Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 september 2014, nr. 628086, houdende ontheffingsgronden eindtoetsing PO (Beleidsregel ontheffingsgronden eindtoetsing PO)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 9b, vierde lid, onderdelen a en b, van de Wet op het primair onderwijs,

Besluit:

Artikel 1. Interpretatie van de ontheffingsgronden

  • 1. Onder (a) zeer moeilijk lerende leerlingen of (b) meervoudig gehandicapte leerlingen voor wie het zeer moeilijk lerend zijn één van de handicaps is, zoals genoemd in artikel 9b, vierde lid, onderdelen a en b, van de Wet op het primair onderwijs, wordt verstaan:

    • a. een leerling waarvan het ontwikkelingsperspectief aantoont dat de verwachte uitstroombestemming het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of het uitstroomprofiel dagbesteding in het speciaal onderwijs is. In het ontwikkelingsperspectief is dit voldoende onderbouwd met gegevens uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem en de factoren die de ontwikkeling en het leren van de leerling belemmeren en bevorderen, of

    • b. een leerling met een IQ dat lager is dan 70.

  • 2. Bij een IQ- test geldt dat deze voldoet aan de criteria van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN). Indien de IQ-test ouder is dan twee jaar bevestigen gegevens uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem dat de ontwikkeling van de leerling niet verder is dan het niveau van eind groep 5 van het basisonderwijs.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 3. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffingsgronden eindtoetsing po.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

ALGEMENE TOELICHTING

In artikel 9b, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) is vastgelegd dat sommige leerlingen zijn uitgezonderd van de verplichting van het maken van een eindtoets omdat zij moeilijk toetsbaar zijn. Deze leerlingen mogen gewoon meedoen aan de eindtoetsing. Zo zal het voor sommige leerlingen goed zijn om mee te doen met de rest van hun klasgenoten om ze bijvoorbeeld het gevoel te geven dat zij erbij horen. Andere leerlingen kunnen door de toets echter onnodige stress ervaren of gedemotiveerd raken terwijl het voor hen niet per se van belang is voor de verwijzing naar het voortgezet onderwijs. De school moet voor deze leerlingen maatwerk kunnen bieden. De wet biedt het bevoegd gezag daarom de mogelijkheid om mede op basis van de toetsgegevens in het leerling- en onderwijsvolgsysteem en in overleg met de betrokken ouders of verzorgers, gemotiveerd te bepalen dat geen eindtoets wordt afgelegd door:

  • a. zeer moeilijk lerende leerlingen,

  • b. meervoudig gehandicapte leerlingen voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is, en

  • c. leerlingen die vier jaar of korter in Nederland zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen.

Met de komst van passend onderwijs komt de verplichte indicatiestelling bij de leerlingen in categorie (a) en (b) te vervallen, waardoor deze termen niet meer op alle basisscholen eenduidig kunnen worden gebruikt. Het is echter wel belangrijk dat er voldoende duidelijkheid is over de toepassing van deze twee ontheffingsgronden, zodat de school de nodige houvast heeft bij de afweging of een leerling uitgezonderd kan worden van het maken van de eindtoets. Deze beleidsregel biedt deze duidelijkheid. Voor de leerlingen in categorie (c) die vier jaar of korter in Nederland zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen bestaat geen onduidelijkheid. Deze beleidsregel gaat dan ook alleen in op de genoemde categorie (a) en (b).

De inhoud van deze beleidsregel sluit zo nauw mogelijk aan bij de praktijk van passend onderwijs. Dit om zo goed mogelijk aan te kunnen sluiten bij elke individuele leerling en om de lasten voor de school zo beperkt mogelijk te houden. Om het gewenste maatwerk te kunnen realiseren, biedt de richtlijn het bevoegd gezag dan ook meerdere mogelijkheden voor de onderbouwing en motivering van de beslissing om de betreffende leerling niet te laten deelnemen aan de eindtoets. Deze motivering dient in de leerlingadministratie van de school zelf aanwezig te zijn voor het geval de betrokken ouders daarom vragen. Het hoeft echter nergens te worden aangeleverd.

Elke leerling die extra ondersteuning krijgt vanuit het samenwerkingsverband zal na de invoering van passend onderwijs een ontwikkelingsperspectief (OPP) hebben. Daarin wordt duidelijk wat de uitstroombestemming van de leerling naar het voortgezet onderwijs is, welke ondersteuning hij/zij ontvangt en of er wordt afgeweken van het reguliere programma. De verwachte uitstroombestemming in het OPP biedt een concreet en relevant aanknopingspunt voor de ontheffingsgronden voor de eindtoets. Binnen het OPP bestaan de volgende mogelijke uitstroombestemmingen: het reguliere voortgezet onderwijs, het praktijkonderwijs en de verschillende uitstroomprofielen binnen vso (diplomagericht, arbeidsmarkt en dagbesteding). De uitstroomprofielen vso-arbeidsmarkt en vso-dagbesteding zijn speciaal gericht op leerlingen die zeer moeilijk lerend zijn. Dit maakt het mogelijk om deze uitstroomprofielen te gebruiken als concrete invulling van deze twee ontheffingsgronden. De school is er zelf voor verantwoordelijk om dit voldoende te motiveren, onder andere met behulp van het leerling- en onderwijsvolgsysteem.

Deze benadering omvat echter niet noodzakelijkerwijs alle leerlingen die zeer moeilijk lerend zijn. Sommige van deze leerlingen stromen namelijk uit naar andere vormen van onderwijs, zoals bijvoorbeeld het praktijkonderwijs. Om te zorgen dat ook deze leerlingen niet onnodig worden getoetst bevat deze beleidsregel de mogelijkheid om een leerling met een IQ onder de 70 te ontheffen van de verplichting om een eindtoets af te nemen. Ook hier is het de beslissing van het bevoegd gezag of de leerling vrijwillig meedoet aan de eindtoets of dat de school de leerling hiervan ontheft.

De Wet Eindtoetsing PO (Stb. 2014, nr. 13) zal binnen vier jaar worden geëvalueerd. Hierbij zal ook worden gekeken of onderhavige beleidsregel in de praktijk goed hanteerbaar is. De uitkomst daarvan zal een rol kunnen spelen met het oog op het voornemen om te zijner tijd de eindtoetsing uit te breiden naar het speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs en de eindtoetsen aan te passen aan deze doelgroepen.

Administratieve en uitvoeringslasten

Door zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de praktijk van passend onderwijs wordt de uitvoeringslast voor scholen beperkt. De leerlingen in kwestie dienen in de meeste gevallen al over een onderbouwd OPP met uitstroomprofiel te beschikken en vaak zal een IQ-test onderdeel uitmaken van deze onderbouwing. Daarnaast wordt de uitvoeringslast beperkt door meerdere mogelijkheden op te nemen om aan te tonen dat een leerling aan de ontheffingsgrond voldoet.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven