33 566 Financieel en sociaal-economisch beleid

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2015

Inleiding

Op 29 mei 20151 heb ik de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de sectorplannen zoals die eind maart 2015 was. Met deze brief informeer ik u over de huidige stand van zaken en de realisaties volgens de in september 2015 door SEO en ecbo uitgevoerde peiling. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie Heerma c.s. van 26 juni 20142.

Met de sectorplannen willen de sociale partners en de overheid een bijdrage leveren aan het aanpakken van de negatieve effecten van de recessie op de arbeidsmarkt en aan het structureel versterken van de werking van de arbeidsmarkt op lange termijn. Met de plannen uit de eerste twee tranches beogen sociale partners 395 duizend deelnemers te helpen. Dit is een stevige ambitie, al is het aantal door bijstellingen wel 35 duizend lager dan bij de vorige tussenmeting.

Inmiddels is de uitvoering goed op gang gekomen. Eind september 2015 zijn bijna 150 duizend deelnemers aan de diverse activiteiten van 76 sectorplannen uit de 1e en 2e tranche geregistreerd. Ten opzichte van maart 2015 is dit bijna een verdubbeling van het aantal deelnemers. Dit aantal moet de komende tijd nog aanzienlijk toenemen.

Voor de derde tranche, waarvan de aanvraagperiode sloot op 15 september 2015, zijn 32 sectorplannen ingediend. Deze plannen worden momenteel beoordeeld. Op dit moment zijn er 11 plannen goedgekeurd, waarmee ruim 12 duizend personen naar een andere baan worden begeleid en geschoold. Dit aantal zal nog stijgen als ook de resterende plannen zijn beoordeeld en goedgekeurd.

De partijen die aan de slag zijn gegaan met de knelpunten op de arbeidsmarkt melden dat hun samenwerking door de sectorplannen is versterkt. Driekwart van de ondervraagden verwacht dat ook na afloop van de sectorplannen de samenwerking continueert en men verwacht elkaar ook in de toekomst beter te kunnen vinden om gezamenlijk beleid te voeren.

Het is nog te vroeg om uitspraken over de uiteindelijke effectiviteit van de sectorplannen te kunnen doen, daarvoor moeten de resultaten van de evaluatie worden afgewacht. Eind 2016 zal op basis van de dan afgeronde sectorplannen een eerste evaluatierapport verschijnen.

Wat we wel zien, is dat een deel van de plannen erin slaagt de ambities volledig te realiseren, waarbij sommige sectoren zelfs – voor eigen rekening – meer realiseren dan afgesproken. Dit neemt niet weg dat er ook sectoren zijn waarbij de uitvoering moeilijker tot stand komt of waarbij sommige typen maatregelen lopende de implementatie moeilijk uitvoerbaar blijken te zijn. Dit kan leiden tot bijstelling van de ambities. Dit leidt ook tot financiële onderbesteding. Over de aanwending van deze onderbesteding heb ik u per brief van 10 november jl. bericht3. Over de concrete invulling van mijn voornemens zal ik u separaat informeren.

Opzet van de brief

In deze brief ga ik nader in op:

  • De stand van de arbeidsmarkt

  • De stand van de 3e tranche sectorplannen

  • De voortgang van de 1e en 2e tranche sectorplannen

  • Het oordeel van partners van de samenwerkingsverbanden van de plannen over de samenwerking

  • Te verwachten onderbesteding

Het rapport van de door SEO en ecbo uitgevoerde derde Quickscan is als bijlage aan deze brief toegevoegd4.

Stand van de arbeidsmarkt

Het herstel van de Nederlandse economie zet door en wordt breed gedragen. Het economisch herstel komt langzaam maar zeker ook tot uiting op de arbeidsmarkt. Sinds het eerste kwartaal van dit jaar is de werkloosheid verder gedaald. In september was 6,8% van de beroepsbevolking werkloos ten opzichte van 7,2% in januari. Voor 2016 raamt het CPB de werkloosheid op 6,7%.

Het derde kwartaal 2015 steeg het aantal banen met 33 duizend ten opzichte van vorig kwartaal tot 9,952 miljoen. Het aantal werkzame personen nam met 26 duizend personen toe. Er is nu zes kwartalen achtereen sprake van banengroei, waarbij het aantal banen in deze periode met 148 duizend toenam

Figuur 1: Voor seizoensgecorrigeerd aantal banen Bron CBS

Figuur 1: Voor seizoensgecorrigeerd aantal banen Bron CBS

Ondanks het economische herstel en de verbeteringen op de Nederlandse arbeidsmarkt ligt de werkloosheid nog steeds op een onaanvaardbaar hoog niveau. Het kabinet wil daarom de lasten op arbeid met € 5 miljard verlichten. Op korte termijn bevordert dit het herstel van de consumentenbestedingen en geeft zo een extra impuls aan de economie en werkgelegenheid. De doorrekening van het CPB wijst uit dat de werkgelegenheid structureel met 0,5% stijgt door het € 5 miljard pakket en dus 35 duizend banen oplevert.

Maatregelen om mensen aan het werk te helpen en te houden blijven nog steeds noodzakelijk. Werkloosheid is voor de mensen die het treft zeer ingrijpend. Het is dan ook goed om te kunnen constateren dat de uitvoering van de eerste en tweede tranche sectorplannen stevig op gang is gekomen en dat de eerste aanvragen in de derde tranche inmiddels zijn toegekend.

Stand van de 3e tranche sectorplannen

Op 15 september jl. is het aanvraagtijdvak voor de 3e tranche sectorplannen gesloten. Het derde aanvraagtijdvak is opengesteld voor plannen om baanwisselingen naar andere werkgevers tijdelijk te ondersteunen met cofinanciering van de sectorplannen. Het doel is om met ontslag bedreigde werknemers en werklozen door middel van noodzakelijke om- en bijscholing gereed te maken voor instroom in een kansrijk beroep, in sectoren en regio’s waar juist banen ontstaan of moeilijk vervulbare vacatures zijn. Vanuit de WW kan een werkloze met inzet van Brug-WW noodzakelijke scholing volgen met behoud van een uitkering op grond van de WW. De maatregelen zijn uitsluitend gericht op initiatieven die van-werk-naar-werk en van werkloosheid naar werk bevorderen.

In een eerdere brief5 heb ik al aangegeven dat het concept van denken in van-werk-naar-werk trajecten nog relatief nieuw is en geen gemeengoed. Het blijkt pionierswerk en vergt een cultuuromslag.

Het vinden van de juiste partijen, het creëren van het benodigde commitment en het organiseren van de eigen financiering kost tijd en vergt visie en lef van alle partijen. Een belangrijke reden hiervoor is dat arbeidsmarkten vaak regionaal van aard zijn. Het is voor betrokken partijen in de arbeidsmarktregio’s, complex om de benodigde nieuwe samenwerkingsverbanden voor het aanpakken van knelpunten op de arbeidsmarkt op te zetten. Naast (vertegenwoordigers van) werkgevers en werknemers zullen vaak ook gemeenten, provincies, UWV en onderwijsinstellingen betrokken moeten worden. Om die reden heb ik in mei dit jaar de looptijd van het aanvraagtijdvak verlengd. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen. In de derde tranche zien we, in tegenstelling tot de eerste twee tranches, ook veel regionale intersectorale samenwerkingsverbanden. Waar regio’s met de voorwaarden in de eerste twee tranches lastig uit voeten konden, lukt dat nu prima.

Uiteindelijk zijn gedurende het aanvraagtijdvak 32 plannen voor cofinanciering ingediend met een totaal gevraagde subsidie van € 99 miljoen6. Vanuit de samenwerkingsverbanden wordt voor minimaal een even groot bedrag geïnvesteerd. De betrokken partijen hebben hiermee een forse prestatie geleverd.

De helft van de plannen is ingediend door een regionaal samenwerkingsverband, de andere helft door een sectoraal samenwerkingsverband. Veel plannen geven aan gebruik te willen maken van de brug-WW. Er zijn ook plannen ingediend met maatregelen om mensen grensoverschrijdend aan het werk te helpen.

Inmiddels zijn er 11 plannen (gedeeltelijk) goedgekeurd voor een totaal subsidiebedrag van € 44,3 miljoen. Hierbij zitten plannen met technische beroepen die aansluiten bij de doelstellingen van het Techniekpact en het Topsectoren beleid, zoals Vierkant voor werk, de Installatiebranche, ICT, Grafimedia, Transport en Logistiek en MKB-Limburg.

Eén plan is conform de Regeling niet in behandeling genomen omdat het onvolledig bleef. De resterende 20 plannen zitten nog in de beoordelingsfase.

