Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, van 16 augustus 2013, nr. 13137955, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de bloembollenteelt tegen stengelaaltjes (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de bloembollenteelt tegen stengelaaltjes 2013)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);

Besluit:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) 1107/2009 wordt verleend voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Monam CleanStart (toelatingsnummer 6321) ter bescherming van de bloembollenteelt tegen stengelaaltjes

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 oktober 2013.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de bloembollenteelt tegen stengelaaltjes 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze: J.P. Hoogeveen MPA, Directeur-Generaal Agro.

Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de datum van publicatie in de Staatscourant, tegen dit besluit of een onderdeel daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken, ter attentie van Dienst Regelingen, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

BIJLAGE WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

Toegestaan is uitsluitend het gebruik als grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes ten behoeve van de onbedekte teelt van bloembollen.

In geval van een besmetverklaring met het quarantaine organisme stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) in de teelt van bloembollen, in de periode 1 augustus tot en met 31 oktober 2013 als grondontsmettingsmiddel om een teeltverbod van voor stengelaaltjes vatbare (bloem)bolgewassen, opgelegd door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit op te heffen.

Middelen op basis van metam-natrium mogen met ingang van 1 januari 2006 slechts eenmaal in een periode van 5 jaren op hetzelfde perceel of perceelgedeelte worden toegepast. In geval van een aantasting met het quarantaine organisme stengelaaltje kan één extra behandeling worden uitgevoerd om de besmetverklaring op te heffen.

De doseringen zoals aangegeven in de Gebruiksaanwijzing, zie onder B., mogen niet worden overschreden.

  • Het middel alleen toepassen met daartoe bestemde injectie-apparatuur.

  • De injectie-apparatuur moet voorzien zijn van lekvrije doppen, bijv. roestvrijstalen antidrup-doppen of een systeem t.b.v. onderzoeksdoeleinden dat het nadruppen van de spuitdoppen voorkomt door middel van het met perslucht doorblazen van vloeistofleidingen voor het lichten van de scharen (bijv. systeem ‘Hartenhof’). De apparatuur laden met een lekvrij systeem (onder- of overdrukpomp). Bij het begin van een werkgang dienen eerst de injectiedoppen in de grond geplaatst te worden; pas daarna mag de afgifte worden ingeschakeld.

  • Het middel op tenminste 10 cm diepte inbrengen.

  • De afgifte dient tenminste 1 meter voordat de injectiedoppen uit de grond worden gelicht, gestopt te worden.

  • Na injectie van het middel de grond onmiddellijk aanrollen.

  • Tijdens alle werkzaamheden ten behoeve van de grondontsmetting en het uitvoeren van de eerste grondbewerking na ontsmetting waarbij huidcontact met het middel kan optreden, doelmatige huidbeschermende kleding, handschoenen met lange schachten en rubberen laarzen dragen. Verontreinigde kledingstukken onmiddellijk uittrekken.

  • Handschoenen en laarzen die in contact zijn geweest met het middel altijd direct met veel water wassen. Handschoenen buiten de cabine opbergen.

  • Bij het gereedmaken van de toedieningsapparatuur, het verhelpen van storingen en het inwendig schoonmaken van de apparatuur een volgelaatsmasker dragen met B2-P3-filter, bij voorkeur voorzien van een aanblaaseenheid. Het filter tijdig maar niet later dan 1 maand na ingebruikname vervangen. Indien het filter als gevolg van een calamiteit aan hoge concentraties van het middel in de lucht heeft blootgestaan, deze dan direct vervangen.

Om het grondwater te beschermen mag u dit product niet gebruiken in grondwaterbeschermingsgebieden. In niet-grondwatergebieden mag u, om het grondwater te beschermen, dit product niet later dan 31 oktober 2013 gebruiken.

Dit middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden, vermijd onnodige blootstelling.

Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.

Dit middel is – zij het voor andere toepassingen – tevens toegelaten onder het toelatingsnummer 6321 N.

Gebruiksaanwijzing

Algemeen

Grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes, schimmels en knolcyperus.

  • De grond moet voor of tijdens de behandeling zaai- of plantklaar worden gemaakt en moet dus de daarvoor geschikte vochtigheid bezitten; ze moet echter vooral niet te nat zijn.

  • Het middel bij voorkeur toepassen bij een bodemtemperatuur (gemeten op 15 cm diepte) tussen ongeveer 7 en 16°C. Hoe lager de bodemtemperatuur des te langer het middel in de grond aanwezig blijft en des te groter de kans op schade door het middel is.

  • Voor toepassing in de vollegrond geldt een ‘gesloten-periode’, waarin geen grondontsmetting mag worden uitgevoerd.

  • Het middel onverdund toepassen.

  • Om resten van het middel sneller te laten verdwijnen de grond vervolgens los maken.

  • Alvorens te planten of te zaaien na de besmetting een wachtperiode in acht nemen van

  • 3 tot 6 weken. Onder ongunstige omstandigheden (b.v. hoog vochtgehalte van de grond, lage temperatuur, sterk absorberende grondsoort) kan deze periode veel langer zijn. In die situatie verdient het aanbeveling het einde van de wachtperiode vast te stellen met behulp van de tuinkerstest.

Toepassingen

In de bloembollenteelt, ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci)

Dosering: 7,5 liter per are. Het middel moet daartoe bestemde injectie-apparatuur worden toegepast en ingespit. De werking worden verbeterd door na de ontsmetting een waterzegel aan te brengen.

TOELICHTING

Algemeen

Artikel 53 van de Verordening (EG) 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) (hierna: Verordening (EG) 1107/2009) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden vrijstelling te verlenen van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.

Met dit besluit wordt tijdelijk vrijstelling verleend voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Monam CleanStart, ter bescherming van de bloembollenteelt tegen stengelaaltjes.

Bijzondere omstandigheden en gevaar voor de teelt

Het stengelaaltje, Ditylenchus dipsaci, is een voor planten schadelijk organisme. Zij is in de Fytorichtlijn aangewezen als schadelijk organisme (bijlage II, deel A, rubriek II, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van de Europese Gemeenschap van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG2000, L 169), ook wel ‘quarantaine organisme’ genoemd. De lidstaten van de Europese Unie dienen Ditylenchus dipsaci te bestrijden, dan wel verdere verspreiding te voorkomen. Er is daarmee sprake van een communautaire maatregel, gericht op de bestrijding van een gevaar, als bedoeld in artikel 38, tweede lid, Wgb.

Op met stengelalen besmette grond wordt gedurende 6-10 jaar een teeltverbod opgelegd voor waardplanten. Deze teeltperiode kan verkort worden door een grondontsmetting uit te voeren. Wanneer op het besmette perceel echter korter dan 5 jaar geleden een chemische grondontsmetting heeft plaatsgevonden, kan er geen middel op basis van Monam CleanStart worden ingezet en zijn er geen mogelijkheden om het teeltverbod op dat moment op te heffen. Monam CleanStart mag op basis van de reguliere toelating maximaal eens in de 5 jaar op hetzelfde perceel worden toegepast. Het direct onschadelijk maken van een besmetting heeft echter de voorkeur om verspreiding van het stengelaaltje vanuit het besmette perceel te voorkomen.

Alternatieven

Er zijn geen chemische alternatieven om de grond binnen 5 jaar na chemische ontsmetting opnieuw te ontsmetten. Er zijn drie niet-chemische methoden om grond te ontsmetten:

  • 1. Inunderen. Wanneer een besmet perceel ca 10-12 weken onder water wordt gezet, zal het perceel vrij zijn van stengelaal. Op kleigronden werkt deze methode niet, maar op zandgronden is inunderen effectief. Lang niet alle bollenpercelen op zand kunnen op deze manier behandeld worden, omdat de grond vrijwel geen afschot mag hebben en het grondwaterpeil in de regio voldoende hoog moet zijn. Naar schatting komt 10 procent van de bollengrond in aanmerking voor inundatie.

  • 2. Stomen van grond. Dit is een effectieve maatregel maar door de hoge kosten alleen inzetbaar in de bedekte teelt.

  • 3. Biologische grondontsmetting. Dit is gebaseerd op het principe dat bij zuurstofloze vertering van grote hoeveelheden vers organisch materiaal afbraakproducten ontstaan, die voor de meeste aaltjessoorten dodelijk zijn. Van deze techniek is nog niet bewezen dat die voldoende effectief is tegen stengelaal in de teelt van bollen en toepassing brengt hoge kosten met zich mee.

Deze drie niet-chemische methoden zijn niet algemeen inzetbaar bij het optreden van een besmetting met stengelaal.

Eerder verleende vrijstellingen

In 2010 (Staatscourant van 25 augustus 2010, nr 13212), op 22 september 2011 (Staatscourant van 23 september 2011, nummer 16940), en op 3 augustus 2012 (Staatscourant van 10 augustus 2012, nr. 16544) is eerder vrijstelling verleend voor het gebruik van Monam CleanStart tegen stengelaal in de teelt van bloembolgewassen.

Advies College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

In het advies van 9 juli 2013 heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden een negatief advies uitgebracht voor de beoogde toepassing van het middel Monam CleanStart omdat de normen voor uitspoeling, vogels, zoogdieren, niet doelwit arthropoden en wormen aanzienlijk worden overschreden.

Hoewel aan het gebruik van het middel milieurisico’s zijn verbonden, heb ik, gelet op het grote belang van het middel voor de betrokken bedrijven, besloten het verzoek in te willigen. Het aantal hectares waarop een grondontsmetting met Monam CleanStart zal worden uitgevoerd (5–15 hectare jaarlijks) is beperkt te noemen ten opzichte van het areaal waar het middel regulier wordt toegepast (5 000 hectare jaarlijks).

De overwegingen

Een hernieuwde vrijstelling is gewenst, omdat besmettingen met Ditylenchus dipsaci nog steeds voorkomen en het gevaar van verdere besmettingen op geen enkele andere redelijke wijze te beheersen is.

In overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, heb ik besloten om op grond van artikel 38 van de Wgb vrijstelling te verlenen voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Monam CleanStart, ter bescherming van de bloembollenteelt tegen stengelaaltjes.

Deze vrijstelling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 oktober 2013.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze: J.P. Hoogeveen MPA, Directeur-Generaal Agro.

Naar boven