Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 22 september 2011, nr. 229039 houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van bloembollen tegen stengelaaltjes (Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de bloembollenteelt)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

In overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gezien het verzoek van Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur van 3 mei 2011;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt verleend voor het gewasbeschermingsmiddel Monam Cleanstart ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) in de teelt van bloembollen voor het gebruik binnen een periode van vijf jaar na een voorafgaand gebruik.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 16 oktober 2011.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de bloembollenteelt.

Het besluit zal met een toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

BIJLAGE

A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

Toegestaan is uitsluitend het gebruik als grondontsmettingsmiddel op onbedekte percelen met een teeltverbod van voor stengelaaltjes vatbare bloembolgewassen, vanwege een door de Plantenziektenkundige Dienst opgelegde besmetverklaring voor het quarantaine organisme stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) in de teelt van bloembollen.

Indien het besmet verklaarde perceel in de afgelopen periode van 5 jaar reeds eerder ontsmet is met metam-natrium mag uitsluitend één extra behandeling worden uitgevoerd met als doel de Ditylenchus dipsaci-besmetverklaring op te heffen.

De dosering zoals aangegeven in de Gebruiksaanwijzing, zie onder B., mag niet worden overschreden.

Het middel alleen toepassen met daartoe bestemde injectie-apparatuur.

De injectie-apparatuur moet voorzien zijn van lekvrije doppen, b.v. roestvrijstalen antidrup-doppen of een systeem t.b.v. onderzoeksdoeleinden dat het nadruppen van de spuitdoppen voorkomt door middel van het met perslucht doorblazen van vloeistofleidingen voor het lichten van de scharen (bijv. systeem ‘Hartenhof’). De apparatuur laden met een lekvrij systeem (onder- of overdrukpomp). Bij het begin van een werkgang dienen eerst de injectiedoppen in de grond geplaatst te worden; pas daarna mag de afgifte worden ingeschakeld.

Het middel op tenminste 10 cm diepte inbrengen.

De afgifte dient tenminste 1 meter voordat de injectiedoppen uit de grond worden gelicht, gestopt te worden.

Na injectie van het middel de grond onmiddellijk aanrollen.

Tijdens alle werkzaamheden ten behoeve van de grondontsmetting en het uitvoeren van de eerste grondbewerking na ontsmetting waarbij huidcontact met het middel kan optreden, doelmatige huidbeschermende kleding, handschoenen met lange schachten en rubberen laarzen dragen.

Verontreinigde kledingstukken onmiddellijk uittrekken.

Handschoenen en laarzen die in contact zijn geweest met het middel altijd direct met veel water wassen.

Handschoenen buiten de cabine opbergen.

Bij het gereedmaken van de toedieningsapparatuur, het verhelpen van storingen en het inwendig schoonmaken van de apparatuur een volgelaatsmasker dragen met B2-P3-filter, bij voorkeur voorzien van een aanblaaseenheid. Het filter tijdig maar niet later dan 1 maand na ingebruikname vervangen. Indien het filter als gevolg van een calamiteit aan hoge concentraties van het middel in de lucht heeft blootgestaan, deze dan direct vervangen.

Om het grondwater te beschermen mag u dit product niet gebruiken in grondwaterbeschermingsgebieden. In niet-grondwatergebieden mag u, om het grondwater te beschermen, dit product niet later dan 15 oktober 2011 gebruiken.

Dit middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden, vermijd onnodige blootstelling

Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond.

Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind.

Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik

Dit middel is - zij het voor andere toepassingen - tevens toegelaten onder het toelatingsnummer 6321 N.

B. GEBRUIKSAANWIJZING

Algemeen

Grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van stengelaaltjes. De grond moet voor of tijdens de behandeling zaai- of plantklaar worden gemaakt en moet dus de daarvoor geschikte vochtigheid bezitten; ze moet echter vooral niet te nat zijn.

Het middel bij voorkeur toepassen bij een bodemtemperatuur (gemeten op 15 cm diepte) tussen ongeveer 7 en 16ºC. Hoe lager de bodemtemperatuur des te langer het middel in de grond aanwezig blijft en des te groter de kans op schade door het middel is. Het middel onverdund toepassen.

Om resten van het middel sneller te laten verdwijnen de grond vervolgens los maken.

Alvorens te planten of te zaaien na de ontsmetting een wachtperiode in acht nemen van 3 tot 6 weken.

Onder ongunstige omstandigheden (b.v. hoog vochtgehalte van de grond, lage temperatuur, sterk absorberende grondsoort) kan deze periode veel langer zijn. In die situatie verdient het aanbeveling het einde van de wachtperiode vast te stellen met behulp van de tuinkerstest.

Toepassingen

In de onbedekte teelt van bloembollen, ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci). Bij voorkeur toepassen met een spitinjecteur.

Dosering: 7,5 liter per are.

TOELICHTING

Op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) wordt tijdelijk vrijstelling verleend voor het gebruik van Monam Cleanstart met de werkzame stof metam-natrium ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) in de bloembollenteelt. Vrijstelling kan worden verleend als de plantaardige productie wordt bedreigd, terwijl dit gevaar niet op andere wijze kan worden bestreden.

In de teelt van bloembollen bestaat de mogelijkheid om één keer per vijf jaar metam-natrium in te zetten om gronden chemisch te ontsmetten. In 2008 en 2009 beschikten de telers over de mogelijkheid om naast de ontsmetting die één keer in de vijf jaar mag worden ingezet, een extra natte grondontsmetting uit te voeren door de toelating van Monam Cleanstart (werkzame stof metam-natrium) als een Dringend Vereist Gewasbeschermingsmiddel (artikel 123 WGB). Omdat metam-natrium niet is geplaatst op de Annex I (juli 2009) van richtlijn 91/414/EEG, is deze Dringend Vereiste Toelating nu niet meer mogelijk. Omdat er in 2010 ook stengelaaltje is geconstateerd en er geen alternatieven waren, is er toen ook een artikel 38 vrijstelling voor deze extra toepassing van metam-natrium in bloembollen geweest (Stcrt 2010 nr. 13212,, 25 augustus 2010).

Vrijstelling wordt op grond van artikel 38, tweede lid, van de wet, in ieder geval verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel, die is gericht op een te bestrijden gevaar. Het stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) is een quarantaine organisme dat de kwaliteit van bolgewassen aantast. Het is opgenomen in bijlage II, deel A, rubriek II, van de richtlijn 2000/29/EG en wordt aangemerkt als schadelijk organisme dat in de EU-lidstaten voorkomt. Besmettingen in plantgoed of grond moeten onschadelijk worden gemaakt. Er is dus sprake van een communautaire maatregel, gericht op de bestrijding van een gevaar.

De overwegingen

Een vrijstelling is landbouwkundig gezien noodzakelijk, gelet op het belang van dit middel voor de bestrijding van stengelaaltjes in de bloembollenteelt. Door plaatsing op Bijlage II van Richtlijn 2000/29/EG zal een besmetting van een perceel met dit organisme leiden tot een teeltverbod van 10 jaar voor alle waardplanten van dit aaltje. Dat betekent dat een aantal gewassen zoals tulp, narcis, gele krokus en andere kleine bolgewassen 10 jaar lang niet meer op deze percelen geteeld mogen worden. Dit heeft grote gevolgen voor vooral de gespecialiseerde bedrijven, die alleen of hoofdzakelijk bollen in onderlinge vruchtwisseling telen. Als deze percelen door een besmetting met stengelaaltjes niet voor de teelt van bollen kunnen worden ingezet dan heeft dat grote economische consequenties voor deze bedrijven.

Omdat metam-natrium niet is opgenomen in Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG, moeten de verleende toelatingen voor dit gewasbeschermingsmiddel binnen een bepaalde termijn ingetrokken worden. Vanwege het gebrek aan doeltreffende alternatieven heeft de Europese Commissie besloten in enkele lidstaten voor een aantal beperkte toepassingen het gebruik van deze actieve stof tot 31 december 2014 toe te staan zodat er alternatieven voor het gebruik van dit middel ontwikkeld kunnen worden. Voor Nederland is één van deze uitzonderingen het gebruik bij de teelt van bloembollen. Er wordt in de bloembollenteelt naarstig naar een alternatieve bestrijdingswijze gezocht, maar volgens aanvrager blijft het gebruik van dit middel in dit stadium nog noodzakelijk. Zo wordt er volgens aanvrager onderzoek gedaan naar het toepassen van inundatie als alternatief, maar deze methode kan niet op alle gronden worden toegepast. Verder wordt er door het onderzoek aandacht besteed aan een betere identificatie en detectie van deze aaltjes.

Jaarlijks wordt ca 5.000 ha landbouwgrond ontsmet met metam-natrium, waarvan ca 2.700 ha bloembollen. Dit is tegen allerlei organismen die schade kunnen verwekken.

Jaarlijks wordt een beperkt areaal besmet verklaard vanwege het voorkomen van stengelaaltjes. Dit aaltje komt met name voor in Noord- en Zuid-Holland. In de afgelopen jaren is er jaarlijks zo’n 27 ha ontsmet ter eliminering van stengelaal en om het teeltverbod van bloembollen weer op te heffen. Ongeveer de helft van dit areaal (ca 13 ha) is in de voorafgaande periode van 5 jaar eerder ontsmet met metam-natrium en op deze percelen kan zonder vrijstelling dit middel niet opnieuw worden toegepast. Dat heeft ernstige gevolgen voor de bedrijfsvoering op deze bedrijven en levert een extra besmettingsrisico op.

Advies College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft negatief geadviseerd omdat de normen voor uitspoeling, vogels, zoogdieren, niet doelwit arthropoden en wormen aanzienlijk worden overschreden.

Het is duidelijk dat aan het gebruik van dit middel ernstige milieurisico’s zijn verbonden, maar gelet op het grote belang van dit middel voor de betrokken bedrijven en de relatief geringe toename die op basis van deze vrijstelling te verwachten is, heb ik besloten het verzoek in te willigen.

Het onvoorziene karakter van het niet beschikbaar zijn van een middel

Op 14 juni 2011 is de verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen van toepassing geworden. Met het van toepassing worden van deze verordening is het vereiste dat de dreiging waartegen een middel wordt ingezet een zekere mate van onvoorzienbaar moet hebben, komen te vervallen. Omdat de wetswijziging (Stb. 2011, nr. 235) die nodig is voor de implementatie van deze verordening nog niet in werking is getreden, stelt de wet deze voorwaarde nog. De voorwaarde is echter – gelet op de directe werking van de verordening – buiten toepassing gelaten.

Omdat dit besluit spoedregelgeving ter bescherming van de plantaardige productie betreft wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de datum van publicatie in de Staatscourant, tegen dit besluit of een onderdeel daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ter attentie van Dienst Regelingen, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

Naar boven