TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding en probleemschets
De wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: Dagloonbesluit)
per 1 juli 20151 heeft voor enkele groepen WW-gerechtigden nadelige inkomensgevolgen gehad. Het gaat
om zogenoemde:
-
1. Starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die na de wachttijd voor de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA) minder dan 35% arbeidsongeschikt
waren;
-
2. de zogenoemde herlevers; en
-
3. WW-gerechtigden met een periode van lager loon of ZW-uitkering in verband met ziekte
in de referteperiode van hun WW-dagloon.
Het Dagloonbesluit is vervolgens per 1 december 20162 zodanig gewijzigd dat dit voor uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet (hierna:
WW) met een eerste WW-dag vanaf die datum tot een hoger dagloon voor de eerste twee
genoemde groepen WW-gerechtigden3 kan leiden. Bovendien hebben de eerste twee groepen onder bepaalde voorwaarden recht
op een eenmalige tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: Tijdelijke regeling)4. Met onderhavige regeling wordt alsnog geregeld dat de laatstgenoemde specifieke
groep, namelijk de groep WW-gerechtigden met een periode van lager loon in verband
met ziekte of ZW-uitkering in de referteperiode van hun WW-dagloon, in aanmerking
komt voor een eenmalige tegemoetkoming. Naast de eenmalige tegemoetkoming kan de betreffende
WW-gerechtigde ook in aanmerking komen voor herziening van het dagloon. Dit is geregeld
met de wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met een
andere berekeningswijze van het WW- en ZW-dagloon in het geval van een lager dagloon
door ziekte in de referteperiode en enkele andere wijzigingen (Stb. 2018, 193).
2. Doel, gekozen instrumenten en gevolgen
Het doel van deze regeling is om een financiële tegemoetkoming te bieden aan degenen
die door de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 juli 2015 een lagere WW-uitkering
hebben ontvangen dan zij zouden hebben ontvangen als het nieuwe Dagloonbesluit reeds
op 1 juli 2015 van kracht zou zijn geweest. Met het nieuwe Dagloonbesluit wordt gedoeld
op de wijziging van het Dagloonbesluit waarmee voor nieuw5 ontstane WW-uitkeringen het dagloonverlagende effect van ziekte in de referteperiode
teniet wordt gedaan. In dat wijzigingsbesluit is tevens geregeld dat voor reeds op
30 november 2017 bestaande WW-uitkeringen de betrokkene een aanvraag of melding kan
doen om het WW-dagloon te herzien.
De eenmalige tegemoetkoming voor deze groep wordt daarom berekend over de periode
vanaf de dag van het ontstaan van de WW-uitkering, tot de dag waarop de WW-uitkering
is beëindigd of is herzien.6 Bij dat laatste wordt, indien er terugwerkende kracht verleend is aan de herziening
van het dagloon, de dag tot waaraan terugwerkende kracht is verleend als einddatum
van de periode waarover een eenmalige tegemoetkoming wordt berekend genomen.
3. Beschrijving van de doelgroepen en uitspraak Centrale Raad van Beroep
3.1 Beschrijving doelgroepen
Binnen de groep ‘WW-gerechtigden met een periode van lager loon in verband met ziekte
in de referteperiode van hun dagloon’ zijn de volgende subgroepen te onderscheiden:
-
• Er is een WW-recht ontstaan tussen 1 juli 2015 en 1 december 20177, terwijl in de referteperiode van het dagloon van dit recht in meer dan 12 weken
in die referteperiode minder loon is verdiend in verband met ziekte.
-
• Er is geen WW-recht ontstaan tussen 1 juli 2015 en 1 december 2017 vanwege de hoogte
van het inkomen van de werknemer, terwijl in de referteperiode van het dagloon van
dit niet-ontstane recht in meer dan 12 weken in die referteperiode minder loon is
verdiend in verband met ziekte.
Beide subgroepen hebben nadeel ondervonden van de wijziging van het Dagloonbesluit
per 1 juli 2015. Bij de eerste subgroep is dat bijvoorbeeld de situatie dat iemand
gedurende 18 maanden ziek is en gedurende de laatste zes maanden van de ziekteperiode
minder loon (ter hoogte van 70% van het dagloon) heeft ontvangen van zijn werkgever.
Na de herstelmelding werkt betrokkene nog zeven maanden en wordt dan werkloos. De
WW-uitkering wordt berekend naar 70%8 van het maandloon. Het genoten loon in de referteperiode is gedurende zes maanden
100% van het loon en gedurende zes maanden 70% van het loon (door de verminderde loonbetaling
door ziekte). Het dagloon is daardoor lager dan als er geen sprake geweest zou zijn
van verminderde loonbetaling door ziekte.
De tweede subgroep betreft een variant op de bovengenoemde situatie en is het beste
uit te leggen met een voorbeeld. Stel dat een betrokkene van 1 oktober 2016 tot en
met 31 maart 2017 een ZW-uitkering heeft (70% van dagloon € 100). De betrokkene gaat
weer volledig werken vanaf 1 april 2017 tegen een dagloon van € 100. Hij wordt werkloos
per 1 november 2017 (het dagloon van dat recht is – kort en goed – ((6 x € 70) + (6
x € 100)) / 12 = € 85), maar vindt meteen een baan tegen een dagloon van € 80. Indien
het gewijzigde Dagloonbesluit reeds al op deze situatie van toepassing zou zijn geweest,
zou het initiële dagloon € 100 zijn en zou er recht op WW-uitkering zijn ontstaan.
Aangezien het dagloon van de uitkering maar € 85 is, wordt het WW-recht geacht nooit
te zijn ontstaan.9 Het geleden nadeel zit daarmee in het niet ontstaan van een recht.
Voor beide groepen gelden enkele aanvullende voorwaarden. In de volgende twee situaties
bestaat geen recht op de eenmalige tegemoetkoming. Deze uitzonderingen staan reeds
in de Tijdelijke regeling en blijven gelden. Er bestaat geen recht op de eenmalige
tegemoetkoming indien de volgende WW-uitkering blijvend geheel is geweigerd vanwege
verwijtbare werkloosheid of indien het (ongemaximeerde) herziene dagloon niet meer dan 7% hoger is dan het (ongemaximeerde) dagloon. Zie voor een nadere uitleg over
de gestelde grens van 7% bij de eerdere groepen WW-gerechtigden de toelichting bij
de Tijdelijke regeling.10 Ook voor deze groep is eenzelfde uitzondering opgenomen. Ook wordt opgemerkt dat
het voor de nieuwe doelgroepen vast te stellen herziene dagloon nooit hoger kan zijn
dan het maximumdagloon.
De voorwaarde dat in meer dan 12 weken in de referteperiode sprake moet zijn van minder
loon wegens ziekte is een nieuwe voorwaarde, specifiek voor beide subgroepen. Deze
nieuwe voorwaarde heeft met name ten doel om de algehele uitvoering van de WW en aanverwante
regelingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersregelingen (hierna: UWV) uitvoerbaar
te houden. Indien er sprake is van een volledige referteperiode van één jaar komt
12 weken bijna overeen met de genoemde grens van 7%, indien er sprake is van een referteperiode
korter dan één jaar zal het verschil groter dan 7% moeten zijn, wil er sprake zijn
van recht op een eenmalige tegemoetkoming.11 Er hoeft geen sprake te zijn van aaneengesloten weken van ziekte als het in totaal
over de referteperiode maar optelt tot meer dan 12 weken. Aangezien de WW-gerechtigden
zich zelf moeten melden bij het UWV via het registratiesysteem (zie paragraaf 5 van
deze nota van toelichting), wordt het voor betrokkene duidelijker als de eis van 12
weken wordt gesteld dan enkel de eis van 7% verschil in dagloon.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid acht het gerechtvaardigd dat deze
extra voorwaarde wordt opgenomen (waardoor minder betrokkenen een eenmalige tegemoetkoming
krijgen), nu dat de uitvoering van het UWV – en daarmee de zekerheid voor anderen
die op enige wijze van UWV afhankelijk zijn – zeker stelt.
3.2 Uitspraak Centrale Raad van Beroep
Van belang is de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) van 19 juli
2017.12 In die uitspraak stelt de CRvB dat ziekte in de referteperiode van het WW-dagloon
geen dagloonverlagend effect mag hebben. De uitspraak van de CRvB en de hierop aangepaste
uitvoeringspraktijk van het UWV had gevolgen voor twee groepen:
-
1. voor de groep werknemers waarvan een nieuw WW-recht op of na 1 december 2017 is ontstaan.
Het UWV kon vanaf die datum voor nieuwe WW-uitkeringen gevolg geven aan de uitspraak;
-
2. voor de werknemers waarop de uitspraak zag en anderen waarvan het dagloon nog niet
definitief vaststond (bijvoorbeeld omdat deze in beroep/hoger beroep waren gegaan),
en daarnaast de betrokkenen die een succesvol verzoek hebben ingediend bij het UWV
om het dagloon te herzien.
Voor beide groepen geldt dat het dagloon reeds is herzien.
Wat betreft WW-gerechtigden die een geslaagd herzieningsverzoek voor een lopende WW-uitkering
na de uitspraak van de CRvB hebben gedaan, is het dagloon herzien. Deze WW-gerechtigden
worden niet uitgesloten van het verkrijgen van een eenmalige tegemoetkoming. De eenmalige
tegemoetkoming voor deze gevallen wordt daarom in de regel berekend over de periode
vanaf het ontstaan van het recht tot de datum van herziening van het dagloon als gevolg
van de CRvB-uitspraak. Hiermee wordt bewerkstelligd dat deze subgroep niet benadeeld
wordt ten opzichte van de personen die geen herzieningsverzoek hebben ingediend.
4. Hoogte van de eenmalige tegemoetkoming
Bij de berekening van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de doelgroep
moeten de volgende situaties worden onderscheiden:
-
• Er is een WW-recht ontstaan tussen 1 juli 2015 en 1 december 2017, terwijl in de referteperiode
van het dagloon sprake was van minder loon wegens ziekte dan wel het ontvangen van
ziekengeld tegen een uitkeringspercentage van minder dan 100.
-
• Er is geen WW-recht ontstaan tussen 1 juli 2015 en 1 december 2017 vanwege de hoogte
van het inkomen van de werknemer, terwijl in de referteperiode van het dagloon sprake
was van minder loon wegens ziekte dan wel het ontvangen van ziekengeld tegen een uitkeringspercentage
van minder dan 100.
Hierbij worden nog twee algemene opmerkingen gemaakt.
Het gebruikte herziene dagloon voor de bepaling van de eenmalige tegemoetkoming is
bijna gelijk aan het na de wijziging van het Dagloonbesluit (Stb. 2018, 193) herziene dagloon voor de WW-uitkering, tenzij het recht op WW-uitkering reeds is
geëindigd. ‘bijna’ refereert aan mogelijke indexatieverschillen; voor de eenmalige
tegemoetkoming wordt gerekend met een gemiddeld gewogen indexatie en bij het Dagloonbesluit
de daadwerkelijk plaatsgevonden indexaties.
Daarnaast is de einddatum van de periode waarop de eenmalige tegemoetkoming ziet afhankelijk
van de situatie. Er zijn drie situaties.13 De eerste situatie speelt wanneer het recht op WW-uitkering is geëindigd voor 1 juli
2018, want dan is de einddatum van de WW-uitkering ook gelijk aan de einddatum voor
de berekening van de eenmalige tegemoetkoming. De tweede situatie gaat om een WW-uitkering
waarvan het recht nog niet is geëindigd op 1 juli 2018, dan is de einddatum 1 juli
2018 indien er al voor 1 juli 2018 een melding is gedaan voor een eenmalige tegemoetkoming
en een dagloonherziening. De derde situatie gaat om een aanvraag die na 1 juli 2018
wordt gedaan voor een eenmalige tegemoetkoming, dan is de einddatum de eerste dag
van de kalendermaand waarin de aanvraag heeft plaatsgevonden. Door de beperking van
de aanvraagperiode kan de einddatum niet later zijn dan 31 december 2018. De ratio
achter deze werkwijze is dat dit zorgt voor een zo’n kort mogelijk periode waarover
terugwerkende kracht moet worden verleend van wijzigingen van het dagloon. Dat is
uitvoeringstechnisch te prefereren, terwijl het niet, dan wel nauwelijks, van invloed
is op de totale verstrekte gelden aan uitkering en eenmalige tegemoetkoming, bezien
over dezelfde periode.
4.1 Een WW-recht is ontstaan met een te laag dagloon wegens ziekte in de referteperiode
De berekening van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming is in deze situatie als
volgt. Eerst wordt een zogenoemd herzien dagloon berekend. Hierbij zijn twee situaties
(of een combinatie daarvan) denkbaar:
-
• Er is ziekengeld ontvangen tegen 70%: in dat geval wordt het ziekengeld opgehoogd
naar 100% door het ziekengeld te vermenigvuldigen met de factor 100/70.
-
• Er is sprake van verminderde loonbetaling wegens ziekte: er wordt gezocht naar een
vervangend (voorliggend) tijdvak waarin geen sprake was van verminderde loonbetaling
wegens ziekte.
Het aldus herberekende loon in de referteperiode wordt gedeeld door het aantal dagloondagen
in de kalendermaanden waarin loon is genoten. De uitkomst daarvan wordt vervolgens
vermenigvuldigd met een percentage. Dat heeft als achtergrond dat het dagloon waarmee
het herziene dagloon wordt vergeleken, na het ontstaan van het recht kan zijn geïndexeerd.
Om de uitvoering van de Tijdelijke regeling eenvoudig te houden wordt niet vermenigvuldigd
met de (eventuele) indexeringen die daadwerkelijk op het dagloon hebben plaatsgevonden,
maar met een gewogen gemiddelde van de indexeringen die in de periode van 1 juli 2015
tot 1 januari 2018 hebben plaatsgevonden. Dat is in dit geval 1,11%). Hierbij wordt
opgemerkt dat het berekende herziene dagloon niet hoger kan zijn dan het maximumdagloon
zoals dat geldt op 1 januari 2018. Vervolgens wordt het verschil berekend tussen het
herziene dagloon en het dagloon. Dat laatste is het dagloon zoals dat bij het ontstaan
van het WW-recht is vastgesteld en daarna eventueel is geïndexeerd. Over dit dagloonverschil
heeft de betreffende werknemer geen WW-uitkering ontvangen. Daarom wordt de hoogte
van de eenmalige tegemoetkoming berekend over dat dagloonverschil. Dat gebeurt door
dit dagloonverschil te vermenigvuldigen met het aantal rechtdagen en het uitkeringspercentage.
Voorbeeld 1
Het WW-recht is ontstaan met ingang van 1 juli 2016.
De dagloonreferteperiode loopt van 1 juni 2015 tot 1 juni 2016.
|
|
Betrokkene heeft gewerkt bij werkgever A van 1 januari 2000 tot 1 juli 2016.
Het loon bedraagt € 3.000 per maand.
In de periode van 1 februari 2014 tot 1 januari 2016 is betrokkene ziek geweest. De
werkgever heeft over de periode van 1 februari 2015 tot 1 januari 2016 70% van het
loon doorbetaald.
Het dagloon is als volgt berekend: (7 maanden x € 2.100 + 5 maanden x € 3.000 = € 29.700)
/ 261 dagen = € 113,79.
Betrokkene heeft recht op 15 maanden WW-uitkering (tot 1 oktober 2017).
Met ingang van 1 februari 2017 hervat betrokkene het werk en wordt de WW-uitkering
beëindigd.
|
|
In de dagloonreferteperiode is betrokkene meer dan 12 weken ziek geweest.
Er is dus mogelijk aanspraak op een eenmalige tegemoetkoming.
Vervolgens wordt het herziene dagloon berekend. Voor de maanden waarin de werkgever
verminderd loon heeft betaald wordt een vervangend tijdvak aangehouden. In de referteperiode
is geen voorliggend vervangend tijdvak gelegen waarin geen sprake is van verminderd
loon wegens ziekte. Daarom wordt een vervangend tijdvak genomen dat is gelegen direct
aansluitend na afloop van de ziekteperiode (analoog aan artikel 6, tweede lid, van
het Dagloonbesluit).
Dit betekent dat over de maanden 1 juni 2015 tot 1 januari 2016 in plaats van het
uitbetaalde loon ad € 2.100 per maand het hogere loon ad € 3.000 wordt aangehouden.
Het dagloon wordt daarmee: 12 x € 3.000 / 261 = € 137,93.
Dit herziene dagloon is meer dan 7% hoger dan het oorspronkelijke dagloon.
Er bestaat aanspraak op de eenmalige tegemoetkoming.
|
|
De tegemoetkoming bedraagt:
(€ 137,93 – € 113,79) x 70% x 7 maanden x 21,75 = € 2.573,03.
|
Voorbeeld 2
Het WW-recht is ontstaan met ingang van 1 januari 2017.
|
|
Betrokkene heeft gewerkt bij werkgever A op basis van een jaarcontract van
1 juni 2015 tot 1 juni 2016. Het loon bedraagt € 2.500 per maand.
Met ingang van 1 mei 2016 is betrokkene ziek. Over de maand mei 2016 heeft de werkgever
het loon volledig doorbetaald. Met ingang van 1 juni eindigt het jaarcontract. Omdat
betrokkene nog steeds ziek is, krijgt hij vanaf 1 juni 2016 een ZW-uitkering. De ZW-uitkering
bedraagt 70% (€ 1.750 per maand)). Per 1 januari 2017 is betrokkene hersteld.
Direct aansluitend werkt betrokkene nog twee maanden bij werkgever B tegen een loon
van € 2.600 per maand. Per 1 maart 2017 wordt betrokkene werkloos en ontvangt hij
een WW-uitkering.
|
|
De dagloonreferteperiode loopt van 1 februari 2016 tot 1 februari 2017.
Het dagloon is als volgt berekend: 4 maanden x € 2.500 + 7 maanden x € 1.750 + 1 maand
x € 2.600 = € 24.850 / 261 dagen = € 95,21.
Betrokkene heeft recht op 9 maanden WW-uitkering (tot 1 december 2017).
In de dagloonreferteperiode is betrokkene meer dan 12 weken ziek geweest.
Er is dus mogelijk aanspraak op tegemoetkoming.
Vervolgens wordt het herziene dagloon berekend. Voor de maanden waarin ZW-uitkering
is ontvangen wordt de ZW opgehoogd door de uitkering te vermenigvuldigen met de factor
100/70. Dit betekent dat over de maanden 1 juni 2016 tot 1 januari 2017 in plaats
van het uitbetaalde ziekengeld ad € 1.750 per maand het opgehoogde ziekengeld ad € 2.500
(100/70 x € 1.750) wordt aangehouden. Het dagloon wordt daarmee: 11 x € 2.500 + 1
x € 2.600 = € 30.100 / 261 = € 115,33.
Dit herziene dagloon is meer dan 7% hoger dan het oorspronkelijke dagloon.
Er bestaat aanspraak op de tegemoetkoming.
|
|
De tegemoetkoming bedraagt:
(€ 115,33- € 95,21) x 70% x 9 maanden x 21,75 = € 2.756,16.
|
4.2 Een WW-recht is niet ontstaan vanwege inkomsten
Stel dat een betrokkene van 1 september 2016 tot en met 31 maart 2017 een ZW-uitkering
heeft (dagloon € 100). De betrokkene gaat weer volledig werken vanaf 1 april 2017
tegen een maandloon van € 2.200. De dienstbetrekking eindigt per 1 oktober 2017. Direct
aansluitend gaat betrokkene in een andere dienstbetrekking werken tegen een loon van
€ 1.800 per maand.
De dagloonreferteperiode loopt van 1 september 2016 tot 1 september 2017.
Het dagloon wordt als volgt berekend:
7 maanden ZW-uitkering x € 2.175 x 70% + 5 maanden x € 2.200 = € 21.657,50 / 261 =
€ 82,98.
Het WW-maandloon bedraagt 21,75 x € 82,98 = € 1.804,82. Doordat betrokkene direct
aansluitend is gaan werken tegen een loon van € 1.800 was er geen sprake van relevant
loonverlies en is er geen recht op WW ontstaan.
Betrokkene is in de referteperiode voor het dagloon meer dan 12 weken ziek geweest.
Vervolgens wordt een herzien dagloon berekend. Hiervoor wordt de periode waarover
ZW-uitkering is ontvangen naar 70% opgehoogd tot 100% door de uitkering met de factor
100/70 te vermenigvuldigen.
Het dagloon wordt dan als volgt berekend:
7 maanden ZW x € 2.175 + 5 maanden x € 2.200 = € 26.225 / 261= € 100,48.
Met dit herziene dagloon zou wel recht op een WW-uitkering zijn ontstaan.
Betrokkene zou recht hebben gehad op 12 maanden WW. Deze duur wordt vermenigvuldigd
met 0,5.14
De tegemoetkoming wordt als volgt vastgesteld:
€ 100,48 – € 82,98 = € 17,50 x 70% x 6 maanden x 21,75 = € 1.598,63.
4.3 WW-dagloon al op eerder moment herzien ten gevolge van de uitspraak van de CRvB
Zoals in paragraaf 3 toegelicht zijn er ook situaties waarbij het dagloon al op een
eerder moment is herzien ten gevolge van de uitspraak van de CRvB. Dit kunnen dezelfde
situaties zijn als benoemd in de paragrafen 4.1 en 4.2. De berekening van de hoogte
van de tegemoetkoming is voor deze gevallen hetzelfde als toegelicht in de paragrafen
4.1 en 4.2 met dien verstande dat de periode waarover de eenmalige tegemoetkoming
wordt berekend niet loopt vanaf de (potentiële) eerste werkloosheidsdag, maar vanaf
de (potentiële) eerste werkloosheidsdag tot de datum waarop het dagloon al is herzien.15 Vanaf de datum dat het dagloon al is herzien, wordt immers de juiste hoogte van de
WW-uitkering verstrekt en wordt er geen financieel nadeel geleden.
4.4 Samenloop met verschillende uitkeringen
Het kan voorkomen dat in de kalendermaand waarin het recht op WW-uitkering (waarbij
er sprake is van ziekte in de referteperiode) ontstaat, er sprake is van een eerder
WW-recht, dan wel dat dat eerdere recht herleefde. Indien het dagloon van het latere
WW-recht lager is dan het dagloon van het eerdere recht, is er geen nadeel geleden
door het Dagloonbesluit 2015 tot het moment waarop de eerdere WW-uitkering is geëindigd.16 In die gevallen krijgt de werkloze werknemer pas vanaf de dag waarop de eerdere WW-uitkering
is geëindigd een eenmalige tegemoetkoming. Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van
de Tijdelijke regeling is van toepassing op de berekening. Hierdoor geldt dat voor
het latere WW-recht ook gewerkt wordt met een uitkeringspercentage van 70%, ook gedurende
de eerste 43,5 rechtdagen van dat recht.17
Indien het dagloon van het latere WW-recht echter hoger is dan het dagloon van het
eerder recht, is er al sprake van nadeel vanaf de dag het ontstaan van het latere
recht. Er moet dan ook een ophoging plaatsvinden van de eenmalige tegemoetkoming.
Deze vindt volgens dezelfde systematiek plaats als bij artikel 5a, derde lid, met
dien verstande dat de einddatum van de periode waarover de eenmalige tegemoetkoming
wordt berekend begrensd wordt op de datum waarop het dagloon van het latere WW-recht
is herzien.18
Er kan ook sprake zijn van samenloop met een eerder WW-recht waarbij het latere WW-recht
niet ontstaat (zie paragraaf 4.2). Ook in dit geval is er geen nadeel geleden door
het Dagloonbesluit 2015 tot het moment waarop de eerdere WW-uitkering is geëindigd.
In die gevallen wordt de eenmalige tegemoetkoming berekend met aftrek van de dagen
waarop er sprake was van een eerder WW-recht.
5. Uitvoeringsaspecten, uitvoeringstoets UWV, Adviescollege toetsing regeldruk en
internetconsultatie
Anders dan voor de groepen werknemers die al reeds zijn opgenomen in de Tijdelijke
regeling, is het voor het UWV niet mogelijk om onderhavige groep geautomatiseerd te
selecteren en te beoordelen. Voor de uitvoering van de tegemoetkoming heeft het UWV
informatie nodig uit vijf systemen. Het is technisch niet mogelijk om deze systemen
dusdanig aan elkaar te koppelen dat de juiste doelgroep automatisch kan worden geselecteerd.
Om die reden is er bij deze derde groep voor gekozen dat WW-gerechtigden zich zelf
moeten melden. Om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming geldt onder meer dat
een werknemer in de dagloonreferteperiode in totaal meer dan 12 weken ziek moet zijn
geweest.
Er is een mogelijkheid om een grove selectie te maken van de groep WW-gerechtigden
die zich hebben ziekgemeld in en rondom de maanden waarin de referteperiode van het
dagloon valt door het gebruik van de specifieke codes in de polisadministratie waaruit
blijkt dat er sprake is geweest van ziekte. Dit leidt echter tot een selectie van
een uitermate grote groep van WW-gerechtigden, inclusief degenen die slechts een aantal
dagen ziek zijn geweest of geen inkomensvermindering hebben gehad. De omvang van deze
groep is dusdanig groot, grofweg enkele honderdduizenden, dat het niet in de buurt
komt van de daadwerkelijk beoogde doelgroep van de eenmalige tegemoetkoming.
Deze grote groep mensen persoonlijk informeren over het bestaan van een eenmalige
tegemoetkoming, waarbij niet met zekerheid gemeld kan worden dat betrokkene in aanmerking
komt voor die tegemoetkoming, zou waarschijnlijk leiden tot heel veel vragen en onzekerheid.
Om die reden is er voor deze groep WW-gerechtigden voor gekozen om hen niet aan te
schrijven, maar is er gekozen voor de inrichting van een registratiesysteem. Daarnaast
is op verschillende manieren en kanalen informatie verstrekt over de voorwaarden om
in aanmerking te komen voor de eenmalige tegemoetkoming en de over mogelijkheid om
geregistreerd te worden.
Geregeld is dat WW-gerechtigden zich zelf moeten melden bij het UWV als zij menen
dat zij voldoen aan de voorwaarden voor toekenning van een eenmalige tegemoetkoming.
UWV zal dan voor deze groep ambtshalve een eenmalige tegemoetkoming berekenen en toekennen.
Hiertoe heeft het UWV op zijn website een registratiesysteem opengesteld. Betrokkenen
kunnen zich gedurende een afgebakende periode (vanaf 1 januari 2018 tot en met 1 juli
2018) op de website melden. Na de sluitingsdatum van deze registratieperiode zal het
UWV starten met de beoordeling van het recht op en vaststelling van de hoogte van
de eenmalige tegemoetkoming. Dat zal vermoedelijk betekenen dat de betalingen van
de eenmalige tegemoetkoming voor deze groep in de laatste helft van 2018 zullen gaan
plaatsvinden. In de situatie dat betrokkene op dat moment nog een recht heeft op WW-uitkering,
zal het dagloon van de nog lopende WW-uitkering worden aangepast. Met deze aantekeningen
is onderhavige wijzigingsregeling voor het UWV uitvoerbaar, met ingang van de beoogde
invoeringsdatum van 1 juli 2018. Daarnaast heeft het UWV in de uitvoeringstoets aangegeven
dat voorliggende wijzigingsregeling handhaafbaar is.
De regeldruk voor deze groep – althans, indien zij hun recht willen effectueren –
is met de gekozen wijze beperkt. Een WW-gerechtigde die zich wil registreren is naar
schatting ongeveer 20 minuten bezig met het kennisnemen van de regeling en het daadwerkelijk
doen van een aanvraag. Voor werknemers die zich voor een herziening van het dagloon
én een aanvraag voor een eenmalige tegemoetkoming melden bij het UWV zijn de gegevens
die zij moeten aanleveren bij het UWV hetzelfde. Hierdoor wordt er voor gezorgd dat
de regeldruk zoveel mogelijk beperkt blijft.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR) heeft deze regeling ook getoetst.
Het ATR vindt dat nut en noodzaak van de maatregelen duidelijk en adequaat in de toelichting
zijn gemotiveerd.
Naar aanleiding van opmerkingen van het ATR over minder belastende alternatieven,
is de toelichting aangevuld. Het ATR beveelt aan om het aantal mogelijke melders te
ramen en dit op te nemen in de financiële paragraaf. De toelichting bij deze regeling
is hierop aangepast.
Dat het UWV niet zonder melding of aanvraag kan vaststellen wie potentieel recht hebben
op een tegemoetkoming en wat de hoogte daarvan is, heeft ook voordelen. Zo hoeven
de benodigde afwijkingen van de reguliere wijze waarop een dagloon wordt bepaald voor
deze groep niet te worden doorgevoerd, nu het vaststellen van het recht op een eenmalige
tegemoetkoming en de hoogte daarvan een veelal handmatig proces wordt. In een aangiftetijdvak
genoten loon hoeft niet per definitie te worden toegerekend aan de kalendermaand waarin
de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt. De afwijkingen in de Tijdelijke regeling
ten opzichte van het Dagloonbesluit worden voor de nieuwe groep dan ook teniet gedaan.
Wel wordt voor de berekening van het herziene dagloon gewerkt met een gewogen gemiddelde
van de indexeringen die hebben plaatsgevonden in de periode van 1 juli 2015 tot en
met 1 juli 2018. Zo wordt de uitvoering op dit punt vereenvoudigd, zonder dat dit
significante gevolgen heeft voor de rechthebbende.
De voorgenomen wijzigingen (namelijk de wijziging van het Dagloonbesluit en onderhavige
wijzigingsregeling) hebben in de periode van 22 januari 2018 tot en met 19 februari
2018 opengestaan voor internetconsultatie. In totaal zijn 7 reacties ontvangen (inclusief
het advies van het ATR). De ontvangen reacties, voor zover deze zien op de regeling,
gaan in hoofdzaak in op een tweetal punten. In de eerste plaats gaan de reacties over
het feit dat werknemers die voor een tegemoetkoming en eventuele herziening in aanmerking
kunnen komen, zelf een melding moeten doen bij het UWV. Gevraagd wordt of alle mogelijke
inspanningen worden gedaan en middelen actief worden ingezet om deze groep te bereiken.
Naar aanleiding daarvan is de toelichting aangepast, om duidelijker te maken waarom
gekozen is voor het opgezette meldingssysteem.
In de tweede plaats hebben de reacties betrekking op de voorwaarde dat een WW-gerechtigde
ten minste 12 weken ziek moet zijn geweest om in aanmerking te komen voor een eenmalige
tegemoetkoming. Zoals ook is opgenomen in de toelichting bij paragraaf 3.1 is deze
eis gesteld omdat het dan voor de WW-gerechtigde duidelijk(er) is wanneer hij in aanmerking
kan komen voor het recht op een eenmalige tegemoetkoming. Deze voorwaarde is een goed
te begrijpen voorwaarde zodat betrokkene zelf kan beoordelen of hij in aanmerking
komt voor de eenmalige tegemoetkoming.
6. Financiering en financiële gevolgen
In de financiering van deze wijzigingsregeling wordt voorzien door het Rijk. Hiertoe
wordt een rijksbijdrage verstrekt aan het UWV. De op grond van deze regeling te verstrekken
tegemoetkomingen en de daaraan verbonden uitvoeringskosten komen ten laste van de
begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De te verstrekken tegemoetkomingen worden geraamd op € 4 miljoen (inclusief sociale
lasten). Dat is gebaseerd op het scenario in de uitvoeringstoets van het UWV waarbij
2.000 mensen een eenmalige tegemoetkoming succesvol aanvragen. De gemiddelde eenmalige
tegemoetkoming wordt geraamd op ongeveer € 1.700 (bruto, exclusief sociale lasten).
De uitvoeringskosten van de wijzigingsregeling bedragen € 0,3 miljoen. Het betreft
incidentele uitvoeringskosten (over 2018).
Artikelsgewijs
Deze wijzigingsregeling vindt haar grondslag in de artikelen 32d, tweede lid, van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en 3, eerste lid, juncto 9
van de Kaderwet SZW-subsidies. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
kunnen op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies tijdelijke, spoedeisende
verstrekkingen van aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies, worden
verstrekt. De tijdelijkheid van de aanspraken op financiële middelen vindt zijn weerslag
in artikel 13, tweede lid, Tijdelijke regeling, waarin, na inwerkingtreding van deze
wijzigingsregeling, is bepaald dat de Tijdelijke regeling met ingang van 1 januari
2021 vervalt.
Artikel I
Onderdeel A
Onder 1 van dit onderdeel regelt het vervallen van de begripsbepaling van ziekte.
In de begripsbepaling was opgenomen dat ziekte de ongeschiktheid was tot het verrichten
van de bedongen arbeid als bedoeld in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek. Hierdoor zou ziekte waardoor niet de bedongen arbeid kon worden
uitgevoerd (bij het verkrijgen van een ZW-uitkering is vaak geen sprake van een dienstverband,
dus is er geen sprake van ‘bedongen arbeid’), niet onder de begripsbepaling vallen.
Door het vervallen van de begripsbepaling ziet ziekte, genoemd in artikel 2, eerste
lid, aanhef en onderdelen g en h, zowel op de situatie dat er door ziekte sprake is
van een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever, als ziekte waarvoor een ZW-uitkering
wordt verkregen.
Onder 2 regelt dat de werknemer, bedoeld in eerste lid, aanhef en onderdelen g en
h, is uitgesloten van de werking van artikel 1, tweede lid. Zie hiervoor ook de toelichting
in de voorlaatste alinea van paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, Dagloonbesluit is recent gewijzigd en werkt terug
tot en met 1 december 2017. De wijziging van dat onderdeel werkt tevens door in het
loonbegrip in artikel 1, eerste lid, van de Tijdelijke regeling. Die doorwerking zit
in de berekening van de eenmalige tegemoetkoming, indien er sprake is van een ZW-uitkering
in de referteperiode van het WW-dagloon. Aanvullingen en toeslagen op een ZW-uitkering
zijn daarom geen onderdeel van het loon.
Onderdeel B
Onder 1 van dit onderdeel zorgt ervoor dat twee nieuwe doelgroepen in aanmerking komen
voor een eenmalige tegemoetkoming. Dat zijn de nieuwe doelgroepen die reeds zijn toegelicht
in paragraaf 3.1 van het algemeen deel van deze toelichting.
Onder 2 wijzigt het derde lid van artikel 2. In dat artikellid is geregeld dat het
herziene ongemaximeerde dagloon ten minste 7% hoger moet zijn dan het ongemaximeerde
niet-herziene dagloon. Door de aanpassing wordt die voorwaarde ook van toepassing
op de nieuwe doelgroepen. Hierbij is van belang dat de voorwaarde van ‘ten minste
7% hoger’ van toepassing is op de doelgroep in het geheel en niet op de uitsplitsing
die is gemaakt in de artikelen 5ca en 5cb. Kortom: als er sprake is van een dagloon
dat 4% lager is als gevolg van verminderde loondoorbetaling en 4% lager als gevolg
van een ontvangen ZW-uitkering, wordt voldaan aan de voorwaarde. Ditzelfde principe
geldt voor de voorwaarden ‘meer dan 12 weken ziek’.
Onder 3 wijzigt het vierde lid van artikel 2. Door die wijziging komt de werknemer
die tot de nieuwe doelgroep behoort (ook) niet in aanmerking voor de eenmalige tegemoetkoming,
indien de WW-uitkering blijvend en geheel is geweigerd. Deze werkloze werknemer heeft
geen nadeel ondervonden van zijn te lage dagloon, nu de uitkering blijvend en geheel
is geweigerd.19
Onder 4 regelt een technische verbetering; er zijn geen inhoudelijke wijzigingen.
Onder 5 voegt een nieuw zevende lid aan artikel 2 toe met betrekking tot (de beperking
van) het aantal rechthebbenden op de eenmalige tegemoetkoming. Analoog aan het vijfde
en zesde lid wordt (onder vernummering van het zevende lid tot het achtste lid) in
het zevende lid opgenomen wanneer een werknemer, bedoeld in het eerste lid, aanhef
en onderdeel h, geen recht heeft op een eenmalige tegemoetkoming. Dezelfde motivering20 omtrent het geen recht hebben op een eenmalige tegemoetkoming betreffende de werknemer,
bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is van toepassing op het recht van
de werknemer, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel h. Daarom zijn ook de
uitzonderingen, genoemd in het vijfde en zesde lid, voor het recht op een eenmalige
tegemoetkoming van toepassing.
Onderdeel C
In artikel 5ca is opgenomen hoe de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming moet worden
berekend voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel
g. Dit is reeds toegelicht in paragraaf 4.1.
In artikel 5cb is opgenomen hoe de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming moet worden
berekend voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel
h. Dit is reeds toegelicht in paragraaf 4.2.
Ter verduidelijking wordt opgemerkt wat het vierde lid, onderdeel b, van beide artikelen
beoogt: dat indien er sprake is van minder loon als gevolg van ziekte in een aangiftetijdvak
er een vervangend aangiftetijdvak wordt gebruikt waarin er geen sprake is van ziekte.
Dit wordt gedaan volgens de systematiek van artikel 6 Dagloonbesluit (waardoor er,
als er bijvoorbeeld sprake is van verlof in het vervangende aangiftetijdvak, vervolgens
weer wordt gekeken of er in een ander vervangende aangiftetijdvak die omstandigheid
niet voordoet).
In het vijfde lid van beide artikelen is opgenomen hoe de eenmalige tegemoetkoming
moet worden berekend indien er sprake is van samenloop met een eerder recht, dan wel
een recht dat herleeft. Dit is nader toegelicht in paragraaf 4.4 van het algemeen
deel van deze toelichting.
In het zesde lid van beide artikelen is bepaald wat de hoogte van de (totale) eenmalige
tegemoetkoming is indien er sprake is van samenloop binnen de artikelen. Dat kan bijvoorbeeld
voorkomen indien de betrokkene in de referteperiode een paar maanden recht heeft op
loondoorbetaling (waarbij de eenmalige tegemoetkoming wordt berekend op grond van
het derde en vierde lid) en vervolgens later in de referteperiode een ZW-uitkering
ontvangt (waarbij de eenmalige tegemoetkoming wordt berekend op grond van het eerste
en tweede lid). Een vereenvoudigd voorbeeld: stel dat de referteperiode twaalf aangiftetijdvakken
bevat, waarbij in de eerste drie maanden sprake is van loondoorbetaling van 70% van
het dagloon van € 100, vervolgens zes maanden na herstel een dagloon van € 100 en
vervolgens (na afloop van het dienstverband en terugval in de ziekte) drie maanden
een ZW-uitkering van 70% van een dagloon van € 100. Het zesde lid voorziet er in dat
een herzien dagloon wordt vastgesteld waarin zowel de ZW-uitkering is opgehoogd, en
de lagere loondoorbetaling is vervat.21
Onderdeel D
Met onderdeel D wordt een lid toegevoegd aan artikel 5d. Zoals reeds in paragraaf
3.2 van het algemeen deel van deze toelichting uitgezet, kan het zijn dat een werkloze
werknemer reeds een (geslaagd) herzieningsverzoek heeft ingediend. Het door de betrokkene
geleden nadeel is daarmee beperkt. De periode waarover de eenmalige tegemoetkoming
moet worden berekend, kan in dergelijke situaties worden beperkt tot de dag waarop
het dagloon is herzien in verband met de bedoelde uitspraak van de CRvB. Voor de situatie
waarin daadwerkelijk het recht op WW-uitkering is ontstaan, voorziet artikel 5ca reeds
in een wijze waarop de eenmalige tegemoetkoming is berekend. Voor de situatie waarin
geen recht op WW-uitkering is ontstaan door toepassing van artikel 16, achtste lid,
WW, en er na een succesvol herzieningsverzoek alsnog een uitkering is ontstaan, dient
er alsnog een berekening te worden gemaakt voor de eenmalige tegemoetkoming voor de
periode van het moment van niet-ontstaan van de WW-uitkering, tot het moment van het
alsnog ontstaan van de WW-uitkering.22
Onderdeel E
Met het voorgestelde onderdeel wordt de matigingsbevoegdheid van het UWV verbreed,
zodat ook matiging kan plaatsvinden met betrekking tot een eenmalige tegemoetkoming
in verband met een door ziekte te laag WW-dagloon. Het doel van de matigingsbevoegdheid
is hetzelfde als bij de introductie van die matigingsbevoegdheid. Er zijn voorbeelden
waarin er sprake is van dermate veel overcompensatie dat de verstrekking van de –
niet gematigde – eenmalige tegemoetkoming niet in verhouding staat tot het eventuele
geleden nadeel. In dat geval vindt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
het gerechtvaardigd dat de eenmalige tegemoetkoming wordt gematigd. Hiermee worden
de kosten van deze regeling gedrukt. De matigingsbevoegdheid kan door het UWV worden
gebruikt in het geval van samenloop van verschillende eenmalige tegemoetkomingen,
op verschillende grondslagbepalingen. Bij het gebruik van de bevoegdheid tot matiging
wordt in elk geval de verhouding tussen het dagloon op grond van het Dagloonbesluit
2015, en het dagloon op grond van het Dagloonbesluit, zoals dat vanaf 1 juli 2018
luidt, in acht genomen.
Onderdeel F
In artikel 7 van de Tijdelijke regeling is de wijze waarop iemand aanspraak kan maken
op een eenmalige tegemoetkoming geregeld. Betrokkenen die behoren tot de nieuwe doelgroep
kunnen op aanvraag en via een melding een eenmalige tegemoetkoming verkrijgen. Zie
hiervoor reeds paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting. Artikel 7 bevat
ook de termijnen waarbinnen het UWV moet beslissen op een aanvraag. Deze termijnen
zijn onverkort van toepassing op de nieuwe doelgroep. De wijziging van artikel 7 zorgt
ervoor dat aanvragen moeten zijn gedaan voor 1 januari 2019. Hoewel dit betrekkelijk
kort lijkt, heeft het UWV reeds sinds 1 januari 2018 naar mogelijk betrokkenen gecommuniceerd
dat zij in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Deze periode
van een jaar is naar de mening van de regering een redelijke periode om een recht
te verzilveren. Het verder openhouden van de aanvraagtermijn zou bezwaarlijk zijn,
in verband met de inspanningen die het UWV moet verrichten (niet enkel voor de Tijdelijke
regeling, maar voor het geheel aan UWV opgedragen taken). De aanvraagperiode voor
de groep zogenoemde herlevers duurt langer (tot 1 april 2019). Dit omdat er slechts
een kleine groep herlevers is die zichzelf moet melden en herlevers uit deze groep
mogelijk later in actie zouden kunnen komen in de aanvankelijke verwachting dat UWV
het recht op tegemoetkoming kon vaststellen. Bij onderhavige groep is het voor iedereen
duidelijk dat zij zich zelf moeten melden.
Zoals gesteld heeft het UWV reeds sinds 1 januari 2018 gecommuniceerd dat betrokkenen
mogelijk in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Daarvoor heeft het
UWV ook een registratiesysteem opengesteld. Betrokkenen hebben zich hier kunnen melden,
zonder daadwerkelijk een aanvraag te doen. Dat laatste zou ook niet succesvol kunnen,
nu er voor de totstandkoming van deze wijzigingsregeling nog geen grondslag was voor
het verlenen van een eenmalige tegemoetkoming (in verband met ziekte tijdens de referteperiode
van het WW-dagloon). Het UWV zal deze meldingen ambtshalve oppakken. Hiertoe is ook
het eerste lid van artikel 7 aangepast.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018. Vanaf die dag is het UWV
in staat om deze wijzigingsregeling uit te voeren en daarnaast meldingen in verband
met dagloonherzieningen te verwerken. De inwerkingtredingsdatum houdt verband met
de uitvoering van het verstrekken van de eenmalige tegemoetkoming voor de groep herlevers.
Die groep komt vanaf 1 april 2018 in aanmerking voor een eenmalige tegemoetkoming.
De verwachting en wens is om voor 1 juli 2018 die groep grotendeels tegemoet te komen,
waarna de focus komt te liggen op de doelgroep van onderhavige regeling.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees