Regeling van de Minister van Economische Zaken van 20 maart 2013, nr. WJZ/13027821, tot wijziging van de Subsidieregeling sterktes in innovatie en de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2013 voor de invoering van subsidies ten bate van MKB innovatiestimulering in de topsectoren

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, 5, tweede lid, 16, 17, eerste en vierde lid, 19, eerste lid, 25 en 50, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Na Hoofdstuk 1a worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 1B. TKI MKB-VERSTERKING

§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1b.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. innovatieadviesdiensten:

managementconsulting gericht op innovatie van producten, processen of diensten, het verlenen van technologische bijstand of diensten inzake technologieoverdracht als bedoeld in 5.6, eerste gedachtestreepje, van de O&O&I-kaderregeling;

b. innovatiemakelaar:

een verstrekker van innovatieadviesdiensten;

c. netwerkactiviteiten:

masterclasses, workshops of conferenties om kennisdeling en netwerking tussen MKB-ondernemers te bevorderen;

d. TKI:

Topconsortium voor Kennis en Innovatie als bedoeld in artikel 1a.1;

e. O&O&I-kaderregeling:

de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2006/C 323/01 (PbEU C 323).

Artikel 1b.2
  • 1. De minister verstrekt op grond van dit hoofdstuk op aanvraag subsidie voor activiteiten die passen binnen de in de bijlagen opgenomen programma’s.

  • 2. De minister verdeelt de aan deze activiteiten verbonden subsidieplafonds op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 1b.3
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van dit hoofdstuk gesubsidieerde activiteiten wordt gestart binnen zes maanden na de subsidieaanvraag.

  • 2. De op grond van dit hoofdstuk gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd binnen twaalf maanden na de start van de activiteiten.

§ 2. Netwerkactiviteiten
Artikel 1b.4

Subsidie wordt verstrekt aan een TKI voor het door derden laten uitvoeren van netwerkactiviteiten ten behoeve van MKB-ondernemers.

Artikel 1b.5
  • 1. Slechts aan derden verschuldigde kosten met betrekking tot de netwerkactiviteiten zijn subsidiabel.

  • 2. De opdrachtverlening door de subsidieontvanger aan derden vindt plaats op basis van transparante criteria en tegen marktconforme tarieven.

  • 3. De netwerkactiviteiten en hieruit voortkomende resultaten zijn voor iedere MKB-onderneming zonder onderscheid toegankelijk.

  • 4. Per € 1000 subsidie neemt minstens één MKB-ondernemer deel aan de netwerkactiviteiten.

Artikel 1b.6

Indien het subsidiebedrag lager of gelijk is aan € 25.000 wordt de subsidie met toepassing van artikel 50, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies ambtshalve vastgesteld.

§ 3. Ondersteuning door innovatiemakelaars
Artikel 1b.7

Subsidie wordt verstrekt aan een TKI voor het door innovatiemakelaars laten leveren van innovatieadviesdiensten aan MKB-ondernemers.

Artikel 1b.8
  • 1. De TKI selecteert op basis van transparante en redelijke criteria de in te zetten innovatiemakelaars.

  • 2. Innovatieadviesdiensten zijn slechts subsidiabel indien zij tegen marktconforme tarieven door een innovatiemakelaar worden uitgevoerd.

Artikel 1b.9
  • 1. In afwijking van de Regeling steunintensiteit bedraagt de subsidie voor innovatieadviesdiensten 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2. Het maximale subsidiebedrag bedraagt € 10.000 per MKB-onderneming waaraan de innovatieadviesdiensten zijn geleverd over een periode van maximaal één jaar.

  • 3. Aan een MKB-ondernemer worden gedurende maximaal drie jaar innovatieadviesdiensten geleverd.

Artikel 1b.10

Indien het subsidiebedrag lager of gelijk is aan € 25.000 wordt de subsidie in overeenstemming met artikel 50, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies ambtshalve vastgesteld.

§ 4. Slotbepalingen
Artikel 1b.11
  • 1. De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van de door hem op grond van dit hoofdstuk uitgevoerde activiteiten, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 1b.12

Dit hoofdstuk vervalt op 1 oktober 2017, met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 1b.13

Het formulier voor het aanvragen van een subsidie op grond van dit hoofdstuk is opgenomen in bijlage 1b.1.

HOOFDSTUK 1C. MKB INNOVATIESTIMULERING TOPSECTOREN

§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1c.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. detachering:

tijdelijke indienstneming van personeel door een begunstigde MKB-onderneming gedurende een bepaalde periode, waarna het personeel recht heeft naar zijn vorige werkgever terug te keren, als bedoeld in 2.2, onderdeel l, van de O&O&I-kaderregeling;

b. hooggekwalificeerd personeel:

universitair geschoolde onderzoekers, ingenieurs, ontwerpers en marketingmanagers met een tertiaire opleiding en ten minste vijf jaar relevante beroepservaring. Doctoraatsopleidingen tellen mee als relevante beroepservaring als bedoeld in 2.2, onderdeel k van de O&O&I-kaderregeling;

c. kennisinstelling:

een kennisinstelling als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder a tot en met f, van de Subsidieregeling innoveren;

d. MIT-haalbaarheidsstudie:

samenstel van activiteiten, dat leidt tot een schriftelijk rapport met een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van door een MKB-ondernemer voorgenomen industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

e. MIT-R&D-samenwerkingsproject:

een project, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een MIT-R&D-samenwerkingsverband;

f. MIT-kennisoverdrachtsproject:

een door een kennisinstelling verrichte activiteit bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, beantwoorden van een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten. Geen kennisoverdrachtsproject is een project waarbij de beantwoording van een toepassingsgerichte kennisvraag plaatsvindt door het leveren van goederen, het geven van cursussen of het verrichten van activiteiten op het gebied van verkoop van producten of diensten, zoals het ontwikkelen en vervaardigen van marketinginstrumenten en verkoopondersteunend promotiemateriaal;

g. MIT-kennisvoucher:

een op grond van artikel 1c.9 door de minister aan een MKB-ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een kennisinstelling ten behoeve van de uitvoering van een MIT-kennisoverdrachtsproject;

h. MIT-R&D-samenwerkingsverband:

een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemers, welk verband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject;

i. O&O&I-kaderregeling:

de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2006/C 323/01 (PbEU C 323).

Artikel 1c.2
  • 1. De minister verstrekt op grond van dit hoofdstuk op aanvraag subsidie voor activiteiten die passen binnen de in de bijlagen opgenomen programma’s.

  • 2. De minister verdeelt de aan deze activiteiten verbonden subsidieplafonds op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 1c.3
  • 1. Een aanvraag van een MKB-ondernemer wordt afgewezen indien door hem in een openstellingsperiode al subsidie of een MIT-kennisvoucher is aangevraagd op grond van dit hoofdstuk.

  • 2. Een aanvraag van een MKB-ondernemer wordt afgewezen indien aan hem in hetzelfde kalenderjaar al subsidie of een MIT-kennisvoucher is verstrekt op grond van dit hoofdstuk.

§ 2. MIT-haalbaarheidsstudies
Artikel 1c.4

Subsidie voor een MIT-haalbaarheidsstudie wordt verleend aan een MKB-ondernemer.

Artikel 1c.5
  • 1. In afwijking van de Regeling steunintensiteit bedraagt de subsidie voor een MIT-haalbaarheidsstudie 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2. Het maximum subsidiebedrag bedraagt € 50.000 per MIT-haalbaarheidsstudie.

Artikel 1c.6
  • 1. Met de uitvoering van de MIT-haalbaarheidsstudie wordt gestart binnen zes maanden na indiening van de subsidieaanvraag.

  • 2. De MIT-haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd binnen twaalf maanden na de start van de MIT-haalbaarheidsstudie.

Artikel 1c.7

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de voorgenomen activiteiten waarop de MIT-haalbaarheidsstudie betrekking heeft in technische of financiële zin onvoldoende risicovol zijn om de MIT-haalbaarheidsstudie te rechtvaardigen;

  • b. de MIT-haalbaarheidsstudie onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop de MIT-haalbaarheidstudie betrekking heeft.

§ 3. MIT-kennisvouchers
Artikel 1c.8

Deze paragraaf valt onder de de-minimisverordening.

§ 3.1 Verstrekking van een MIT-kennisvoucher aan MKB-ondernemers
Artikel 1c.9

Een MIT-kennisvoucher heeft een waarde van maximaal € 3.750 en wordt aan een MKB-ondernemer verstrekt die een MIT-kennisoverdrachtsproject wil laten uitvoeren waarvan de resultaten ten goede komen aan de activiteiten die de ondernemer in Nederland verricht.

Artikel 1c.10

De waarde van de voucher bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.750.

Artikel 1c.11

Op het aanvraagformulier vermeldt de MKB-ondernemer de kennisvraag die hij in het kader van het MIT-kennisoverdrachtsproject wil stellen.

Artikel 1c.12
  • 1. De MKB-ondernemer besteedt de MIT-kennisvoucher bij een van de in de aanvraag met naam en toenaam opgenomen kennisinstellingen.

  • 2. In de aanvraag worden maximaal drie kennisinstellingen opgenomen.

Artikel 1c.13

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de ondernemer en de kennisinstelling reeds voor de afgiftedatum van de MIT-kennisvoucher verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan met betrekking tot het MIT-kennisoverdrachtsproject;

  • b. de ondernemer de MIT-kennisvoucher wil aanwenden voor een MIT-kennisoverdrachtsproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt.

§ 3.2 Verstrekking van subsidie aan kennisinstellingen
Artikel 1c.14

Subsidie wordt verleend aan een kennisinstelling die één of meer MIT-kennisoverdrachtsprojecten heeft uitgevoerd en in verband daarmee één of meer geldige MIT-kennisvouchers overlegt.

Artikel 1c.15

De subsidie bedraagt 50 procent van de door de kennisinstelling ten behoeve van de uitvoering van een MIT-kennisoverdrachtsproject in rekening gebrachte kosten, maar niet meer dan € 3.750 per MIT-kennisvoucher.

Artikel 1c.16
  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt na afloop van het MIT-kennisoverdrachtsproject door de kennisinstelling ingediend.

  • 2. De aanvraag moet binnen een jaar nadat de MIT-kennisvoucher aan de ondernemer is verstrekt zijn ontvangen. Op een voor het einde van de termijn daartoe ingediend verzoek kan de minister deze termijn eenmalig verlengen met ten hoogste zes maanden.

§ 4. Hooggekwalificeerd personeel
Artikel 1c.17

Subsidie wordt verleend aan een MKB-ondernemer bij wie een onderzoeksorganisatie of grote onderneming hooggekwalificeerd personeel heeft gedetacheerd.

Artikel 1c.18

De subsidiabele kosten bestaan uit het bedrag dat in verband met de detachering aan de onderzoeksorganisatie of grote onderneming die de werknemer detacheert verschuldigd is.

Artikel 1c.19
  • 1. De gedetacheerde werknemers vervangen geen andere werknemers. Zij werken in een nieuw gecreëerde functie bij de begunstigde MKB-ondernemer. De functie is gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie als bedoeld in de O&O&I-kaderregeling.

  • 2. De gedetacheerde werknemers zijn ten minste twee jaar in dienst bij de onderzoeksorganisatie of de grote onderneming die de werknemers detacheert.

  • 3. De datum waarop de detachering van start gaat ligt maximaal zes maanden na indiening van de subsidieaanvraag.

Artikel 1c.20
  • 1. Het maximum subsidiebedrag bedraagt € 50.000 per subsidieontvanger per jaar.

  • 2. Aan een MKB-ondernemer wordt per gedetacheerde werknemer voor maximaal één jaar subsidie verleend tot een maximum van € 50.000.

  • 3. Aan een MKB-ondernemer wordt gedurende maximaal drie jaar op grond van deze paragraaf subsidie verleend.

§ 5. MIT-R&D-samenwerkingsprojecten
Artikel 1c.21

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een MIT-R&D-samenwerkingsverband dat een MIT-R&D-samenwerkingsproject uitvoert.

Artikel 1c.22

De penvoerder is een onderneming die deelneemt aan het MIT-R&D-samenwerkingsverband.

Artikel 1c.23
  • 1. In afwijking van de Regeling steunintensiteit bedraagt de subsidie voor een MIT-R&D-samenwerkingsproject 40 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2. Elke individuele deelnemer aan het MIT-R&D-samenwerkingsverband neemt niet meer dan 70 procent van de voor subsidie in aanmerking komende kosten van het MIT-R&D-samenwerkingsproject voor zijn rekening.

  • 3. Het maximum subsidiebedrag bedraagt € 150.000 per MIT-R&D-samenwerkingsproject.

  • 4. Het maximum subsidiebedrag bedraagt € 75.000 per deelnemer aan het MIT-R&D-samenwerkingsverband.

Artikel 1c.24
  • 1. Met de uitvoering van het MIT-R&D-samenwerkingsproject wordt gestart binnen zes maanden na de subsidieaanvraag.

  • 2. Het MIT-R&D-samenwerkingsproject wordt uitgevoerd vierentwintig maanden na de start van de activiteiten.

Artikel 1c.25

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een MIT-R&D-samenwerkingsproject indien:

  • a. het niet voldoende bijdraagt aan de vernieuwing van producten, processen of diensten of wezenlijke nieuwe toepassingen van bestaande producten, processen of diensten;

  • b. het niet voldoende bijdraagt aan het creëren van economische waarde voor de deelnemers in het samenwerkingsverband en de daarmee samenhangende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie;

  • c. de kwaliteit van het MIT-R&D-samenwerkingsverband ontoereikend is om het MIT-R&D-samenwerkingsproject uit te voeren.

§ 6. MIT- innovatieprestatiecontracten
Artikel 1c.26

De artikelen 4.1, 4.2, 4.18 tot en met 4.20, 4.22, 4.23 en 4.25 van de Subsidieregeling innoveren zijn van overeenkomstige toepassing op MIT-innovatieprestatiecontracten.

§ 7. Slotbepalingen
Artikel 1c.27
  • 1. De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van de door hem op grond van dit hoofdstuk uitgevoerde activiteiten, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 1c.28

Dit hoofdstuk vervalt op 1 oktober 2017, met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 1c.29
  • 1. Het formulier voor het aanvragen van een subsidie of MIT-kennisvoucher op grond van dit hoofdstuk is opgenomen in bijlage 1c.1.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, is het formulier voor het aanvragen van een subsidie op grond van paragraaf 3.2 van dit hoofdstuk opgenomen in bijlage 1c.2.

B

Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘met uitzondering van hoofdstuk 10e’ vervangen door: met uitzondering van de hoofdstukken 1a, 1b, 1c en 10e.

2. In onderdeel b wordt ‘met uitzondering van hoofdstuk 10e’ vervangen door: met uitzondering van de hoofdstukken 1a en 10e.

ARTIKEL II

Na bijlage 1.a.3, behorende bij artikel 1a.11, aanhef en onderdeel c, van de Subsidieregeling sterktes in innovatie worden drie bijlagen ingevoegd, overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlagen A, B, en C.

ARTIKEL III

In de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2013 wordt na artikel 3 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

  • 1. Als perioden, waarin subsidieaanvragen kunnen worden ingediend krachtens de Subsidieregeling sterktes in innovatie voor de in kolom 1 genoemde artikelen, worden vastgesteld de daarbij behorende perioden, genoemd in kolom 4; aanvragen moeten zijn ontvangen op de genoemde einddatum vóór 17.00 uur.

  • 2. Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidie wanneer zij passen binnen de in kolom 3 genoemde thema’s, opgenomen in het programma in de in kolom 2 genoemde bijlage bij de Subsidieregeling sterktes in innovatie.

  • 3. Als subsidieplafond voor het verstrekken van subsidies als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt per in kolom 4 genoemde periode vastgesteld: het daarbij behorende in kolom 5 genoemde bedrag in euro’s of voucheraantal.

    1

    2

    3

    4

    5

    artikel

    programma

    thema’s

    openstelling 2013

    plafond

    1b.4 (Netwerkactiviteiten)

    Bijlage 1 HTSM

    1 t/m 9

    15-05 t/m 01-07

    100.000

    1b.4 (Netwerkactiviteiten)

    Bijlage 1 HTSM

    10 t/m 16

    15-05 t/m 01-07

    100.000

    1c.8 (MIT-kennisvouchers)

    Bijlage 1 HTSM

    1 t/m 16

    15-05 t/m 01-07

    Aantal beschikbare vouchers: 506

    1c.19 (MIT-R&D-samenwerkingsprojecten)

    Bijlage 1 HTSM

    1 t/m 16

    15-05 t/m 01-07

    1.900.000

    1b.4 (Netwerkactiviteiten)

    Bijlage 2 T&U

    1 t/m 4

    15-05 t/m 01-07

    100.000

    1b.7 (Innovatiemakelaars)

    Bijlage 2 T&U

    1 t/m 4

    15-05 t/m 01-07

    250.000

    1c.4 (Haalbaarheidsstudies)

    Bijlage 2 T&U

    1 t/m 4

    15-05 t/m 01-07

    100.000

    1c.19 (MIT-R&D-samenwerkingsprojecten)

    Bijlage 2 T&U

    1 t/m 3

    15-05 t/m 01-07

    1.200.000

    1c.19 (MIT-samenwerkingsprojecten)

    Bijlage 2 T&U

    4

    15-05 t/m 01-07

    350.000

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 1 HTSM en bijlage 2 T&U, behorende bij de artikelen 1b.2 en 1c.2, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Economische Zaken.

's-Gravenhage, 20 maart 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

BIJLAGE A

Bijlage 1b.1, behorend bij artikel 1b.13 van de Subsidieregeling sterktes in innovatie

BIJLAGE B

Bijlage 1c.1, behorend bij artikel 1c.29, eerste lid, van de Subsidieregeling sterktes in innovatie

BIJLAGE C

Bijlage 1c.2, behorend bij artikel 1c.29, tweede lid, van de Subsidieregeling sterktes in innovatie

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Het kabinet heeft met het topsectorenbeleid gekozen voor het versterken van de concurrentiekracht van die sectoren waarin Nederland wereldwijd uitblinkt. Hiermee wordt het groeivermogen van de Nederlandse economie duurzaam versterkt. Het gaat om de sectoren Chemie, Creatieve industrie, Energie, High Tech Systemen en Materialen, Life Sciences & Health, Logistiek, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Water en Agri & Food.

Om de krachtige uitgangspositie verder uit te bouwen, werken bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid onder meer samen aan kennis en innovatie. De afspraken hierover zijn vastgelegd in de innovatiecontracten van de topsectoren. De innovatiecontracten worden uitgevoerd door de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s).

2. Versterking van de betrokkenheid van MKB bij de topsectoren

Het MKB is cruciaal voor innovatie en voor de versterking van de economie. Betrokkenheid van deze bedrijven bij de topsectoren is dan ook van groot belang. Dit gaat niet vanzelf; de weg naar nieuwe kennis en nieuwe samenwerkingspartners is voor het MKB vaak lastiger te vinden dan voor het grootbedrijf. Tegelijkertijd is juist ook voor het innovatieve MKB samenwerking met kennisinstellingen en andere bedrijven van levensbelang. Aansluiting van het MKB vergt zowel een aantal voor het MKB op maat gesneden instrumenten en activiteiten als een hiervoor geoormerkt budget. In overleg met de topteams van de topsectoren is daarom onderhavige regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) opgesteld.

3. Budgetten per topsector

Voor 2013 is per topsector een subsidieplafond vastgesteld van € 2 mln. Voor de topsectoren HTSM en Chemie is dat elk € 4 mln., omdat hierin respectievelijk de doorsnijdende thema’s ICT en Biobased Economy primair zijn ondergebracht.

De sector Agri & Food heeft voor de jaren 2012 en 2013 bij wijze van pilot een eigen valorisatie-instrument voor MKB (FND haalbaarheidsprojecten en MKB-innovatieprojecten, Stcrt. 2012, 17864). Het MIT is daarom voor 2013 niet van toepassing op de sector Agri & Food.

De openstelling en de hoogte van de subsidieplafonds wordt door middel van deze wijzigingsregeling opgenomen in de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2013.

4. Rol van de topsectoren

Omdat de topteams van de topsectoren bij uitstek zicht hebben op de behoeften van de bedrijven in de topsectoren, adviseren de topteams EZ over de per topsector open te stellen activiteiten en hoe het beschikbare budget over de gekozen activiteiten verdeeld kan worden. Daarbij geeft het topteam per gekozen activiteit aan op welke thema’s en onderwerpen aanvragen kunnen worden ingediend. Deze thema’s en onderwerpen hebben een relatie met agenda’s en roadmaps van de sector. Een omschrijving van de thema’s is als bijlage bij de regeling opgenomen. Deze bijlagen zijn voor Agentschap NL naast de regeling het kader waarbinnen de subsidieaanvragen beoordeeld worden. De bijlagen zijn ter inzage gelegd bij het Ministerie van Economische Zaken. Tevens zal er een kopie van deze bijlagen gepubliceerd worden op de website van Agentschap NL (www.agentschapnl.nl/mit).

5a. Aanvragen MKB-bedrijven

MKB-bedrijven kunnen subsidie krijgen voor de volgende activiteiten:

  • MIT- haalbaarheidsstudies. Hierbij gaat het om bureauonderzoek met eventueel enkele ‘trial-and-error’-testen als voorbereiding op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling.

  • MIT-kennisvouchers voor het beantwoorden van een kennisvraag door een kennisinstelling.

  • Detachering hooggekwalificeerd personeel voor het verrichten van onderzoek, ontwikkeling en innovatie in het MKB-bedrijf.

  • MIT-R&D-samenwerkingsprojecten door minimaal twee MKB-bedrijven op het gebied van industrieel en experimenteel onderzoek.

  • MIT-innovatieprestatiecontracten (IPC): product-, dienst- of procesinnovatie in een groep van 10 tot 20 MKB-bedrijven, onder begeleiding van een penvoerder.

5b. Aanvragen door TKI

TKI’s kunnen subsidieaanvragen indienen voor netwerkactiviteiten en inhuur van innovatiemakelaars.

Onder netwerkactiviteiten wordt verstaan het (laten) organiseren van workshops, bijeenkomsten, masterclasses e.d. met als doel ondernemers meer en/of beter te laten innoveren en/of meer ondernemers aan te zetten tot innoveren door hen samen te brengen (matchmaking-activiteiten), hen te laten delen in ontwikkelde kennis (kennisvalorisatie) en/of hen aan te zetten tot het ontwikkelen van nieuwe innovatieprojecten.

Innovatiemakelaars kunnen ingeschakeld worden om MKB-ondernemers in contact te brengen met andere (ook grote) bedrijven, kennisinstellingen en/of samenwerkingsverbanden en om MKB-ondernemers te ondersteunen bij vraagarticulatie, het innovatieproces en het ontwikkelen van een business case.

Zowel netwerkactiviteiten als de ondersteuning door innovatiemakelaars moeten opengesteld worden voor alle MKB-ondernemingen.

De TKI’s hebben een belangrijke regisseursfunctie binnen de topsectoren. Zij zijn daarmee bij uitstek de partij die netwerkactiviteiten binnen de topsector kunnen coördineren en (laten) organiseren. De out of pocketkosten van netwerkactiviteiten, inclusief inhuur van derden, zijn 100% subsidiabel.

Ook voor de inhuur van innovatiemakelaars zijn de TKI’s de aangewezen partij. TKI's kennen de sector en weten wie welke expertise heeft. TKI's selecteren op transparante en open wijze wie innovatiemakelaar voor die specifieke topsector kunnen zijn. Door de groep innovatiemakelaars beperkt te houden en bekend bij het TKI, kunnen er eenvoudig verbanden met de andere activiteiten binnen de topsector gelegd worden en kan er aansluiting gemaakt worden met de netwerkbijeenkomsten en masterclasses.

6. Beoordeling

De subsidieaanvragen worden ingediend bij Agentschap NL. Nadat een aanvraag is ontvangen wordt deze door Agentschap NL getoetst aan de in de regeling genoemde afwijzingsgronden. Onderdeel van deze toetsing is dat nagegaan wordt of de aanvraag past binnen de thema’s die gelden voor de topsector en beschreven zijn in de bijlagen van deze regeling. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst en gehonoreerd voor zover het budget voor de desbetreffende activiteit binnen de topsector het toestaat.

7. Monitoring en evaluatie

Monitoring en evaluatie van dit instrument loopt voor de aanvragen door TKI (onder 4b) mee met de beoogde monitoring en evaluatie van de regeling TKI-toeslag. IPC loopt mee met de bestaande monitoring van dit instrument en de overige activiteiten worden apart gemonitord en geëvalueerd.

EZ evalueert het subsidieinstrumentarium regelmatig om de effectiviteit van de instrumenten te kunnen bepalen. Daarvoor is de medewerking van de bedrijven en organisaties die hebben deelgenomen aan de regeling wenselijk. Daarom is in de regeling opgenomen dat subsidieontvangers verplicht zijn medewerking te verlenen aan een evaluatie.

8. Regeldruk

De totale administratieve lasten voor deze regeling bedragen voor de onderdelen die door het MKB worden aangevraagd € 73.620 en dat is 1,3% van het totaal beschikbare subsidiebedrag.

De lasten verschillen per ingezet instrument. Voor de haalbaarheidsonderzoeken komen de totale administratieve lasten op € 1.440 (1,14%). De totale AL van de R&D-samenwerkingsprojecten bedragen € 28.680 (0,85%) en voor de vouchers komen de totale AL op € 43.500 (2,3%).

De totale administratieve lasten van de netwerkactiviteiten en de innovatiemakelaars, aangevraagd door de TKI’s, bedragen € 18.690 (3,4%).

9. Staatssteun

Afgezien van hoofdstuk 1b, paragraaf 2, waar geen sprake is van staatssteun, en hoofdstuk 1c, paragraaf 3, dat onder de reikwijdte van de Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU 2006, L 379) valt, kan subsidie op grond van deze regeling enkel worden aangewend voor activiteiten die geoorloofd zijn onder de O&O&I-kaderregeling. Er wordt hierbij geborgd dat de door de Europese Unie voorgeschreven steunintensiteiten uit de O&O&I-kaderregeling niet worden overschreden.

Deze regeling valt binnen de reikwijdte van de Omnibusbeschikking (Steunmaatregel SA.35254 (2012/N)) van de Europese Commissie van 14 december 2012. Dit brengt mee dat deze niet individueel hoeft te worden aangemeld bij de Europese Commissie.

In de artikelsgewijze toelichting zal per activiteit nader worden uitgelegd op welke wijze is voldaan aan de staatssteunregels.

10. Publicatie en Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking één dag na publicatie in de Staatscourant. Er wordt afgeweken van de vaste verandermomenten als bepaald in het kabinetsbeleid inzake Vaste Verandermomenten. De reden hiervoor is dat dit in het belang is van de betrokken bedrijven. Dit is een van de uitzonderingsgronden voor afwijking van de vaste verandermomenten als genoemd in het beleid inzake vaste verandermomenten. De doelgroep is in hoofdlijnen al op de hoogte van de regeling.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A
Artikel 1b.3

Met dit artikel wordt bewerkstelligd dat op grond van dit hoofdstuk gesubsidieerde activiteiten binnen korte termijn van positieve invloed kunnen zijn op innovatie binnen de desbetreffende topsector. De TKI die subsidie ontvangt moet daartoe op grond van het eerste lid binnen zes maanden na subsidieaanvraag beginnen met de voorbereiding van de netwerkactiviteiten. Op grond van het tweede lid moeten de activiteiten binnen 12 maanden na de start van de activiteiten zijn afgerond. De start- en einddatum van de activiteiten op het aanvraagformulier liggen daartoe niet meer dan 12 maanden uit elkaar.

Artikelen 1b.4 en 1b.5

De subsidie die aan een TKI wordt verstrekt voor het door derden laten uitvoeren van netwerkactiviteiten is louter bedoeld om kosten die derden maken bij de organisatie van netwerkactiviteiten te vergoeden. Daarbij valt te denken aan kosten voor de inhuur van gastsprekers, zaalhuur, congresmateriaal e.d. De subsidie kan derhalve niet gebruikt worden door een TKI om te voorzien in eigen apparaatskosten. Uit de administratie van de TKI moet dit ook blijken.

Het TKI ontvangt hierdoor geen staatssteun, zie 3.1.2 van de O&O&I-kaderregeling. Ook de derden die de opdrachten uitvoeren ontvangen geen staatssteun omdat zij op grond van transparante criteria zijn geselecteerd en de opdrachten onder normale marktvoorwaarden uitvoeren.

De uiteindelijke ontvanger van het voordeel is derhalve de MKB-onderneming die deelneemt aan de netwerkactiviteiten. Doordat de organisatiekosten lager liggen, zullen MKB-ondernemingen tegen lagere tarieven deelnemen aan de activiteiten.

Er is hier echter geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU. De TKI moet kunnen aantonen dat de netwerkactiviteiten en hieruit voortkomende resultaten voor iedere MKB-ondernemer zonder onderscheid toegankelijk zijn. Dit kan zij bijvoorbeeld doen door een uitnodiging op haar website te plaatsen en achteraf het verslag of bij presentaties gebruikte sheets op haar website te publiceren. Bovendien is de subsidie die per MKB-ondernemer die deelneemt aan een netwerkactiviteit kan worden ingezet zo gering (maximaal € 1000) dat er geen sprake is van dreigende vervalsing van de mededinging / (merkbare) beïnvloeding van de tussenstaatse handel.

Artikelen 1b.7 tot en met 1b.9

De subsidie die aan een TKI wordt verstrekt voor het door innovatiemakelaars laten leveren van innovatieadviesdiensten is louter bedoeld om kosten die innovatiemakelaars tegen marktconforme tarieven maken bij de uitvoering van innovatieadviesdiensten te vergoeden. De subsidie kan derhalve niet gebruikt worden door een TKI om te voorzien in eigen apparaatskosten. Uit de administratie van de TKI moet dit ook blijken.

Het TKI ontvangt hierdoor geen staatssteun, zie 3.1.2 van de O&O&I-kaderregeling. Ook de innovatiemakelaars ontvangen geen staatssteun omdat zij op grond van transparante criteria zijn geselecteerd en de innovatieadviesdiensten onder normale marktvoorwaarden uitvoeren.

De uiteindelijke ontvanger van het voordeel is derhalve de MKB-onderneming die gebruik maakt van de innovatieadviesdiensten die de innovatiemakelaar aanbiedt.

Innovatieadviesdiensten zijn uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c) van het EG-Verdrag (nu 107, lid 3, onder c)) verenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat zij vallen binnen de definitie van 5.6 van de O&O&I-kaderregeling. De definitie van innovatieadviesdiensten, genoemd in artikel 1b.1, onderdeel c van de regeling past binnen de definitie zoals deze is opgenomen in 5.6, eerste gedachtestreepje van de O&O&I-kaderregeling. De begunstigde is een MKB-ondernemer. Hoewel de TKI ingevolge het subsidieplafond maximaal € 100.000 kan aanvragen, kan hij maar € 10.000 van de ontvangen subsidie doorgeven aan een afzonderlijke MKB-ondernemer. De maximale steun bedraagt hierdoor minder dan € 200.000 per begunstigde over een periode van 3 jaar. De maximale steunintensiteit in de regeling is gesteld op 50 procent en daarmee lager dan het maximum van 75 procent dat opgenomen is in de O&O&I-Kaderregeling. Hier is voor gekozen om meer MKB-ondernemingen mee te kunnen laten profiteren van de subsidie. Ten slotte wordt de steun gebruikt om tegen marktprijs innovatieadviesdiensten in te kopen.

Artikel 1b.12

De evaluatie van dit hoofdstuk loopt gelijk met de evaluatie van hoofdstuk 1a over de TKI-toeslag. Dezelfde vervaldatum is aangehouden.

Artikel 1.c.3

Een MKB-ondernemer kan per openstellingsperiode slechts één keer subsidie aanvragen op grond van deze regeling. Daarbij moet de ondernemer kiezen voor welk instrument hij subsidie aan wil vragen. Daarnaast is bepaald dat, indien er meerdere openstellingsperiodes per jaar zijn, een ondernemer maar één keer per kalenderjaar subsidie kan ontvangen op grond van deze regeling. Deze bepaling is opgenomen opdat zoveel mogelijk MKB-ondernemers een subsidie op grond van de MIT-regeling kunnen ontvangen.

Artikelen 1c.4 en 1c.5

MIT-haalbaarheidsstudies zijn uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c) van het EG-Verdrag (nu 107, lid 3, onder c VWEU)) verenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat zij vallen binnen de definitie van 5.6 van de O&O&I-kaderregeling.

De definitie van MIT-haalbaarheidsstudies, genoemd in artikel 1c.1, onderdeel d, stemt overeen met het vereiste uit de O&O&I-kaderregeling dat de studie moet worden uitgevoerd ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling.

De steunintensiteit is ingevolge 1c.5, eerste lid, vastgesteld op 50 procent van de subsidiabele kosten. Hierbij is aangesloten bij de in 5.2, onderdeel a) van de O&O&I-kaderregeling vastgestelde maximale steunintensiteit voor MKB-ondernemers die een haalbaarheidsstudie willen doen ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van experimentele ontwikkeling.

Artikel 1c.6

Met dit artikel wordt bewerkstelligd dat gesubsidieerde haalbaarheidsstudies binnen korte termijn van positieve invloed kunnen zijn op innovatie binnen de desbetreffende topsector. De subsidieontvanger moet daartoe op grond van het eerste lid binnen zes maanden na subsidieaanvraag beginnen met de MIT-haalbaarheidsstudie. Op grond van het tweede lid moeten de activiteiten binnen 12 maanden na de start van de activiteiten zijn afgerond. De start- en einddatum van de activiteiten op het aanvraagformulier liggen daartoe niet meer dan 12 maanden uit elkaar.

Artikel 1c.7

Met dit artikel wordt bewerkstelligd dat aanvragen voor MIT-haalbaarheidsstudies waarvan de noodzakelijkheid onvoldoende is aangetoond of die niet zullen leiden tot een onderbouwd besluit over het wel of niet starten met een voorgenomen innovatieproject kunnen worden afgewezen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als het beoogde vervolgtraject onvoldoende technische risico’s kent of als de voorziene kosten van dit vervolgtraject en de kosten van de MIT-haalbaarheidsstudie niet in verhouding zijn.

Artikel 1c.8

De Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (Pb EG 2006, L379) is van toepassing. Dit brengt met zich mee dat er geen MIT-kennisvoucher zal worden verstrekt als een MKB-ondernemer het de-minimis plafond bereikt heeft. Om dit te kunnen controleren is een de-minimisverklaring vereist.

Artikel 1c.10

De waarde van de MIT-kennisvoucher is afhankelijk van de kosten die het MIT-kennisoverdrachtsproject met zich meebrengt. De maximale waarde van de MIT-kennisvoucher is € 3.750 en MKB-onderneming zal zelf minimaal 50 procent van de kosten van het project dragen.

Artikelen 1c.11 en 1c.12

Op het aanvraagformulier moet de MKB-ondernemer aangeven welke kennisvraag hij in het kader van het MIT-kennisoverdrachtsproject wil stellen en welke kennisinstelling hij wil inschakelen. Dit wordt op de voucher vermeld. Het is mogelijk om bij de aanvraag al twee alternatieve kennisinstellingen op te geven. Zo wordt er ruimte geboden om van kennisinstelling te wisselen wanneer de eerste keus bijvoorbeeld bij nader inzien geen tijd heeft om het onderzoek uit te voeren.

Het opnemen van de kennisvraag en mogelijke kennisinstellingen bij subsidieaanvraag maakt het mogelijk om vooraf in te schatten of het MIT-kennisoverdrachtsproject past binnen de aan deze activiteit per topsector gekoppelde thema’s. Dit hoeft de kennisinstelling dan niet meer te beoordelen.

Artikelen 1c.14 tot en met 1c.16

Subsidie wordt na afloop van het MIT-kennisoverdrachtsproject verleend aan de kennisinstelling die een of meer MIT-kennisoverdrachtsprojecten heeft uitgevoerd. De kennisinstelling dient daartoe een aanvraag in bij Agentschap NL. Voorwaarde is wel dat hij geldige MIT-kennisvouchers overlegt. De naam van de kennisinstelling moet op de MIT-kennisvoucher vermeld staan, het onderwerp van het MIT-kennisoverdrachtsproject moet overeenkomen met de kennisvraag die op de MIT-kennisvoucher vermeld staat en de verstrekkingsdatum mag (met uitzondering van een toegekende verlenging) niet verder dan een jaar terug liggen.

De subsidie is ten hoogste € 3.750 per voucher, afhankelijk van de door de kennisinstelling ten behoeve van de uitvoering van een MIT-kennisoverdrachtsproject in rekening gebrachte kosten. Minimaal 50 procent van de totale in rekening gebrachte kosten moeten door de MKB-ondernemer gedragen worden die het MIT-kennisoverdrachtsproject laat uitvoeren.

Artikelen 1c.17

Subsidie voor bij een MKB-ondernemer gedetacheerd hooggekwalificeerd personeelslid is uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c) van het EG-Verdrag (nu 107, lid 3, onder c VWEU)) verenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat zij valt binnen de definitie van 5.7 van de O&O&I-kaderregeling. De definities van detachering en hooggekwalificeerd personeel zijn opgenomen in artikel 1c.1, onderdelen a en b en komen overeen met de definities in de O&O&I-kaderregeling.

De maximale steunintensiteit voor de detachering van hooggekwalificeerd personeel is ingevolge 5.7 van de O&O&I-kaderregeling 50 procent van de subsidiabele kosten. Dit komt overeen met het percentage dat in de bijlage horende bij artikel 3 van de Regeling Steunintensiteit is opgenomen voor het uitlenen van hooggekwalificeerd personeel en is op deze regeling van toepassing. Hooggekwalificeerd personeel mag afkomstig zijn van een onderzoeksorganisatie, gedefinieerd in artikel 1 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, of een grote onderneming.

Artikel 1c.18

Alleen kosten die de MKB-ondernemer verschuldigd is aan de grote onderneming of de onderzoeksorganisatie die de werknemer detacheert zijn subsidiabel. Dit valt binnen de reikwijdte van 5.7 van de O&O&I-kaderregeling. In tegenstelling tot 5.7 van de O&O&I-kaderregeling zijn kosten voor het in dienst hebben van hooggekwalificeerd personeel, zoals kosten voor voorzieningen die moeten worden aangeschaft, en wervings- en selectiekosten niet subsidiabel.

Artikel 1c.19

Het eerste en het tweede lid van artikel 1c.19 zijn ingegeven door 5.7 van de O&O&I-kaderregeling. Om te bewerkstelligen dat de subsidieverlening binnen korte termijn van positieve invloed kan zijn op innovatie binnen de desbetreffende topsector moet de detachering op grond van het derde lid binnen zes maanden na subsidieaanvraag aanvangen.

Artikel 1c.20

Om zo veel mogelijk MKB-ondernemingen in aanmerking te laten komen voor subsidie voor het gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel kan een ondernemer slechts voor één ingeleende werknemer per jaar subsidie ontvangen en gedurende één jaar per werknemer. Het maximale subsidiebedrag is € 50.000 per subsidieontvanger per jaar en per gedetacheerde werknemer. Het is voor een MKB-ondernemer maximaal drie keer mogelijk om subsidie aan te vragen op grond van deze paragraaf. Deze voorwaarden vallen binnen de grenzen van 5.7 van de O&O&I-kaderregeling.

Artikel 1c.21

Subsidie voor MIT-R&D-samenwerkingsprojecten is uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c) van het EG-Verdrag (nu 107, lid 3, onder c VWEU)) verenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat zij valt binnen de definitie van 5.1 van de O&O&I-kaderregeling. Uit de definitie van MIT-R&D-samenwerkingsprojecten, artikel 1c.1, onderdeel e, blijkt dat samenwerkingsprojecten alleen betrekking kunnen hebben op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan. Dit past binnen de reikwijdte van 5.1van de O&O&I-kaderregeling.

Subsidie kan ingevolge artikel 1c.21 alleen verstrekt worden aan een deelnemer van het MIT-R&D-samenwerkingverband. Het MIT-R&D-samenwerkingsverband bestaat uit twee of meer MKB-ondernemers. Dit betekent niet dat grote ondernemingen of onderzoeksorganisaties niet deel mogen nemen aan onderzoeken die het MIT-R&D-samenwerkingsverband uitvoert, maar zij komen niet in aanmerking voor subsidie

Artikel 1c.23

In het eerste lid is bepaald dat de steunintensiteit 40 procent bedraagt van de subsidiabele kosten. Dit valt binnen de grenzen van 5.1 van het O&O&I-steunkader, omdat de basissteunintensiteit van 25 procent voor experimentele ontwikkeling met 15 procentpunt verhoogd mag worden wanneer voldaan wordt aan 5.1.3, onder b) onderdeel i). Het project moet daadwerkelijke samenwerking behelzen tussen twee onderling onafhankelijke ondernemingen. Daadwerkelijke samenwerking wordt geacht aanwezig te zijn wanneer geen van de ondernemingen meer dan 70 procent van de in aanmerking komende kosten van het samenwerkingsverband voor haar rekening moet nemen (verzekerd in het tweede lid) en het project samenwerking behelst met ten minste één MKB-onderneming (verzekerd in 1c.1, onderdeel e).

Artikel 1c.24

Met dit artikel wordt bewerkstelligd dat gesubsidieerde MIT-R&D-samenwerkingsprojecten binnen korte termijn van positieve invloed kunnen zijn op innovatie binnen de desbetreffende topsector. De subsidieontvanger moet daartoe op grond van het eerste lid binnen zes maanden na subsidieaanvraag beginnen met het MIT-R&D-samenwerkingsproject. Op grond van het tweede lid moeten de activiteiten binnen 24 maanden na de start van de activiteiten zijn afgerond. De start- en einddatum van de activiteiten op het aanvraagformulier liggen daartoe niet meer dan 24 maanden uit elkaar.

Artikel 1c.25

De kwaliteit van een MIT-R&D-samenwerkingsverband kan bijvoorbeeld blijken uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de mate van toereikendheid van de capaciteiten van de deelnemers en de mate van de kwaliteit van de projectorganisatie.

Artikel 1.c.26

De in dit artikel opgesomde artikelen van de IPC-regeling (Hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling innoveren) zijn van overeenkomstige toepassing op MIT-innovatieprestatiecontracten. Voor de artikelsgewijze toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting van deze regeling (Stcrt. 2011, 3669).

Artikel 1c.28

Bij het bepalen van de vervaldatum is aangesloten bij de vervaldatum van hoofdstuk 1b, over TKI MKB versterking.

Onderdeel B
Artikel 11.1

In de Subsidieregeling sterktes in innovatie zijn in artikel 11.1 onder meer standaardformulieren opgenomen voor het indienen van een subsidieaanvraag en het indienen van een aanvraag tot subsidievaststelling. De bij deze regeling toegevoegde hoofdstukken hebben een eigen aanvraagformulier. Van de gelegenheid wordt gelijk gebruik gemaakt op te nemen dat hoofdstuk 1a zijn eigen aanvraag- en vaststellingsformulier heeft.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Naar boven