De goedgekeurde plannen bevatten de volgende maatregelen

Maatregel

Aantal beoogde trajecten1

Toegekende cofinanciering in miljoen €2

Van werk naar ander beroep bij een andere werkgever

3.175

15,1

Van werk naar hetzelfde beroep bij een andere werkgever

2.419

5,9

Van WW naar hetzelfde of ander beroep

4.919

14,9

Van overig naar hetzelfde of ander beroep

1.242

5,6

Totaal (maatregelen)

11.755

41,5

Totaal (inclusief overhead kosten)

 

44,3

X Noot
1

Het gaat hierbij om unieke deelnemers in een van werk of van werkloosheid naar werk traject.

X Noot
2

De in de tabel bij de maatregelen genoemde bedragen zijn exclusief overheadkosten.

In de arbeidsmarktregio Drenthe en Hardenberg is vraag naar medewerkers in de technische beroepen (procesindustrie, metaal, installatie, bouw). Vooral voor de topsectoren chemie, hightech systemen en materialen, logistiek en agro-business. Ook is er in de regio veel bedrijvigheid op het gebied van (offshore)olie en gaswinning waardoor er vraag is naar maintenance beroepen. In de metaalindustrie en de bouwsector zijn ook diverse ontwikkelingen gaande waardoor er vraag is naar gekwalificeerd personeel. Tegelijkertijd is sprake van een hoog werkloosheidspercentage. Er zijn relatief veel laag opgeleiden terwijl werkgevers in toenemende mate vacatures hebben op MBO+ niveau. Daarnaast dreigen er massaontslagen door sluitingen en faillissementen in de regio.

Het aanbod werkzoekenden voldoet vaak niet aan de vraag van de werkgevers.

Het sectorplan «Vierkant voor werk», is een samenwerkingsverband van VNO-NCW Noord, FNV, CNV, UWV, Stichting «Werk in beweging», Provincie Drenthe, en de gemeenten Hardenberg, Hoogeveen, De Wolden, Midden-Drenthe, Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen. Het samenwerkingsverband heeft de ambitie met dit plan 900 werkzoekenden en met ontslag bedreigde werknemers o.a. door om- of bijscholing aan de slag te helpen in beroepen waar een tekort is aan werknemers, vooral in de techniek zoals metaal en bouw. Het plan is daarmee ook van belang voor de uitvoering van het Techniekpact in de regio.

Er wordt gebruik gemaakt van Brug-WW met een baangarantie voor één jaar.

Het is de bedoeling dat ook een deel van de werknemers over de grens in Duitsland aan de slag gaat. Via dit sectorplan worden eveneens pilots op het gebied van reshoring mogelijk.

Box 1 voorbeeld van een 3e tranche sectorplan

Voortgang 1e en 2e tranche sectorplannen

Met behulp van de sectorplannen uit de 1e en 2e tranche wordt eind september 2015 beoogd om met 601 maatregelen en ruim 395 duizend deelnemers een bijdrage te leveren aan het overbruggen van de crisis en een structurele versterking van de werking van de arbeidsmarkt.

Vanuit SZW is daarvoor € 354 miljoen7 aan cofinanciering van maatregelen beschikbaar gesteld. De sectoren dragen zelf € 683 miljoen bij, zodat de uiteindelijke financiële impact bijna het driedubbele bedraagt.

De activiteiten zijn in te delen in 6 thema’s: bevorderen arbeidsmobiliteit, behoud vakkrachten, scholing, bevordering instroom (waaronder leerwerkplekken), bevordering gezondheid en overig8.

Scholing vormt de – in aantal beoogde deelnemers – grootste categorie (58%). In kosten is bevordering instroom het duurst omdat hierin verletkosten tijdens de scholing zijn opgenomen.

Figuur 2: Beoogde doelstellingen 1e en 2e tranche naar thema eind september 2016

Figuur 2: Beoogde doelstellingen 1e en 2e tranche naar thema eind september 2016

Uit de peiling die in september 2015 onder de projectleiders van de sectorplannen is uitgevoerd blijkt dat de uitvoering van de sectorplannen inmiddels stevig op gang is gekomen. Eind september 2015 zijn er bijna 150 duizend deelnemers aan de diverse activiteiten van de 769 sectorplannen uit de 1e en 2e tranche. Ten opzichte van maart 2015 is dit, met een toename van bijna 70 duizend deelnemers, bijna een verdubbeling. Dit aantal zal de komende tijd nog aanzienlijk toenemen. Plannen die moeite hadden met de opstartfase hebben de mogelijkheid gekregen de uitvoeringsperiode met een half jaar te verlengen.

Onder deelnemers worden die deelnemers verstaan waarvan in de administratie van de centrale projectleider van het plan bekend is dat ze als deelnemer aan een activiteit uit het sectorplan zijn ingeschreven. Bij sommige sectorplannen vindt die registratie pas lopende of na afronding van een activiteit plaats. Dit betekent dat er ook nog deelnemers «in de pijplijn» zitten die wel gebruik maken van een activiteit uit het sectorplan, maar nog niet als zodanig bekend zijn in de centrale administratie van het sectorplan. Zij zijn hier niet meegeteld. Anderzijds is het mogelijk dat dezelfde mensen aan meerdere activiteiten deelnemen. Het gaat hierbij dus niet om het aantal unieke personen dat deelneemt aan sectorplannen. Dit aantal kan lager liggen.

Halverwege de looptijd van de plannen zijn er voor de eerste twee tranches sectorplannen al 17 duizend deelnemers op leer-werkplaatsen. Dit is al 60% van het beoogde aantal. Omdat het bij BBL-trajecten vaak, -hoewel niet altijd-, om jongeren gaat wordt hiermee een belangrijke bijdrage geleverd aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid.

Figuur 3: Deelnemers aan maatregelen naar thema*

Figuur 3: Deelnemers aan maatregelen naar thema*

* In enkele gevallen was het door de projectleiders opgegeven aantal deelnemers aan een activiteit in maart 2015 hoger dan in september 2015. Met name bij behoud van vakkrachten is dit te zien. De oorzaak hiervan is dat de eerder geregistreerde deelnemers bij definitieve vaststelling toch niet aan de criteria om in aanmerking te komen voor cofinanciering voldeden, bv doordat geen BSN-nummers waren geregistreerd.

De maatregelen om- en bijscholing en initiatieven tot verbetering van de gezondheid zijn in aantal beoogde deelnemers de omvangrijkste thema’s van de sectorplannen. Deze activiteiten lopen met 40% deelnemers redelijk tot goed. Voor deelname aan om- en bijscholing zijn er al bijna 86 duizend deelnemers. Aan gezondheidbevorderende maatregelen nemen ruim 26 duizend mensen deel.

Ook zijn er inmiddels al bijna 12 duizend mensen via de sectorplannen ondersteund bij de bevordering van hun arbeidsmobiliteit. Onder dit thema vallen diverse maatregelen zoals loopbaangesprekken, begeleidings- en bemiddelingstrajecten, maar ook concrete van-werk-naar-werk trajecten.

De arbeidsmobiliteitstrajecten in de eerste twee tranches van de sectorplannen worden breed toegepast. Niet alleen gericht op daadwerkelijke plaatsing op een nieuwe baan, maar vooral ook gericht op bewustwording van de eigen loopbaan en de mogelijkheid van mobiliteit.

Voorbeelden hiervan zijn:

De regio Stedendriehoek en Noord Veluwe met het regionale sectorplannen «Samen werken maken van werk»

Deze regio boekt veel succes met de arbeidsmobiliteitsvouchers. Een arbeidsmobiliteitsteam gaat actief op pad naar werkgevers en werkt full time aan de contacten in de regio. Werkgevers uit elke sector in deze regio maken aanspraak op deze vouchers waarmee hun werknemers kunnen werken aan mobiliteit. Dit instrument kan door werkgevers breed worden ingezet, van het voeren van loopbaangesprekken, tot coaching of omscholing voor een nieuwe functie.

Van de beoogde 525 vouchers heeft de regio per september jl. ca. 400 vouchers verstrekt en de aanvragen hiervoor blijven binnenkomen.

Het sectorplan van de Metalektro

Binnen het sectorplan Metalektro worden voor 200 medewerkers die hun bedrijf om diverse redenen moeten verlaten van-werk-naar-werk trajecten ingezet.

In de regio moeten minimaal 2 bedrijven samen met de regionale sociale partners een aanvraag doen voor middelen uit het landelijke plan. Een aanvraag moet gaan om minimaal 5 trajecten. Het kan hierbij gaan om een aanvraag ten behoeve van zowel bedrijven met aanbod als bedrijven met vraag naar werknemers.

Momenteel zijn al 191 trajecten in volle gang en van de aanvragen die in het voorjaar 2015 zijn gestart zijn al meerdere medewerkers succesvol uitgeplaatst. Ook oudere en veelal lager opgeleide werknemers zijn succesvol bemiddeld naar een nieuwe baan.

Als succesfactoren noemt de sector:

  • De uitvoering in de regio met regionale partners, relevante partijen en uitvoerders met een sterk regionaal netwerk

  • Het inzetten van de kennis over de sector en regionale arbeidsmarktinformatie van de sector en het netwerk van de regiomanagers van het A&O-fonds.

  • Het opstellen van een analyse van de opleidings-, competentie- en ontwikkelingsbehoefte voor de inzet van intensieve begeleiding en loopbaaninstrumenten (GAP analyse)

Box 2 Voorbeelden van Van-werk-naar-werk trajecten in sectorplannen

Voorwaarde voor het toekennen van cofinanciering aan maatregelen uit het sectorplan is dat het moet gaan om maatregelen die additioneel zijn aan wat gebruikelijk was binnen de sector of wat de sector reeds voornemens was te gaan doen. Uit de tot nu toe behaalde deelname concludeer ik dat halverwege de uitvoering van de sectorplanen samen met de sociale partners al een stevige extra impuls is gegeven aan het stimuleren van de werking van de arbeidsmarkt.

De sectorplannen in de technische sectoren, -die zijn gericht op vermindering van de uitstroom van (jonge) medewerkers, versnelde herinstroom van recente werkloos geworden technici, betere begeleiding van nieuwe werknemers door ervaren collega’s, doorstroming en op om- en bijscholing –, leveren tevens een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van het Techniekpact.

Eén sectorplan, dat van de Hoveniersbranche, is inmiddels afgerond. In het kader van dit plan hebben 1142 medewerkers toekomst gerichte bijscholing ontvangen. Dit heeft bijgedragen aan het voorkomen van een afname van de werkgelegenheid en het behouden van vakkrachten en BBL-leerlingen voor de sector.

Oordeel van partners van het samenwerkingsverband over de samenwerking

In september 2015 is met een vragenlijst aan alle ondertekenaars van een samenwerkingsverband onderzocht hoe men de eigen rol en de samenwerking met de overige partijen in het samenwerkingsverband waardeert. Bijna de helft van de betrokkenen geeft aan dat de samenwerking tussen de partners is verbeterd. Driekwart verwacht dat ook na afloop van de sectorplannen de samenwerking voortgezet wordt en men verwacht elkaar ook in de toekomst beter te kunnen vinden om gezamenlijk beleid te voeren.

Het overgrote deel van de deelnemers in een samenwerkingsverband is tevreden tot zeer tevreden over de samenwerking. Zowel tijdens de fase van de planvorming als tijdens de uitvoering is goed samengewerkt. Werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en sectorfondsen hebben de rol kunnen vervullen die zij voor ogen hadden bij de sectorplannen. Als belangrijkste succesfactoren in de samenwerking worden genoemd een gezamenlijk gevoelde urgentie voor de maatregelen in het sectorplan, professionaliteit en inzet van de partners, onderling vertrouwen en een goede coördinatie en aansturing. Hiermee valt of staat de samenwerking.

Eén van de doelstellingen van de sectorplannen is het versterken van de samenwerking van de partijen en instituties die betrokken zijn bij een goed functioneren van de arbeidsmarkt. Door de voorwaarde te stellen dat sectorplannen alleen kunnen worden ingediend door samenwerkingsverbanden waarin ten minste een werkgevers- en een werknemersorganisatie vertegenwoordigd zijn wordt beoogd de sectorale en/of regionale samenwerking te versterken. De sectorplannen lijken te slagen in dit doel. De sectorplannen dragen naar verwachting van de partijen ook op een lange termijn bij aan de samenwerking.

Hoewel de uitvoering van de sectorplannen over de hele linie naar tevredenheid verloopt, zijn er behoorlijke verschillen in de uitvoering van de verschillende plannen. Waar bij enkele sectorplannen bijvoorbeeld van-werk-naar-werk lastig blijkt, hebben andere sectoren daar hun doelstelling al bereikt. In de komende periode wordt gekeken hoe de ervaringen van de succesvolle uitvoerders per maatregel andere uitvoerders kan helpen. De Stichting van de Arbeid gaat hier een rol in spelen.

Te verwachten onderbesteding

Zoals ik reeds heb aangegeven is de uitvoering van de sectorplannen stevig op gang gekomen en zijn er al 150 duizend deelnemers aan de verschillende activiteiten. Over het geheel genomen ligt de helft van de geplande maatregelen volgens de projectleiders van de plannen op schema of loopt hier op vooruit. De andere helft heeft in meer of mindere mate vertraging opgelopen in de uitvoering. Waarbij het oplopen van vertraging overigens niet betekent dat er in het geheel niets gebeurt bij die maatregelen en er geen deelnemers zijn. Bij de hele grote sectorplannen en bij de kleine sectorplannen komt het vaker voor dat een deel van de activiteiten achterloopt op schema dan bij de plannen met een gemiddelde omvang.

In de brief van 29 mei 201510 heb ik reeds gemeld dat een aantal plannen achterliep bij de planning. Vooral bij de maatregelen die over het geheel minder goed lopen worden de achterstanden moeilijk ingehaald. Dit speelt met name bij de maatregel «Behoud van vakkrachten». Ook de maatregelen gericht op het bevorderen van arbeidsmobiliteit lopen in een aantal gevallen nog niet zoals gewenst. Blijkbaar sluiten deze maatregelen niet altijd aan bij de behoefte van de individuele werkgevers en werknemers. Mogelijk omdat het gaat om een vernieuwende aanpak, zoals de maatregelen gericht op arbeidsmobiliteit. Andere genoemde belangrijke redenen voor achterlopen zijn: meer tijd nodig voor voorbereiding en afstemming en moeilijke bereikbaarheid van de (beoogde) doelgroep. Hoewel minder dan gehoopt, blijken zoals hiervoor gemeld, toch veel mensen wel gebruik te maken van deze maatregelen. Over het geheel genomen loopt scholing redelijk, maar bij de plannen waar scholing minder goed uit de verf komt, is dat veelal het gevolg van een moeilijke bereikbaarheid van de (beoogde) doelgroep en gebrek aan animo bij de individuele werkgevers en werknemers.

Bij eenderde van de maatregelen die in maart 2015 achterliepen zijn de achterstanden in september 2015 reeds ingehaald. Het is niet realistisch te verwachten dat alle achterstand uiteindelijk zal worden ingehaald, en ook valt niet uit te sluiten dat een aantal sectorplannen dat nu op schema loopt uiteindelijk toch op onderrealisatie zal uitkomen.

Figuur 4: De voortgang in de maatregelen naar looptijd sinds de start van de maatregel.

Figuur 4: De voortgang in de maatregelen naar looptijd sinds de start van de maatregel.

Als bekend is dat de onderrealisatie niet meer ingelopen kan worden kan de beschikking aangepast worden aan de realiteit. Momenteel is dit bij een aantal grote plannen, zoals in de Bouw, de Zorg, de Procesindustrie en de Transport al gebeurd. Met name maatregelen omtrent arbeidsbemiddeling zijn in termen van het aantal geplande deelnemers in omvang afgenomen. Die afname wordt voor een groot deel veroorzaakt door een herziening van het sectorplan verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg. Sociale partners spannen zich in om zoveel mogelijk vakkrachten voor de zorg te behouden of aan ander werk te helpen. Op dit moment nemen reeds ruim 2 duizend medewerkers uit de zorg deel aan activiteiten gericht op mobiliteit en van-werk- naar-werk en in de 18 regionale sectorplannen zorg wordt gewerkt aan competentie scholing en kwalitatieve scholing van inmiddels al 33 duizend vakkrachten. Desondanks is helaas niet voorkomen dat mensen vanuit de langdurige zorg in de WW zijn gekomen of nog dreigen te komen. Zoals ik in de hoofdlijnen brief van 10 november jl.11 aangaf is afgesproken dat het onbenutte gedeelte van het landelijke sectorplan zorg beschikbaar blijft voor initiatieven in de langdurige zorg die in lijn zijn met de doelstelling van de sectorplannen. De Staatssecretaris van VWS heeft dit mede namens mij in voortgangsbrieven over de hervormingen in de langdurige zorg op 14 april en op 3 september jl. aan uw Kamer toegezegd12.

Met het intrekken van plannen en de herziening van beschikkingen, zoals hierboven beschreven, is op dit moment € 70 miljoen13 vrijgekomen. Bijstelling van de beschikkingen vindt bij voorkeur plaats op basis van de bespreking van de jaarlijkse voortgangsrapportages met de uitvoerders van de plannen. Deze gesprekken zullen vooral de komende tijd gaan plaatsvinden. Dan zal ook duidelijker worden hoeveel van de onderbesteding op lopende plannen het komende jaar reeds zal vrijvallen.

Daar komt nog bij dat er geld overblijft van de 150 miljoen die beschikbaar was voor de aanvragen van de derde tranche. In de derde tranche is voor een bedrag van € 99 miljoen aan cofinanciering van plannen aangevraagd. Hierdoor valt een bedrag van € 51 miljoen vrij. Dit bedrag zal nog toenemen, omdat de ingediende plannen net zoals bij de eerste en tweede tranche kritisch getoetst worden en niet het volledige aangevraagde subsidiebedrag ook daadwerkelijk zal worden toegekend.

Naar mijn inschatting mag er vanuit gegaan worden dat een bedrag van € 150 miljoen aan onderbesteding vrij komt op het sectorplannenbudget.

Over de uitvoering van motie Kerstens14, waarin de Kamer de regering vraagt binnen de middelen van de Regeling cofinanciering sectorplannen € 30 miljoen toe te wijzen voor de herstructurering van bedrijven in de sociale werkvoorziening, kan ik u berichten dat de 35 plannen uit de arbeidsmarktregio’s inmiddels zijn beoordeeld en akkoord bevonden. De centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s zullen in december 2015 de gevraagde middelen via een decentralisatie-uitkering krijgen overgemaakt.

Zoals aangekondigd in de hoofdlijnen brief van 10 november jl15 wil ik de middelen die vrijkomen uit de onderuitputting van het sectorplannen budget aanwenden voor een pakket aanvullende maatregelen. Doelstelling is om van-werk-naar-werk transities en van-werkloosheid-naar-werk transities een tijdelijke extra impuls te geven, zodat werkzoekenden beter geholpen worden, mismatch wordt beperkt en langdurige werkloosheid zoveel mogelijk wordt voorkomen. Ik werk in goed overleg met sociale partners en de uitvoering, de maatregelen verder uit. Over de nadere uitwerking zal ik u separaat informeren voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tot slot

De uitvoering van de sectorplannen is goed op weg en met de derde tranche sectorplannen wordt nog een extra impuls gegeven aan het van werk of vanuit werkloosheid naar werk begeleiden van mensen. In het voorjaar van 2016 zal ik u opnieuw informeren over voortgang in de uitvoering van de goedgekeurde sectorplannen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 33 566, nr. 82.

X Noot
2

Kamerstuk 33 930 XV, nr. 6.

X Noot
3

Kamerstuk 33 566, nr. 83.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Kamerstuk 33 566, nr. 82.

X Noot
6

Dit is inclusief overhead.

X Noot
7

Dit is exclusief € 14 miljoen overheadkosten. Door de ophoging van de vergoeding voor overhead kosten, wat nog niet in alle beschikkingen is verwerkt, zal dit bedrag nog toenemen.

X Noot
8

Details over de inhoud van de afzonderlijke sectorplannen zijn te vinden op www.sectorplannen.nl en www.stvda.nl/nl/actieteam-crisisbestrijding.aspx.

X Noot
9

Van de 79 goedgekeurde sectorplannen zijn er drie door de indieners ingetrokken omdat het plan voor het samenwerkingsverband niet uitvoerbaar bleek.

X Noot
10

Kamerstuk 33 566, nr. 82.

X Noot
11

Kamerstuk 33 566, nr. 83.

X Noot
12

Kamerstuk 34 104, nr. 25 en Kamerstuk 34 104, nr. 70.

X Noot
13

Bij de herziening van de Regeling op 28 november 2014 is de berekening van de overheadvergoeding gewijzigd waardoor de vergoedingen iets omhoog zijn gegaan. Dit heeft ertoe geleidt dat naast neerwaartse bijstellingen van de beschikkingen er ook opwaartse bijstellingen hebben plaatsgevonden. Dit is in het genoemde bedrag verwerkt.

X Noot
14

Kamerstuk 34 000 XV, nr. 27.

X Noot
15

Kamerstuk 33 566, nr. 83.

Naar boven