt erger te worden door verdere toename van het aantal nieuwe
besmettingen nu het reproductiegetal significant ruim boven de één ligt. De ziekenhuizen
en het medische personeel zitten al aan de grens van wat haalbaar is, volgens het
OMT. Dit zijn zeer ongunstige condities aan de vooravond van de kerstvakantie en winterperiode.
Het OMT adviseert om zo spoedig mogelijk de huidige maatregelen uit te breiden en
aan te scherpen. Zonder een aangescherpte fase rondom de kerstvakantie bestaat het
risico, volgens het OMT, dat de huidige partiële lockdown en de bijbehorende restricties
nog maandenlang moeten worden gehandhaafd. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde
inwerkingtreding van ten minste een week - die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling
van maatregelen op basis van hoofdstuk Va Wpg - in deze zeer dringende omstandigheden
niet worden afgewacht. Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel
58c, derde lid, Wpg.
5. Verhouding gemeentelijke regelgeving
In de toelichting bij de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 is reeds aangegeven
dat de fase waarin de bestrijding van het virus zich bevindt lokaal maatwerk van de
burgemeester slechts zeer beperkt kan worden toegepast. Vrijwel alle gemeenten zitten
in een hoog inschalingsniveau, het aantal besmettingen ligt hoog en de druk op de
zorg is groot. Dat is op het moment van het vaststellen van de onderhavige ministeriële
regeling onverminderd het geval. Daarom worden op het niveau van het Rijk uniforme
maatregelen genomen om het aantal besmettingen terug te brengen. Deze ministeriële
regeling bevat geen aanvullende ontheffingsmogelijkheden voor de burgemeester op grond
van artikel 58e, tweede lid, aanhef en onder b, Wpg, en evenmin bevoegdheden voor
de burgemeester om plaatsen aan te wijzen waar bepaalde maatregelen gelden (artikel
58e, vijfde lid, Wpg). De maatregelen die in het nieuw voorgestelde artikel 4.a1 worden
genomen gelden ook al voor veel publieke plaatsen. De in het tweede lid opgesomde
uitgezondere publieke plaatsen kunnen niet bij autonome gemeentelijke verordening
alsnog worden gesloten. Een dergelijke strengere regeling komt in strijd met de onderhavige
regeling.
6. Inwerkingtreding en werkingsduur
De maatregelen gaan in op dinsdag 15 december 2020 en duren tot ten minste dinsdag
19 januari 2021. Met het oog op de nodige voorbereiding gaan de maatregelen voor het
onderwijs en kinderopvang een dag later in, dus woensdag 16 december 2020. Deze duren
tot ten minste zondag 17 januari 2021.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
De groepsvorming op openbare plaatsen en op de erven bij publiek plaatsen en besloten
plaatsen (buiten), niet zijnde een woning, wordt beperkt tot twee personen. Artikel
3.1 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 voorziet nu in een verbod op groepsvorming
met meer dan 4 personen. De risico’s voor de volksgezondheid bij groepen zijn groter:
een enkele besmetting kan bij (grote) groepen meer besmettingen tot gevolg hebben.
Het maximeren van de toegestane groepsgrootte kan voorkomen dat mensen zich onverhoopt
niet aan de veiligeafstandsnorm kunnen houden en beperkt bovendien de hoeveelheid
potentiële besmettingen die daaruit voort kunnen vloeien. Het beperken tot twee personen
sluit aan bij de noodzaak om het aantal contactmomenten tot de hoognodige contacten
te beperken. De uitzonderingen blijven ongewijzigd. Ook het maximale aantal personen
waarmee kan worden gereserveerd of geplaceerd, bij activiteiten die vallen onder de
regels voor evenementen, bedoeld in artikel 5.1, wordt beperkt tot twee personen.
Onderdeel B
Op grond van artikel 4a.1 zijn alle voor het publiek openstaande plaatsen in beginsel
gesloten. Het gaat dan bijvoorbeeld om winkels, bioscopen, filmhuizen, concertzalen,
podia voor alle genres van muziek, theaters en hiermee vergelijkbare culturele instellingen,
musea, presentatie-instellingen, monumenten met een publieksfunctie, bibliotheken,
casino's, arcadehallen, speelhallen, zwembaden, pretparken, dierentuinen en seksinrichtingen.
Het verbod ziet dus ook op de buitenlocaties zoals bij de dierentuin, het klimbos
en het pretpark. Dit verbod dient het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk
terug te brengen, drukte te voorkomen in voor publiek openstaande plaatsen en het
aantal reisbewegingen te beperken om de verspreiding van het virus tegen te gaan.
Vooropgesteld moet worden dat artikel 4.a1 gericht een beperkt aantal uitzonderingen
maakt op de sluiting van publieke plaatsen voor het publiek omdat het hier gaat om
cruciale maatschappelijke processen ten behoeve van doorgang van het dagelijks leven
en welzijn. Het gaat in de basis om locaties van essentiële detailhandel gericht op
primaire levensbehoeften. Zo mogen bijvoorbeeld supermarkten, bakkers, slagers, viswinkels,
groenteboeren en boerderij- en landwinkels, warenmarkten in de levensmiddelenbranche
open blijven. Ook drogisterijen en apotheken worden opengesteld. Locaties waar reparaties
aan goederen uitgevoerd worden en post- en pakketservice aangeboden worden zijn uitgezonderd.
Zo kan bijvoorbeeld ook een locatie waar sleutels gemaakt worden of een auto gerepareerd
wordt, opengesteld worden. Daarnaast worden plaatsen waar financiële en zakelijke
dienstverlening plaatsvindt uitgezonderd, zodat bijvoorbeeld banken, hypotheekverstrekkers
en makelaars voor klanten open kunnen blijven.
Daarnaast worden plaatsen waar financiële en zakelijke dienstverlening plaatsvindt
uitgezonderd, zodat bijvoorbeeld banken, hypotheekverstrekkers en makelaars voor klanten
open kunnen blijven.
Voor winkels geldt dat geen afhaalfunctie mogelijk is in verband met de risico’s dat
daardoor alsnog grote groepen winkelend publiek op gang komen. Hiervoor geldt een
uitzondering voor het afhalen van reeds bestelde goederen in winkels voor doe-het-zelf-artikelen,
zoals bouwmarkten. Ook voor bibliotheken geldt dat ze open mogen om gereserveerde
boeken af te halen en terug te brengen. Voor de overige winkeliers is bezorgen wel
een mogelijkheid.
Buurt- en wijkcentra mogen uitsluitend open voor activiteiten ten behoeve van kwetsbare
groepen.
In de regel is bepalend waar de betreffende plaats in hoofdzaak op is gericht: als
dat de levenmiddelenbranche is, zoals een supermarkt of slager, dan valt een dergelijke
winkel onder de uitzondering en kan deze geopend zijn. Dat laat onverlet dat in die
supermarkt mogelijk ook in beperkte mate non-foodartikelen worden verkocht. Voor plaatsen
met meerdere functies die niet allen onder de uitzonderingen vallen, zoals een fietsenhandel
met een werkplaats voor reparatie en herstel van fietsen, geldt dat de plaats alleen
open mag voor zover het die functie en de daarvoor benodigde locatie betreft. Zo mag
in de autobranche de werkplaats wel open worden gesteld maar de showroom niet.
De uitzondering voor de buitenverkoop van kerstbomen en bloemen is opgenomen met het
oog op de aanstaande feestdagen, waarbij de verwachting is dat de piek van deze activiteit
voor de kerst zal liggen.
Zorglocaties zijn gedefinieerd in artikel 58a, eerste lid, van de wet, waarbij bepalend
is dat het gaat om zorg als bedoeld in de daar genoemde wetten. Dit omvat ook opvang
voor kwetsbare personen, zoals de opvang van personen zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Evenals een buurt- of dorpshuis dan wel wijkcentrum waar op afspraak activiteiten
gericht op individuele maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare groepen plaatsvindt.
Zoals al toegelicht bij de Regeling van 8 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 in verband met een verruiming van de mogelijkheden voor topsporters en het
aanbrengen van enkele verbeteringen, worden onder kwetsbare groepen mensen met een beperking begrepen, maar ook sommige
ouderen. Het bieden van dagbesteding is vitaal voor de kwaliteit van leven van mensen
met een (verstandelijke) beperking en het is dan ook belangrijk dat dagbesteding zo
veel mogelijk doorgang kan vinden. De hier bedoelde dagbesteding is dagbesteding in
het kader van zorg, maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp op basis van de Wet
langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet. Deze uitzondering
is alleen relevant voor zover de besloten en georganiseerde dagbesteding plaatsvindt
een publieke plaats is. Dit zijn locaties waar besloten en georganiseerde dagbesteding
plaatsvindt voor kwetsbare groepen, met name buurthuizen of huizen van de wijk of
andere locaties die daarvoor door gemeenten bestemd zijn.
Op publieke plaatsen waarop de Wet openbare manifestaties van toepassing is, wordt
het kader van die wet gehanteerd.
Voor de publieke plaatsen die op grond van dit artikel opengesteld kunnen worden,
blijven de overige bepalingen uit hoofdstuk 4 gelden, zoals de algemene voorwaarden
voor openstelling van publieke plaatsen (hygiënemaatregelen, stromen van publiek scheiden,
placering) en een maximum van dertig personen publiek per zelfstandige ruimte. De
zinsnede ‘onverminderd artikel 58h, tweede lid, van de wet’ in de aanhef van artikel
4a.1 maakt duidelijk dat de in artikel 58h, tweede lid, Wpg genoemde publieke plaatsen
(stemlokalen, vergaderplaatsen van de Staten-Generaal en andere algemeen vertegenwoordigende
organen, gerechtsgebouwen) niet onder het bereik van de gesloten publieke plaatsen
vallen; deze plaatsen zijn dus niet ook nog eens in de opsomming van uitzonderingen
opgenomen. De zinsnede ‘onverminderd (....) artikel 4.4, eerste en derde lid’ maakt
duidelijk dat het in artikel 4.4 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 reeds
opgenomen verbod op openstelling voor het publiek van eet- en drinkgelegenheden en
coffeeshops eveneens blijft gelden.
Onderdeel C
Per abuis was in de regeling niet opgenomen dat voor de doorstroomlocaties parkeergarages
en fietsenstallingen ook geen reserveringsplicht geldt. Hiermee wordt deze omissie
hersteld. Deze verbetering vervalt medio januari 2021 niet.
Onderdeel D
Artikel 4.4 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 bevat reeds een verbod
op openstelling van eet- en drinkgelegenheden voor het publiek. Van deze regels is
de openstelling van een eet- en drinkgelegenheid van een hotel voor de daadwerkelijk
verblijvende hotelgasten uitgezonderd. Deze uitzondering had als reden dat het voor
een persoon die in een hotelkamer verblijft, mogelijk moest zijn om een maaltijd te
nuttigen in het restaurant van het hotel. De praktijk is gebleken dat van deze uitzonderingsmogelijkheid
ruimschoots gebruik is gemaakt, zelfs in een mate die verder gaat dan de oorspronkelijke
bedoeling van de uitzondering was en die een wervend karakter heeft verkregen, waarvan
een averechts effect uitgaat. In het kader van de met deze regeling voorziene maatregelen
komt deze uitzondering daarom te vervallen. De eet- en drinkgelegenheden van hotels,
met inbegrip van de roomservice, worden gesloten voor het publiek. De eet- en drinkgelegenheden
in een hotel vallen daarmee onder dezelfde regels als andere eet- en drinkgelegenheden.
In lijn hiermee is bezorgen vanuit de eet - en drinkgelegenheid van het hotel aan
hotelgasten op de kamer niet mogelijk, een afhaalfunctie wel.
Onderdeel E
Het organiseren van markten wordt beperkt tot warenmarkten in de levensmiddelenbranche.
Op grond van artikel 5.1 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 was het toegestaan
om een warenmarkt te organiseren. Gelet op de verzwaarde maatregelen van deze regeling
wordt dit nu beperkt. Het is daarmee niet toegestaan om bijvoorbeeld een markt te
organiseren waar souvenirs, kleding en stoffen worden verkocht.
Onderdeel F
Voor het beoefenen van sport geldt dat dit uitsluitend buiten mag plaatsvinden, met
inachtneming van de regels omtrent de veiligeafstandsnorm en met niet meer dan twee
personen. Daarnaast blijven de huidige uitzonderingen uit de artikelen 6.1, 6.2 en
6.3 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 van toepassing. Dit betekent dat
kinderen tot en met 17 jaar buiten in teamverband mogen sporten binnen de eigen sportclub.
Er kunnen dus onderlinge wedstrijden op de eigen sportlocatie gespeeld worden.
Ook topsporters mogen zowel binnen als buiten sporten. De topsportcompetities vormen
de basis van de Nederlandse topsportinfrastructuur. Het trainen en wedstrijden spelen
door sporters in deze competities is van groot belang om voor Nederland en Nederlandse
teams het level playing field op internationaal gebied te waarborgen. In de landen
om ons heen (België, Duitsland) geldt de uitzondering ook. Het gaat hier om overwegend
professionals/semi-professionals, waaronder sporters die zich voorbereiden op deelname
aan de Olympische spelen. Het betreft een beperkte groep (circa 4000 sporters) waarvoor
bovendien door de sport zelf ontwikkelde strikte protocollen gelden om de verspreiding
van het virus te minimaliseren. Daarmee is het risico voor de volksgezondheid minimaal.
Ten slotte is meegewogen dat voor veel Nederlanders de topcompetities via televisie
en andere mediakanalen een grote amusementswaarde hebben. In deze tijd is dit voor
veel mensen belangrijk.
Onderdeel G
In onderdeel G wordt een lid toegevoegd aan artikel 6.8, op grond waarvan het verboden
is van 15 december 2020 tot en met 19 januari 2021 een contactberoep uit te oefenen.
Het gaat hier blijkens de reeds bestaande definitie in artikel 1 van de regeling om
beroepen waarbij het niet mogelijk is ten minste de veilige afstand te houden tot
een klant of patiënt. Zoals vermeld in de toelichting op dat artikel gaat het hier
onder meer om beroepen waarbij fysiek contact met de klant noodzakelijk is zoals bij
kappers, nagelstylisten en sekswerkers en om beroepen waarbij het voor de beoefenaar
van het beroep noodzakelijk is om zich in een afgesloten ruimte te bevinden op beperkte
afstand tot de klant, zoals het geval is bij rijinstructeurs. Een uitzondering op
het verbod is gemaakt voor (para)medische contactberoepen (zoals gedefinieerd in artikel
1.1 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19), audiciens, opticiens en de dierenarts.
Onderdeel H
Paragraaf 6.5 Onderwijs
In paragraaf 6.5 wordt een artikel 6.10 toegevoegd op grond waarvan het afstandsonderwijs
wordt ingevoerd. Het maatregelenpakket zet breed in op het beperken van contactmomenten
en reisbewegingen, waarvan fysieke schoolsluiting een proportioneel onderdeel vormt.
Dit zorgt enerzijds voor verminderde contactmomenten tussen leerlingen en hun leraren,
en anderzijds voor verminderde reisbewegingen leerlingen, leraren en van hun ouders
met kinderen in het primair onderwijs.
Het eerste lid van artikel 6.10 verbiedt het geven van onderwijs in onderwijsinstellingen
met ingang van 16 december 2020 tot ten minste 17 januari 2021. Dit verbod geldt voor
alle onderwijssectoren zowel op locatie als daarbuiten. In het tweede lid van dit
artikel wordt een aantal uitzonderingen op dit verbod genoemd. Deze uitzonderingen
zijn vergelijkbaar met de uitzonderingen die golden bij de sluiting van onderwijsinstellingen
in (de loop van) het voorjaar ingevolge de toen vastgestelde noodverordeningen.
Allereerst is geregeld dat in onderwijsinstellingen onderwijs op afstand kan worden
georganiseerd. Bij onderwijs op afstand kan het gaan om lesgeven langs elektronische
weg. Onder afstandsonderwijs wordt ook verstaan het meegeven van lespakketten aan
leerlingen en studenten met contactmomenten. De mogelijkheid om afstandsonderwijs
te verzorgen, is niet vrijblijvend. Zoals vermeld in de memorie van toelichting bij
de wet volgt uit de wettelijk verplichting om goed onderwijs te verzorgen, dat op
onderwijsinstellingen een inspanningsplicht rust om te voorzien in alternatieven voor
fysieke onderwijsactiviteiten.
Daarnaast geldt een uitzondering voor praktijkvakken (onderdeel b). Het gaat dan om
praktijkgericht onderwijs in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs, praktijkonderwijs
en voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs
en het hoger onderwijs (inclusief MBO1 en MBO2).
Instellingen voor voortgezet onderwijs mogen onderwijsactiviteiten blijven verrichten
voor leerlingen in het examenjaar en schoolexamens in het voorexamenjaar afnemen (onderdeel
c). Hieronder vallen ook de staatsexamens. Onderdeel d bevat een uitzondering voor
het organiseren en afnemen van examens, tentamens en toetsen in voor beroepsonderwijs
en hoger onderwijs.
Onderdeel d bevat een uitzondering voor het organiseren en afnemen van (school)examens,
tentamens en toetsen. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook de staatsexamens. In het voortgezet
onderwijs geldt deze uitzondering alleen voor het afnemen van schoolexamens in het
voorexamen- en examenjaar.
Tot slot bestaat een uitzondering voor het kleinschalig begeleiden van leerlingen
en studenten voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk
nodig is en leerlingen in het primair onderwijs met een ouder of voogd met een cruciaal
beroep. Bij instellingen voor primair en voortgezet onderwijs wordt op basis van een
lokaal vastgestelde procedure tussen gemeenten en betrokken onderwijsinstellingen,
met betrokkenheid van onder andere Veilig Thuis, de raad voor de kinderbescherming
en jeugdinstellingen, bepaald voor wie dit maatwerk nodig is. Onderwijsinstellingen
zullen dus binnen reguliere onderwijstijden open zijn voor leerlingen en studenten
in een kwetsbare positie en voor wat het primair onderwijs betreft, ook voor kinderen
van ouders in cruciale beroepen. Wat kwalificeert als een cruciaal beroep is geregeld
in bijlage 1 (zie daarvoor onderdeel I).
Volledigheidshalve zij vermeld dat beroepspraktijkvorming en stages bij bedrijven
niet onder het verbod van het eerste lid vallen. In dat geval gelden de regels in
de betreffende sector.
Paragraaf 6.6 Kinderopvang
In paragraaf 6.6, artikel 6.11, wordt geregeld dat het verboden is kinderopvang geopend
te hebben voor publiek, met uitzondering van opvang voor kinderen van ouders met een
cruciaal beroep, zoals opgenomen in bijlage 1 (zie daarvoor onderdeel I) of voor leerlingen
en studenten in een kwetsbare positie. Opvang voor kinderen van ouders met een cruciaal
beroep en voor kwetsbare kinderen wordt dus op de reguliere locatie tijdens reguliere
openingstijden aangeboden in kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang. Organisaties
voor kinderopvang werken mee aan openstelling ten behoeve van de opvang van kinderen
van ouders met een cruciaal beroep en voor kwetsbare kinderen. De voorzieningen voor
gastouderopvang blijven open. Dit heeft als voordeel dat er geen 24-uurs noodopvang
georganiseerd hoeft te worden, omdat van de reguliere gastouderopvang gebruik gemaakt
kan worden. De gastouderopvang wordt veel gebruikt door mensen die in cruciale beroepen
werken, omdat de gastouderopvang ook (onregelmatige) opvang kan bieden voor avond,
nacht en weekend. Ook kunnen kinderen dan bij vertrouwde gezichten terecht. Dit zorgt
ervoor dat ouders in de zorg en andere cruciale beroepen kunnen blijven werken. Wel
wordt er op aangedrongen alleen gebruik te maken van gastouderopvang als ouders werkzaam
zijn in een cruciaal beroep.
Onderdeel I
Onderdeel I voegt een bijlage toe aan de regeling. Op grond van artikel 58r, tweede
lid, onder a, Wpg kan bij ministeriële regeling worden aangewezen welke beroepen en
processen cruciaal respectievelijk vitaal zijn. Bijlage 1 bevat deze lijst. Kinderopvang
en onderwijsinstellingen die opvang bieden aan kinderen van ouders die werkzaam zijn
in de cruciale beroepen, zoals opgenomen in bijlage 1, mogen opengesteld worden voor
publiek (zie onderdeel G).
Specifiek voor covid-19 zijn er cruciale beroepsgroepen voor de continuering van de
samenleving draaiende te houden tijdens de covid-19-uitbraak opgenomen in de bijlage.
Deze beroepsgroepen zijn gelijk aan de groepen die zijn geïdentificeerd als cruciaal
in het voorjaar van dit jaar, waaronder personen werkzaam in de vitale processen zoals
gedefinieerd in de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen.
Artikel II Verval tijdelijke bepalingen
Gelet op het gewicht van de maatregelen is de duur van de maatregelen in de tijd beperkt
tot ten minste 19 januari 2021 (de maatregelen voor het onderwijs en kinderopvang
tot ten minste 17 januari 2021). De tijdelijke werkingsduur is in de desbetreffende
bepalingen zelf vastgelegd. Artikel II zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen
nadat zij zijn uitgewerkt uit de regeling verdwijnen. Zonder tussentijdse besluitvorming
over verlenging of aanpassing van de maatregelen of een deel daarvan, lopen de maatregelen
dus af op de datum die in de desbetreffende bepalingen is genoemd. De verbetering
in artikel I, onder C, duurt voort.
Artikel III Samenloop
Dit artikel bevat een samenloopbepaling voor het geval de ministeriële regeling van
8 december 2020, tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in
verband met een verruiming van de mogelijkheden voor topsporters en het aanbrengen
van enkele verbeteringen in werking treedt. Die regeling is nog niet in werking getreden,
omdat zij bij de Kamers is nagehangen en de week die daarmee is gemoeid, nog niet
is verstreken.
Artikel IV Inwerkingtreding
Gelet op artikel 58c, tweede lid, Wpg treedt deze ministeriële regeling onverwijld
na de vaststelling en bekendmaking in werking, aangezien sprake is van een zeer dringende
omstandigheid waarin ter beperking van gevaar direct moet worden gehandeld. Vanwege
de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen
na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt
van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet
in te stemmen met de regeling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge