Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 december 2016, nr. FEZ/1096906, houdende wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in verband met uitbreiding van de verantwoording van gelden uit het Profileringsfonds, aanwijzing van de methode SBR/xbrl voor de indiening van de jaarrekening en enkele andere technische aanpassingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, vierde lid, en 4 van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC, artikel 18, vijfde lid, van het Bekostigingsbesluit WVO, de artikelen 2.5.3, tweede lid, 2.5.4, tweede lid, en 2.5.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikelen 5.2.1 en 5.2.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB en artikel 2.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘met uitzondering van de afdelingen 1, 11 en 12’ vervangen door: ‘met uitzondering van de afdelingen 1, 10, 11 en 12.’

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e1 vervalt de zinsnede ‘, waarbij gebruik wordt gemaakt van het verantwoordingsmodel WNT, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.’

2. Onderdeel e2 komt te luiden:

  • e2. kan aan de artikelen 383 en 383c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden voldaan middels het verstrekken van de betreffende bezoldigingsinformatie op basis van het bezoldigingsbegrip van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e3. geschiedt de elektronische aanlevering van de gegevens in het kader van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector door gebruikmaking van het WNT-onderdeel uit de elektronische versie van de jaarrekening, zoals voor het betreffende verslagjaar voor het onderwijs is vastgesteld.

4. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e4. geschiedt de inrichting en vormgeving van de rapportage in de jaarrekening van de gegevens in het kader van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector conform de wijze als bedoeld in onderdeel e3.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de laatste volzin en wordt ‘uitgesplitst naar EER-studenten en niet EER-studenten’ vervangen door:

‘uitgesplitst naar de volgende onderdelen:

  • a. studenten in overmachtssituaties, zoals ziekte, functiebeperking, familieomstandigheden of niet studeerbare opleidingen;

  • b. studenten die optreden als bestuurslid van door de instelling erkende studie- of studentenverenigingen of in de studentenmedezeggenschap, en

  • c. overige, zoals het leveren van uitzonderlijke prestaties op het gebied van sport of cultuur, financiële steun aan niet-EER-studenten en uitgaande beurzen.

Tevens geven de onderwijsinstellingen per categorie aan hoeveel studenten een vergoeding hebben aangevraagd, hebben ontvangen, hoeveel in totaal per categorie is uitgekeerd en wat de gemiddelde hoogte en duur was van de vergoeding.’

2. In het vierde lid, wordt na ‘in meerjarenperspectief over de drie verslagjaren volgend op het verslagjaar’ ingevoegd: ‘en ingeval sprake is van majeure investeringen, in meerjarenperspectief over de vijf verslagjaren volgend op het verslagjaar. Er is sprake van een majeure investering als het totaal van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten in de staat van baten en lasten gelijk is of groter dan 15%. In de sectoren primair onderwijs en voortgezet onderwijs wordt ingeval sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting, steeds een meerjarenperspectief opgenomen voor de periode van vijf jaren volgend op het verslagjaar. De toelichting op deze investeringen bevat in ieder geval een beschrijving van de relatie met de strategische doelstellingen, de omvang, het tijdpad, de wijze van financiering, inclusief een duidelijke onderbouwing met analyse van de prognose van de ontwikkeling van leerling-, deelnemers-, of studentenaantallen en het gebruik van sturingsinstrumenten’ en wordt ‘Deze rapportage’ vervangen door: ‘De rapportage.’

3. Het vijfde lid komt te vervallen en het zesde lid wordt vernummerd tot het vijfde lid.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap publiceert jaarlijks een overzicht van de voor het betreffende verslagjaar relevante politieke of maatschappelijke thema’s, waarover het bevoegd gezag in het bestuursverslag rapporteert met betrekking tot de wijze waarop middelen zijn ingezet en de resultaten die daarmee zijn behaald.

D

Het tweede lid van artikel 5 komt te luiden:

  • 2. Onverminderd het eerste lid, geschiedt de aanlevering van gegevens uit de jaarrekening, de gegevens, bedoeld in artikel 3, onder j en de gegevens uit artikel 4, vierde lid, met gebruikmaking van de methode SBR/XBRL overeenkomstig de op de internetsite van de Dienst Uitvoering Onderwijs bekend gemaakte onderwijstaxonomie. Deze onderwijstaxonomie wordt jaarlijks bekendgemaakt.

E

De tekst van Bijlage 0 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt vervangen door de tekst van de bijlage bij deze regeling.

F

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A1 wordt ‘De opgave betreft de stand per 31 december of de laatst bekende stand’ vervangen door: De opgave betreft de stand van het aantal leerlingen/deelnemers/studenten op de laatste teldatum.

2. In onderdeel A1 en A2 wordt ‘de drie jaren volgende op het verslagjaar, aangeduid met T+1, T+2 en T+3.’ vervangen door: ‘de vijf jaren volgend op het verslagjaar, aangeduid met T+1, T+2, T+3, T+4 en T+5. Het opnemen van de meerjarenbegroting in de jaren T+4 en T+5 is verplicht als sprake is van majeure investeringen. Dit geldt ook als sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting in de sectoren primair en voortgezet onderwijs. Onder majeure investering wordt verstaan elke investering die een aanzienlijke invloed heeft op de bedrijfsvoering dan wel de vermogenspositie van de betrokken instelling.’ Er is sprake van een majeure investering als het totaal van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten van de instelling gelijk is of groter dan 15%.

3. Aan onderdeel A2 wordt een zin toegevoegd: ‘Indien intern meerdere scenario’s zijn uitgewerkt, is in elk geval het meest waarschijnlijke scenario in de continuïteitsparagraaf opgenomen.’

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en geldt met ingang van het verslagjaar 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap M. Bussemaker

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E

Bijlage 0., behorende bij artikel 3, onderdeel e1, van de regeling

Overzicht van gegevens voor de rapportage ingevolge de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT).

Deze bijlage bevat een samenvatting van de te vertrekken gegevens ingevolge de WNT. De regelgeving zelf is leidend. De elektronische aanlevering van de WNT-gegevens geschiedt door gebruikmaking van het WNT-onderdeel uit de elektronische versie van de jaarrekening, zoals dit voor het betreffende verslagjaar voor het onderwijs wordt vastgesteld. Daarbij worden in de daartoe aangegeven rubrieken ook de vergelijkende gegevens van het voorgaande jaar vermeld.

Rubriek 1 Leidinggevend topfunctionaris met dienstbetrekking, of zonder dienstbetrekking vanaf de 13e maand van functievervulling, of gewezen topfunctionaris.

Te verstrekken gegevens:

Naam, aard dienstbetrekking, functie, aanvang en einde functie, taakomvang, beloning, belastbare onkostenvergoeding, beloning betaalbaar op termijn, onverschuldigde betaling bezoldiging, afwijkend bedrag WNT-maximum, individueel WNT-maximum (wordt automatisch berekend), motivering en toelichting ingeval van overschrijding bezoldigingsnorm, vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens beëindiging dienstverband, onverschuldigd betaalde ontslaguitkering, individueel WNT-maximum ontslaguitkering (bedrag betaald in 2016), voorgaande functie en motivering en toelichting ingeval van overschrijding ontslaguitkeringsnorm

Rubriek 2 Leidinggevend topfunctionaris zonder dienstbetrekking voor de eerste 12 maanden van functievervulling.

Te verstrekken gegevens:

Naam, functie, aanvang en einde opdracht, periode en omvang dienstbetrekking (maanden gewerkt voor en in verslagjaar en uren gewerkt in verslagjaar), individueel WNT-maximum, bezoldiging in het verslagjaar, onverschuldigd bedrag, bezoldigingsbedragen per uur, onverschuldigde bedragen uurtarief, motivering ingeval van overschrijding individueel WNT maximum.

Rubriek 3 Niet-topfunctionaris

Te verstrekken gegevens:

Volgnummer, functie, aanvang en einde functie, taakomvang, beloning, belastbare onkostenvergoeding, beloning betaalbaar op termijn, WNT-drempelbedrag bezoldiging, toelichting overschrijding drempelbedrag bezoldiging, vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens beëindiging dienstverband, WNT-drempelbedrag ontslaguitkering, voorgaande functie, jaar einde dienstverband, motivering en toelichting ingeval van overschrijding ontslaguitkeringsnorm.

Rubriek 4 Toezichthoudend topfunctionaris

Te verstrekken gegevens:

Naam, aard dienstbetrekking, functiecategorie, aanvang en einde functie, beloning, belastbare onkostenvergoeding, beloning betaalbaar op termijn, onverschuldigde betaling, afwijkend bedrag WNT-maximum, motivering en toelichting ingeval van overschrijding bezoldigingsnorm, vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens beëindiging dienstverband, onverschuldigd betaalde ontslaguitkering, individueel WNT-maximum ontslaguitkering (bedrag betaald in 2016), voorgaande functie, jaar einde dienstverband en motivering en toelichting ingeval van overschrijding ontslaguitkeringsnorm

TOELICHTING

I. Algemeen

Deze wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (RJO) betreft:

  • een uitbreiding van de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW), die krachtens de Regeling jaarverslaggeving onderwijs zijn uitgezonderd (onderdeel A);

  • enkele aanpassingen rond de Wet Normering Topinkomens (WNT) (onderdelen B en E);

  • een aanpassing van de verantwoording met betrekking tot de aanwending van gelden uit het zogeheten Profileringsfonds (onderdeel C);

  • een aanpassing in verband met de continuïteitsparagraaf (onderdelen C en F) en

  • de aanwijzing van de methode SBR/XBRL als nieuwe standaard voor de aanlevering van de jaarrekening in het onderwijs (onderdeel D).

Administratieve lasten

Met de aanpassingen, bedoeld in de onderdelen A, B en E zijn geen administratieve lasten gemoeid.

De aanpassing, bedoeld in de onderdelen C en F, betreft een verruiming van de verantwoordingsvoorschriften. Omdat aan de instellingen in een ruim eerder stadium reeds is aangegeven dat zij voortaan over deze punten in het jaarverslag moeten rapporteren, en het gaat om de verbijzondering van bestaande verantwoordingsposten, is geen sprake van een noemenswaardige verhoging van de lasten.

De aanpassing, bedoeld in onderdeel D, vloeit voort uit een reeds eerder in gang gezette verbetering van de elektronische aanlevering van de jaarcijfers ten opzichte van het daarvoor bestaande model EFJ. Deze nieuwe aanlevering leidt per saldo tot meer eenduidigheid en een gebruiksvriendelijke methodiek, waardoor sprake is van minder administratieve lasten.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Deze wijziging betreft de aanpassing van de opsomming van BW-bepalingen, die zijn uitgezonderd op de voorschriften voor de jaarverslaggeving in het onderwijs. Daardoor bestaat er geen misverstand meer met betrekking tot het deponeren van de jaarrekening van onderwijsinstellingen bij de Kamer van Koophandel. Dat is bij onderwijsinstellingen op grond van het Burgerlijk Wetboek namelijk niet aan de orde.

Artikel I, onderdeel B

Deze wijziging betreft het aanpassen van de opgave van bezoldigingsgegevens in het kader van de WNT en het in lijn brengen van met de elektronische opgave met de rapportage van WNT-gegevens in de jaarrekening. Daarnaast betreft het de correctie van een eerdere, onvolledige verwijzing, die betrekking heeft op de opname in de jaarrekening van vergelijkende cijfers over het voorafgaande verslagjaar, voor zover het onderdeel WNT betreft.

Artikel 1, onderdeel C

De wijziging van de verantwoording van de aanwending van gelden uit het zogeheten Profileringsfonds vindt zijn grondslag in een brief aan de colleges van bestuur van de instellingen voor hoger onderwijs van 23 mei 2016, kenmerk OCW 908110. Daarin is aangegeven dat vanwege een toezegging aan het parlement gekozen is voor een aanpassing van de verantwoording in de jaarverslaggeving.

Daarnaast wordt de inrichting van de zogeheten Continuïteitsparagraaf verlengd van drie naar vijf jaren, ingeval sprake is van majeure investeringen of indien sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting in de sectoren primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

Op grond van de Wet op het primair onderwijs is het mogelijk dat de gemeente en het schoolbestuur afspraken maken om schoolbesturen zelf verantwoordelijk te maken voor nieuwbouw, uitbreiding, constructiefouten en herstel in bijzondere omstandigheden. Deze overdracht van verantwoordelijkheden is in de praktijk bekend onder de benaming ‘volledige doordecentralisatie’

De hier bedoelde aanpassing en de verduidelijkingen vloeien voort uit het evaluatieoverleg Continuïteitsparagraaf dat in september 2016 is gevoerd met vertegenwoordigers namens alle gebruikers, het Themaonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs ‘Huisvesting in het mbo, hbo en wo’ en de beleidsreactie van de Minister van 20 juni 2016 aan de Tweede Kamer (kst.nr. 33 495, nr. 97).

Onder majeure investering wordt verstaan elke investering die een aanzienlijke invloed heeft op de bedrijfsvoering dan wel de vermogenspositie van de betrokken instelling in het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs of op de bedrijfsvoering dan wel de vermogenspositie van het betrokken bestuur in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

Het gaat hierbij om investeringen in zowel huisvesting, overige infrastructuur, inventaris of overige investeringen.

Als leidraad voor de bepaling of sprake is van een majeure investering wordt het totaal van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten van de instelling. De instelling dient de continuïteitsparagraaf uit te breiden naar 5 jaar indien de uitkomst van bovenstaande berekening uitkomt op 15% of meer. De gegevens en overige informatie uit de Continuïteitsparagraaf dient aan te sluiten op het investeringsprogramma van de instelling.

Voor besturen in de sectoren primair onderwijs en voortgezet onderwijs geldt dat de verlenging van de continuïteitsparagraaf naar vijf jaren ook van toepassing is ingeval sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting.

Ten slotte wordt door het publiceren van een jaarlijkse overzicht met beleidsprioriteiten, waarvan in het jaarverslag moet worden gerapporteerd met betrekking tot het effect van de onderscheiden maatregelen, duidelijkheid verschaft over de rapportage in het jaarverslag met betrekking tot beleidsprioriteiten.

Artikel 1, onderdeel D

Vanaf het verslagjaar 2016 moet de elektronische aanlevering van de jaarrekening geschieden volgens de methode SBR/XBRL wat staat voor respectievelijk het programma Standard Business Reporting (standaard bedrijfsrapportage) en eXtensible Business Reporting Language. Na een uitgebreide aanloopfase hebben alle instellingen aangetoond overweg te kunnen met deze methode. Als basis voor deze verantwoording dient de zogeheten OCW taxonomie, die alle te verantwoorden posten uit de jaarrekening in het onderwijs omvat, inclusief de daarbij vereiste toelichtingen en specificaties.

De methode SBR/XBRL wordt tevens benut voor het aanleveren van enkele andere overzichten uit het jaarverslag, zoals de zogenoemde Continuïteitsparagraaf, WNT en de gegevens ingevolge het Profileringsfonds.

De voor het betreffende verslagjaar geldende versie van de onderwijstaxonomie wordt jaarlijks bekend gemaakt. Zolang de methode SBR/XBRL niet ook alle verplichte elementen van het bestuursverslag en de overige gegevens van de jaarrekening omvat, met name de controleverklaring door de accountant, blijft naast de elektronische versie ook de aanlevering van de volledige jaarverslaggeving als papieren versie vooralsnog verplicht. Overigens is aan de invoering van de methode SBR/XBRL in het onderwijs een ruime tijd van voorbereiding en afstemming voorafgegaan.

De aanpassing sluit aan op de afspraken uit de branchecode Goed Bestuur.

Artikel 1, onderdeel E

Vanaf het verslagjaar 2015 maken onderwijsinstellingen gebruik van de methode SBR/XBRL voor de aanlevering van de jaarcijfers. Daaronder is ook een mogelijkheid tot het aanleveren van de WNT-gegevens, waardoor het eerder gebruikte e-formulier kan komen te vervallen. Het schema van bijlage 0 wordt vervangen. De nieuwe versie van de bijlage bevat de te vertrekken bezoldigingsgegevens vanaf het verslagjaar 2016.

Artikel 1, onderdeel F

Dit betreft een verduidelijking bij het gebruik van enkele kengetallen. Daarnaast is bijlage 3 aangepast in verband met de wijzigingen inzake de continuïteitsparagraaf (zie verder de toelichting bij onderdeel C).

Artikel II

De wijzigingen die middels deze regeling zijn aangebracht gelden met ingang van het jaarverslag 2016.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven