TOELICHTING
I. Algemene Toelichting
1. Aanleiding
Met deze wijzigingsregeling zijn de voorschriften in de Regeling voertuigen inzake
het inbouwen van LPG- en CNG-installaties in voertuigen aangepast.
Ten eerste is in overleg met de branche met deze wijzigingsregeling voor wat betreft
de eisen die gelden voor het na kentekenregistratie (hierna: retrofit) inbouwen van
LPG- en CNG-installaties aangesloten bij Regulation No. 115, Concerning uniform provisions for the approval of: I. Specific
LPG retrofit systems to be installed in motorvehicles for the use of LPG in their
propulsion system; II.
Specific CNG retrofit systems to be installed in motorvehicles for the use of CNG
in their propulsion system (hierna: R115)1. De nationale eisen, waarvoor tot aan de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling
altijd gekozen kon worden, zijn verouderd.2
Ten tweede zijn met deze wijzigingsregeling de resterende eisen die in de Regeling
keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging (hierna: Rkml) stonden en
het (al dan niet na kentekenregistratie) inbouwen van LPG- of CNG-installaties in
voertuigen betroffen, voor zover nodig overgeheveld naar de voertuigregelgeving. Hiermee
is nadere uitvoering3 gegeven aan de opmerking van het toenmalig kabinet, dat milieuregelgeving met betrekking
tot voertuigen moeilijk te doorgronden is en dat gestreefd wordt naar overheveling
van voertuiggerelateerde milieuregelgeving van voertuigregelgeving.4
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de Regeling voertuigen enkele uitvoeringstechnische
wijzigingen door te voeren.
2. Hoofdlijnen wijzigingsregeling
a. Vastleggen R115
Hierboven is reeds aangegeven, dat deze wijzigingsregeling regelt, dat voor het retrofit
inbouwen van een LPG- of CNG-installatie in beginsel de eisen uit R115 van toepassing
zijn. R115 bevat actuele geharmoniseerde technische voorschriften waaraan de retrofit
in te bouwen LPG- of CNG-installaties en onderdelen moeten voldoen, alsmede de voorschriften
voor de inbouw van deze installaties en de emissie-eisen waaraan het voertuig na inbouw
van de LPG- of CNG-installatie aan moet voldoen.
R115 is een overkoepelend reglement van een aantal andere reglementen, zoals R675 inzake (de inbouw van) met LPG-installaties en R1106 inzake (de inbouw van) CNG-installaties. Daarnaast zijn er milieueisen opgenomen
in R115.
Tot 1 januari 2015 kon voor het retrofit inbouwen van een LPG- of CNG-installatie
gekozen worden uit de eisen uit R115 en uit de ‘nationale eisen7
’. De nationale eisen stonden deels in de Rkml en deels in de Regeling voertuigen. In
artikel 3 in samenhang met de Bijlage bij de Rkml stonden de emissie-eisen en in artikel
6.3 van de Regeling voertuigen in samenhang met Bijlage X bij de Regeling voertuigen
stonden de overige eisen. Met name de nationale emissie-eisen op grond waarvan de
emissies van een voertuig op gasvormige brandstof moesten voldoen aan de Euro 2-emissienorm
minus 30%, waren verouderd. De nationale eisen zijn daarom vervallen. Door het in
beginsel alleen toelaten van LPG- of CNG-installaties die aan R115 voldoen, is de
verwachting dat emissie van schadelijke stoffen als NOx verder zal worden beperkt, met behoud van het voordeel voor broeikasgasemissies in
LPG- of CNG-installaties.8
Op de hoofdregel dat op het retrofit inbouwen van een LPG- of CNG-installatie de eisen
uit R115 van toepassing is, zijn twee uitzonderingen.
De eerste uitzondering betreft de situatie dat voor het betreffende voertuig geen
LPG- of CNG-installatie beschikbaar is die aan R115 voldoet. Het gaat hierbij met
name om auto’s die uit de Verenigde Staten van Amerika worden geïmporteerd. Op dit
moment gaat het om ongeveer 200 voertuigen per jaar. In plaats van aan de eisen uit
R115 moet bij de retrofit inbouw van een LPG- of CNG-installatie in deze voertuigen
worden voldaan aan de eisen die ingevolge artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel
q, van de Regeling voertuigen in samenhang met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen,
in samenhang met richtlijn 2007/46/EG9 van toepassing zijn. Het gaat dan om de eisen uit R67 of R110 (voor wat betreft de
inbouw en onderdelen van LPG- of CNG-installatie) en de emissie-eisen uit Verordening
(EG) 715/200710.
De tweede uitzondering betreft de afspraak met de branche dat in voertuigen die uiterlijk
op 31 december 2014 voor het eerst in gebruik zijn genomen nog wel LPG- en CNG-installaties
mogen worden ingebouwd die uiterlijk op 31 december 2014 een nationale goedkeuring
hebben gekregen. Op de inbouw en de LPG- of CNG-installaties is Bijlage X bij de Regeling
voertuigen van toepassing. Deze afspraak heeft zijn neerslag gekregen in artikel 6.3,
lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen. Ongeveer 10% van de voertuigen waarin
jaarlijks een LPG- of CNG-installatie wordt ingebouwd (ongeveer 600 voertuigen) zal
onder deze uitzonderingsregeling vallen. Het merendeel van deze voertuigen zijn ‘oldtimers’
waarin een LPG- of CNG-installatie die voldoet aan R115 niet kan worden ingebouwd.
Ten behoeve van de duidelijkheid is in tabel 1 een overzicht opgenomen waarin is aangegeven
welke regels gelden voor het na kentekenregistratie (retrofit) in- en uitbouwen van
LPG- en CNG-installaties in voertuigen.
Tabel 1 Regels in de Regeling voertuigen1 voor het na kentekenregistratie (retrofit) in- en uitbouwen van LPG- en CNG-installaties
in voertuigen
Artikel
|
Inhoud
|
Algemeen
|
|
Artikel 1, tweede lid, van de Regeling voertuigen
|
Definities van ‘LPG-installatie’, ‘CNG-installatie’, ‘onderdeel’, ‘technische eenheid’
en ‘systeem’ en indicatie verschillende voertuigcategorieën
|
Eisen aan LPG- of CNG-installatie
|
|
Artikel 3.9, derde lid, in samenhang met Bijlage Va, onder 115, van de Regeling voertuigen
|
Een LPG- of CNG-installatie, bestemd om retrofit ingebouwd te worden, moet voldoen
aan R115.
|
Wijziging brandstofsoort
|
|
Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel
q, van de Regeling voertuigen
|
De wijziging van een brandstofsoort in een al of niet tot vloeistof verdicht gas door
in- of uitbouw van een LPG- of CNG-installatie moet worden goedgekeurd wanneer er
geen overeenstemming meer is met het kentekenregister.
|
Eisen inbouw van LPG- of CNG-installatie
|
|
Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel
q, en derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen (hoofdregel)
|
Wanneer de inbouw van een LPG- of CNG-installatie ertoe leidt dat geen overeenstemming
meer is met het kentekenregister, moet voldaan worden aan de eisen, opgenomen in:
1) R115, en
2) artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen in samenhang
met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen, voor zover het gaat om eisen die niet in
R115 staan.
|
Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel
q en derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen (uitzondering)
|
Wanneer de inbouw van een LPG- of CNG-installatie ertoe leidt dat geen overeenstemming
meer is met het kentekenregister en er voor het betreffende voertuig geen LPG- of
CNG-installatie beschikbaar is die aan R115 voldoet, moet voldaan worden aan de eisen,
opgenomen in artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen,
in samenhang met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen.
Via de verwijzing naar Bijlage IV bij de Regeling voertuigen, waarin weer verwezen
wordt naar richtlijn 2007/46/EG2, betekent dit dat onder meer voldaan moet worden aan R67 of R110 (voor wat betreft
de onderdelen en LPG- of CNG-installatie) en aan de emissie-eisen uit Verordening
(EG) 715/2007.
|
Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling
voertuigen (uitzondering)
|
Wanneer de inbouw van een LPG- of CNG-installatie ertoe leidt dat geen overeenstemming
meer is met het kentekenregister en het gaat om de inbouw van een LPG- of CNG-installatie
waarvoor uiterlijk 31 december 2014 een nationale goedkeuring is verleend op grond
van de Rkml, in een voertuig waarvan de datum van eerste toetreding uiterlijk 31 december
2014 is, mag ervoor gekozen worden om in afwijking van de eisen, in deze tabel genoemd
bij ‘Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, eerste lid, aanhef en
onderdeel q en derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen (hoofdregel)’, te voldoen
aan de eisen, opgenomen in:
1) Bijlage X, hoofdstuk 1, bij de Regeling voertuigen, en
2) artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen in samenhang
met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen, voor zover het gaat om eisen die niet in
Bijlage X bij de Regeling voertuigen staan.
|
Uitbouw installatie
|
|
Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, vierde lid, (nieuw) van de
Regeling voertuigen
|
Wanneer de uitbouw van een LPG- of CNG-installatie er toe leidt dat geen overeenstemming
meer is met het kentekenregister, moet voldaan worden aan de eisen, opgenomen in:
1) Bijlage X, hoofdstuk 2, bij de Regeling voertuigen, en
2) artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen, in
samenhang met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen.
|
Verkoopverboden
|
|
Artikel 4.2, eerste lid, van de Regeling voertuigen
|
Het is verboden een LPG- of CNG-installatie en onderdelen voor (de inbouw van) een
LPG- of CNG-installatie te verkopen die niet voldoen aan de eisen van R67, R110, of
R115.
Voor zover een LPG- of CNG-installatie niet een installatie betreft die aan R115 voldoet,
worden de installaties per onderdeel verkocht. Die onderdelen voldoen aan de voorschriften,
genoemd in R67 en R110. Voor de verkoop van LPG- of CNG-installaties voor de uitzonderingsgevallen
levert het verkoopverbod dus geen problemen op.
|
X Noot
1Deze wijzigingsregeling heeft niet geleid tot de noodzaak om verwijzingen in de Regeling
aanpassing voertuigen aan te passen.
X Noot
2Richtlijn nr. 2007/46/EG van het Europees parlement en de Raad van 5 september 2007
tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens
daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen
zijn bestemd (Kaderrichtlijn), (PbEU 2007, L263).
b. Overhevelen regels Rkml voor zover betrekking hebbend op LPG-installaties
In paragraaf 1. Aanleiding is reeds aangegeven, dat met deze wijzigingsregeling de
resterende eisen die in de Rkml stonden en LPG- of CNG-installaties betroffen voor
zover nodig overgeheveld zijn naar de voertuigregelgeving in verband met de eerder
genoemde mededeling van het toenmalige kabinet.
Op 20 maart 2014 is de Rkml ingetrokken op grond van de Regeling van de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Milieu van 18 februari 2014, nr. IENM/BSK-2013/129706, tot wijziging
en intrekking van diverse ministeriële regelingen ter uitvoering van verordening (EG)
nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de
typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen-
en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie
(PbEG 2007, L 171) en van verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement
en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en
motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang
tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007
en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG
en 2005/78/EG (PbEG 2009, L 188) (Stcrt. 2014, 5291) (hierna: de intrekkingsregeling). Met de intrekkingsregeling zijn voor zover nodig
het merendeel van de bepalingen in de Rkml al overgezet naar de Regeling voertuigen.
De artikelen 1, onderdeel gg, 3, 3a en 4 van en de Bijlage bij artikel 3 van de Rkml
met betrekking tot milieueisen voor (het inbouwen van) LPG- of CNG-installaties zijn
echter op grond van artikel VI van de intrekkingsregeling tot 1 januari 2015 van toepassing
gebleven, omdat er nog besprekingen met de branche liepen over de toepassing van de
nationale eisen uit de Rkml voor de inbouw van LPG- en CNG-installaties.
Bezien is welk van deze resterende eisen uit de Rkml overgezet dienden te worden in
de voertuigregelgeving. Gebleken is dat alleen voor artikel 3, tweede en derde lid,
van de Rkml overheveling nodig was, voor zover het ging om de toepasbaarheid van artikel
23 van de Wet motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wmb 1994). In de Wmb 1994 is de
tariefbepaling voor de belasting voor voertuigen opgenomen. Voor bepaalde personenauto’s
en bestelauto’s geldt op grond van de artikelen 23 en 24 van de Wmb 1994 een afwijkend
belastingtarief indien er sprake is van een ingebouwde LPG- of CNG-installatie, mits
aan de nadere eisen wordt voldaan die door de Minister van Infrastructuur en Milieu
zijn opgesteld. Deze nadere eisen voor de ingebouwde LPG- of CNG-installatie stonden
in de Rkml. Voortaan zijn de nadere eisen over de ingebouwde LPG- of CNG-installatie
ten behoeve van artikel 23 van de Wmb 1994 terug te vinden in de Regeling voertuigen.
Duidelijkheidshalve dient opgemerkt te worden dat de nadere eisen niet zijn gewijzigd,
met uitzondering van hetgeen besproken is onder ‘a. Vastleggen R115’.
Relevant daarbij is, dat net als voorheen onder ‘G3’ (artikel 23, derde lid, onderdeel
d, van de Wmb 1994) zowel nationale eisen uit de Rkml, als de eisen uit R115 wordt
verstaan.11 Dit betekent dat, hoewel voortaan in beginsel een LPG- of CNG-installatie die retrofit
wordt ingebouwd aan R115 moet voldoen, dit geen gevolgen heeft voor de fiscale regels.
Voor alle overige eisen inzake LPG- of CNG-installaties in de Rkml bleek overheveling
niet nodig, omdat de bepalingen waren verouderd, onjuist bleken of doublures waren
van bepalingen in de voertuigregelgeving (zie tabel 2).
In tabel 2 is uitgewerkt waar de bepalingen die in de Rkml stonden en LPG- of CNG-installaties
betroffen, zijn geregeld in de voertuigregelgeving.
Tabel 2 Omzetting Rkml naar voertuigregelgeving
Artikel Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging (Rkml)
|
Voertuigregelgeving
|
Artikel 1, onderdeel gg
(definitie ECE-Reglement 115)
|
– Bijlage Va, behorend bij artikel 3.9, derde lid, onder 115, van de Regeling voertuigen,
en
– Artikel 1, tweede lid, Regeling aanpassing voertuigen.
|
Artikel 3, eerste lid
(de keuring van een motorvoertuig met een LPG- of CNG-installaties wordt met gas en
benzine uitgevoerd)
|
De keuring van een voertuig waarin een LPG- of CNG-installatie wordt ingebouwd, is
geregeld:
– voor zover voorafgaand aan kentekenregistratie (affabriek): in de artikelen 21,
eerste lid, en 22, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, in samenhang met hoofdstuk
3 van de Regeling voertuigen;
– voor zover na kentekenregistratie (retrofit): in artikel 98, eerste lid, van de
Wegenverkeerswet 1994 in samenhang met hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen, en
artikel 15, eerste lid, van de Regeling aanpassing voertuigen.
|
Artikel 3, tweede lid, in samenhang met de Bijlage
(bij het na kentekenregistratie (retrofit) inbouwen van een LPG- of CNG-installatie
in een voertuig wordt op verzoek het voertuig gekeurd aan de eisen in de Bijlage bij
de Rkml of aan de eisen opgenomen in R115. Deze eisen dienen ter uitvoering van de
Wmb 1994)
|
- Voor wat betreft keuring aan de eisen in de Bijlage bij Rkml: vervallen. Met ingang
van 1 januari 2015 worden geen nationale goedkeuringen meer verleend voor LPG- of
CNG-installaties als aan de eisen van de Bijlage bij Rkml wordt voldaan. Voldaan moet
worden aan R115. Uitzondering hierop is de inbouw van LPG- of CNG-installaties waarvoor
uiterlijk op 31 december 2014 nog een goedkeuring op grond van de Bijlage bij de Rkml
is verleend in voertuigen die uiterlijk op 31 december 2014 voor het eerst zijn toegelaten
op de weg (artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) Regeling voertuigen).
- Voor wat betreft de keuring aan de eisen in R115:
a) artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, derde lid, (nieuw) van de
Regeling voertuigen;
b) in artikel 15, eerste lid, van de Regeling aanpassing voertuigen is bepaald dat
op de keuring van retrofit LPG-installaties hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen
van toepassing is.
– Voor wat betreft de Wmb 1994:
Uit artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wmb 1994 (al dan niet in samenhang
met 24 van die wet) volgt dat de installatie moet voldoen aan de eisen, gesteld door
de Minister van Infrastructuur en Milieu. Voldaan moet worden aan de eisen die in
de Regeling voertuigen aan installaties worden gesteld. In artikel 1.1, eerste lid,
(nieuw) van de Regeling voertuigen is nu opgenomen dat de Regeling voertuigen tevens
berust op artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wmb 1994. In de Regeling voertuigen
is bepaald welke eisen gelden voor voertuigen met ingebouwde LPG- en CNG-installaties.
|
Artikel 3, derde lid
(bij het voorafgaand aan kentekenregistratie (affabriek) inbouwen van een LPG- of
CNG-installatie in een voertuig wordt op verzoek het voertuig gekeurd aan de eisen
in de Bijlage bij de Rkml of aan de eisen opgenomen in R115. Deze eisen dienen ter
uitvoering van de Wmb 1994)
|
– Voor wat betreft keuring aan de eisen in de Bijlage bij Rkml: vervallen. Zie in
deze tabel onder ‘Artikel 3, tweede lid, in samenhang met de Bijlage’ voor nadere
uitleg.
– Voor wat betreft de keuring aan de eisen in R115: indien een LPG- of CNG-installatie
aanwezig is in een voertuig voorafgaand aan kentekenregistratie (affabriek), krijgt
de installatie geen losse goedkeuring. Voertuigen krijgen een goedkeuring (voor het
gehele voertuig) op grond van Hoofdstuk 3 van de Regeling voertuigen, waarbij de afzonderlijke
Europese deelrichtlijnen of VN/ECE-reglementen worden getoetst.
– Voor wat betreft de Wmb 1994:
zie in deze tabel onder ‘Artikel 3, tweede lid, in samenhang met de Bijlage’.
|
Artikel 3a
(voor beoordeling of voertuig aan artikel 23, derde lid, van de Wmb 1994 voldoet wordt
gelijkgesteld goedkeuring door onafhankelijke keuringsinstantie in een andere lidstaat
van de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake
de Europese Economische Ruimte)
|
Artikel 22, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 3.1, vierde lid, van
de Regeling voertuigen.
|
Artikel 4, eerste lid
(De aanvrager van een goedkeuring als bedoeld in artikel 3, draagt er zorg voor dat
de onderdelen van de gasapparatuur die relevant zijn voor de uitworp van luchtverontreinigende
stoffen, voorzien zijn van een uniek nummer dat een eenvoudige identificatie van die
onderdelen mogelijk maakt, legt gegevens over, en vermeldt gegevens op een symbool)
|
Aanvraag goedkeuringen is geregeld in hoofdstuk 3, afdeling 7, van de Regeling voertuigen.
|
3. Uitvoering en handhaving
Met deze wijzigingsregeling zijn de resterende bepalingen die in de Rkml stonden en
betrekking hadden op (de inbouw van) LPG- en CNG-installaties, overgezet in de Regeling
voertuigen (zie tabel 2). Hiermee zijn doublures tussen voertuiggerelateerde milieuregelgeving
en voertuigregelgeving vervallen en is de regelgeving opgeschoond. Dit maakt de regels
beter uitvoerbaar en handhaafbaar.
Daarnaast is met deze wijzigingsregeling geregeld, dat voor het retrofit inbouwen
van LPG- en CNG-installaties niet langer gebruik kan worden gemaakt van de nationale
eisen. Voortaan geldt R115, tenzij er geen LPG- of CNG-installatie die aan de eisen
uit R115 voldoet voor het betreffende voertuig beschikbaar is, of er sprake is van
een geval als bedoeld in artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen.
Voor de uitvoerbaarheid en handhaving heeft deze wijziging geen gevolgen. De nationale
eisen inzake de onderdelen van de LPG- of CNG-installatie en de bevestiging van deze
onderdelen waren reeds gebaseerd op de internationale voorschriften genoemd in R67,
R110 en R115.
Er is in de systematiek van de (bestuurlijke en strafrechtelijke) handhaving geen
wijzigingen doorgevoerd. De bestuursrechtelijke handhaving van de bepalingen in de
Regeling voertuigen is en blijft in handen van de Dienst Wegverkeer. Ook het afgeven
van typegoedkeuringen in Nederland conform R115 is en blijft in handen van de Dienst
Wegverkeer.
4. Gevolgen
Financiële gevolgen
Deze wijzigingsregeling heeft geen financiële gevolgen voor burgers en overheden en
slechts in zeer beperkte mate voor bedrijven.
Met deze wijzigingsregeling is het voor ‘nieuwe’ voertuigen niet langer mogelijk om
een LPG- of CNG-installatie in te bouwen op grond van de nationale eisen. Voortaan
moet (de inbouw van) een dergelijke installatie aan R115 voldoen. Een LPG- of CNG-installatie
die voldoet aan de nationale eisen kost evenveel als een LPG- en CNG-installaties
die voldoet aan R115, namelijk tussen de 1700 en 3500 euro. De wijziging heeft evenmin
gevolgen voor de fiscale regeling in artikel 23 al dan niet in samenhang met artikel
24 van de Wmb 1994. Net als voorheen wordt onder ‘G3’ (artikel 23, derde lid, onderdeel
d, van de Wmb 1994) verstaan zowel nationale eisen uit de Rkml, als de eisen uit R115.
Daarnaast zijn met deze wijzigingsregeling nog de volgende wijzingen doorgevoerd:
-
– Het vervallen van de permanente emissie-eisen (onderdelen B tot en met G). Dit heeft
geen financiële gevolgen, omdat een voertuig ten behoeve van de verlening van de typegoedkeuring
nog altijd aan dezelfde emissie-eisen moet voldoen.
-
– Herstel van een omissie met betrekking tot milieueisen voor auto’s van voor 1998 (onderdeel
I). Dit heeft geen financiële gevolgen, omdat de emissie-eisen zoals die luidden op
de datum van eerste toelating hetzelfde zijn als de emissie-eisen die golden op grond
van het Besluit typegoedkeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging. Met de eerder
genoemde intrekkingsregeling zijn de emissie-eisen uit Verordening (EG) 715/2007 of
uit Verordening (EG) 595/200912 in maart 2014 als permanente eis aangewezen. Dit betrof een omissie. De emissie-eisen
zijn overigens in de praktijk nooit toegepast.
-
– Het vervallen van de meting bij verhoogd toerental bij een bepaalde groep voertuigen
(onderdeel J). Dit heeft geen financiële gevolgen, omdat het de APK-keurmeester niet
meer dan een minuut tijd scheelt.
-
– De aanpassing in Bijlage X bij de Regeling voertuigen waardoor slangen nu 2 jaar oud
mogen zijn in plaats van 1 jaar (onderdeel K). Heeft een zeer licht positief financieel
gevolg voor bedrijven, omdat de voorraad beter wordt benut. Een slang kost 30 euro
per stuk. Gemiddeld wordt een dergelijke slang voor 600 voertuigen per jaar gebruikt.
Dit betekende dat tot de inwerkingtreding van deze regeling elk jaar voor 18.000 euro
aan slangen moest worden ingekocht. Nu de slang twee jaar mee gaat, hoeft er jaarlijks
slechts voor 9000 euro aan slangen te worden ingekocht.
Gevolgen voor het milieu
Onder ‘2. Hoofdlijnen wijzigingsregeling’ is reeds ingegaan op de gevolgen voor het
milieu van het vervallen van de nationale eisen voor de goedkeuring van (de inbouw
van) LPG- en CNG-installaties. Van de nationale eisen waren met name de emissie-eisen
verouderd. De emissies van een voertuig op gasvormige brandstof moesten op grond van
de nationale eisen voldoen aan de Euro 2-emissienorm minus 30%. Voortaan moeten ingebouwde
LPG- of CNG-installaties voldoen aan R115, waarin actuele eisen voor de inbouw van
LPG- en CNG-installaties staan. Door het in beginsel alleen toelaten van R115 LPG-
of CNG-systemen, is de verwachting dat emissie van schadelijke stoffen als NOx verder zal worden beperkt, met behoud van het voordeel voor broeikasgasemissies in
LPG- en CNG-installaties.13
Overigens zal de beperking van schadelijke stoffen bij (de inbouw van) CNG-installaties
minder zijn dan bij LPG-installaties. 90% van de voertuigen met een CNG-installatie,
heeft een CNG-installatie die voor kentekenregistratie is ingebouwd (affabriek), terwijl
95% van de LPG-voertuigen een LPG-installatie heeft die na kentekenregistratie is
ingebouwd (retrofit). Voertuigen met affabriek LPG- en CNG-installaties worden al
aan de actuele emissie-eisen getoetst. Hierin zijn met deze wijzigingsregeling geen
veranderingen in aangebracht.
5. Advisering en consultatie (internet)
Over de actualisering van de voorschriften inzake (de inbouw van) LPG- en CNG-installaties
is overleg gevoerd met de Dienst Wegverkeer en de branche, vertegenwoordigd door LPG-totaal,
Vereniging vloeibaar gas, Autogas NL, RAI, Eurogas Autogas Systems, Prins Autogassystemen
en BOVAG.
Naar aanleiding van de op grond van artikel 11 van de Regeling sturing van en toezicht
op de Dienst Wegverkeer voorgeschreven procedure is deze regeling voorgelegd aan de
Dienst Wegverkeer met het oog op een uitvoeringstoets.
In de voortgangsnotitie regeldruk bedrijven 2011-2015 van 19 september 2011 (Kamerstukken
II 2010/11, 29 515 nr. 333) is aangekondigd dat het kabinet internetconsultatie vaker wil inzetten bij de voorbereiding
van wetgeving, als aanvulling op de bestaande consultatiepraktijk. Openbare internetconsultatie
is echter niet nodig, indien het betreft een voorstel dat significante verandering
brengt in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen of dat grote
gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk. Hoewel de wijzigingsregeling tot gevolg
heeft dat het inbouwen van LPG- en CNG-installaties niet langer middels de nationale
eisen kan, kan niet gesproken worden van een significante verandering. Immers, de
kosten voor een LPG- of CNG-installatie die voldoet aan R115 zijn niet hoger dan de
kosten voor een LPG- of CNG-installatie die aan de nationale eisen voldeed. Daarnaast
brengt het bepaalde in artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen met
zich dat voor voertuigen die uiterlijk op 31 december 2014 voor het eerst op de weg
zijn toegelaten, nog gebruik gemaakt kan worden van de nationale eisen. De wijzigingsregeling
heeft dus geen significante verandering gebracht in de rechten en plichten van burgers,
bedrijven en instellingen en geen grote gevolgen gehad voor de uitvoeringspraktijk.
Derhalva is geen internetconsultatie toegepast.
Omdat met deze wijzigingsregeling geen nieuwe technische eis is gecreëerd, maar juist
de toepassing van een nationale technische eis is afgebouwd, is wijzigingsregeling
is niet voorgelegd aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 8, eerste
lid, van richtlijn 98/34/EG14.
6. Inwerkingtreding en overgangsrecht
Deze regeling is op 1 januari 2015 in werking getreden. Hiermee is aangesloten bij
het kabinetsbeleid inzake de aanpak van administratieve lasten (Kamerstukken II 2009/10,
29 515, nr. 309).
In afwijking van het kabinetsbeleid is echter niet de minimale invoeringstermijn van
twee maanden gevolgd. Dit is onder meer toegestaan indien er sprake is van private
of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering. Daarvan
is in het voorliggende geval sprake.
Met ingang van 1 januari 2015 vervallen ingevolge de intrekkingsregeling de bepalingen
in de Rkml die de nationale eisen voor de inbouw van LPG- en CNG-installaties betreffen.
Indien de publicatietermijn in acht zou zijn genomen, zou de voorliggende wijzigingsregeling
niet met ingang van 1 januari 2015 in werking zijn getreden. Hierdoor had de groep
die nu gebruik kan maken van artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen,
een aantal maanden geen LPG- en CNG-installaties kunnen inbouwen op basis van de nationale
eisen.
II. Artikelgewijze Toelichting
Artikel I
Onderdeel A
In de Rkml stonden milieuvoorschriften voor het inbouwen van LPG-en CNG-installaties
in voertuigen. De voorschriften in de Rkml gaven onder meer uitvoering aan artikel
23, derde lid, onderdeel c, van de Wmb 1994. De inhoudelijke bepalingen van de Rkml
behoefden niet omgezet te worden naar de Regeling voertuigen, omdat deze bepalingen
verouderd waren, onjuist waren of doublures waren van bepalingen in de voertuigregelgeving
(zie tabel 2 in het Algemeen deel van deze toelichting). Het is echter wel nodig dat
in een regeling van de minister van Infrastructuur en Milieu uitvoering wordt gegeven
aan artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wmb 1994. Met onderdeel A is in artikel
1.1 van de Regeling voertuigen geregeld, dat aan de eisen die in de Regeling voertuigen
aan installaties worden gesteld moet worden voldaan alvorens de afwijkende brandstoftoeslag
van toepassing kan zijn. In het algemeen deel van deze toelichting is al aangegeven,
dat net als voorheen onder ‘G3’ (artikel 23, derde lid, onderdeel d, Wmb 1994) zowel
nationale eisen uit de Rkml als de eisen uit R115 wordt verstaan.
Onderdeel B tot en met G
In de permanente eisen in de Regeling voertuigen (hoofdstuk 5) werd voor enkele categorieën
voertuigen verwezen naar de emissie-eisen in Verordening (EG) 715/2007, in Verordening
(EG) 595/2009 of in het Besluit geluidproduktie motorvoertuigen. Deze eisen waren
niet handhaafbaar. Blijkens de permanente eisen hoefde dit niet gecontroleerd te worden
tijdens de APK. Ook de handhaver kon dit voorschrift niet toetsen. De eisen waren
bovendien niet uitvoerbaar. In de permanente eisen zijn voorschriften opgenomen die
als doel hebben slecht presterende of gemodificeerde voertuigen tegen te gaan. Daarnaast
zijn de voorschriften in de permanente eisen gebaseerd op de datum eerste toelating
van het voertuig. Aan de vervallen voorschriften konden alleen de recent toegelaten
voertuigen voldoen. Tenslotte hadden de emissie-eisen geen toegevoegde waarde, aangezien
al aan de eisen van Verordening (EG) 715/2007 en Verordening (EG) 595/2009 moet worden
voldaan ten behoeve van toelating tot de weg op grond van hoofdstuk 3. Derhalve is
met dit onderdeel geregeld, dat de emissie-eisen zijn vervallen.
Onderdeel H
Tot de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling betrof artikel 6.3, derde lid,
de in- en uitbouw van LPG-installaties en artikel 6.3, vierde lid, de in- en uitbouw
van CNG-installaties. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn deze bepalingen nu anders
ingedeeld. Artikel 6.3, derde lid, betreft de inbouw van LPG- en CNG-installaties
en artikel 6.3, vierde lid, betreft de uitbouw van LPG- en CNG-installaties.
In de algemene toelichting bij deze wijzigingsregeling is reeds uitgebreid ingegaan
op de inhoud van artikel 6.3, derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen, waarin
is bepaald dat voortaan bij (de inbouw van) LPG- of CNG-installaties voldaan moet
worden aan de eisen van R115, tenzij er voor het betreffende voertuig geen R115 LPG-
of CNG-installatie beschikbaar is. Kortheidshalve wordt naar de algemene toelichting
verwezen.
In artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen is vastgelegd, dat in voertuigen
die uiterlijk op 31 december 2014 voor het eerst op de weg zijn toegelaten nog een
LPG- of CNG-installatie mag worden ingebouwd op grond van Bijlage X bij de Regeling
voertuigen, indien die installatie uiterlijk op 31 december 2014 is goedgekeurd op
grond van de nationale eisen. R115 is dan niet van toepassing. In de algemene toelichting
bij deze wijzigingsregeling is ook hier reeds uitgebreid op ingegaan. Kortheidshalve
wordt dan ook naar de algemene toelichting verwezen.
Onderdeel I
Op grond van artikel 3.1, vierde lid, van de Regeling voertuigen worden goedkeuringsverklaringen
die zijn afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat
van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie,
die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland
bindt, in beginsel gelijkgesteld met nationale typegoedkeuring, nationale kleine serie
typegoedkeuring of individuele goedkeuring. Echter, indien blijkt dat de goedkeuringsverklaring
niet het beschermingsniveau biedt als het niveau dat met nationale onderzoekingen
wordt nagestreefd, wordt de buitenlandse goedkeuringsverklaring niet gelijkgesteld.
Indien een buitenlandse goedkeuringsverklaring niet gelijkgesteld kan worden, zal
een nationale individuele goedkeuring verleend moeten worden alvorens het voertuig
de weg op kan. De eisen die gelden ten behoeve van het verlenen van een individuele
goedkeuring zijn te vinden in artikel 3.7, eerste lid, in samenhang met Bijlage IV,
bij de Regeling voertuigen.
Voor voertuigen die reeds in gebruik zijn genomen buiten de landen die behoren tot
de Europese Unie en niet in een land dat verdragspartner is bij de Herziene Overeenkomst
en de Parallelle Overeenkomst, bijvoorbeeld de Verenigde Staten van Amerika, waarin
een LPG- of CNG-installatie is ingebouwd en waarvan de datum van eerste toelating
ligt voor 1 januari 1998 is, bleken de geldende emissie-eisen onvoldoende te zijn.
In de artikelen 4 en 7 van Bijlage IV bij de Regeling voertuigen staan de eisen voor
voertuigen waarvan kort gezegd de datum van eerste toelating van voor 1 januari 1998
is. Tot voor de inwerkingtreding van deze regeling golden op grond van de artikelen
4 en 7 in samenhang met de permanente eisen in hoofdstuk 5 voor deze voertuigen de
milieueisen die in het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (hierna:
BTML) waren opgenomen. Op 20 maart 2014 zijn in de eerdergenoemde intrekkingsregeling
de permanente eisen voor wat betreft de emissie-eisen de verwijzingen naar het BTML
vervangen door verwijzingen naar Verordening (EG) 715/2007 en 595/2009. Die emissie-eisen
zijn voor voertuigen waarvan de datum van eerste toetreding voor 1998 ligt echter
onhaalbaar. Deze omissie is hersteld door te regelen, dat deze voertuigen moeten voldoen
aan de emissie-eisen zoals die luidden op de datum van eerste toelating.
Onderdeel J
Eerste lid
In artikel 2 van Bijlage VIII bij de Regeling voertuigen is aangegeven welke gegevens,
voor zover in het kentekenregister vermeld, in overeenstemming moeten zijn met het
voertuig. Bij de APK-keuring wordt gecontroleerd of er daadwerkelijk sprake is van
overeenstemming. In artikel 2 zijn drie wijzigingen doorgevoerd:
Onderdeel a (deels)
Het onderscheid tussen G, G2 en G3 is vervallen, omdat in het kentekenregister geen
onderscheid meer wordt gemaakt tussen brandstofsoort (G) en type gasinstallatie (G2
en G3). Dit maakte dat er nooit sprake kon zijn van overeenstemming met het kentekenregister.
Bovendien kon overeenstemming met het kentekenregister niet gecontroleerd worden,
omdat de APK-keurmeester niet via de zogenoemde ‘raadpleegschermen’, waarop de gegevens
uit het kentekenregister worden getoond, kon achterhalen om wat voor gasinstallatie
het ging.
Onderdeel a (deels) en b
Bij voertuigen die naast een LPG- of CNG-installatie ook zijn uitgerust met een benzinesysteem,
werd voor 2012 in het kentekenregister slechts één brandstof geregistreerd. Inmiddels
worden beide brandstoffen geregistreerd. Om die reden is toegevoegd dat LPG en CNG
ook mogelijk is in combinatie met benzine.
Onderdeel c
De laatste wijziging in artikel 2 betreft de tekst die ziet op controle van het verwijderen
van onderdelen nadat een LPG- of CNG-installatie gemonteerd is geweest. Aangezien
bij een APK-keuring niet gecontroleerd kan worden of er een LPG- of CNG-installatie
geïnstalleerd is geweest, is de tekst anders opgeschreven. Het betreft hier enkel
een tekstuele verbetering; inhoudelijk leidt dit niet tot veranderingen.
Tweede lid
Artikel 42 van Bijlage VIII bij de Regeling voertuigen behelst permanente emissievereisten.
Met onderdeel J, tweede lid, is bepaald dat wanneer het een personenauto betreft die
voorzien is van een LPG-installatie, die in gebruik is genomen na 31 december 1992,
maar vóór 1 januari 1998, en waarvan in het kentekenregister de vermelding ‘G3’ is
vermeld, het niet langer vereist is om een meting bij verhoogd toerental (hierna:
de viergastest) uit te voeren. Deze aanpassing betreft een versimpeling van de regelgeving.
Het gaat om slechts een zeer beperkt aantal voertuigen en de kwaliteit van LPG-installaties
in dergelijke voertuigen is voldoende gebleken. De viergastest is hiermee pas verplicht
voor alle voertuigen met een LPG-installatie die in gebruik zijn genomen na 31 december
1997.
Onderdeel K
Met onderdeel K is Bijlage X bij de Regeling voertuigen aangepast. In het eerste en
derde lid van onderdeel K is in Bijlage X verduidelijkt, dat wanneer het gaat om het
inbouwen van een LPG- of CNG-installatie niet langer gekozen kan worden tussen R115
of de nationale eisen. Bijlage X omvat nationale eisen die enkel van toepassing zijn
in een geval als bedoeld in artikel 6, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen.
In het derde lid van onderdeel K zijn enkele verwijzingen geactualiseerd. In de toelichting
bij onderdeel H is reeds uitgelegd, dat met deze wijzigingsregeling is geregeld dat
artikel 6.3, derde lid, van de Regeling voertuigen de inbouw van LPG- en CNG-installaties
betreft en artikel 6.3, vierde lid, van de Regeling voertuigen de uitbouw van LPG-
en CNG-installaties. Bijlage X, hoofdstuk 2, bij de Regeling voertuigen ziet op de
uitbouw van LPG- en CNG-installaties.
In het tweede lid van onderdeel K is tenslotte een kleine inhoudelijke wijziging doorgevoerd
in de eisen voor de inbouw van een LPG-installatie. Tot de inwerkingtreding van deze
regeling mocht de fabricagedatum van flexibele slangen die worden toegepast in een
gedeelte waar de druk hoger is dan 0,2 bar, niet verder terug zijn gelegen dan 1 jaar.
Vanwege de komst van R67 zijn de duurzaamheidstesten aangescherpt, waardoor de levensduur
van deze slangen verbeterd is. Daarom kan, voor eerste montage, de termijn van 1 jaar
naar 2 jaar.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld