TOELICHTING
Algemeen
1. Doel
Het doel van deze regeling is het verbeteren van het studiesucces van mbo-gediplomeerden
in het eerste hbo-studiejaar. Hiermee wordt bedoeld dat activiteiten die voor subsidie
in aanmerking komen moeten bijdragen aan de succesvolle afronding van het eerste hbo-studiejaar
door mbo-gediplomeerden. Van een succesvolle afronding is sprake als de mbo-gediplomeerde
in het eerste hbo-studiejaar een positief bindend studieadvies krijgt.
2. Achtergrond
2.1. Ontwikkeling van uitval en switch van mbo-gediplomeerden in het hbo
Jaarlijks stromen er ruim 60.000 mbo-studenten door naar het hbo. Het is daarmee,
na de havo, de belangrijkste doorstroomroute naar het hbo.
De doorstroom van het mbo naar het hbo staat onder druk. Tussen 2010 en 2015 steeg
de uitval en switch van de eerstejaars hbo-studenten met een mbo-vooropleiding van
36% naar 41%. Hiervan stopte 21% helemaal met studeren, 20% switchte van opleiding.
Hoewel de meest recente cijfers een stabilisering of lichte afname van de uitval suggereren,
is deze nog steeds te hoog. Dat is niet alleen een gemiste kans voor de studenten
die het betreft, maar ook voor de instellingen waar zij studeren en voor onze samenleving
als geheel.1
2.2. Emancipatoire functie van de doorstroomroute mbo-hbo
De doorstroomroute mbo-hbo vervult een belangrijke emancipatoire functie in ons onderwijsstelsel.
Studenten met een mbo-diploma die doorstuderen op het hbo zijn vaker afkomstig uit
wijken met een lagere sociaaleconomische status dan havisten. 1 op de 3 mbo-studenten
die in het hbo instromen is afkomstig uit een wijk met een lage sociaaleconomische
status, tegenover nog geen 1 op de 4 havisten.2 Daarmee biedt de doorstroomroute van mbo naar hbo kansen aan jongeren die om verschillende
redenen nog niet het maximale uit hun mogelijkheden hebben kunnen halen.
Ook is de route mbo-hbo van belang voor de emancipatie van jongeren met een niet-westerse
migrantenachtergrond. Studenten met een niet-westerse migrantenachtergrond nemen vaker
de route via het mbo dan via de havo om in het hbo terecht te komen.3
2.3 Redenen van uitval
Onderzoek van ResearchNed toont aan dat redenen voor uitval in het hbo verschillen,
maar de voornaamste redenen zijn: het niet uitkomen van verwachtingen van studenten,
het ontbreken van motivatie, de manier waarop het onderwijs gegeven wordt, de zwaarte
van de studie en het zich 'niet thuis voelen' op de opleiding. Vergeleken naar vooropleiding
geven mbo-gediplomeerden vaker aan te zijn gestopt met de hbo-opleiding omdat de studie
te zwaar was en minder vaak vanwege een verkeerde studiekeuze, niet uitgekomen verwachtingen
of omdat ze onvoldoende gemotiveerd zouden zijn.4 Een vergelijkbaar beeld komt naar voren uit de schoolverlatersonderzoeken van het
ROA.5
Per student zullen de redenen voor uitval uit de hbo-opleiding verschillen. Uit diverse
studies blijkt dat persoonskenmerken zoals geslacht, leeftijd, herkomst en prestaties
in het voorafgaande onderwijs van invloed zijn, maar ook niet-cognitieve kenmerken
en inschattingen en verwachtingen van docenten en ouders.6
Voor studenten waarvoor de route mbo-hbo een belangrijke emancipatoire functie vervult
kunnen ook specifieke problemen spelen. Zo wijst lector doorstroom mbo-hbo Louise
Elffers op de uitdagingen voor studenten die als eerste uit hun gezin gaan studeren
aan het hoger onderwijs (eerste-generatie-studenten). Lager opgeleide ouders kennen
de wereld van het hbo vaak onvoldoende om hun zoon of dochter goed te ondersteunen.
Eerste-generatiestudenten kunnen daarom extra geholpen worden bij de overgang naar
het hbo door ze (bijvoorbeeld in de eerste maanden van het hbo) toegang te bieden
tot aanvullende ondersteuning in de vorm van (peer-to-peer) coaching.7
Onderzoek van Wolff (2013) toont aan dat studenten met een niet-westerse migrantenachtergrond
vaker dan studenten zonder migrantenachtergrond problemen lijken te ondervinden van
grootschalig georganiseerde opleidingen met weinig sturing en grote afstand tot docenten
en begeleiders. Het lukt hen in zo’n leeromgeving niet altijd om een netwerk op te
bouwen dat de beperktere bagage en steun die ze van huis uit meekrijgen, kan compenseren.
Elke student die het kan en de motivatie bezit om na het mbo een hbo-opleiding af
te ronden moet die kans krijgen, ongeacht zijn of haar sociale achtergrond. Deze regeling
draagt bij aan het stimuleren van de succesvolle doorstroom van mbo-studenten naar
het hbo door activiteiten binnen instellingen die hierop gericht zijn financieel te
ondersteunen.
3. Activiteiten
Uit de onderzoeken van ResearchNed onder studenten naar de redenen voor uitval komt
naar voren dat studenten vaak goed kunnen aangeven wat ze nodig hebben om de overstap
van het mbo naar het hbo succesvol te kunnen maken. Het is van belang dat de activiteiten
die met deze regeling worden gefinancierd zo goed mogelijk aansluiten bij de behoeften
van studenten en een concrete bijdrage leveren aan hun studiesucces. Daarom zijn studenten
gevraagd om voorstellen te ontwikkelen die bijdragen aan het verbeteren van het studiesucces
van mbo-gediplomeerden in het hbo.
In de maanden januari 2017 tot en met april 2017 zijn groepjes mbo- en hbo-studenten
begeleid bij het ontwikkelen van voorstellen. In verschillende bijeenkomsten zijn
studenten gecoacht bij het opstellen van een projectplan, waarbij zowel aandacht voor
de probleemanalyse als voor de praktische uitvoering is geweest, inclusief de financiën
en noodzaak tot evaluatie. Hierbij is tevens van belang dat de plannen praktisch inpasbaar
zijn in, en aansluiten op bestaande initiatieven van, de instellingen waar de deelnemers
studeren. Daarom zijn ook docenten, decanen of studiebegeleiders uitgenodigd om een
bijdrage te leveren aan de bijeenkomsten.
Het is de bedoeling geweest dat, door het eigenaarschap van de planontwikkeling bij
studenten te leggen, er nieuwe, innovatieve ideeën ontstaan die goed aansluiten op
de behoeften van studenten zelf. Door deelname aan het project leerden studenten bovendien
diverse vaardigheden en competenties die bijdragen aan hun overstap van het mbo naar
het hbo en het studiesucces op het hbo (bv. onderzoeksmethoden, presentatietechnieken,
probleemdefiniëring, samenwerken, plannen en organiseren en formuleren en rapporteren).
Aan het eind van het project zijn de plannen van studenten gepresenteerd aan instellingen
tijdens een landelijke bijeenkomst en (onder redactie van een professioneel bureau)
opgenomen in een (digitale) brochure die op www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo wordt gepubliceerd.
Deze digitale brochure bevat een (geredigeerde) weerslag van alle studentenvoorstellen.
Om voor subsidie in aanmerking te komen is het noodzakelijk dat de aanvrager ten minste
aan één van de studentenvoorstellen uit de brochure uitvoering geeft. De aanvrager
werkt één of meerdere studentenplannen uit tot een subsidieaanvraag en kan hierbij
onderdelen toevoegen om de praktische uitvoerbaarheid en inpasbaarheid in het beleid
van de instelling te verbeteren.
In aanvulling op de studentenplannen kan de mbo-instelling of de hogeschool subsidie
aanvragen voor activiteiten die gericht zijn op het aantoonbaar verbeteren van het
studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding.
Hierbij wordt met studiesucces bedoeld het percentage mbo-gediplomeerden dat met goed
gevolg het eerste studiejaar van een hbo-opleiding afrondt. Het effect van activiteiten
met dit doel moet meetbaar zijn, zodat de activiteiten voor opschaling en verspreiding
in aanmerking komen.
De activiteiten die een instelling in aanvulling op de studentenplannen wil uitvoeren
moeten gericht zijn op mbo-4 studenten in het laatste of voorlaatste studiejaar en/of
mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van het hbo. Deze activiteiten komen niet
voor subsidie in aanmerking indien het gaat om activiteiten die reeds aan de studenten
worden aangeboden. Zo kunnen onderdelen van het reguliere onderwijsprogramma of keuzedelen
waarvoor studenten al kunnen kiezen, niet voor subsidie in aanmerking komen. Wel is
het mogelijk om activiteiten die bijvoorbeeld enkel binnen de opleiding Economie worden
aangeboden, aan te bieden aan studenten van de opleiding Verpleegkunde. Tot slot moet
de deelnemersraad of de medezeggenschapsraad van de aanvrager hebben ingestemd met
het activiteitenplan.
4. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de
kaderregeling) van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde
(artikel 1.4 van de kaderregeling), de uitwerking van de wijze van verdeling van de
subsidie (artikel 2.3 van de kaderregeling), de melding van andere aanvragen (artikel
3.6 van de kaderregeling), het overzicht financiële situatie (artikel 3.7 van de kaderregeling),
de vergoeding van diensten aan derden (artikel 5.3 van de kaderregeling), de meldingsplicht
(artikel 5.7 van de kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de kaderregeling)
ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.
Met deze subsidieregeling wordt alleen van artikel 3.1 van de kaderregeling afgeweken.
Het aanvraagformulier is, in afwijking van artikel 3.1 van de kaderregeling, namelijk
gepubliceerd op www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo.
5. Aanvraagprocedure
5.1 Procedure
Subsidies in het kader van deze regeling zijn beschikbaar voor bekostigde mbo-instellingen
en hogescholen.
Er worden twee aanvraagperioden georganiseerd. De eerste aanvraagperiode start op
1 augustus 2017 en loopt tot en met 30 september 2017. De tweede aanvraagperiode loopt
vanaf 1 januari 2018 tot en met 30 april 2018. Aanvragen die buiten deze aanvraagperioden
worden ingediend worden afgewezen.
De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld door DUS-I. Omdat aanvragen
op volgorde van binnenkomst worden beoordeeld, loont het de moeite om zo snel mogelijk
na het begin van de aanvraagperiode een aanvraag in te dienen.
5.2 Subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag kan worden ingediend door een mbo-instelling of een hogeschool.
De subsidieaanvraag moet minimaal € 25.000,– en maximaal € 200.000,– bedragen.
Met de ondergrens van € 25.000,– wordt versnippering van middelen over meerdere kleinere
projecten voorkomen en worden instellingen gestimuleerd om aan de slag te gaan met
projecten waarmee een substantiële verbetering wordt gerealiseerd van de verbetering
van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van het hbo.
Het maximale subsidiebedrag van € 200.000,– is vastgesteld om te voorkomen dat slechts
enkele instellingen aanspraak kunnen maken op de middelen.
Een mbo-instelling of een hogeschool kan per aanvraagperiode slechts éénmaal aanspraak
maken op subsidie.
5.3 Aan te leveren informatie
Uitsluitend aanvragen die worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op website
www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo worden in behandeling genomen.
Aanvragers dienen de volgende informatie aan te leveren:
-
(1) Een activiteitenplan waarin ten minste het volgende is opgenomen:
-
• Een uitwerking van het studentenplan of de studentenplannen uit de brochure. In het
activiteitenplan wordt aangegeven welk plan of welke plannen de aanvrager uit zal
voeren, op welke wijze dit zal plaatsvinden en in hoeverre hierop in aanvulling gerelateerde
andere activiteiten worden uitgevoerd.
-
• In het activiteitenplan moet een analyse worden opgenomen van de behoeften waarin
de activiteiten voorzien en de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan de verbetering
van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding.
Hiertoe beantwoordt de aanvrager de volgende vragen, die in het online aanvraagformulier
staan vermeld:
-
○ Welk probleem wordt opgelost met de activiteiten?
-
○ Op basis van welke bronnen wordt verwacht dat de activiteiten leiden tot een verbetering
van het studiesucces van de deelnemers in het hbo?
-
○ Welke partijen zijn betrokken bij de probleemanalyse en de ontwikkeling van de subsidieaanvraag?
-
• Op grond van artikel 3.4 van de kaderregeling bevat het activiteitenplan ook een beschrijving
van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten en een beschrijving
van de met de activiteiten na te streven doelstellingen, resultaten of producten.
-
• Een schriftelijke verklaring van de deelnemersraad of medezeggenschapsraad van de
aanvrager waaruit blijkt dat de raad instemt met het activiteitenplan.
-
(2) Een begroting die voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3.5 van de kaderregeling
en waaruit in elk geval duidelijk worden de totale kosten van de activiteiten. Artikel
3.5 van de kaderregeling bepaalt dat een begroting per activiteit een overzicht van
de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager behelst. Het betreft enkel de kosten
en opbrengsten voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt
aangevraagd. Daarnaast worden de begrotingsposten ieder afzonderlijk van een toelichting
voorzien en is de begroting sluitend. De begroting kan sluitend worden gemaakt met
een eigen bijdrage of met één of meerdere bijdragen van derden.
-
(3) De aanvrager geeft bij de aanvraag een verklaring waaruit blijkt dat de activiteiten
waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen activiteiten betreffen die reeds worden aangeboden
aan de studenten. Het is de bedoeling dat met behulp van deze subsidie studenten nieuwe
activiteiten krijgen aangeboden ter verbetering van hun studiesucces in het eerste
studiejaar van een hbo-opleiding. Keuzedelen waarvoor studenten al kunnen kiezen of
extra rekenonderwijs dat studenten al kunnen krijgen, komen niet voor subsidie in
aanmerking. Wel is het mogelijk om activiteiten die aan studenten van een bepaalde
opleiding worden aangeboden en aantoonbaar bijdragen aan het studiesucces, aan te
bieden aan studenten van een andere opleiding.
6. Besluit tot subsidieverlening
Uiterlijk 13 weken nadat een subsidie is aangevraagd, wordt de aanvrager in kennis
gesteld over het besluit op de aanvraag (artikel 4.1, eerste lid, van de kaderregeling).
Wanneer een aanvraag onvolledig of onvolkomen is, wordt de aanvrager, indien het totaal
beschikbare budget nog niet is uitgeput, eenmalig in de gelegenheid gesteld de aanvraag
te herstellen (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Een herstelde aanvraag
dient zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor het einde van de aanvraagperiode te worden
ingediend. De aanvraag wordt in behandeling genomen vanaf de dag waarop deze volledig
is ingediend, op voorwaarde dat het beschikbare budget nog niet is uitgeput en op
voorwaarde dat in die periode aan de aanvrager nog geen subsidie is verleend (zie
artikel 9, vierrde lid).
7. Subsidieverplichtingen
Naast de verplichtingen zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de kaderregeling, gaan ontvangers
van de subsidie op grond van deze regeling de volgende verplichtingen aan:
-
• Om kennisdeling over de gesubsidieerde projecten te stimuleren dient een subsidieontvanger
op verzoek van de minister mee te werken aan ten minste één bijeenkomst die in het
kader van de Gelijke Kansen Alliantie door het ministerie van OCW wordt georganiseerd.
Tijdens deze bijeenkomsten delen subsidieontvangers ervaringen over de gesubsidieerde
projecten.
-
• Als de subsidieontvanger na indiening van de aanvraag voor dezelfde of soortgelijke
activiteiten een subsidie of een andere financiële bijdrage aanvraagt bij een of meer
bestuursorganen meldt hij dit terstond aan de minister.
8. Beschikbaar budget
In totaal is € 11.000.000,– beschikbaar voor aanvragen. In de eerste aanvraagperiode
is € 4.000.000,– beschikbaar en in de tweede aanvraagperiode is € 7.000.000,– beschikbaar.
Aanvragen kunnen worden ingediend zolang er budget beschikbaar is. Per aanvraag kan
maximaal € 200.000,– toegekend worden. Alle aanvragen worden op volgorde van binnenkomst
behandeld en subsidies worden toegekend zolang het budget van een aanvraagperiode
dit toelaat.
Mocht het budget in 2017 niet worden uitgeput dan wordt dit bedrag toegevoegd aan
het subsidiebedrag voor het kalenderjaar 2018.
9. Verantwoording
Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar
toe te rekenen subsidie in de jaarrekening herkenbaar als bate verantwoord, en worden
de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. De subsidie moet worden verantwoord
overeenkomstig model G onderdeel 1 (voor subsidies van € 25.000,– tot € 125.000,–)
of G onderdeel 2 (voor subsidies van € 125.000,– of meer). De verwerking van niet-bestede
middelen geschiedt in dat laatste geval in de jaarrekening van het laatste jaar van
besteding.
Naast de financiële verantwoording van de besteding van de gelden in de jaarrekening
moeten de instellingen jaarlijks een activiteitenverslag opstellen. Dit verslag bevat:
-
a. een overzicht van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,
-
b. een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de gerealiseerde
activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,
-
c. een beschrijving van de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten
of producten, en
-
d. een beschrijving in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
10. Evaluatie
De activiteiten waaraan subsidie wordt toegekend op basis van deze regeling worden
geëvalueerd zodat kennis wordt opgedaan over activiteiten die bijdragen aan het studiesucces
van mbo-gediplomeerden in het eerste jaar van het hbo. In opdracht van het ministerie
van OCW zal een onafhankelijke evaluatie van de subsidieregeling plaatsvinden. De
evaluatie kan bijvoorbeeld bestaan uit het invullen van een vragenlijst, het afnemen
van een interview of het deelnemen aan een focusgroep. Subsidieontvangers zijn verplicht
om aan deze evaluatie mee te werken.
11. Administratieve lasten aanvragers
Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen
aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Deelname aan
deze regeling is vrijwillig en brengt dus geen verplichte administratieve lasten met
zich mee.
Uitgangspunt is dat het aanvraagproces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk
administratieve lasten creëert. Vanuit DUS-I wordt een format beschikbaar gesteld,
waarmee de aanvraag wordt ingediend. Aanvragers wordt gevraagd om een beknopt, maar
duidelijk activiteitenplan in te dienen.
Voor de aanvragers worden de administratieve lasten geschat op gemiddeld circa 40
uur per aanvraag. Ook is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen
van) de aanvraag moet herstellen, hetgeen gemiddeld 8 uur kost. Voor de verantwoording
wordt 24 uur per subsidieontvanger gerekend.
We gaan uit van 73 aanvragen (maximaal € 200.000,–) van gemiddeld € 150.000 per aanvraag.
De administratieve lasten bedragen dan (73 * 40) + (0,2 * 73 * 8) + (73 * 24) = 4788
uur. Uitgaande van een uurtarief van € 60,– is dit € 287.328,–, ofwel iets minder
dan 3% van het totaal beschikbare bedrag.
12. Uitvoering
De regeling wordt namens de minister van OCW uitgevoerd door DUS-I, die de regeling
op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch
ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar
wordt gesteld op de www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo. De uitvoeringslasten die met de uitvoering van deze regeling zijn gemoeid, zijn
door DUS-I geschat op ongeveer 29 uur per aanvraag.
Daarnaast is voor het ontwikkelen van instrumentarium, zoals een digitale aanvraagpagina,
eenmalig een bedrag van circa € 20.000,– voorzien. De totale uitvoeringslasten bedragen
ongeveer € 170.000,– ofwel 1,22% van het totaal beschikbare budget.
DUS-I wordt tot slot gevraagd om gedurende de looptijd van de regeling tussenrapportages
en een eindrapportage aan de minister te leveren bij de minister.
13. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking per 1 augustus 2017. Vanaf begin 2017 vinden er voorlichtingsbijeenkomsten
plaats over deze subsidieregeling.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel is een aantal definities opgenomen.
Onderdeel c geeft een omschrijving van het begrip ‘hbo-student’. In deze regeling
heeft dat een specifieke betekenis en wordt onder ‘hbo-student’ een student verstaan
die met goed gevolg een mbo-4 opleiding (middenkader- of specialistenopleiding) heeft
afgerond, ten bewijze daarvan een diploma heeft ontvangen en in het eerste studiejaar
van het hbo zit.
Onderdeel h geeft een omschrijving van het begrip ‘mbo-gediplomeerde’. In deze regeling
heeft dat een specifieke betekenis en wordt daarmee een deelnemer bedoeld die een
mbo-4 opleiding (middenkader- of specialistenopleiding) met goed gevolg heeft afgerond
en ten bewijze daarvan een diploma heeft ontvangen.
Onderdeel i geeft een omschrijving van het begrip ‘mbo-instelling’. Bekostigde regionale
opleidingencentra, vakinstellingen en agrarische opleidingscentra vallen onder dit
begrip.
Onderdeel j geeft een omschrijving van het begrip ‘mbo-student’. In deze regeling
heeft dat een specifieke betekenis en wordt met mbo-student bedoeld de deelnemer in
het laatste of voorlaatste jaar van een mbo-4 opleiding (middenkader- of specialistenopleiding).
Onderdeel l geeft een omschrijving van het begrip ‘studiejaar’. Studiejaar in het
mbo betreft immers een ander tijdvak dan studiejaar in het hbo. In het mbo wordt als
studiejaar het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli gehanteerd, in het hbo betreft
het studiejaar het tijdvak van 1 september tot en met 31 augustus. Voor deze regeling
geldt dat het tijdvak dat als studiejaar wordt gehanteerd, afhangt van de aanvrager
die de subsidieaanvraag indient. Indien een mbo-instelling een aanvraag indient, geldt
het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli. Dient een hogeschool een aanvraag in,
geldt het tijdvak van 1 september tot en met 31 augustus.
Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten
De minister kan subsidie verstrekken aan een mbo-instelling of een hogeschool voor
activiteiten ter verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste
studiejaar van een hbo-opleiding. In de algemene toelichting in paragraaf 1 is toegelicht
wat onder verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden wordt verstaan.
Artikel 3 Brochure doorstroom mbo-hbo
Zoals in de algemene toelichting in paragraaf 3 is beschreven, hebben mbo-studenten
en hbo-studenten tezamen plannen gemaakt om het studiesucces van mbo-gediplomeerden
in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding te verbeteren. Al deze plannen zijn
onder elkaar gezet in een brochure en gepubliceerd op de website www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo. Een mbo-instelling of hogeschool die subsidie aanvraagt op grond van deze regeling
kiest zelf aan welk van deze plannen zij uitvoering wil geven.
Artikel 4 Subsidiecriteria
Subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die voldoen aan de criteria in dit
artikel.
Zo moet met de activiteiten ten minste uitvoering worden gegeven aan één van de studentenplannen
uit de brochure (eerste lid, onderdeel a). Een mbo-instelling of hogeschool mag overigens
in aanvulling op het studentenplan activiteiten uitvoeren die bijdragen aan de verbetering
van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van het hbo.
Daarnaast moet de deelnemersraad bij een subsidieaanvraag van een mbo-instelling of
de medezeggenschapsraad bij een aanvraag van een hogeschool instemmen met het activiteitenplan
(eerste lid, onderdeel b). Hiermee wordt aan studenten de mogelijkheid gegeven zich
uit te spreken over de plannen van de instelling.
In het tweede lid is aangegeven aan welke voorwaarden de activiteiten waarvoor een
mbo-instelling of een hogeschool in aanvulling op de studentenplannen subsidie aanvraagt
moeten voldoen. De activiteiten moeten bijdragen aan de verbetering van het studiesucces
van gediplomeerde mbo-4 studenten die in het eerste studiejaar van het hbo zitten
(tweede lid, onderdeel a). Daarnaast moet het gaan om activiteiten voor mbo-4 studenten
in het laatste of voorlaatste studiejaar van hun opleiding of mbo-gediplomeerden in
het eerste studiejaar van het hbo (tweede lid, onderdeel b). Voorts mogen de activiteiten
waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen activiteiten betreffen die reeds worden aangeboden
aan de studenten (tweede lid, onderdeel c). In de algemene toelichting in paragraaf
5.3 onder 3 is dit laatste punt nader toegelicht.
Artikel 5 Uitvoering activiteiten
De te subsidiëren activiteiten starten uiterlijk in het studiejaar 2018/2019. Dit
geldt zowel voor aanvragen die in de aanvraagperiode in 2017 als voor aanvragen die
in de aanvraagperiode in 2018 worden ingediend.
In het tweede lid is bepaald dat de activiteiten uiterlijk na drie studiejaren moeten
zijn afgerond. Dit betekent dat activiteiten die starten in het studiejaar 2017–2018,
in het studiejaar 2020–2021 moeten zijn afgerond. De activiteiten die starten in het
studiejaar 2018–2019, moeten uiterlijk in 2021–2022 worden afgerond. Zoals in artikel
1, onderdeel l, is aangegeven hangt het tijdvak dat als studiejaar wordt gehanteerd
af van de aanvrager. Indien een mbo-instelling een aanvraag indient, geldt het tijdvak
van 1 augustus tot en met 31 juli. Dient een hbo-instelling een aanvraag in, geldt
het tijdvak van 1 september tot en met 31 augustus.
Artikel 6 Omvang subsidie
In dit artikel worden kaders gegeven voor de omvang van de subsidie. Er is gekozen
voor een ondergrens van € 25.000,–. Hiermee wordt versnippering van middelen over
meerdere kleinere projecten voorkomen en een instelling gestimuleerd om serieus werk
te maken van de verbetering van de doorstroom van studenten van mbo naar hbo. Daarnaast
is bepaald dat een subsidie aan een mbo-instelling of hogeschool maximaal € 200.000,–
per aanvraagperiode kan bedragen. Hiermee wordt voorkomen dat slechts een beperkt
aantal instellingen voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Artikel 7 Subsidieplafond
Voor deze subsidie wordt een subsidieplafond gehanteerd. Voor het kalenderjaar 2017
is een bedrag van ten hoogste € 4.000.000,– beschikbaar. Voor het kalenderjaar 2018
is € 7.000.000,– beschikbaar. Mocht het beschikbare bedrag voor het einde van de aanvraagperiode
al zijn verleend, zullen aanvragen die nog binnenkomen worden afgewezen. Ook aanvragen
waarbij toewijzing ervan zal leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, omdat
het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd hoger is dan het bedrag dat op dat moment
nog beschikbaar is voor de subsidie, zullen worden geweigerd. Mocht het bedrag in
2017 niet volledig worden uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het
subsidieplafond voor 2018.
Artikel 8 Wijze van verdeling beschikbare middelen
In dit artikel staat dat het beschikbare bedrag wordt verdeeld in de volgorde van
binnenkomst. De beoordeling start direct na ontvangst van de aanvraag. Aanvragers
hoeven dus niet te wachten totdat alle aanvragen zijn ingediend. Aanvragers ontvangen
binnen dertien weken bericht of hun aanvraag is toegekend. Ingevolge artikel 2.3,
eerste lid, van de kaderregeling zal, indien meerdere aanvragen op hetzelfde moment
en op het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt, worden ontvangen, de minister
door middel van loting vaststellen aan wie de subsidie wordt verleend.
Artikel 9 De subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend via de website: www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo.
Er zijn twee aanvraagperioden. De eerste periode loopt van 1 augustus 2017 tot en
met 30 september 2017. De tweede aanvraagperiode loopt van 1 januari 2018 tot en met
30 april 2018. Aanvragen die buiten deze periode worden ingediend worden afgewezen.
Bij de subsidieaanvraag verklaart de instelling dat de activiteiten geen activiteiten
betreffen die reeds worden aangeboden aan de studenten.
Zoals in paragraaf 5.2 van de algemene toelichting is toegelicht kan aan een mbo-instelling
of een hogeschool per periode maximaal één subsidie worden verstrekt.
Niet uitgesloten is dat een instelling in een aanvraagperiode meer aanvragen indient.
Op grond van de kaderregeling worden de aanvragen in de volgorde van binnenkomst behandeld,
met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene
wet bestuursrecht eenmalig gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag
en het tijdstip waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen, met betrekking tot de
verdeling als de datum en het tijdstip van ontvangst geldt.
Indien twee of meer aanvragen op hetzelfde tijdstip worden ontvangen op het moment
dat het subsidieplafond wordt bereikt, stelt de minister de onderlinge rangschikking
van deze aanvragen door middel van loting vast.
Artikel 10 Activiteitenplan
In dit artikel is de informatie opgenomen die het activiteitenplan ten minste moet
bevatten. In paragraaf 5.3 van de algemene toelichting is deze informatie nader toegelicht.
Artikel 11 Verplichtingen
In aanvulling op de verplichtingen zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de kaderregeling,
moet de ontvanger van de subsidie aan de volgende verplichtingen voldoen.
Op verzoek van de minister verleent de ontvanger van de subsidie medewerking aan ten
minste één landelijke of één regionale bijeenkomst die in het kader van de Gelijke
Kansen Alliantie van het ministerie van OCW worden georganiseerd. Door deelname van
de subsidieontvanger aan deze bijeenkomsten kunnen ook anderen kennisnemen van de
ervaringen en/of resultaten van de activiteiten die met de subsidie zijn uitgevoerd.
Hiermee wordt bewerkstelligd dat een grote groep instellingen haar voordeel kan doen
met de ervaringen van de subsidieontvanger en eventueel goede voorbeelden kan toepassen
binnen haar eigen instelling.
Daarnaast dient de ontvanger van de subsidie de minister te berichten als de ontvanger
na de aanvraag voor dezelfde begrote kosten een andere subsidie of financiële bijdrage
heeft aangevraagd. Met dit artikel wordt cumulatie van subsidies voorkomen. Overigens
moet de ontvanger op grond van artikel 3.6 van de kaderregeling bij de aanvraag melding
maken van andere aanvragen voor dezelfde begrote kosten.
Artikel 12 Andere financiële bijdragen
Zoals aangegeven komen enkel activiteiten voor subsidie in aanmerking waarvoor geen
andere financiële bijdrage is ontvangen. Een subsidieaanvrager- of ontvanger moet
een andere aanvraag voor activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie
is aangevraagd of ontvangen melden bij de minister (artikel 3.6 van de kaderregeling
en artikel 11 van deze regeling). Mocht blijken dat voor de activiteiten een andere
financiële bijdrage is ontvangen, brengt de minister dit bedrag in mindering bij de
vaststelling van een subsidie.
Artikel 13 Besteding en verantwoording
In dit artikel is opgenomen hoe de vaststelling en de verantwoording geschiedt. Er
is in dit artikel onderscheid gemaakt tussen een subsidie die € 25.000,– tot € 125.000,–
bedraagt en een subsidie van meer dan € 125.000,–.
Zoals voor bekostigde instellingen gebruikelijk is, wordt een subsidie tussen € 25.000,–
en € 125.000,– direct vastgesteld binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. Per
kwartaal wordt een gelijk deel van het subsidiebedrag aan de subsidieontvanger betaald.
Voor subsidie tussen € 25.000,– en € 125.000,– geldt dat het niet aangewende deel
van de subsidie kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt
verstrekt, indien de activiteiten waarvoor subsidie is ontvangen volledig zijn uitgevoerd
en aan alle verplichtingen is voldaan.
Voor een subsidie die meer bedraagt dan € 125.000,– geldt dat de subsidie binnen 13
weken na ontvangst van de aanvraag wordt verleend. De subsidie mag echter uitsluitend
worden besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet-bestede middelen
worden teruggevorderd.
In paragraaf 9 van de algemene toelichting is de verantwoording toegelicht.
Artikel 14 Activiteitenverslag
In dit artikel is opgenomen welke informatie er in het activiteitenverslag moet worden
opgenomen. Het activiteitenverslag kan worden opgenomen in het jaarverslag.
Artikel 15 Wijziging Regeling jaarverslaggeving onderwijs
Deze wijziging betreft herstel van een omissie in de regeling van 14 december 2016
tot wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (Stcrt. 2016, 70619). Daarin was een opdracht tot wijziging van Bijlage 3 bij de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs onjuist geformuleerd, waardoor de Sdu de wijziging niet kon doorvoeren (en
volstaan heeft met het plaatsen van een opmerking in de metadata van de Bijlage 3).
Tevens is een onjuiste verwijzing hersteld.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker