Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2019, 299 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2019, 299 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juli 2019, nr. 2019-0000083239; gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid, en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 juli 2019 No. W12.19.0177/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 augustus 2019, nr. 2019-0000119531, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit kinderopvangtoeslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
1. De maximum uurprijs bedraagt voor:
a. dagopvang € 8,17;
b. buitenschoolse opvang € 7,02; en
c. gastouderopvang € 6,27.
B
Artikel 8, derde lid komt te luiden:
3. Indien het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 6, € 126.832, of meer bedraagt, ontvangt de ouder voor de kosten van de kinderopvang van het eerste kind, bedoeld in artikel 3, een kinderopvangtoeslag waarvan de hoogte 33,3 procent van die kosten betreft.
C
Artikel 9 vervalt.
D
Bijlage I, behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag, wordt vervangen door de bijlage behorende bij dit besluit.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting en de bijlage in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 2 september 2019
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Uitgegeven de twintigste september 2019
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
(gezamenlijk) toetsingsinkomen (€) |
Tegemoetkoming Rijk als % van de kosten van kinderopvang |
||
---|---|---|---|
eerste kind |
volgend kind |
||
lager dan |
19.890 |
96,0% |
96,0% |
19.891 |
21.215 |
96,0% |
96,0% |
21.216 |
22.537 |
96,0% |
96,0% |
22.538 |
23.863 |
96,0% |
96,0% |
23.864 |
25.188 |
96,0% |
96,0% |
25.189 |
26.512 |
95,6% |
95,7% |
26.513 |
27.836 |
94,5% |
95,5% |
27.837 |
29.156 |
93,5% |
95,3% |
29.157 |
30.581 |
92,6% |
95,1% |
30.582 |
32.004 |
92,0% |
95,0% |
32.005 |
33.430 |
91,0% |
94,8% |
33.431 |
34.853 |
90,5% |
94,6% |
34.854 |
36.280 |
89,7% |
94,6% |
36.281 |
37.704 |
88,9% |
94,6% |
37.705 |
39.161 |
88,3% |
94,6% |
39.162 |
40.622 |
87,5% |
94,6% |
40.623 |
42.082 |
86,8% |
94,6% |
42.083 |
43.542 |
86,1% |
94,6% |
43.543 |
45.004 |
85,2% |
94,6% |
45.005 |
46.465 |
84,7% |
94,6% |
46.466 |
47.924 |
83,9% |
94,6% |
47.925 |
49.385 |
83,3% |
94,6% |
49.386 |
50.981 |
82,4% |
94,6% |
50.982 |
54.110 |
80,9% |
94,6% |
54.111 |
57.238 |
80,1% |
94,2% |
57.239 |
60.368 |
79,0% |
93,6% |
60.369 |
63.499 |
76,8% |
93,2% |
63.500 |
66.627 |
74,5% |
92,9% |
66.628 |
69.758 |
72,3% |
92,2% |
69.759 |
72.887 |
69,9% |
91,7% |
72.888 |
76.016 |
67,6% |
91,2% |
76.017 |
79.148 |
65,4% |
90,5% |
79.149 |
82.276 |
63,1% |
90,0% |
82.277 |
85.408 |
60,9% |
89,6% |
85.409 |
88.537 |
58,4% |
89,3% |
88.538 |
91.665 |
56,2% |
88,6% |
(gezamenlijk) toetsingsinkomen (€) |
Tegemoetkoming Rijk als % van de kosten van kinderopvang |
||
---|---|---|---|
eerste kind |
volgend kind |
||
91.666 |
94.795 |
54,0% |
88,2% |
94.796 |
97.987 |
51,6% |
87,7% |
97.988 |
101.192 |
49,6% |
87,0% |
101.193 |
104.397 |
47,5% |
86,5% |
104.398 |
107.602 |
45,4% |
86,1% |
107.603 |
110.805 |
43,3% |
85,8% |
110.806 |
114.011 |
41,4% |
85,1% |
114.012 |
117.218 |
39,5% |
84,5% |
117.219 |
120.423 |
37,6% |
84,1% |
120.424 |
123.625 |
35,7% |
83,5% |
123.626 |
126.831 |
34,1% |
83,2% |
126.832 |
130.037 |
33,3% |
82,5% |
130.038 |
133.241 |
33,3% |
81,9% |
133.242 |
136.446 |
33,3% |
80,9% |
136.447 |
139.650 |
33,3% |
80,6% |
139.651 |
142.856 |
33,3% |
79,8% |
142.857 |
146.064 |
33,3% |
78,9% |
146.065 |
149.266 |
33,3% |
78,3% |
149.267 |
152.472 |
33,3% |
77,4% |
152.473 |
155.675 |
33,3% |
76,9% |
155.676 |
158.882 |
33,3% |
76,2% |
158.883 |
162.088 |
33,3% |
75,5% |
162.089 |
165.292 |
33,3% |
74,8% |
165.293 |
168.497 |
33,3% |
73,8% |
168.498 |
171.699 |
33,3% |
73,3% |
171.700 |
174.906 |
33,3% |
72,6% |
174.907 |
178.110 |
33,3% |
71,8% |
178.111 |
181.317 |
33,3% |
71,1% |
181.318 |
184.522 |
33,3% |
70,5% |
184.523 |
187.726 |
33,3% |
69,8% |
187.727 |
190.932 |
33,3% |
69,0% |
190.933 |
194.135 |
33,3% |
68,5% |
194.136 |
en hoger |
33,3% |
67,6% |
In dit besluit worden de maximum uurprijzen en toetsingsinkomens geïndexeerd.
Jaarlijks worden de maximum uurprijzen van de kinderopvangtoeslag met ingang van 1 januari geïndexeerd. De indexatie is een gewogen gemiddelde van de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven (80%) en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (20%). De indexering voor 2020 is gebaseerd op een correctie van de indexering in 2019 (-0,48%) doordat de verwachte loon- en prijsontwikkeling voor dat jaar naar beneden is bijgesteld en de bovengenoemde loon- en prijsontwikkeling voor 2020 (2,38%). Dit betekent dat de maximum uurprijzen worden verhoogd met 1,89% als gevolg van de indexering. In tabel 1 is te zien tot welke maximum uurprijzen dit leidt.
Maximum uurprijs |
2019 |
2020 |
---|---|---|
Dagopvang |
8,02 |
8,17 |
Buitenschoolse opvang |
6,89 |
7,02 |
Gastouderopvang |
6,15 |
6,27 |
Ook de toetsingsinkomens van de inkomensgroepen worden jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd. Het indexeringspercentage voor de toetsingsinkomens is een gewogen gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, de premie gefinancierde sector en de gesubsidieerde sector en bij de overheid, zoals geraamd voor 2020 in het CEP. Het indexeringspercentage voor 2020 bedraagt 2,35%. Dit is verwerkt in de kinderopvangtoeslagtabel 2020 in bijlage I, behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag.
Indexering van de toetsingsinkomens met de gemiddelde contractloonmutatie (2,35%) is naar verwachting budgettair neutraal omdat door indexering de gemiddelde inkomensontwikkeling wordt verwerkt in de inkomensklassen. Dit betekent dat ouders gemiddeld genomen in dezelfde inkomensklasse blijven. Daarnaast worden de maximum uurprijzen conform de geldende regelgeving geïndexeerd. De bruto-uitgaven kinderopvangtoeslag zijn circa € 3,3 miljard. De kosten van indexatie (1,89%) in 2020 bedragen circa € 62 miljoen. Aangezien het de reguliere indexering betreft, is dit bedrag al onderdeel van de Rijksbegroting.
De jaarlijkse indexatie zorgt ervoor dat de kinderopvangtoeslag in de pas loopt met de loon- en prijsontwikkeling. Hierdoor zijn er geen inkomenseffecten voor ouders.
De Belastingdienst heeft de wijzigingen uit de onderhavige regeling met de uitvoeringstoets beoordeeld. De Belastingdienst verwacht dat de maatregelen uit deze regeling slechts een marginale impact hebben en daarmee uitvoerbaar zijn. De noodzakelijke kosten voor de maatregelen in deze regeling zijn marginaal en de daarvoor benodigde additionele werkzaamheden worden opgevangen binnen de bestaande processen van de Belastingdienst.
Deze wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag heeft geen gevolgen voor de regeldruk van bedrijven, burgers en uitvoerende professionals. De ATR deelt deze conclusie.
Het onderhavige besluit is vier weken opengesteld voor internetconsultatie. De consultatie heeft geleid tot zeven reacties.
In een paar reacties wordt aangegeven dat het enkel indexeren van de uurprijzen te weinig is om te toenemende kosten te compenseren. Volgens deze reacties zijn de tarieven door de kwaliteitsverhogende maatregelen meer gestegen dan de maximum uurprijs. Voor de buitenschoolse opvang wordt daarnaast aangegeven dat er geen sprake is van een daling van de kosten; dit staat volgens hen haaks op de verlaging van de maximum uurprijs in 2019.
Het klopt dat de afgelopen jaren de maximum uurprijzen, naast de gebruikelijke indexering, zijn aangepast in verband met de kwaliteit verhogende maatregelen uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang. Om deze reden is de maximum uurprijs voor de dagopvang in 2018 en 2019 extra gestegen. De uurprijs is daarbij in 2018 met 7 cent en in 2019 met 27 cent gestegen naast de gebruikelijke indexering. Ook voor de buitenschoolse opvang is de maximum uurprijs in 2018 extra gestegen. In 2019 is de maximum uurprijs in de buitenschoolse opvang licht gedaald, vanwege een verlaging van de beroepskracht-kindratio in de buitenschoolse opvang. Zoals eerder toegezegd monitor ik de ontwikkeling van de tarieven.
Daarnaast wordt in één van de reacties aangegeven dat het wenselijk is om minder inkomensgroepen te hebben in de toeslagtabel. Een kleine inkomenswijziging leidt nu relatief snel tot een wijziging van het toeslagpercentage. Dit voorstel wordt niet overgenomen, omdat er juist bewust gekozen is voor een groot aantal inkomensgroepen. De wijziging van het toeslagpercentage verloopt zo meer geleidelijk dan bij een beperkter aantal groepen. Zodoende zorgt een inkomenswijziging niet direct voor een grote wijziging in het toeslagpercentage. Dit geldt met name voor ouders die rond de grens van een inkomensgroep zitten.
Een aantal reacties zijn buiten de scope van dit besluit, zoals een reactie over het invoeren van een basisvoorziening, wachtlijsten, het maximaal aantal uren dat ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag of het clusteren bij locaties voor buitenschoolse opvang. Hier wordt er daarom niet verder op ingegaan.
Dit besluit is op 21 mei 2019 aangeboden1 aan de voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer voor de op grond van artikel 3.4 van de Wet kinderopvang verplichte voorhangprocedure van vier weken. De Eerste en Tweede Kamer hebben geen vragen gesteld over het Ontwerpbesluit. De voorhangprocedure heeft niet geleid tot aanpassingen.
Artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag bevat de maximum uurprijzen voor de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang. Op grond van artikel 5 van het Besluit kinderopvangtoeslag worden jaarlijks de maximum uurprijzen van de kinderopvangtoeslag geïndexeerd. De indexatie is een gewogen gemiddelde van de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven (80%) en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (20%). Met artikel I, onderdeel A, van dit besluit, zijn de geïndexeerde maximum uurprijzen voor 2020 vastgesteld.
In artikel 8, derde lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag is vastgelegd vanaf welk toetsingsinkomen de ouder voor de kosten van kinderopvang van het eerste kind een kinderopvangtoeslag ontvangt waarvan de hoogte 33,3 procent van die kosten bedraagt. Waar in 2019 ouders met een toetsingsinkomen vanaf € 123.920 en hoger kinderopvangtoeslag krijgen ter hoogte van de vaste voet, wordt deze inkomensgrens in 2020 verhoogd naar € 126.832.
Artikel 9 is vervallen omdat het behoud gedurende zes kalendermaanden van de aanspraak op kinderopvangtoeslag nadat de arbeid van een ouder of zijn partner is beëindigd, alleen van toepassing was bij werkloos worden in het berekeningsjaar 2017.
Met artikel I, onderdeel D, wordt bijlage I behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag vervangen door de bijlage behorende bij dit besluit.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, zijnde de aanvang van een nieuw berekeningsjaar.
Deze nota van toelichting is door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Financiën.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2019-299.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.