Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 februari 2017, nr. MBO/1065470, houdende regels voor subsidieverstrekking voor verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste jaar van het hbo (Subsidieregeling doorstroom mbo-hbo)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet overige OCW-subsidies, artikel 1.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, de artikelen 2, vierde lid, en 4 van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC, artikel 18, vijfde lid, van het Bekostigingsbesluit WVO, de artikelen 2.5.3, tweede lid, 2.5.4, tweede lid, en 2.5.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 5.2.1 en 5.2.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB en artikel 2.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. brochure:

brochure doorstroom mbo-hbo als bedoeld in artikel 3;

b. hbo:

hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

c. hbo-student:

mbo-gediplomeerde die het eerste studiejaar van een opleiding hbo volgt als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

d. hogeschool:

instelling als bedoeld in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder c en g, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

e. instelling:

hogeschool of mbo-instelling;

f. kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

g. mbo:

beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

h. mbo-gediplomeerde:

deelnemer die een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d en e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs met goed gevolg heeft afgesloten en ten bewijze daarvan een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs heeft ontvangen;

i. mbo-instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

j. mbo-student:

deelnemer in het laatste of voorlaatste studiejaar van een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d en e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

k. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

l. studiejaar:

voor zover het een subsidieaanvraag van het bevoegd gezag van een mbo-instelling betreft, het tijdvak dat aanvangt op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daarop volgend jaar; voor zover het een subsidieaanvraag van een hogeschool betreft, het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgend jaar.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten

De minister kan aan het bevoegd gezag van een mbo-instelling of een hogeschool subsidie verstrekken voor het uitvoeren van activiteiten die bijdragen aan de succesvolle afronding van het eerste studiejaar van een hbo-opleiding door een mbo-gediplomeerde.

Artikel 3 Brochure doorstroom mbo-hbo

  • 1. De brochure is een overzicht van plannen van studenten om het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding te verbeteren.

  • 2. De brochure wordt gepubliceerd op www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo.

Artikel 4 Subsidiecriteria en weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a. ten minste aan één van de studentenplannen uit de brochure uitvoering wordt gegeven; en

    • b. de deelnemersraad, bedoeld in artikel 8a.1.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of de medezeggenschapsraad, bedoeld in artikel 10.17 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, van de mbo-instelling of de hogeschool die de aanvraag indient, heeft ingestemd met het activiteitenplan als bedoeld in artikel 10.

  • 2. Activiteiten in aanvulling op de studentenplannen komen slechts voor subsidie in aanmerking indien zij:

    • a. aantoonbaar bijdragen aan de verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding;

    • b. zijn gericht op mbo-studenten of hbo-studenten; en

    • c. geen activiteiten betreffen die reeds aan de studenten worden aangeboden.

  • 3. Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverstrekking in ieder geval geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien:

    • a. de kosten voor de activiteiten niet in redelijke verhouding staan tot de beoogde resultaten; of

    • b. onvoldoende is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 5 Uitvoering activiteiten

  • 1. De te subsidiëren activiteiten vangen uiterlijk in het studiejaar 2018/2019 aan.

  • 2. De te subsidiëren activiteiten zijn uiterlijk na drie studiejaren afgerond.

Artikel 6 Omvang subsidie

De subsidie bedraagt ten minste € 25.000,– en ten hoogste € 200.000,– per subsidieaanvraag.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor het kalenderjaar 2017 een bedrag van € 4.000.000,– beschikbaar. Voor het kalenderjaar 2018 is een bedrag van € 7.000.000,– beschikbaar.

  • 2. Indien het bedrag dat voor subsidieverlening voor het kalenderjaar 2017 beschikbaar is, door subsidieverleningen niet wordt uitgeput, wordt dit resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag dat voor subsidieverstrekking voor het kalenderjaar 2018 beschikbaar is.

Artikel 8 Wijze van verdeling beschikbare middelen

De minister verdeelt het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 9 Subsidieaanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 3.1 van de kaderregeling wordt een aanvraag tot verlening van een subsidie ingediend via de website www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo.

  • 2. In 2017 kunnen aanvragen worden ingediend van 1 augustus 2017 tot en met 30 september 2017. In 2018 kunnen aanvragen worden ingediend van 1 januari 2018 tot en met 30 april 2018. De minister wijst aanvragen die zijn ingediend buiten deze perioden, af.

  • 3. De aanvrager verklaart in zijn aanvraag dat de activiteiten waaraan in aanvulling op de studentenplannen uitvoering wordt gegeven, geen activiteiten zijn die reeds aan de studenten worden aangeboden.

  • 4. Per aanvraagperiode wordt aan een mbo-instelling of een hogeschool ten hoogste één subsidie verstrekt.

Artikel 10 Activiteitenplan

In aanvulling op artikel 3.4 van de kaderregeling bevat het activiteitenplan ten minste:

  • a. een uitwerking van het studentenplan of de studentenplannen uit de brochure waaraan uitvoering wordt gegeven en, indien van toepassing, een uitwerking van de activiteiten waaraan in aanvulling op één of meerdere studentenplannen uitvoering wordt gegeven;

  • b. een analyse van de behoeften waarin de activiteiten voorzien en de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan de verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding; en

  • c. een schriftelijke verklaring van de deelnemersraad, bedoeld in artikel 8a.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of de medezeggenschapsraad, bedoeld in artikel 10.17 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van de aanvrager, waaruit blijkt dat de raad heeft ingestemd met het activiteitenplan.

Artikel 11 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister medewerking aan ten minste één landelijke of één regionale bijeenkomst die in het kader van de Gelijke Kansen Alliantie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal worden georganiseerd.

  • 2. Als de subsidieontvanger na indiening van de subsidieaanvraag voor dezelfde of soortgelijke activiteiten een subsidie of een andere financiële bijdrage aanvraagt bij één of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan terstond mededeling aan de minister.

Artikel 12 Andere financiële bijdragen

De minister kan subsidies of andere financiële bijdragen die zijn verstrekt door één of meer andere bestuursorganen voor dezelfde of soortgelijke activiteiten, in mindering brengen bij de vaststelling van de subsidie.

Artikel 13 Besteding en verantwoording

  • 1. De subsidie van € 25.000,– tot € 125.000,– wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. In afwijking van artikel 6.1, tweede lid, van de kaderregeling betaalt de minister per kwartaal een gelijk deel van het subsidiebedrag. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. De verantwoording geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G onderdeel 1. De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding.

  • 2. De subsidie van € 125.000,– en meer wordt verleend binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. In afwijking van artikel 6.1, tweede lid, van de kaderregeling verleent de minister een voorschot van 100% en betaalt per kwartaal een gelijk deel van het subsidiebedrag. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G onderdeel 2. De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding. De vaststelling vindt plaats binnen een jaar na de indiening van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding. Niet-bestede middelen worden teruggevorderd.

Artikel 14 Activiteitenverslag

  • 1. De subsidieontvanger toont aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Het activiteitenverslag kan worden opgenomen in het jaarverslag en komt wat betreft de inrichting overeen met de inrichting van het activiteitenplan. Indien het activiteitenverslag niet wordt opgenomen in het jaarverslag, wordt het voor 1 juli gezonden aan DUS-I.

  • 2. Het activiteitenverslag bevat:

    • a. een overzicht van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,

    • b. een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,

    • c. een beschrijving van de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten of producten, en

    • d. een beschrijving in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 15 Wijziging Regeling jaarverslaggeving onderwijs

In de Regeling jaarverslaggeving onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In artikel 5, tweede lid, wordt de zinsnede ‘bedoeld in artikel 3, onder j’ vervangen door: ‘bedoeld in artikel 3, onder e3 en i,’.

2. In Bijlage 3, onderdeel A1, wordt ‘In het onderdeel Continuïteitsparagraaf van het bestuursverslag worden de navolgende kengetallen over het verslagjaar en de drie daaropvolgende jaren, aangeduid met respectievelijk T+1, T+2 en T+3 opgenomen:

Deze kengetallen worden voorzien van een toelichting waarin het bestuur aangeeft welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht.’ vervangen door:

In het onderdeel Continuïteitsparagraaf van het bestuursverslag worden de navolgende kengetallen opgenomen over het verslagjaar en de vijf jaren volgend op het verslagjaar, aangeduid met T+1, T+2, T+3, T+4 en T+5. Het opnemen van de meerjarenbegroting in de jaren T+4 en T+5 is verplicht als sprake is van majeure investeringen. Dit geldt ook als sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting in de sectoren primair en voortgezet onderwijs. Onder majeure investering wordt verstaan elke investering die een aanzienlijke invloed heeft op de bedrijfsvoering dan wel de vermogenspositie van de betrokken instelling. Er is sprake van een majeure investering als het totaal van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten van de instelling gelijk is of groter dan 15%. De kengetallen worden voorzien van een toelichting waarin het bestuur aangeeft welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht.

Artikel 16 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017 met dien verstande dat artikel 15 in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en geldt met ingang van het verslagjaar 2016.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2022.

Artikel 17 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling doorstroom mbo-hbo.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

Algemeen

1. Doel

Het doel van deze regeling is het verbeteren van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste hbo-studiejaar. Hiermee wordt bedoeld dat activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen moeten bijdragen aan de succesvolle afronding van het eerste hbo-studiejaar door mbo-gediplomeerden. Van een succesvolle afronding is sprake als de mbo-gediplomeerde in het eerste hbo-studiejaar een positief bindend studieadvies krijgt.

2. Achtergrond

2.1. Ontwikkeling van uitval en switch van mbo-gediplomeerden in het hbo

Jaarlijks stromen er ruim 60.000 mbo-studenten door naar het hbo. Het is daarmee, na de havo, de belangrijkste doorstroomroute naar het hbo.

De doorstroom van het mbo naar het hbo staat onder druk. Tussen 2010 en 2015 steeg de uitval en switch van de eerstejaars hbo-studenten met een mbo-vooropleiding van 36% naar 41%. Hiervan stopte 21% helemaal met studeren, 20% switchte van opleiding. Hoewel de meest recente cijfers een stabilisering of lichte afname van de uitval suggereren, is deze nog steeds te hoog. Dat is niet alleen een gemiste kans voor de studenten die het betreft, maar ook voor de instellingen waar zij studeren en voor onze samenleving als geheel.1

2.2. Emancipatoire functie van de doorstroomroute mbo-hbo

De doorstroomroute mbo-hbo vervult een belangrijke emancipatoire functie in ons onderwijsstelsel. Studenten met een mbo-diploma die doorstuderen op het hbo zijn vaker afkomstig uit wijken met een lagere sociaaleconomische status dan havisten. 1 op de 3 mbo-studenten die in het hbo instromen is afkomstig uit een wijk met een lage sociaaleconomische status, tegenover nog geen 1 op de 4 havisten.2 Daarmee biedt de doorstroomroute van mbo naar hbo kansen aan jongeren die om verschillende redenen nog niet het maximale uit hun mogelijkheden hebben kunnen halen.

Ook is de route mbo-hbo van belang voor de emancipatie van jongeren met een niet-westerse migrantenachtergrond. Studenten met een niet-westerse migrantenachtergrond nemen vaker de route via het mbo dan via de havo om in het hbo terecht te komen.3

2.3 Redenen van uitval

Onderzoek van ResearchNed toont aan dat redenen voor uitval in het hbo verschillen, maar de voornaamste redenen zijn: het niet uitkomen van verwachtingen van studenten, het ontbreken van motivatie, de manier waarop het onderwijs gegeven wordt, de zwaarte van de studie en het zich 'niet thuis voelen' op de opleiding. Vergeleken naar vooropleiding geven mbo-gediplomeerden vaker aan te zijn gestopt met de hbo-opleiding omdat de studie te zwaar was en minder vaak vanwege een verkeerde studiekeuze, niet uitgekomen verwachtingen of omdat ze onvoldoende gemotiveerd zouden zijn.4 Een vergelijkbaar beeld komt naar voren uit de schoolverlatersonderzoeken van het ROA.5

Per student zullen de redenen voor uitval uit de hbo-opleiding verschillen. Uit diverse studies blijkt dat persoonskenmerken zoals geslacht, leeftijd, herkomst en prestaties in het voorafgaande onderwijs van invloed zijn, maar ook niet-cognitieve kenmerken en inschattingen en verwachtingen van docenten en ouders.6

Voor studenten waarvoor de route mbo-hbo een belangrijke emancipatoire functie vervult kunnen ook specifieke problemen spelen. Zo wijst lector doorstroom mbo-hbo Louise Elffers op de uitdagingen voor studenten die als eerste uit hun gezin gaan studeren aan het hoger onderwijs (eerste-generatie-studenten). Lager opgeleide ouders kennen de wereld van het hbo vaak onvoldoende om hun zoon of dochter goed te ondersteunen. Eerste-generatiestudenten kunnen daarom extra geholpen worden bij de overgang naar het hbo door ze (bijvoorbeeld in de eerste maanden van het hbo) toegang te bieden tot aanvullende ondersteuning in de vorm van (peer-to-peer) coaching.7

Onderzoek van Wolff (2013) toont aan dat studenten met een niet-westerse migrantenachtergrond vaker dan studenten zonder migrantenachtergrond problemen lijken te ondervinden van grootschalig georganiseerde opleidingen met weinig sturing en grote afstand tot docenten en begeleiders. Het lukt hen in zo’n leeromgeving niet altijd om een netwerk op te bouwen dat de beperktere bagage en steun die ze van huis uit meekrijgen, kan compenseren.

Elke student die het kan en de motivatie bezit om na het mbo een hbo-opleiding af te ronden moet die kans krijgen, ongeacht zijn of haar sociale achtergrond. Deze regeling draagt bij aan het stimuleren van de succesvolle doorstroom van mbo-studenten naar het hbo door activiteiten binnen instellingen die hierop gericht zijn financieel te ondersteunen.

3. Activiteiten

Uit de onderzoeken van ResearchNed onder studenten naar de redenen voor uitval komt naar voren dat studenten vaak goed kunnen aangeven wat ze nodig hebben om de overstap van het mbo naar het hbo succesvol te kunnen maken. Het is van belang dat de activiteiten die met deze regeling worden gefinancierd zo goed mogelijk aansluiten bij de behoeften van studenten en een concrete bijdrage leveren aan hun studiesucces. Daarom zijn studenten gevraagd om voorstellen te ontwikkelen die bijdragen aan het verbeteren van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het hbo.

In de maanden januari 2017 tot en met april 2017 zijn groepjes mbo- en hbo-studenten begeleid bij het ontwikkelen van voorstellen. In verschillende bijeenkomsten zijn studenten gecoacht bij het opstellen van een projectplan, waarbij zowel aandacht voor de probleemanalyse als voor de praktische uitvoering is geweest, inclusief de financiën en noodzaak tot evaluatie. Hierbij is tevens van belang dat de plannen praktisch inpasbaar zijn in, en aansluiten op bestaande initiatieven van, de instellingen waar de deelnemers studeren. Daarom zijn ook docenten, decanen of studiebegeleiders uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan de bijeenkomsten.

Het is de bedoeling geweest dat, door het eigenaarschap van de planontwikkeling bij studenten te leggen, er nieuwe, innovatieve ideeën ontstaan die goed aansluiten op de behoeften van studenten zelf. Door deelname aan het project leerden studenten bovendien diverse vaardigheden en competenties die bijdragen aan hun overstap van het mbo naar het hbo en het studiesucces op het hbo (bv. onderzoeksmethoden, presentatietechnieken, probleemdefiniëring, samenwerken, plannen en organiseren en formuleren en rapporteren). Aan het eind van het project zijn de plannen van studenten gepresenteerd aan instellingen tijdens een landelijke bijeenkomst en (onder redactie van een professioneel bureau) opgenomen in een (digitale) brochure die op www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo wordt gepubliceerd.

Deze digitale brochure bevat een (geredigeerde) weerslag van alle studentenvoorstellen. Om voor subsidie in aanmerking te komen is het noodzakelijk dat de aanvrager ten minste aan één van de studentenvoorstellen uit de brochure uitvoering geeft. De aanvrager werkt één of meerdere studentenplannen uit tot een subsidieaanvraag en kan hierbij onderdelen toevoegen om de praktische uitvoerbaarheid en inpasbaarheid in het beleid van de instelling te verbeteren.

In aanvulling op de studentenplannen kan de mbo-instelling of de hogeschool subsidie aanvragen voor activiteiten die gericht zijn op het aantoonbaar verbeteren van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding. Hierbij wordt met studiesucces bedoeld het percentage mbo-gediplomeerden dat met goed gevolg het eerste studiejaar van een hbo-opleiding afrondt. Het effect van activiteiten met dit doel moet meetbaar zijn, zodat de activiteiten voor opschaling en verspreiding in aanmerking komen.

De activiteiten die een instelling in aanvulling op de studentenplannen wil uitvoeren moeten gericht zijn op mbo-4 studenten in het laatste of voorlaatste studiejaar en/of mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van het hbo. Deze activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking indien het gaat om activiteiten die reeds aan de studenten worden aangeboden. Zo kunnen onderdelen van het reguliere onderwijsprogramma of keuzedelen waarvoor studenten al kunnen kiezen, niet voor subsidie in aanmerking komen. Wel is het mogelijk om activiteiten die bijvoorbeeld enkel binnen de opleiding Economie worden aangeboden, aan te bieden aan studenten van de opleiding Verpleegkunde. Tot slot moet de deelnemersraad of de medezeggenschapsraad van de aanvrager hebben ingestemd met het activiteitenplan.

4. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de kaderregeling) van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de kaderregeling), de uitwerking van de wijze van verdeling van de subsidie (artikel 2.3 van de kaderregeling), de melding van andere aanvragen (artikel 3.6 van de kaderregeling), het overzicht financiële situatie (artikel 3.7 van de kaderregeling), de vergoeding van diensten aan derden (artikel 5.3 van de kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de kaderregeling) ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.

Met deze subsidieregeling wordt alleen van artikel 3.1 van de kaderregeling afgeweken. Het aanvraagformulier is, in afwijking van artikel 3.1 van de kaderregeling, namelijk gepubliceerd op www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo.

5. Aanvraagprocedure

5.1 Procedure

Subsidies in het kader van deze regeling zijn beschikbaar voor bekostigde mbo-instellingen en hogescholen.

Er worden twee aanvraagperioden georganiseerd. De eerste aanvraagperiode start op 1 augustus 2017 en loopt tot en met 30 september 2017. De tweede aanvraagperiode loopt vanaf 1 januari 2018 tot en met 30 april 2018. Aanvragen die buiten deze aanvraagperioden worden ingediend worden afgewezen.

De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld door DUS-I. Omdat aanvragen op volgorde van binnenkomst worden beoordeeld, loont het de moeite om zo snel mogelijk na het begin van de aanvraagperiode een aanvraag in te dienen.

5.2 Subsidieaanvraag

De subsidieaanvraag kan worden ingediend door een mbo-instelling of een hogeschool. De subsidieaanvraag moet minimaal € 25.000,– en maximaal € 200.000,– bedragen.

Met de ondergrens van € 25.000,– wordt versnippering van middelen over meerdere kleinere projecten voorkomen en worden instellingen gestimuleerd om aan de slag te gaan met projecten waarmee een substantiële verbetering wordt gerealiseerd van de verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van het hbo. Het maximale subsidiebedrag van € 200.000,– is vastgesteld om te voorkomen dat slechts enkele instellingen aanspraak kunnen maken op de middelen.

Een mbo-instelling of een hogeschool kan per aanvraagperiode slechts éénmaal aanspraak maken op subsidie.

5.3 Aan te leveren informatie

Uitsluitend aanvragen die worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op website www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo worden in behandeling genomen.

Aanvragers dienen de volgende informatie aan te leveren:

  • (1) Een activiteitenplan waarin ten minste het volgende is opgenomen:

    • Een uitwerking van het studentenplan of de studentenplannen uit de brochure. In het activiteitenplan wordt aangegeven welk plan of welke plannen de aanvrager uit zal voeren, op welke wijze dit zal plaatsvinden en in hoeverre hierop in aanvulling gerelateerde andere activiteiten worden uitgevoerd.

    • In het activiteitenplan moet een analyse worden opgenomen van de behoeften waarin de activiteiten voorzien en de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan de verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding. Hiertoe beantwoordt de aanvrager de volgende vragen, die in het online aanvraagformulier staan vermeld:

      • Welk probleem wordt opgelost met de activiteiten?

      • Op basis van welke bronnen wordt verwacht dat de activiteiten leiden tot een verbetering van het studiesucces van de deelnemers in het hbo?

      • Welke partijen zijn betrokken bij de probleemanalyse en de ontwikkeling van de subsidieaanvraag?

    • Op grond van artikel 3.4 van de kaderregeling bevat het activiteitenplan ook een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten en een beschrijving van de met de activiteiten na te streven doelstellingen, resultaten of producten.

    • Een schriftelijke verklaring van de deelnemersraad of medezeggenschapsraad van de aanvrager waaruit blijkt dat de raad instemt met het activiteitenplan.

  • (2) Een begroting die voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3.5 van de kaderregeling en waaruit in elk geval duidelijk worden de totale kosten van de activiteiten. Artikel 3.5 van de kaderregeling bepaalt dat een begroting per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager behelst. Het betreft enkel de kosten en opbrengsten voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast worden de begrotingsposten ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien en is de begroting sluitend. De begroting kan sluitend worden gemaakt met een eigen bijdrage of met één of meerdere bijdragen van derden.

  • (3) De aanvrager geeft bij de aanvraag een verklaring waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen activiteiten betreffen die reeds worden aangeboden aan de studenten. Het is de bedoeling dat met behulp van deze subsidie studenten nieuwe activiteiten krijgen aangeboden ter verbetering van hun studiesucces in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding. Keuzedelen waarvoor studenten al kunnen kiezen of extra rekenonderwijs dat studenten al kunnen krijgen, komen niet voor subsidie in aanmerking. Wel is het mogelijk om activiteiten die aan studenten van een bepaalde opleiding worden aangeboden en aantoonbaar bijdragen aan het studiesucces, aan te bieden aan studenten van een andere opleiding.

6. Besluit tot subsidieverlening

Uiterlijk 13 weken nadat een subsidie is aangevraagd, wordt de aanvrager in kennis gesteld over het besluit op de aanvraag (artikel 4.1, eerste lid, van de kaderregeling). Wanneer een aanvraag onvolledig of onvolkomen is, wordt de aanvrager, indien het totaal beschikbare budget nog niet is uitgeput, eenmalig in de gelegenheid gesteld de aanvraag te herstellen (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Een herstelde aanvraag dient zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor het einde van de aanvraagperiode te worden ingediend. De aanvraag wordt in behandeling genomen vanaf de dag waarop deze volledig is ingediend, op voorwaarde dat het beschikbare budget nog niet is uitgeput en op voorwaarde dat in die periode aan de aanvrager nog geen subsidie is verleend (zie artikel 9, vierrde lid).

7. Subsidieverplichtingen

Naast de verplichtingen zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de kaderregeling, gaan ontvangers van de subsidie op grond van deze regeling de volgende verplichtingen aan:

  • Om kennisdeling over de gesubsidieerde projecten te stimuleren dient een subsidieontvanger op verzoek van de minister mee te werken aan ten minste één bijeenkomst die in het kader van de Gelijke Kansen Alliantie door het ministerie van OCW wordt georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten delen subsidieontvangers ervaringen over de gesubsidieerde projecten.

  • Als de subsidieontvanger na indiening van de aanvraag voor dezelfde of soortgelijke activiteiten een subsidie of een andere financiële bijdrage aanvraagt bij een of meer bestuursorganen meldt hij dit terstond aan de minister.

8. Beschikbaar budget

In totaal is € 11.000.000,– beschikbaar voor aanvragen. In de eerste aanvraagperiode is € 4.000.000,– beschikbaar en in de tweede aanvraagperiode is € 7.000.000,– beschikbaar. Aanvragen kunnen worden ingediend zolang er budget beschikbaar is. Per aanvraag kan maximaal € 200.000,– toegekend worden. Alle aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld en subsidies worden toegekend zolang het budget van een aanvraagperiode dit toelaat.

Mocht het budget in 2017 niet worden uitgeput dan wordt dit bedrag toegevoegd aan het subsidiebedrag voor het kalenderjaar 2018.

9. Verantwoording

Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie in de jaarrekening herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. De subsidie moet worden verantwoord overeenkomstig model G onderdeel 1 (voor subsidies van € 25.000,– tot € 125.000,–) of G onderdeel 2 (voor subsidies van € 125.000,– of meer). De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in dat laatste geval in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding.

Naast de financiële verantwoording van de besteding van de gelden in de jaarrekening moeten de instellingen jaarlijks een activiteitenverslag opstellen. Dit verslag bevat:

  • a. een overzicht van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,

  • b. een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,

  • c. een beschrijving van de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten of producten, en

  • d. een beschrijving in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

10. Evaluatie

De activiteiten waaraan subsidie wordt toegekend op basis van deze regeling worden geëvalueerd zodat kennis wordt opgedaan over activiteiten die bijdragen aan het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste jaar van het hbo. In opdracht van het ministerie van OCW zal een onafhankelijke evaluatie van de subsidieregeling plaatsvinden. De evaluatie kan bijvoorbeeld bestaan uit het invullen van een vragenlijst, het afnemen van een interview of het deelnemen aan een focusgroep. Subsidieontvangers zijn verplicht om aan deze evaluatie mee te werken.

11. Administratieve lasten aanvragers

Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Deelname aan deze regeling is vrijwillig en brengt dus geen verplichte administratieve lasten met zich mee.

Uitgangspunt is dat het aanvraagproces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten creëert. Vanuit DUS-I wordt een format beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend. Aanvragers wordt gevraagd om een beknopt, maar duidelijk activiteitenplan in te dienen.

Voor de aanvragers worden de administratieve lasten geschat op gemiddeld circa 40 uur per aanvraag. Ook is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet herstellen, hetgeen gemiddeld 8 uur kost. Voor de verantwoording wordt 24 uur per subsidieontvanger gerekend.

We gaan uit van 73 aanvragen (maximaal € 200.000,–) van gemiddeld € 150.000 per aanvraag.

De administratieve lasten bedragen dan (73 * 40) + (0,2 * 73 * 8) + (73 * 24) = 4788 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 60,– is dit € 287.328,–, ofwel iets minder dan 3% van het totaal beschikbare bedrag.

12. Uitvoering

De regeling wordt namens de minister van OCW uitgevoerd door DUS-I, die de regeling op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op de www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo. De uitvoeringslasten die met de uitvoering van deze regeling zijn gemoeid, zijn door DUS-I geschat op ongeveer 29 uur per aanvraag.

Daarnaast is voor het ontwikkelen van instrumentarium, zoals een digitale aanvraagpagina, eenmalig een bedrag van circa € 20.000,– voorzien. De totale uitvoeringslasten bedragen ongeveer € 170.000,– ofwel 1,22% van het totaal beschikbare budget.

DUS-I wordt tot slot gevraagd om gedurende de looptijd van de regeling tussenrapportages en een eindrapportage aan de minister te leveren bij de minister.

13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking per 1 augustus 2017. Vanaf begin 2017 vinden er voorlichtingsbijeenkomsten plaats over deze subsidieregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal definities opgenomen.

Onderdeel c geeft een omschrijving van het begrip ‘hbo-student’. In deze regeling heeft dat een specifieke betekenis en wordt onder ‘hbo-student’ een student verstaan die met goed gevolg een mbo-4 opleiding (middenkader- of specialistenopleiding) heeft afgerond, ten bewijze daarvan een diploma heeft ontvangen en in het eerste studiejaar van het hbo zit.

Onderdeel h geeft een omschrijving van het begrip ‘mbo-gediplomeerde’. In deze regeling heeft dat een specifieke betekenis en wordt daarmee een deelnemer bedoeld die een mbo-4 opleiding (middenkader- of specialistenopleiding) met goed gevolg heeft afgerond en ten bewijze daarvan een diploma heeft ontvangen.

Onderdeel i geeft een omschrijving van het begrip ‘mbo-instelling’. Bekostigde regionale opleidingencentra, vakinstellingen en agrarische opleidingscentra vallen onder dit begrip.

Onderdeel j geeft een omschrijving van het begrip ‘mbo-student’. In deze regeling heeft dat een specifieke betekenis en wordt met mbo-student bedoeld de deelnemer in het laatste of voorlaatste jaar van een mbo-4 opleiding (middenkader- of specialistenopleiding).

Onderdeel l geeft een omschrijving van het begrip ‘studiejaar’. Studiejaar in het mbo betreft immers een ander tijdvak dan studiejaar in het hbo. In het mbo wordt als studiejaar het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli gehanteerd, in het hbo betreft het studiejaar het tijdvak van 1 september tot en met 31 augustus. Voor deze regeling geldt dat het tijdvak dat als studiejaar wordt gehanteerd, afhangt van de aanvrager die de subsidieaanvraag indient. Indien een mbo-instelling een aanvraag indient, geldt het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli. Dient een hogeschool een aanvraag in, geldt het tijdvak van 1 september tot en met 31 augustus.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten

De minister kan subsidie verstrekken aan een mbo-instelling of een hogeschool voor activiteiten ter verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding. In de algemene toelichting in paragraaf 1 is toegelicht wat onder verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden wordt verstaan.

Artikel 3 Brochure doorstroom mbo-hbo

Zoals in de algemene toelichting in paragraaf 3 is beschreven, hebben mbo-studenten en hbo-studenten tezamen plannen gemaakt om het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van een hbo-opleiding te verbeteren. Al deze plannen zijn onder elkaar gezet in een brochure en gepubliceerd op de website www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo. Een mbo-instelling of hogeschool die subsidie aanvraagt op grond van deze regeling kiest zelf aan welk van deze plannen zij uitvoering wil geven.

Artikel 4 Subsidiecriteria

Subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die voldoen aan de criteria in dit artikel.

Zo moet met de activiteiten ten minste uitvoering worden gegeven aan één van de studentenplannen uit de brochure (eerste lid, onderdeel a). Een mbo-instelling of hogeschool mag overigens in aanvulling op het studentenplan activiteiten uitvoeren die bijdragen aan de verbetering van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van het hbo. Daarnaast moet de deelnemersraad bij een subsidieaanvraag van een mbo-instelling of de medezeggenschapsraad bij een aanvraag van een hogeschool instemmen met het activiteitenplan (eerste lid, onderdeel b). Hiermee wordt aan studenten de mogelijkheid gegeven zich uit te spreken over de plannen van de instelling.

In het tweede lid is aangegeven aan welke voorwaarden de activiteiten waarvoor een mbo-instelling of een hogeschool in aanvulling op de studentenplannen subsidie aanvraagt moeten voldoen. De activiteiten moeten bijdragen aan de verbetering van het studiesucces van gediplomeerde mbo-4 studenten die in het eerste studiejaar van het hbo zitten (tweede lid, onderdeel a). Daarnaast moet het gaan om activiteiten voor mbo-4 studenten in het laatste of voorlaatste studiejaar van hun opleiding of mbo-gediplomeerden in het eerste studiejaar van het hbo (tweede lid, onderdeel b). Voorts mogen de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen activiteiten betreffen die reeds worden aangeboden aan de studenten (tweede lid, onderdeel c). In de algemene toelichting in paragraaf 5.3 onder 3 is dit laatste punt nader toegelicht.

Artikel 5 Uitvoering activiteiten

De te subsidiëren activiteiten starten uiterlijk in het studiejaar 2018/2019. Dit geldt zowel voor aanvragen die in de aanvraagperiode in 2017 als voor aanvragen die in de aanvraagperiode in 2018 worden ingediend.

In het tweede lid is bepaald dat de activiteiten uiterlijk na drie studiejaren moeten zijn afgerond. Dit betekent dat activiteiten die starten in het studiejaar 2017–2018, in het studiejaar 2020–2021 moeten zijn afgerond. De activiteiten die starten in het studiejaar 2018–2019, moeten uiterlijk in 2021–2022 worden afgerond. Zoals in artikel 1, onderdeel l, is aangegeven hangt het tijdvak dat als studiejaar wordt gehanteerd af van de aanvrager. Indien een mbo-instelling een aanvraag indient, geldt het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli. Dient een hbo-instelling een aanvraag in, geldt het tijdvak van 1 september tot en met 31 augustus.

Artikel 6 Omvang subsidie

In dit artikel worden kaders gegeven voor de omvang van de subsidie. Er is gekozen voor een ondergrens van € 25.000,–. Hiermee wordt versnippering van middelen over meerdere kleinere projecten voorkomen en een instelling gestimuleerd om serieus werk te maken van de verbetering van de doorstroom van studenten van mbo naar hbo. Daarnaast is bepaald dat een subsidie aan een mbo-instelling of hogeschool maximaal € 200.000,– per aanvraagperiode kan bedragen. Hiermee wordt voorkomen dat slechts een beperkt aantal instellingen voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Artikel 7 Subsidieplafond

Voor deze subsidie wordt een subsidieplafond gehanteerd. Voor het kalenderjaar 2017 is een bedrag van ten hoogste € 4.000.000,– beschikbaar. Voor het kalenderjaar 2018 is € 7.000.000,– beschikbaar. Mocht het beschikbare bedrag voor het einde van de aanvraagperiode al zijn verleend, zullen aanvragen die nog binnenkomen worden afgewezen. Ook aanvragen waarbij toewijzing ervan zal leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, omdat het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd hoger is dan het bedrag dat op dat moment nog beschikbaar is voor de subsidie, zullen worden geweigerd. Mocht het bedrag in 2017 niet volledig worden uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond voor 2018.

Artikel 8 Wijze van verdeling beschikbare middelen

In dit artikel staat dat het beschikbare bedrag wordt verdeeld in de volgorde van binnenkomst. De beoordeling start direct na ontvangst van de aanvraag. Aanvragers hoeven dus niet te wachten totdat alle aanvragen zijn ingediend. Aanvragers ontvangen binnen dertien weken bericht of hun aanvraag is toegekend. Ingevolge artikel 2.3, eerste lid, van de kaderregeling zal, indien meerdere aanvragen op hetzelfde moment en op het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt, worden ontvangen, de minister door middel van loting vaststellen aan wie de subsidie wordt verleend.

Artikel 9 De subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend via de website: www.dus-i.nl/doorstroom-mbo-hbo.

Er zijn twee aanvraagperioden. De eerste periode loopt van 1 augustus 2017 tot en met 30 september 2017. De tweede aanvraagperiode loopt van 1 januari 2018 tot en met 30 april 2018. Aanvragen die buiten deze periode worden ingediend worden afgewezen.

Bij de subsidieaanvraag verklaart de instelling dat de activiteiten geen activiteiten betreffen die reeds worden aangeboden aan de studenten.

Zoals in paragraaf 5.2 van de algemene toelichting is toegelicht kan aan een mbo-instelling of een hogeschool per periode maximaal één subsidie worden verstrekt.

Niet uitgesloten is dat een instelling in een aanvraagperiode meer aanvragen indient. Op grond van de kaderregeling worden de aanvragen in de volgorde van binnenkomst behandeld, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht eenmalig gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag en het tijdstip waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als de datum en het tijdstip van ontvangst geldt.

Indien twee of meer aanvragen op hetzelfde tijdstip worden ontvangen op het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt, stelt de minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen door middel van loting vast.

Artikel 10 Activiteitenplan

In dit artikel is de informatie opgenomen die het activiteitenplan ten minste moet bevatten. In paragraaf 5.3 van de algemene toelichting is deze informatie nader toegelicht.

Artikel 11 Verplichtingen

In aanvulling op de verplichtingen zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de kaderregeling, moet de ontvanger van de subsidie aan de volgende verplichtingen voldoen.

Op verzoek van de minister verleent de ontvanger van de subsidie medewerking aan ten minste één landelijke of één regionale bijeenkomst die in het kader van de Gelijke Kansen Alliantie van het ministerie van OCW worden georganiseerd. Door deelname van de subsidieontvanger aan deze bijeenkomsten kunnen ook anderen kennisnemen van de ervaringen en/of resultaten van de activiteiten die met de subsidie zijn uitgevoerd. Hiermee wordt bewerkstelligd dat een grote groep instellingen haar voordeel kan doen met de ervaringen van de subsidieontvanger en eventueel goede voorbeelden kan toepassen binnen haar eigen instelling.

Daarnaast dient de ontvanger van de subsidie de minister te berichten als de ontvanger na de aanvraag voor dezelfde begrote kosten een andere subsidie of financiële bijdrage heeft aangevraagd. Met dit artikel wordt cumulatie van subsidies voorkomen. Overigens moet de ontvanger op grond van artikel 3.6 van de kaderregeling bij de aanvraag melding maken van andere aanvragen voor dezelfde begrote kosten.

Artikel 12 Andere financiële bijdragen

Zoals aangegeven komen enkel activiteiten voor subsidie in aanmerking waarvoor geen andere financiële bijdrage is ontvangen. Een subsidieaanvrager- of ontvanger moet een andere aanvraag voor activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie is aangevraagd of ontvangen melden bij de minister (artikel 3.6 van de kaderregeling en artikel 11 van deze regeling). Mocht blijken dat voor de activiteiten een andere financiële bijdrage is ontvangen, brengt de minister dit bedrag in mindering bij de vaststelling van een subsidie.

Artikel 13 Besteding en verantwoording

In dit artikel is opgenomen hoe de vaststelling en de verantwoording geschiedt. Er is in dit artikel onderscheid gemaakt tussen een subsidie die € 25.000,– tot € 125.000,– bedraagt en een subsidie van meer dan € 125.000,–.

Zoals voor bekostigde instellingen gebruikelijk is, wordt een subsidie tussen € 25.000,– en € 125.000,– direct vastgesteld binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. Per kwartaal wordt een gelijk deel van het subsidiebedrag aan de subsidieontvanger betaald. Voor subsidie tussen € 25.000,– en € 125.000,– geldt dat het niet aangewende deel van de subsidie kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt, indien de activiteiten waarvoor subsidie is ontvangen volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan.

Voor een subsidie die meer bedraagt dan € 125.000,– geldt dat de subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag wordt verleend. De subsidie mag echter uitsluitend worden besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet-bestede middelen worden teruggevorderd.

In paragraaf 9 van de algemene toelichting is de verantwoording toegelicht.

Artikel 14 Activiteitenverslag

In dit artikel is opgenomen welke informatie er in het activiteitenverslag moet worden opgenomen. Het activiteitenverslag kan worden opgenomen in het jaarverslag.

Artikel 15 Wijziging Regeling jaarverslaggeving onderwijs

Deze wijziging betreft herstel van een omissie in de regeling van 14 december 2016 tot wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (Stcrt. 2016, 70619). Daarin was een opdracht tot wijziging van Bijlage 3 bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs onjuist geformuleerd, waardoor de Sdu de wijziging niet kon doorvoeren (en volstaan heeft met het plaatsen van een opmerking in de metadata van de Bijlage 3). Tevens is een onjuiste verwijzing hersteld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Ministerie van OCW, Strategische Agenda Hoger Onderwijs, 2015.

X Noot
2

ECBO (2016), Mbo-studenten die uitvallen op het hbo: wie zijn ze en waar vallen zij uit?, Analyse van studentenstromen over periode 2005-2015.

X Noot
3

Onderwijsinspectie (2016), Onderwijsverslag 2014–2015.

X Noot
4

Monitor Beleidsmaatregelen. Studiekeuze, studiegedrag en leengedrag in relatie tot beleidsmaatregelen in het hoger onderwijs 2006-2015, ResearchNed, 2015.

X Noot
5

SCP, 2016.

X Noot
6

De Jong et al. 2000; Kappe 2011; Richardson et al. 2012; Tolsma et al. 2010.

X Noot
7

Elffers (2016), Lectorale rede.

Naar boven