TOELICHTING
Algemeen
Aanleiding
In het Sociaal Akkoord van 11 april 20131 zijn afspraken gemaakt om de Nederlandse arbeidsmarkt toekomstbestendiger te maken.
Afgesproken is onder andere om met een actievere aanpak werkloosheid te voorkomen.
Bij voorkeur voordat het recht ontstaat op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet
(WW), door de overgang van werk naar werk te vereenvoudigen. Hier ligt ook een nadrukkelijke
rol voor de sociale partners. Op 12 augustus 2013 heeft het kabinet 600 miljoen euro
beschikbaar gesteld voor sectorplannen. In de sectorplannen hebben werkgevers- en
werknemersorganisaties in een sector of regio gezamenlijk, onder voorwaarde van cofinanciering,
plannen opgesteld met als doel de arbeidsmarkt op korte termijn en op middellange
termijn te verbeteren. Veel sectoren en regio’s zijn dankzij de sectorplannen aan
de slag gegaan met door sociale partners geconstateerde en met arbeidsmarktanalyses
onderbouwde, knelpunten op de arbeidsmarkt. Op 17 november 20152 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister) de Tweede Kamer
geïnformeerd over de voortgang en de realisatie van de sectorplannen. Naar verwachting
zal, deels door het niet volledige aanvragen van het beschikbare subsidiebedrag voor
de derde tranche sectorplannen en deels door bijstelling van plannen uit de eerste
twee tranches, een bedrag van 150 miljoen euro aan onderbesteding optreden op het
budget voor de sectorplannen. Met de brief van 27 november 20153 heeft de minister aangegeven de middelen die vrijkomen uit deze onderuitputting aan
te wenden voor een pakket aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de transities
naar nieuw werk.
Probleem
Op de huidige arbeidsmarkt doet zich een probleem voor; de arbeidsvraag en het arbeidsaanbod
sluiten onvoldoende op elkaar aan. Dit uit zich in het ontstaan van werkloosheid in
bepaalde sectoren en tekorten in andere sectoren. Om deze aansluitingsproblematiek
te overbruggen is gerichte scholing cruciaal. Wanneer een werknemer zich wil laten
omscholen naar een ander, meer kansrijk beroep, is het niet altijd gemakkelijk de
eigen werkgever, of het eigen O&O-fonds, mee te krijgen. Dat geldt bijvoorbeeld voor
flexwerkers of werkenden die zich willen omscholen naar een beroep in een andere sector.
Dit vraagt om een regeling die werkzoekenden (werkenden en werklozen) de gelegenheid
geeft zich via scholing te kwalificeren voor meer of andere functies in een sector
waar meer werkgelegenheid is.
Momenteel pleegt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) al extra scholingsinspanningen
voor de werkloze 50-plussers. Er bestaat echter behoefte deze inspanning breder in
te zetten. Daarnaast vraagt de Tweede Kamer met de motie van de leden Anne Mulder
en Vermeij4 aandacht voor de financiering van scholing van werknemers die van de ene naar de
andere sector willen.
De onderhavige subsidieregeling voorziet in een subsidie voor scholing. De regeling
biedt financiële ondersteuning voor werkzoekenden (zowel werkenden als werkloze WW-gerechtigden
en zelfstandigen) die zich willen laten omscholen naar een ander, meer kansrijk, beroep.
Door deze subsidie voor scholing vraaggericht in te zetten, namelijk voor scholing
die opleidt tot een kansberoep, worden de kansen op een (nieuwe) baan vergroot. Het
(om- en bij)scholen van werknemers is in beginsel een gedeelde verantwoordelijkheid
van werknemers en werkgevers. Met deze voorziening wordt deze verantwoordelijkheid
ondersteund.
De subsidieregeling
De subsidieregeling kent de volgende uitgangspunten:
-
• Voor subsidie komt in aanmerking scholing die opleidt richting een kansberoep. UWV
gebruikt voor de beoordeling een limitatieve lijst van kansberoepen. Twee keer per
jaar vindt een update van deze lijst plaats. De lijst is ook te vinden op de site
van UWV (www.uwv.nl).
-
• De scholing moet leiden tot een door de branche of sector erkend diploma of (deel)certificaat.
-
• Voor subsidie kan ook een Erkenning van Verworven Competenties (EVC procedure) in
aanmerking komen.
-
• Bedrijfsopleidingen komen niet in aanmerking voor een vergoeding. Bedrijfsopleidingen
zijn bedrijfskosten die werkzoekenden veelal geen betere arbeidsmarktpositie bieden
buiten dat bedrijf.
-
• Werkzoekenden met een baan of een WW-uitkering, en zelfstandigen, hebben de mogelijkheid
een subsidie voor scholing aan te vragen. Voorwaarde voor de aanvraag is inschrijving
als werkzoekende bij UWV.
-
• Alle anderen (zoals personen die vallen onder de doelgroep van de Participatiewet,
of mensen met een WIA- of Wajong-uitkering) kunnen geen gebruik maken van deze subsidie.
Aan de gemeente en aan UWV zijn namelijk al middelen voor hun re-integratie ter beschikking
gesteld.
-
• De maximale subsidie is 2.500 euro. Een uitzondering op de maximale hoogte van de
subsidie kan worden gemaakt als wordt aangetoond dat een duurdere opleiding nodig
is om iemand naar een bepaald kansberoep te begeleiden. In dat geval is het tevens
nodig dat de aanvrager aantoont dat er sprake is van een baangarantie bij een nieuwe
werkgever van ten minste zes maanden. In deze regeling is gekozen voor een hoger maximaal
toe te kennen bedrag dan in de regeling scholingsvoucher voor personen van 50 jaar
en ouder, waarin uitgegaan wordt van een vergoeding van maximaal 1.000 euro. Daardoor
worden ook uitgebreidere en duurdere scholingen, mits opleidend richting een kansberoep,
mogelijk.
Administratieve lasten en regeldruk
Om voor een subsidie voor scholing in aanmerking te komen, moet de aanvrager als werkzoekende
zijn ingeschreven bij UWV. De aanvrager die een uitkering ontvangt in het kader van
de WW, staat reeds ingeschreven als werkzoekende; hij voldoet reeds aan deze verplichting.
Voor de werkzoekende met een baan die niet als werkzoekende is ingeschreven, en voor
zelfstandigen is de inschrijving een extra handeling.
De aanvrager moet een (digitale) aanvraag indienen bij UWV en daarbij een aantal zaken
aantonen en overleggen, zoals inhoudelijke informatie over de scholing/opleiding,
dat hij tot de scholing/opleiding wordt toegelaten en wat de kosten van de scholing
zijn. Bij de aanvraag van een subsidie voor een opleiding die duurder is dan 2.500,-
euro, moet de aanvrager aantonen dat hij een baangarantie heeft van ten minste zes
maanden.
Reactie op uitvoeringstoets en toezichtbaarheidstoets
In de uitvoeringstoets d.d. 15 maart 2016 heeft UWV aangegeven dat de voorgestelde
regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is. De opmerkingen van UWV zijn verwerkt en waar
nodig is de regeling aangepast naar aanleiding van het geleverde commentaar. Zo wordt
alsnog voorzien in een oplossing voor de situatie dat de aanvrager niet in staat is
om de scholingskosten voor te financieren.
Ook de Inspectie SZW heeft een toezichtbaarheidstoets uitgevoerd. Naar aanleiding
van die toets is de regeling aangepast; duidelijker is naar voren gebracht dat het
maximale subsidiebedrag voor zelfstandigen de uitkomst van de som “2.500 euro min
de BTW” bedraagt.
Financiële gevolgen
In de uitvoeringstoets heeft UWV een bedrag van 5,3 miljoen euro (voor 2016, 2017
en 2018 tezamen) aan uitvoeringskosten opgevoerd. Deze worden vanuit het voor de regeling
beschikbare budget bekostigd.
In totaal is een maximaal bedrag van 30 miljoen euro beschikbaar voor deze regeling
plus de uitvoering daarvan. Hiervan is 8,3 miljoen euro, zijnde 10 miljoen euro minus
een evenredig gedeelte van de uitvoeringskosten, beschikbaar voor werknemers uit de
zorg. Van het landelijke sectorplan zorg is 28 miljoen euro onbenut. Hierover is afgesproken
dat dit beschikbaar blijft voor initiatieven ten behoeve van werknemers in de langdurige
zorg die in lijn zijn met de doelstelling van de sectorplannen. De Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft dit in voortgangsbrieven over de hervormingen
in de langdurige zorg op 14 april5 en op 3 september 20156 aan de Tweede Kamer toegezegd. Van deze middelen wordt aldus 10 miljoen euro, inclusief
uitvoeringskosten, gericht ingezet voor werkzoekenden uit de langdurige zorg.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen. Voor wat betreft de begripsbepaling
van ‘kansberoep’ geldt dat een kansberoep een beroep is, zoals opgenomen in bijlage
1. Van die beroepen heeft het UWV geoordeeld, op basis van een combinatie van beschikbare
en relevante arbeidsmarktgegevens, dat de kans op werk in dat beroep relatief goed
is. De bijlage behorend bij het begrip ‘kansberoepen’ is als volgt opgebouwd:
-
• Het overzicht van UWV met krapteberoepen (ofwel beroepen met moeilijk vervulbare vacatures),
te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie.
-
• Andere beroepen waarvoor cijfers duiden op relatief goede kansen op werk: voor deze
beroepen is de kans op werkhervatting vanuit de WW tenminste gemiddeld èn is het aantal
cv’s per vacature op werk.nl ook relatief gunstig. Wanneer beroepen aan beide voorwaarden
voldoen worden ze meegenomen.
De lijst is vastgesteld op basis van beschikbare prognoses voor de komende jaren:
-
• De inschatting door de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
van de kans op werk voor de voor de genoemde beroepen relevante opleidingen. Hierbij
gaat het om de toekomstige kans op werk op het niveau en in het verlengde van de gevolgde
opleiding voor een gediplomeerde schoolverlater binnen een jaar na afstuderen. De
kans op werk is van toepassing op aankomende studenten die het komende studiejaar
aan een opleiding beginnen en afronden na normale studieduur. Dus voor een tweejarige
opleiding over twee jaar en voor een driejarige opleiding over drie jaar, etc. Kans
op werk 2016 betreft de prognoseperiode 2017 tot en met 2020.
-
• Er heeft daarnaast een globale toets plaatsgevonden op basis van de prognoses van
het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt naar beroep en opleiding. Deze
prognoses hebben betrekking op een grovere indeling van beroepen en opleidingen dan
voor de lijst relevant is, daarom kon slechts globaal worden gekeken naar de toekomstperspectieven
van beroepen.
Naar aanleiding van deze toets is een aantal beroepen uiteindelijk niet opgenomen
op de lijst met kansberoepen.
Artikel 2. Rechthebbende
De doelgroep bestaat uit mensen die werkloos zijn en aanspraak kunnen maken op een
WW-uitkering, maar bestaat ook uit mensen die nog werkzaam zijn, en eventueel met
ontslag worden bedreigd of als zelfstandige scholing richting een kansberoep willen
volgen. Daarom is één van de voorwaarden om als rechthebbende te worden aangemerkt,
het registreren als werkzoekende bij UWV. Deze subsidie moet door de in aanmerking
komende persoon worden aangevraagd, en zal dus niet ambtshalve worden toegekend. Om
stapeling van subsidiestromen te voorkomen, komen enkel de hierboven genoemde groepen
in aanmerking voor toekenning van deze subsidie. Gemeenten en UWV krijgen immers een
re-integratiebudget op basis waarvan scholingskosten voor te vergelijken andere groepen
(zoals iemand met een WIA-uitkering of iemand die een uitkering krijgt op grond van
de Participatiewet, maar wel geregistreerd is als werkzoekende bij UWV) worden vergoed.
De aanvrager moet op het moment van aanvraag aan alle voorwaarden voldoen, wil deze
in aanmerking komen voor subsidie.
Artikel 3. Subsidie aan rechthebbende voor scholing
In artikel 3 zijn de voorwaarden aangegeven waaronder een rechthebbende recht heeft
op een subsidie voor scholing. De rechthebbende heeft recht op subsidie als hij scholing
gaat volgen, die opleidt richting een kansberoep. Het moet gaan om scholing die de
aanvrager helpt om geschikt (of geschikter) te worden om een dergelijke beroep te
gaan uitoefenen.
Naast scholing komt ook een EVC-procedure, waarmee de rechthebbende zijn competenties
en ervaringen in een ervaringscertificaat laat opnemen, in aanmerking voor subsidie.
Dit is geregeld in het tweede lid.
Voor subsidie komt enkel de scholing (zowel de opleidingen als cursussen alsook de
EVC-procedure) in aanmerking die gestart is op of na de datum van inwerkingtreding
van deze regeling (1 mei 2016) tot 1 april 2018.
UWV heeft enige tijd nodig om te beslissen op een aanvraag (artikel 7). Daarom is
voorzien in de mogelijkheid om op (uiterlijk) 31 december 2017 een aanvraag in te
dienen voor een scholing die nog moet starten. Omdat het ongewenst is om die periode
heel lang te laten duren, geldt dat de scholing uiterlijk op 1 april 2018 moet starten.
Artikel 4. Subsidiebedrag scholing
De subsidie bedraagt 100% van de werkelijke kosten tot een maximum van 2.500,- euro.
Dit bedrag is inclusief BTW. Voor de zelfstandige bedraagt de subsidie 100% van de
werkelijke kosten, tot een maximum van de uitkomst van 2.500,- euro min de BTW. De
zelfstandige kan de BTW zelf via de Belastingdienst terugkrijgen. Wanneer een scholing
minder kost dan 2.500,- euro is er recht op een bedrag ter hoogte van de kosten van
de scholing. Naast de kosten voor de scholing zelf, kunnen onder andere ook boeken,
materialen en examens onder de scholingskosten vallen. De subsidie voor scholing kan
slechts eenmaal worden aangevraagd door een rechthebbende.
Indien een baangarantie van ten minste zes maanden wordt geboden door een nieuwe werkgever,
kan de minister beslissen om 100% van een scholing die duurder is dan 2.500,- euro,
te subsidiëren. Van belang is dat de baangarantie dezelfde omvang heeft als het gemiddelde
aantal gewerkte uren (indien werkzaamheden bij die werkgever hebben plaatsgevonden)
en scholing samen. Met ‘nieuwe werkgever’ wordt gedoeld op een andere werkgever dan
de werkgever waar de aanvrager reeds arbeid voor verricht.
Indien er ten behoeve van een zelfstandige een baangarantie wordt gegeven en de kosten
voor de scholing bedragen meer dan 2.500,- euro, komt de BTW, conform het derde lid,
niet voor vergoeding in aanmerking.
Artikelen 5, 7 en 8. De subsidieaanvraag, -vaststelling en -betaling
De aanvraag wordt bij UWV gedaan. Dit volgt uit de werking van artikel 15, waardoor
UWV de taak namens de minister (die in de tekst van artikel 5 wordt genoemd) doet.
Om de aanvraag in behandeling te nemen moet deze compleet zijn. Van een volledige
aanvraag wordt gesproken wanneer het door UWV beschikbaar gestelde aanvraagformulier
(te vinden op www.uwv.nl) volledig is ingevuld en alle gevraagde bijlagen zijn toegevoegd en het formulier
is ondertekend. Bijlagen die in ieder geval bij de aanvraag geleverd moeten worden
zijn:
-
a. een bewijs waaruit blijkt dat de opleidings- of inschrijvingskosten zijn betaald,
dan wel dat deze kosten zijn verschuldigd;
-
b. een bewijs waaruit blijkt dat de opleidingsinstelling de leerling heeft toegelaten;
en
-
c. indien artikel 4, derde lid, van toepassing is, een bewijs van de baangarantie van
de nieuwe werkgever.
Onderdeel a voorziet in twee situaties: de kosten in verband met scholing zijn reeds
betaald of deze kosten zijn nog verschuldigd. Het is als rechthebbende niet altijd
mogelijk om de kosten voor scholing zelf (in één keer) te betalen, om vervolgens subsidie
te krijgen ten behoeve van die scholing. Daarom kan ook, met een bewijs dat deze scholing
gevolgd gaat worden (een verplicht in te vullen bijlage bij het aanvraagformulier)
en dat daarvoor een bepaald bedrag in rekening wordt gebracht, subsidie worden verleend
voor nog niet gemaakte kosten.
In het geval van een onvolledige aanvraag krijgt de aanvrager de mogelijkheid deze
nog aan te vullen. De datum van binnenkomst van de volledige aanvraag is de datum
die als ontvangstmoment wordt aangemerkt. De aanvraag moet uiterlijk twee weken na
de start van de scholing zijn ontvangen. In artikel 7 is bepaald dat UWV uiterlijk
binnen acht weken na ontvangst van een volledige aanvraag, zal beslissen op de aanvraag.
Om de start van de opleiding niet onnodig te vertragen zal UWV er echter naar streven
de beslissing eerder af te geven. Indien aan de voorwaarden is voldaan, geeft UWV
een vaststellingsbeschikking af. In die beschikking neemt UWV de hoogte van de subsidie
op. Binnen 30 dagen na het afgeven van voorgenoemde beschikking betaalt UWV de subsidie
aan de aanvrager.
Artikel 6. Weigeren subsidie
UWV weigert de subsidie in een aantal gevallen. Ten eerste wanneer de aanvraag na
de termijn, bedoeld in artikel 5, is binnengekomen. Deze weigeringsgrond geldt niet
in het geval dat de aanvrager zijn aanvraag tijdig, dus voor de aanvang van de scholing,
heeft ingediend, maar deze aanvraag niet compleet blijkt te zijn en UWV hem op grond
van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid stelt om die aanvraag
aan te vullen. Wanneer de aanvrager van deze gelegenheid gebruik maakt en zijn volledige
aanvraag wordt vervolgens door UWV ontvangen twee weken na de aanvang van de scholing,
dan wordt aan die aanvrager niet tegengeworpen dat zijn aanvraag te laat is ontvangen.
Ten tweede wordt de subsidie geweigerd voor zover de rechthebbende meerdere malen
aanspraak maakt op subsidie voor scholing op grond van deze regeling. Indien voor
de scholing van dezelfde rechthebbende al op grond van deze regeling subsidie is verleend,
wordt op een volgende aanvraag voor subsidie voor scholing van die rechthebbende afwijzend
beschikt.
Ten derde wordt met de grondslag voor weigering in onderdeel c voorkomen dat er dubbel
gefinancierd wordt. Wanneer er al aanspraak is gemaakt op publieke middelen via een
andere weg, dan kan er geen aanspraak meer gemaakt worden op de subsidie voor scholing
uit artikel 4 van deze regeling. Als er bijvoorbeeld voor dezelfde scholing al aanspraak
is gemaakt op een subsidie voor scholing op grond van de Regeling subsidie scholing
en plaatsing oudere werklozen, dan komt die scholing niet in aanmerking voor subsidie
op grond van onderhavige regeling.
Ten slotte is opgenomen dat de subsidie wordt geweigerd indien de belanghebbende reeds
bij de aanvraag en verlening van de subsidie deelneemt aan een traject in het kader
van de artikelen 3.2 tot en met 3.5 van de Regeling cofinanciering sectorplannen 2015.
Het is niet de bedoeling dat scholing die plaatsvindt in het kader van een sectorplan
wordt bekostigd vanuit deze tijdelijke regeling. Daarom is deelname aan een sectorplan
expliciet als weigeringsgrond opgenomen.
Artikel 9. Aanvragen subsidie
De aanvraag voor subsidie voor scholing op grond van deze regeling kan worden gedaan
vanaf de datum waarop deze regeling inwerking treedt tot en met 31 december 2017.
Ook de aanvraag in verband met scholing die al gestart is, zoals bedoeld in artikel
5, eerste lid, moet uiterlijk op 31 december 2017 worden gedaan. Subsidieaanvragen
die na afloop van deze periode worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.
De minister (in mandaat UWV) kent de subsidie toe en betaalt uit aan de aanvrager,
die hierdoor is gebonden aan de verplichtingen van de regeling. De aanvrager is ook
degene bij wie eventuele terugvordering plaatsvindt.
Artikel 10. Meldingsplicht en medewerkingverplichting
De aanvrager van subsidie voor scholing heeft na de toekenning van de subsidie de
verplichting om, zodra aannemelijk is dat de scholing niet of niet geheel zal plaatsvinden,
of dat niet aan de voorwaarden voor subsidie en de overige verplichtingen zal worden
voldaan, dat aan UWV te melden. Naast de meldingplicht is de aanvrager verplicht om
desgevraagd mee te werken aan een steekproef.
Artikelen 11 en 12. Subsidieplafond en volgorde behandeling subsidieaanvragen
Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de periode vanaf de datum
van inwerkingtreding tot en met 31 december 2017 een bedrag van 30 miljoen euro beschikbaar,
inclusief de kosten voor de uitvoering van de regeling. Hiervan is na aftrek uitvoeringskosten
8,3 miljoen euro uitsluitend beschikbaar voor rechthebbenden die werkzaam zijn of
waren in de sector zorg.
Indien het subsidieplafond van de sector zorg is bereikt, dan gaan de aanvragen van
rechthebbende die werkzaam zijn of waren in de zorg mee met het ‘reguliere’ budget.
Op het moment dat het plafond is bereikt, worden er geen aanvragen meer toegekend;
dit is conform artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Subsidieaanvragen
worden behandeld op volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen. Zoals reeds
eerder genoemd, is het moment van ontvangst van de volledige aanvraag het moment dat
wordt gezien als ontvangstmoment. Mocht het zo zijn dat er subsidieaanvragen op dezelfde
dag zijn binnen gekomen en de volgorde is niet vast te stellen, dan zal de volgorde
worden vastgesteld door loting.
Artikel 13. Terugvordering
De verleende subsidie wordt teruggevorderd indien blijkt dat deze ten onrechte is
verleend of dat een te hoog bedrag aan subsidie is verleend. Daarvan is in ieder geval
sprake als blijkt dat de scholing niet is gestart of niet is afgemaakt of als uit
bijvoorbeeld een steekproef blijkt dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt. Daarnaast
kan de subsidie worden teruggevorderd wanneer aanvrager niet voldoet aan de meldings-
en medewerkingingsverplichtingen. Overigens zal, al naar gelang de situatie, de subsidie
geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. Indien bijvoorbeeld door een kennelijke
fout van de aanvrager een te hoog bedrag aan subsidie is verleend, zal het te veel
verstrekte worden teruggevorderd.
UWV besteedt bijzondere aandacht aan het misbruik en oneigenlijk gebruik bij de uitvoering
van deze regeling.
Artikel 14. Toepasselijkheid van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is buiten toepassing verklaard omdat de
uitvoering bij UWV is belegd.
Artikel 15. Mandaat, volmacht en machtiging UWV
Deze regeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies. Die wet heeft betrekking
op subsidieverstrekking door de minister. Het onderhavige artikel voorziet erin dat
de minister UWV mandateert om deze regeling namens hem uit te voeren. Hierbij is tevens
mandaat geregeld voor de behandeling van bezwaar en beroep door UWV. Omdat het hier
het opdragen van een taak aan UWV betreft, al is het dan uitvoering in mandaat, is
deze regeling ook gebaseerd op artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur en uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen.
Artikelen 16 tot en met 19. Financiering
In de artikelen 16 tot en met 19 worden regels gesteld met betrekking tot de financiering
van de regeling ten laste van de rijksbegroting. Als uitvoerder van de regeling draagt
UWV zorg voor het beheer en de administratie van de financiële middelen. UWV verstrekt
voor 1 oktober 2016 een opgave van de geraamde lasten over de jaren 2016 en 2017.
Op grond van artikel 18 doet UWV jaarlijks voor 1 oktober een aanvraag tot bevoorschotting
van dat jaar. Afrekening vindt ingevolge artikel 19 plaats via de jaarrekening.
Artikel 20. Evaluatie
De minister zal zorg dragen voor evaluatie van de regeling. UWV zal twee keer per
jaar de benodigde gegevens leveren. Over het verstrekken van deze gegevens zullen
afspraken gemaakt worden.
Artikel 21. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 mei 2016 en vervalt op 1 januari 2018. Ingevolge
het tweede lid blijft deze regeling van toepassing op reeds toegekende subsidieaanvragen.
Een voorbeeld daarvan is een subsidieaanvraag die in november 2017 is toegekend voor
een opleiding die op 1 februari 2018 pas aanvangt, of een meerjarige opleiding die
pas 1 februari 2018 is afgerond. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet echter
wel de scholing zijn aangevangen op uiterlijk 1 april 2018.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher