Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 augustus 2010, nr. 146018, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bestrijding van stengelaaltjes in de teelt van bloembollen. (Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de teelt van bloembollen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

In overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gezien het verzoek van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur van 10 mei 2010;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt verleend voor het gewasbeschermingsmiddel Monam Cleanstart ter bestrijding van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) in de teelt van bloembollen.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 120 dagen na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van stengelaaltjes in de teelt van bloembollen. Het zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 augustus 2010

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

BIJLAGE

Gebruiksvoorschriften

Algemeen

Toegestaan is uitsluitend het gebruik in geval van een besmetverklaring met het quarantaine organisme stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci), als grondontsmettingsmiddel in de teelt in de vollegrond van bloembollen, om een teeltverbod van voor stengelaaltjes vatbare (bloem)bolgewassen, opgelegd door de Plantenziektenkundige Dienst, op te heffen.

Middelen op basis van metam-natrium mogen met ingang van 1 januari 2006 slechts eenmaal in een periode van 5 jaren op hetzelfde perceel of perceelgedeelte worden toegepast. In geval van een aantasting met het quarantaine organisme stengelaaltje kan één extra behandeling worden uitgevoerd. Indien na deze extra behandeling nog stengelaaltjes worden geconstateerd kan een tweede behandeling plaatsvinden.

Toepassing

Dosering: 7,5 liter per are. Het middel moet worden ingespit.

Het middel alleen toepassen met daartoe bestemde injectie-apparatuur.

De injectie-apparatuur moet voorzien zijn van lekvrije doppen, b.v. roestvrijstalen antidrup-doppen of een systeem t.b.v. onderzoeksdoeleinden dat het nadruppen van de spuitdoppen voorkomt door middel van het met perslucht doorblazen van vloeistofleidingen voor het lichten van de scharen (bijv. systeem ‘Hartenhof’). De apparatuur laden met een lekvrij systeem (onder- of overdrukpomp). Bij het begin van een werkgang dienen eerst de injectiedoppen in de grond geplaats te worden; pas daarna mag de afgifte worden ingeschakeld.

Het middel op ten minste 10 cm diepte inbrengen.

De afgifte dient ten minste 1 meter voordat de injectiedoppen uit de grond worden gelicht, gestopt te worden.

Na injectie van het middel de grond onmiddellijk aanrollen.

Tijdens alle werkzaamheden ten behoeve van de grondontsmetting en het uitvoeren van de eerste grondbewerking na ontsmetting waarbij huidcontact met het middel kan optreden, doelmatige huidbeschermende kleding, handschoenen met lange schachten en rubberen laarzen dragen.

Verontreinigde kledingstukken onmiddellijk uittrekken.

Handschoenen en laarzen die in contact zijn geweest met het middel altijd direct met veel water wassen.

Handschoenen buiten de cabine opbergen.

Bij het gereedmaken van de toedieningsapparatuur, het verhelpen van storingen en het inwendig schoonmaken van de apparatuur een volgelaatsmasker dragen met B2-P3-filter, bij voorkeur voorzien van een aanblaaseenheid. Het filter tijdig maar niet later dan 1 maand na ingebruikname vervangen. Indien het filter als gevolg van een calamiteit aan hoge concentraties van het middel in de lucht heeft blootgestaan, deze dan direct vervangen.

Om het grondwater te beschermen, dit product niet gebruiken in grondwaterbeschermingsgebieden.

Om zoogdieren, vogels en grondwater te beschermen en om blootstelling aan de lucht zoveel mogelijk te voorkomen moet het met het product behandelde perceel direct na toepassing worden afgedekt voor een periode van minimaal 6 weken.

Om niet-doelwit arthropoden te beschermen, vermijd onnodige blootstelling.

Werkwijze

Grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes, schimmels en knolcyperus. De grond moet voor of tijdens de behandeling zaai- of plantklaar worden gemaakt en moet dus de daarvoor geschikte vochtigheid bezitten; ze moet echter vooral niet te nat zijn.

Het middel bij voorkeur toepassen bij een bodemtemperatuur (gemeten op 15 cm diepte) tussen ongeveer 7 en 16 ºC. Hoe lager de bodemtemperatuur des te langer het middel in de grond aanwezig blijft en des te groter de kans op schade door het middel is.

Het middel onverdund toepassen.

Om resten van het middel sneller te laten verdwijnen de grond vervolgens los maken.

Alvorens te planten of te zaaien na de besmetting een wachtperiode in acht nemen van 3 tot 6 weken.

Onder ongunstige omstandigheden (b.v. hoog vochtgehalte van de grond, lage temperatuur, sterk absorberende grondsoort) kan deze periode veel langer zijn. In die situatie verdient het aanbeveling het einde van de wachtperiode vast te stellen met behulp van de tuinkerstest.

TOELICHTING

Op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) wordt tijdelijke vrijstelling verleend voor het gebruik van Monam Cleanstart ter bestrijding van het stengelaaltje in de teelt van bloembollen. Vrijstelling kan worden verleend als de plantaardige productie door onvoorziene gevaren wordt bedreigd, terwijl het gevaar niet op andere wijze kan worden bestreden. Vrijstelling wordt ingevolge artikel 38, tweede lid, van de wet, in ieder geval verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel, die is gericht op een te bestrijden gevaar.

Het stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) is een quarantaine organisme dat de kwaliteit van bolgewassen aantast. Het stengelaaltje is in bijlage II, deel A, rubriek II, van de richtlijn 2000/29/EG aangemerkt als schadelijk organisme dat in de EU-lidstaten voorkomt. Besmettingen in plantgoed of grond moeten onschadelijk worden gemaakt. Er is derhalve sprake van een communautaire maatregel, gericht op de bestrijding van een gevaar.

Monam Cleanstart wordt gebruikt om de grond chemisch te ontsmetten na besmetting met het stengelaaltje. Op grond van de huidige toelating mag Monam Cleanstart tot en met 2014 eens in de vijf jaar worden ingezet voor deze ontsmetting. De onderhavige vrijstelling is bedoeld om Monam Cleanstart vaker in te kunnen zetten voor grondontsmetting. In 2008 en 2009 mocht Monam Cleanstart op grond van de toelating als dringend vereist gewasbeschermingsmiddel worden ingezet voor een extra ontsmetting. Deze toelating is niet meer mogelijk omdat de werkzame stof van Monam Cleanstart (metam-natrium) niet meer is geplaatst op de Annex I van de Europese Gewasbeschermingsrichtlijn. Er zijn geen voldoende effectieve alternatieven beschikbaar om het stengelaaltje te bestrijden. Naast Monam Cleanstart kunnen middelen op basis van de werkzame stof dazomet worden toegepast, maar deze middelen worden gebruikt ter ondersteuning van Monam Cleanstart en zijn onvoldoende effectief om als zelfstandig alternatief te dienen. Omdat het stengelaaltje een bedreiging voor de plantaardige productie vormt die niet op andere wijze kan worden bestreden, wordt ter uitvoering van een communautaire maatregel vrijstelling voor de duur van 120 dagen verleend voor Monam Cleanstart. De risico’s van het voorgenomen gebruik zijn onderzocht op hun effecten op de gezondheid van mens en dier en op het milieu. De voorschriften in de bijlage zijn met het oog daarop vastgesteld.

Omdat dit besluit spoedregelgeving ter bescherming van de plantaardige productie betreft wordt afgeweken van de vaste verandermomenten.

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de datum van publicatie in de Staatscourant, tegen dit besluit of een onderdeel daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ter attentie van Dienst Regelingen, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven