Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 maart 2015, kenmerk 721205-132866-MC, houdende Regeling verlenging tijdelijke opschorting zorgvraagzwaarte cGGZ

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 87 en 88 van de Zorgverzekeringswet;

Gezien de Regeling zorgvraagzwaarte cGGZ (Stcrt.2013, nr. 30961);

Gezien de Regeling tijdelijke opschorting levering zorgvraagzwaarte cGGZ (Stcrt. 2014, nr. 27276);

Overwegende dat de overwegingen die ten grondslag lagen aan de Regeling tijdelijke opschorting levering zorgvraagzwaarte cGGZ nog steeds van toepassing zijn;

Overwegende dat GGZ Nederland, de Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP), de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP), het Landelijk Platform GGZ, Zorgverzekeraars Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit zijn gestart met de verkenning of een andere wijze van verwerking van het gegeven zorgvraagzwaarte mogelijk is die minder inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde patiënt dan het vermelden van het gegeven zorgvraagzwaarte op de declaratie;

Overwegende dat de verkenning heeft geresulteerd in een tweetal nader uit te werken alternatieven die mogelijk een concrete en werkbare verwerking van het gegeven zorgvraagzwaarte kunnen realiseren die minder inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde patiënt;

Overwegende dat het wenselijk is die alternatieven te laten betrekken bij de adviesaanvraag aan het College bescherming persoonsgegevens ter zake;

Overwegende dat rekening gehouden moet worden met een algemeen gangbare termijn van negen maanden voor de operationalisering van een gekozen alternatieve wijze van aanlevering van het gegeven zorgvraagzwaarte;

Overwegende dat het wenselijk is de verplichting tot levering van het gegeven zorgvraagzwaarte op de declaratie op te schorten gedurende ten minste de adviesprocedure bij het College bescherming persoonsgegevens en gedurende de verwerking van het advies dat door dat college wordt uitgebracht in een wijziging van de Regeling zorgverzekering;

Overwegende dat het wenselijk is gelegenheid te geven aan betrokken partijen de gekozen alternatieve wijze van aanlevering van het gegeven zorgvraagzwaarte te operationaliseren;

Overwegende dat een reële termijn voor nadere uitwerking van een gekozen alternatief, voor de afwikkeling van een adviesprocedure bij het College bescherming persoonsgegevens en voor de implementatie en operationalisering van een alternatieve wijze van aanlevering van het gegeven zorgvraagzwaarte gesteld moet worden op een jaar, leidt dat ertoe dat de bedoelde verplichting moet worden opgeschort tot en met uiterlijk 31 december 2015;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 7.2 van de Regeling zorgverzekering wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De verplichting tot het verstrekken van de zorgvraagzwaarte op de declaratie op grond van een declaratieregeling als bedoeld in het tweede lid, is tot en met 31 december 2015 niet van toepassing.

ARTIKEL II

  • 1. Het vierde lid van artikel 7.2 van de Regeling zorgverzekering vervalt met ingang van 1 januari 2016.

  • 2. De zorgaanbieder is verplicht, mits de Nederlandse Zorgautoriteit dat in een regel op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg heeft bepaald, de zorgvraagzwaarteindicator, die wordt afgeleid uit brongegevens die de zorgaanbieder heeft geregistreerd met betrekking tot zorg waarop het vierde lid van artikel 7.2 is toegepast en voor welke zorg bij een zorgverzekeraar een declaratie is ingediend, met ingang van 2016 aan die zorgverzekeraar te leveren:

    • a. door middel van de door betrokkenen gezamenlijk ontwikkelde, concrete, werkbare en geoperationaliseerde wijze die minder inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde patiënt dan vermelding van die zorgvraagzwaarteindicator op de declaratie, dan wel, bij gebrek aan een dergelijke wijze,

    • b. door middel van een wijze waarbij de zorgvraagzwaarteindicator door de zorgverzekeraar kan worden gekoppeld aan de ingediende declaratie.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking op de dag na de uitgifte van de Staatscourant waarin zij met de bijbehorende toelichting wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Inleiding

Op 30 oktober 2013 is de Regeling zorgvraagzwaarte cGGZ vastgesteld1. Met die regeling werd de verplichting opgelegd aan zorgaanbieders om het gegeven zorgvraagzwaarte op de declaratie te vermelden indien de Nederlandse Zorgautoriteit, verder te noemen de zorgautoriteit, daartoe een declaratieregeling zou vaststellen. Er werden daarmee twee aan elkaar gekoppelde verplichtingen opgelegd aan zorgaanbieders, enerzijds de verplichting het gegeven zorgvraagzwaarte aan te leveren aan zorgverzekeraars en anderzijds de verplichting het gegeven zorgvraagzwaarte aan te leveren door middel van de declaratie. Met die regeling werd ook een definitie van zorgvraagzwaarte en een definitie van het rapport zorgvraagzwaarte waarin de zorgvraagzwaarte werd beschreven opgenomen in de Regeling zorgverzekering (Rzv). Voor de goede orde zij gezegd dat ook de onderhavige regeling betrekking heeft op die zorgvraagzwaarte, bedoeld in dat rapport. De regeling beperkte het gebruik tot de uitvoering van formele en materiële controle ten behoeve van de artikel 7.1, tweede lid, Rzv aangegeven doelen en ten behoeve van de uitvoering van artikel 7.4a van de Rzv. Daarbij is vastgesteld en in de toelichting bij de regeling opgenomen dat het enkele gegeven zorgvraagzwaarte onvoldoende zeggingskracht heeft om in individuele gevallen bij individuele verzekerden de rechtmatigheid van een ingediende declaratie te betwisten. In de toelichting bij die regeling is ook vastgesteld dat het gegeven zorgvraagzwaarte bruikbaar kon zijn op geaggregeerd niveau per zorgaanbieder/praktijk. Een concept van de Regeling zorgvraagzwaarte cGGZ is ter toetsing voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Het CBP heeft op 4 september 2013 geadviseerd.

In de toelichting bij de Regeling zorgvraagzwaarte cGGZ is ingegaan op de keuze voor de wijze waarop het gegeven zorgvraagzwaarte aan verzekeraars moest worden verstrekt en waarom er, bij gebrek aan een andere wijze die minder belastend is voor de bescherming van persoonsgegevens van patiënten en verzekerden, voor vermelding van de zorgvraagzwaarte op de declaratie is gekozen.

Inmiddels is een verkenning gestart om verder te onderzoeken of het mogelijk is een dergelijke alternatieve wijze van verstrekking van het gegeven zorgvraagzwaarte te ontwikkelen en te operationaliseren, samen met GGZ Nederland, de Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP), de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP), het Landelijk Platform GGZ, Zorgverzekeraars Nederland en de zorgautoriteit. Als een dergelijk alternatief mogelijk blijkt te zijn en is ontwikkeld en geoperationaliseerd, kan dat alternatief de verplichting om de zorgvraagzwaarte aan te leveren op de declaratie vervangen, mits het aan de door betrokken partijen genoemde voorwaarden voldoet. Het initiatief voor de verkenning van een alternatief ligt bij zorgaanbieders. De verkenning heeft een tweetal alternatieven opgeleverd die mogelijk een concrete en werkbare verwerking van het gegeven zorgvraagzwaarte kunnen realiseren die minder inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde patiënt.

Die alternatieven dienen nader te worden uitgewerkt. Het is wenselijk de alternatieven te laten betrekken bij de adviesaanvraag aan het CBP ter zake.

Met partijen is overeengekomen dat nadat het advies door het CBP over een alternatieve wijze van levering is uitgebracht, dat advies gezamenlijk wordt verwerkt in een wijziging van de Regeling zorgverzekering.

Ten behoeve van de verdere uitwerking en de mogelijke toepassing van de alternatieve aanlevering op zorgvraagzwaartegegevens die behoren bij verleende zorg in 2014 is bij de Regeling tijdelijke opschorting levering zorgvraagzwaarte cGGZ2 de levering van het gegeven zorgvraagzwaarte tijdelijk opgeschort tot en met 31 december 2014.

Er is meer tijd nodig voor een nadere uitwerking van bruikbare alternatieven voor de aanlevering van het gegeven zorgvraagzwaarte.

Ook wordt nog aan het CBP verzocht een aanvulling op de gedane adviesaanvraag te betrekken, welke aanvulling een actueler stand van zaken weergeeft van de wijze waarop de alternatieve aanlevering plaats kan vinden.

Bovendien zal rekening gehouden moeten worden met een algemeen gangbare termijn van negen maanden voor de operationalisering van een gekozen alternatieve wijze van aanlevering van het gegeven zorgvraagzwaarte.

In het vertrouwen dat partijen een concreet en werkbaar alternatief zullen realiseren en overwegende dat het wenselijk is de verplichting tot het vermelden van de zorgvraagzwaarteindicator op de ggz-factuur op te schorten gedurende ten minste de adviesprocedure bij het CBP (en gedurende de verwerking van het advies dat door dat college wordt uitgebracht in een wijziging van de Regeling zorgverzekering) en overwegende dat het wenselijk is gelegenheid te geven aan betrokken partijen de gekozen alternatieve wijze van aanlevering van het gegeven zorgvraagzwaarte te operationaliseren, schort ik de bedoelde verplichting het gegeven zorgvraagzwaarte te vermelden op de ggz-factuur op tot en met uiterlijk 31 december 2015.

Voor een nadere toelichting op de opschorting in het algemeen, de start van de verkenning, de vastlegging van de brongegevens, de afhandeling van declaraties gedurende de opschortingtermijn, het vervallen van wettelijke grondslagen de zorgvraagzwaartegegevens te verwerken en de situatie na afloop van de opschortingtermijn verwijs ik naar de toelichting bij de eerder genoemde Regeling tijdelijke opschorting levering zorgvraagzwaarte cGGZ.

Artikelsgewijs

Artikel I

In het vierde lid van artikel 7.2 van de Regeling zorgverzekering wordt het tweede lid van dat artikel niet van toepassing verklaard op een declaratie die gedurende de opschortingperiode bij een verzekeraar wordt ingediend. Daardoor is de zorgaanbieder niet meer verplicht op grond van de declaratieregeling van de zorgautoriteit de zorgvraagzwaarteindicator te vermelden op de declaratie en is de zorgaanbieder ook niet meer verplicht op grond van artikel 7.3 van de Rzv de zorgvraagzwaarteindicator aan te leveren aan de zorgverzekeraar. Dat geldt ook voor zorg die is geleverd voor de inwerkingtreding van deze regeling maar nog niet is gedeclareerd.

Artikel II

In deze regeling wordt in het eerste lid van Artikel II de tijdelijkheid van de schorsing vastgelegd doordat wordt bepaald dat het vierde lid van artikel 7.2 vervalt met ingang van 1 januari 2016. Dat geeft partijen ruimschoots de tijd voor de totstandbrenging van een concreet, werkbaar en operationeel alternatief, inclusief de verwerking van het advies van het College bescherming persoonsgegevens.

Het tweede lid van Artikel II regelt dat na afloop van de opschorting de betreffende zorgvraagzwaarteindicatoren alsnog moeten worden afgeleid en aangeleverd, hetzij via de alternatieve aanleveringwijze (die komende weken/ maanden verder ontwikkeld moet worden), of – als dit alternatief toch niet geoperationaliseerd kan worden – via een nazending met een koppeling naar de declaratie die voor de desbetreffende zorg is ingediend bij verzekeraars. Het tweede lid verplicht zorgaanbieders de zorgvraagzwaarteindicator op daarbij aangegeven wijze te verstrekken na afloop van de opschortingperiode, mits de Nederlandse Zorgautoriteit daartoe een regeling vaststelt op grond van de WMG. Door dit in de regeling op te nemen worden zorgaanbieders niet verrast door de materiële terugwerkende kracht en kunnen zij zich daarop prepareren.

Voor zover het gaat om aanlevering volgens de door gezamenlijke partijen ontwikkelde wijze van de zorgvraagzwaarteindicator die betrekking heeft op zorg die na de opschortingperiode wordt geleverd zal een wijziging van de Rzv plaats vinden.

Artikel III

Aan de regeling wordt terugwerkende kracht toegekend tot en met 1 januari 2015 om aan te sluiten bij de eerdere tijdelijke opschorting van de levering van het gegeven zorgvraagzwaarte die tot en met 31 december 2014 is verleend.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven