Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2018, 249 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2018, 249 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 11 juli 2018;
Gelet op artikel 30a.1, tweede lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, artikel 38a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 35a, derde lid, van de Binnenvaartwet, artikel 95la, eerste en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 42a, eerste en derde lid, van de Gaswet, de Kieswet, artikel 59 van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 51a, achtste lid, van de Spoorwegwet, artikel 9a, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet, artikel 46, tweede lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, artikel 147 van de Waterschapswet; de artikelen 42, zesde lid, 43, tweede tot en met vierde lid en zesde lid, 45a, eerste en derde lid, 126, vijfde lid, 127, tweede tot en met vierde lid, en 129 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 17 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, artikel 5.8, tweede en derde lid, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 14b, zesde lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, artikel 2.79, derde lid, Wet basisregistratie personen, artikel 10b, negende lid, Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, artikel 51k, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, tweede lid, van de Wet controle op rechtspersonen, artikel X, derde lid, Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst, artikel 47, derde lid, van de Wet inburgering, de artikelen 1.45, vierde lid, 1.47, zesde lid, 1.47b, tweede lid, 1.48b, tweede lid, 1.48d, zevende lid, 1.51a, vijfde lid, van de Wet kinderopvang, artikel 25, tweede lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, artikel 10.1.2, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, artikel 4.1.1, vijfde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 4:9a, vijfde lid, en artikel 4:25, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 33, elfde lid, 62, vierde lid, 63, 64, vijfde lid, 65, achtste lid, en 73, vijfde, zesde en zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 mei 2018, nr. W16.18.0088/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 11 juli 2018, nr. 2313521;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In artikel 7 van het Besluit controle op rechtspersonen wordt «dat geen passend niveau van bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 76 van de Wet bescherming persoonsgegevens biedt» vervangen door «dat geen passende waarborgen als bedoeld in artikel 46 van de Algemene verordening gegevensbescherming biedt en waar betrokkenen niet beschikken over afdwingbare rechten en doeltreffende rechtsmiddelen».
Artikel 10 van het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.
2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Dit besluit berust mede op artikel 46, tweede lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp wordt ingetrokken.
Artikel 11 van het Besluit register deskundige in strafzaken wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «bewerker» vervangen door «verwerker».
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «overeenkomstig het bepaalde in de Wet bescherming persoonsgegevens vernietigen van de door het College en het bureau verwerkte persoonsgegevens» vervangen door: het vernietigen van de gegevens overeenkomstig artikel 18, zevende lid.
Het Interim besluit forensische zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin wordt «bijzondere persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming».
2. In de tweede zin vervalt de zinsnede «in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens» en wordt «verantwoordelijke» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke».
B
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.
2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Dit besluit berust mede op artikel 46, tweede lid, van de Uitvoeringswet Algemene Verordening gegevensbescherming.
Het Meldingsbesluit Wbp wordt ingetrokken.
In artikel 40, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel wordt «artikel 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «artikel 41 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming».
Het Vrijstellingsbesluit Wbp wordt ingetrokken.
Het Besluit basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7 vervalt.
B
Artikel 8 vervalt.
C
Artikel 9 vervalt.
D
Artikel 36 komt te luiden:
Een persoon die, in het kader van een aan Onze Minister gericht verzoek als bedoeld in artikel 2.81, derde lid, van de wet in samenhang met artikel 2.55 van de wet, vraagt om verstrekking van een kopie van de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de verordening, waarvoor kosten in rekening kunnen worden gebracht op grond van de verordening, is een recht verschuldigd dat gelijk is aan het recht dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de inschrijfvoorziening is ondergebracht heft op grond van artikel 229 van de Gemeentewet voor het uitvoeren van eenzelfde verzoek dat aan het college is gericht op grond van artikel 2.81, vierde lid, van de wet.
E
In artikel 44, vierde lid, onderdeel c, wordt «het College bescherming persoonsgegevens» vervangen door «de Autoriteit persoonsgegevens».
Het Besluit omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7.10, derde lid, komt te luiden:
3. Onverminderd de Algemene verordening gegevensbescherming, de artikelen 32 en 33 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, treffen de bestuursorganen, ten behoeve van de verwerking van de gegevens die zij via Inspectieview Milieu toegankelijk maken dan wel raadplegen, maatregelen met betrekking tot het autoriseren van personen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn.
B
Artikel 7.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift van artikel 7.11 wordt «Verantwoordelijke» vervangen door «Verwerkingsverantwoordelijke».
2. In het eerste lid wordt «verantwoordelijke» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke» en vervalt »als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens».
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt »de artikelen 6 tot en met 11 van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «de Algemene verordening gegevensbescherming en de artikelen 32 en 33 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming» en wordt «verantwoordelijke» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke»;
b. In onderdeel b wordt «verwant is aan» vervangen door «verenigbaar is met».
Artikel 1 van het Besluit verwerking persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag wordt als volgt gewijzigd:
1. In de omschrijving van het begrip «bestand» wordt «als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «als bedoeld in artikel 4, onderdeel 6, van de Algemene verordening gegevensbescherming».
2. In de omschrijving van het begrip «functionaris voor de gegevensbescherming» wordt «als bedoeld in artikel 62 van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «als bedoeld in artikel 37 van de Algemene verordening gegevensbescherming».
3. De begripsomschrijving «persoonsgegeven» komt te luiden:
persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, onderdeel 1, van de Algemene verordening gegevensbescherming.
Het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel D 9 van het Kiesbesluit komt te luiden:
Op een aanvraag als bedoeld in hoofdstuk D van de Kieswet alsmede ter uitoefening van het recht op rectificatie, bedoeld in artikel 16 van de Algemene verordening gegevensbescherming, ten aanzien van een registratie als bedoeld in artikel D 2 van de Kieswet of artikel D 1 van het Kiesbesluit, wordt uiterlijk op de zevende dag na ontvangst door burgemeester en wethouders of burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beslist.
Het Tijdelijk besluit nummergebruik overheidstoegangsvoorziening wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel c, en artikel 3 wordt «verantwoordelijke voor de overheidstoegangsvoorziening» telkens vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke voor de overheidstoegangsvoorziening».
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 33, eerste lid, van het Algemeen besluit erkenning EU-beroepskwalificaties wordt «verantwoordelijke als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke».
Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 11i, eerste lid, wordt «verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke».
B
Artikel 81, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «verzet» telkens vervangen door «bezwaar in de zin van artikel 21 van de Algemene verordening gegevensbescherming».
2. De laatste volzin vervalt.
In artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt «artikel 14, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «artikel 28, derde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming».
In artikel 29, tweede lid, van het Veteranenbesluit wordt «bewerken» vervangen door «verwerken» en wordt «Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «Algemene verordening gegevensbescherming».
In artikel 6, eerste lid, van het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart, wordt «Onverminderd de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «Onverminderd de Algemene verordening gegevensbescherming».
In artikel 18 van het Besluit spoorwegpersoneel 2011 vervallen het tweede en vierde lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.
Het Binnenvaartbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 33, tweede lid, wordt «verantwoordelijk» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke».
B
Artikel 33c vervalt.
Het Kentekenreglement wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt het begrip «betrokkene» met de bijbehorende begripsomschrijving.
B
In artikel 7, tweede lid, onderdeel a, vervalt: als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
C
Artikel 8a, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
D
Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel b wordt «, en» vervangen door een puntkomma.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd:
d. onderzoeks- en onderwijsinstellingen, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek voor zover zij aantonen dat dit onderzoek namens of in opdracht van een overheidsorgaan wordt uitgevoerd en die gegevens noodzakelijk zijn voor dat onderzoek.
Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 144 vervalt.
B
Artikel 146 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, en tweede lid, aanhef, wordt «verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens» vervangen door «voert in het rijbewijzenregister gegevens in, rectificeert en wist gegevens».
2. In het derde lid wordt «verwerkt de gegevens omtrent de inlevering in het rijbewijzenregister» vervangen door «voert de gegevens omtrent de inlevering in in het rijbewijzenregister, rectificeert en wist deze gegevens».
C
In de artikelen 147, aanhef, 149, aanhef, en 153 wordt «verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens» vervangen door «voert in het rijbewijzenregister gegevens in, rectificeert en wist gegevens».
D
Artikel 148 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens» vervangen door «voert in het rijbewijzenregister gegevens in, rectificeert en wist gegevens».
2. In het tweede lid wordt «verwerken» vervangen door «invoeren, rectificeren en wissen».
E
Artikel 150 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens» vervangen door «voert in het rijbewijzenregister gegevens in, rectificeert en wist gegevens».
2. In het tweede lid wordt «verwerken» vervangen door «invoeren, rectificeren en wissen».
3. In het derde lid wordt «verwerken» vervangen door «invoeren, rectificeren en wissen» en wordt «verwerking» vervangen door «het invoeren, rectificeren en wissen».
F
Artikel 151, aanhef, komt te luiden:
Het Centraal Justitieel Incasso Bureau voert in geval van toepassing van het dwangmiddel van inneming van het rijbewijs, bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, in het rijbewijzenregister gegevens in en rectificeert en wist gegevens omtrent.
G
De artikelen 154 tot en met 154b vervallen.
H
Artikel 155 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «inlichtingen» vervangen door «gegevens, waaronder mede begrepen persoonsgegevens, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 respectievelijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming».
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. In aanvulling op het eerste en tweede lid worden door de Dienst Wegverkeer uit het rijbewijzenregister gegevens en persoonsgegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verstrekt aan instellingen van internationale organisaties voor zover dit ter uitvoering van een verdrag of een bindend besluit van die organisatie vereist is.
4. In aanvulling op het eerste tot en met het derde lid worden door de Dienst Wegverkeer uit het rijbewijzenregister aan autoriteiten buiten Nederland die zijn belast met de handhaving van verkeersregels, alsmede met de opsporing, de vervolging en de afdoening van verkeersdelicten, persoonsgegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verstrekt voor zover dit ter uitvoering van internationale verdragen of ter uitvoering van regelgeving van de Europese Unie vereist is.
I
Artikel 156 komt te luiden:
Uit het rijbewijzenregister kunnen door de Dienst Wegverkeer de volgende gegevens en persoonsgegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, worden verstrekt aan de volgende derden:
a. het Verbond van Verzekeraars, ten behoeve van het vaststellen van rechten en plichten in het kader van de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten;
b. advocaten, ten behoeve van gerechtelijke procedures en de voorbereiding daarvan;
c. onderzoeks- en onderwijsinstellingen, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek voor zover zij aantonen dat dit onderzoek namens of in opdracht van een overheidsorgaan wordt uitgevoerd en die gegevens noodzakelijk zijn voor dat onderzoek.
In artikel 6.17, tweede lid, van het Waterschapsbesluit wordt «bewerker in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «verwerker».
In artikel 6, derde lid, van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen wordt de laatste volzin vervangen door «Deze regels kunnen betrekking hebben op het nemen van technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 32 van de Algemene verordening gegevensbescherming».
Het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:1 wordt «bewerker» telkens vervangen door «verwerker».
B
In de artikelen 2:1 tot en met 2:3 wordt «bewerker» telkens vervangen door «verwerker».
C
In artikel 2:4, aanhef, wordt «bewerker» vervangen door «verwerker» en wordt «de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 14, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking».
D
In artikel 2:5 wordt «bewerker» telkens vervangen door «verwerker».
In artikel 6.8 van het Besluit inburgering wordt «de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «de verwerkingsverantwoordelijke».
Het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
3. In dit besluit wordt onder gegevens mede verstaan persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
2. In het eerste lid wordt «verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke».
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister en het college zijn gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken voor de verwerking van de gegevens in het landelijk register kinderopvang.
4. In het derde lid wordt «de artikelen 34 tot en met 40 en 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «de artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34 van de Algemene verordening gegevensbescherming».
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijken, bedoeld in artikel 3, wijst Onze Minister een verwerker aan.
2. In het tweede, derde en vijfde lid wordt «bewerker» telkens vervangen door «verwerker».
D
In artikel 8, derde lid, wordt «bewerker» vervangen door «verwerker».
Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 vervalt onderdeel x, onder verlettering van de onderdelen y tot en met ee tot x tot en met dd.
B
In artikel 5.1, eerste lid, onderdeel e, wordt «persoonsgegevens» vervangen door «gegevens over de werknemer of de persoon die vrijwillig verzekerd is voor de ZW, de Wet WIA, de WW en de WAO».
C
Artikel 5.2b wordt als volgt gewijzigd:
2. In het eerste lid wordt «verbetering, aanvulling of verwijdering» vervangen door «rectificatie, vervollediging of wissing».
3. In het tweede lid wordt «verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke» en wordt «de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens om dit aan te merken als een verzoek als bedoeld in artikel 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «de verwerkingsverantwoordelijke om dit aan te merken als een verzoek als bedoeld in artikel 16 of 17 van de Algemene verordening gegevensbescherming».
D
In artikel 5.11 wordt «persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij het betreft persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid» vervangen door «bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij het betreft gegevens over gezondheid» en wordt «artikel 21, eerste lid, onderdeel f, van die wet» vervangen door «artikel 30, eerste lid, van die wet».
E
In artikel 5.12, eerste lid, onderdeel a, wordt «persoonsgegevens van de werknemer» vervangen door «gegevens over de werknemer».
F
Artikel 5.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «bewerker in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «verwerker».
2. In het vierde lid wordt «bewerker» vervangen door «verwerker».
G
In artikel 5.15, tweede lid, wordt «persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 respectievelijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming».
H
Artikel 5.20, onderdeel c, komt te luiden:
c. wie de verwerkingsverantwoordelijke is;
I
Artikel 5.24 wordt als volgt gewijzigd:
2. In het eerste lid wordt «bewerker in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «verwerker».
3. In het derde lid wordt «bewerker» vervangen door «verwerker».
J
In het opschrift en de tekst van artikel 5a.2 wordt «bewerker» telkens vervangen door «verwerker».
K
In artikel 5a.5, tweede lid, wordt «verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke».
L
In artikel 5a.7 wordt «bewerker» telkens vervangen door «verwerker».
In artikel 19 van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken wordt «bewerker» vervangen door «verwerker».
Het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 11, tweede lid, wordt «verantwoordelijk» vervangen door «verwerkingsverantwoordelijke».
B
In artikel 33 wordt «artikel 62 van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «artikel 37 van de Algemene verordening gegevensbescherming».
Na artikel 10.5 van het Besluit Jeugdwet wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het Besluit langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 9.5, vijfde en zesde lid, wordt persoonsgegevens betreffende de gezondheid vervangen door «gegevens over gezondheid».
Artikel 10 van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied physician assistant wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.
2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Dit besluit berust mede op artikel 46, tweede lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Na artikel 12 van het Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt in artikel 1, onderdeel e, «artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «artikel 4, onderdeel 1, van de Algemene verordening gegevensbescherming».
Artikel 5.7, eerste en tweede lid, van het Tabaks- en rookwarenbesluit komen te luiden:
1. Een detaillist die op grond van artikel 5.5 geregistreerd is, verwerkt de persoonsgegevens van een consument die bij hem een tabaksproduct, elektronische sigaret of navulverpakking koopt, slechts ten behoeve van de daadwerkelijke verkoop.
2. Een detaillist die op grond van artikel 5.5 geregistreerd is, maakt de persoonsgegevens van een consument die bij hem een tabaksproduct, elektronische sigaret of navulverpakking koopt, niet bekend aan de producent van het product, aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep ondernemingen als de producent of aan andere derden.
Artikel 8.6, tweede lid, Uitvoeringsbesluit Wkkgz komt te luiden:
2. Tot de gegevens, bedoeld in het eerste lid, behoren persoonsgegevens en, indien de Inspectie zulks onder opgave van redenen verzoekt, gegevens over gezondheid, gegevens van strafrechtelijke aard en andere bijzondere categorieën van persoonsgegevens van de bij de gemelde feiten betrokken cliёnt of cliënten en de betrokken zorgverleners.
Artikel 4.1.1, derde lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 komt te luiden:
a. wordt gewaarborgd dat persoonsgegevens, waaronder bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, die door het AMHK worden verwerkt, slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor deze zijn verzameld of voor zover het verwerken met dat doel verenigbaar is, alsmede hoe daarop wordt toegezien, en
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit kan worden bepaald dat dit besluit terugwerkt tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 11 juli 2018
Willem-Alexander
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Uitgegeven de zevenentwintigste juli 2018
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (hierna: de AVG) is per 25 mei 2018 van toepassing. In de wet ter uitvoering van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de Uitvoeringswet) wordt uitvoering gegeven aan de AVG en wordt tevens de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) ingetrokken.1 Als gevolg van zowel de AVG, die rechtstreeks werkt, en de Uitvoeringswet is het noodzakelijk om bestaande regelgeving (rijksbreed) af te stemmen op het nieuwe regime van gegevensbescherming. Voor de bepalingen op wetsniveau die aanpassing behoeven, behelst de Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de Aanpassingswet) reeds de benodigde wijzigingen.2 De bepalingen op niveau van algemene maatregel van bestuur die aanpassing behoeven worden door middel van dit besluit in lijn gebracht met de AVG en de Uitvoeringswet. Dit besluit, dat nauw samenhangt met de Aanpassingswet, past derhalve diverse algemene maatregelen van bestuur aan waarin nog verwijzingen zijn opgenomen naar de Wbp, of waarin nog gebruik wordt gemaakt van verouderde terminologie.
Binnen het domein van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt in twee wetten uitvoering gegeven aan de AVG, welke wetten de basis bieden voor de wijziging in dit besluit van twee algemene maatregelen van bestuur. Het betreft de Kieswet die de grondslag biedt voor het Kiesbesluit en de Wet basisregistratie personen die de grondslag behelst voor het Besluit basisregistratie personen. De Kieswet en de Wet basisregistratie personen zijn uitgezonderd van de Uitvoeringswet. Het Kiesbesluit en het Besluit basisregistratie personen golden, evenals de Kieswet en de Wet basisregistratie personen, eerder ook als zelfstandige implementatie van de Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens.
Dit Aanpassingsbesluit is tot stand gekomen in samenwerking met de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Financiën, Defensie, Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken en Klimaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De in dit verband noodzakelijke aanpassing van het Besluit identificatie en registratie van dieren van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, geschiedt separaat van dit besluit.
Bij het formuleren van de wijzigingsbepalingen in het onderhavige besluit is rijksbreed een aantal uitgangspunten gehanteerd, net zoals is gedaan bij de actualisatie van regelgeving op wetsniveau aan de bovengenoemde AVG en Uitvoeringswet in de Aanpassingswet, met als doel om zo min mogelijk ongerechtvaardigde verschillen tussen de diverse besluiten te doen ontstaan en om eventuele verwarring te voorkomen. De volgende uitgangspunten zijn toegepast bij het opstellen van dit wijzigingsbesluit.
In beginsel wordt niet expliciet verwezen naar begrippen uit artikel 4 van de AVG (de begripsbepaling). Op dit uitgangspunt zijn twee uitzonderingen, te weten indien:
1. in de begripsbepaling van een nationale wet naar de AVG wordt verwezen (zie de wijziging van het Besluit verwerking persoonsgegevens bij selectie woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, onderdeel A, in hoofdstuk 2 van dit besluit); of indien,
2. onduidelijkheid kan ontstaan over de betekenis van een begrip. Ter illustratie: het begrip «verwerkingsverantwoordelijke» (artikel 4, sub 7 van de AVG) behoeft geen verdere verwijzing naar de AVG, omdat dit begrip uitsluitend wordt gehanteerd in het kader van de AVG. Zie voor toepassing van dit uitgangspunt bijvoorbeeld de wijziging van artikel 11i van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in hoofdstuk 4 van dit besluit. Daarentegen dient wél expliciet te worden verwezen naar (bijvoorbeeld) het begrip «derde» (artikel 4, sub 10 van de AVG), omdat dit begrip – niet alleen in de AVG voorkomt maar ook in andere reeds bestaande regelgeving. De wijziging van artikel 81, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft is daar een voorbeeld van.
Voorts verschillen sommige termen in de AVG in taalkundig opzicht van de reeds gehanteerde terminologie in nationale wetgeving. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van de term «wissen» in plaats van «verwijderen». Dit zijn vergelijkbare begrippen, waarmee inhoudelijk hetzelfde bedoeld wordt. Bij dergelijke vergelijkbare begrippen is het uitgangspunt dat het departementen vrij staat om dit te wijzigen indien dit wenselijk wordt geacht. Het gelijktrekken van vergelijkbare begrippen is echter niet noodzakelijk, nu er geen verschil in betekenis wordt beoogd.
Tot slot is bij het opstellen van dit besluit gestreefd om zoveel mogelijk uniformiteit te bewerkstelligen in de wijzigingsbepalingen. Vanwege het grote aantal besluiten dat wordt gewijzigd en de reeds bestaande terminologische verschillen tussen deze besluiten, is het echter niet in alle gevallen wenselijk, of mogelijk, gebleken om dezelfde terminologie te hanteren. Zie ter illustratie hiervan de toelichting bij de wijziging van artikel 5a.2 van het besluit SUWI in hoofdstuk 8.
Net zoals in de Uitvoerings-en Aanpassingswet wordt met dit aanpassingsbesluit beoogd om de ruimte die de AVG biedt beleidsneutraal in te vullen. Het merendeel van de wijzigingen is derhalve louter technisch van aard en behoeft geen of slechts een beperkte toelichting. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de meest voorkomende technische wijzigingen in dit besluit.
Terminologie voor inwerkingtreding aanpassingsbesluit |
Terminologie na inwerkingtreding aanpassingsbesluit |
---|---|
Wet bescherming persoonsgegevens |
Algemene verordening gegevensbescherming of Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming |
College bescherming persoonsgegevens (artikel 1, onderdeel k, Wbp) |
Autoriteit persoonsgegevens (artikel 6 Uitvoeringswet) |
Verantwoordelijke (artikel 1, onderdeel d, Wbp) |
Verwerkingsverantwoordelijke (artikel 4, sub 7, AVG) |
Bewerker (artikel 1, onderdeel e, Wbp) |
Verwerker (artikel 4, sub 8, AVG) |
Door het intrekken van de Wbp verliest een aantal besluiten een deugdelijke delegatiegrondslag. Deze besluiten zijn niet langer gebaseerd op de Wbp, maar op de Uitvoeringswet. Teneinde enige onduidelijkheid te voorkomen, wordt in de desbetreffende besluiten een bepaling opgenomen waarin expliciet de nieuwe wettelijke grondslag wordt aangeduid. Dit wordt ook wel het «omhangen» van besluiten genoemd. Deze omhangbepalingen, zoals wijzigingsonderdeel B bij het Interim besluit forensische zorg in hoofdstuk 1, zijn geformuleerd conform aanwijzing 6.8 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Daarnaast bevat dit Aanpassingsbesluit een aantal wijzigingen waarin bepalingen geschrapt worden die niet langer op nationaal niveau dienen te worden vastgelegd, omdat de AVG het betreffende onderwerp al regelt en laatstgenoemde rechtstreeks toepasselijk is in Nederland. Deze wijzigingen worden apart toegelicht. De wijzigingsonderdelen a tot en met c bij het Besluit basisregistratie personen in hoofdstuk 2 zijn hier een voorbeeld van. Voorts zijn wijzigingen van ondergeschikte aard in dit besluit opgenomen die ten doel hebben om onduidelijkheden in de bestaande regelgeving weg te nemen die onverhoopt zijn ontstaan ten gevolge van de implementatie van de AVG. Deze categorie wijzigingen wordt eveneens van een toelichting voorzien in het artikelsgewijze deel van de toelichting (zie bijvoorbeeld de toelichting bij de wijziging van het Besluit SUWI, onderdelen B en E, hoofdstuk 8).
Bij vervanging van de verwijzing naar artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt bij de verwijzing naar bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard consequent de relatie gelegd met paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Deze manier van verwijzen verduidelijkt de relatie tussen de sectorale besluiten en de Uitvoeringswet AVG en wordt ook gehanteerd bij de Aanpassingswet AVG.
Tot slot wordt met een beroep op de artikelen 1:7 en 1:8 van de Algemene wet bestuursrecht de wettelijke advies-, overleg- en voorpublicatieverplichtingen voor dit besluit buiten werking gesteld, nu dit besluit uitstrekkend strekt tot implementatie van een bindend EU-besluit. Dit brengt met zich mee dat – onder andere- de wijziging van het besluit langdurige zorg in hoofdstuk 9, in afwijking tot het bepaalde daaromtrent in artikel 10.1.1 van de Wet langdurige zorg, niet zal worden voorgehangen.
Dit besluit brengt geen financiële gevolgen of administratieve lasten met zich mee, nu het louter technische aanpassingen van bestaande besluiten bevat.
Dit Aanpassingsbesluit is in de periode december 2017 tot en met maart 2018 ter consultatie voorgelegd aan de Autoriteit persoonsgegevens, het Adviescollege toetsing regeldruk, de Kiesraad, het Gebruikersoverleg BRP, VNG en de gemeente Den Haag.
Op grond van artikel 51, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens heeft de Autoriteit persoonsgegevens op 22 februari 2018 advies uitgebracht over het Aanpassingsbesluit.
Gelet op het feit dat het Kiesbesluit en het Besluit basisregistratie personen zelfstandig uitvoering geven aan de AVG, wordt in het bijzonder ingegaan op de reactie op het advies van de Autoriteit persoonsgegevens bij deze besluiten.
In het ontwerp dat aan de Autoriteit persoonsgegevens voor advies is voorgelegd, was voorzien in een aanpassing van het Besluit identificatie en registratie van dieren met het oog op de AVG. De regering heeft besloten om, gegeven de bijzondere procedure die op grond van artikel 110 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voor wijzigingen van dat besluit moeten worden gevolgd, de aanpassingen die nodig zijn vanwege de AVG op te nemen in een separaat wijzigingsbesluit. Hierbij zal de regering rekening houden met de opmerkingen van de Autoriteit persoonsgegevens.
De regering heeft aanleiding gezien bepaalde artikelen van dit besluit en de bijbehorende toelichting aan te passen naar aanleiding van het advies van de Autoriteit persoonsgegevens, alsmede om een aantal keuzes nader toe te lichten. Het resultaat daarvan is als volgt.
a. Het oordeel van de Autoriteit persoonsgegevens dat de AVG in bepaalde gevallen geen ruimte laat voor nationaalrechtelijke bepalingen (paragraaf 3 van haar advies), heeft geleid tot verduidelijking en nadere toelichting. In het geval van de bepalingen van Tabaks- en rookwarenbesluit en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft is namelijk sprake is van implementatie van andere Unierechtelijke verplichtingen waardoor nationaalrechtelijke bepalingen noodzakelijk zijn.
De AP merkt in haar advies (paragraaf 3, onder b) op dat in artikel 36 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP) de vergoeding van de kosten is geregeld die een gemeente in rekening kan brengen bij de verstrekking van een kopie van persoonsgegevens. Op grond van artikel 15, derde lid, AVG kan dat alleen indien de betrokkene verzoekt om een bijkomende kopie. De AP heeft gelijk dat alleen bij een bijkomende kopie kosten in rekening kunnen worden gebracht. Artikel 36 van het Besluit BRP ziet daar ook op, immers er wordt nadrukkelijk gesteld dat het gaat om het geval waarbij op grond van de verordening kosten in rekening kunnen worden gebracht. Er is dus geen aanleiding om artikel 36 Besluit BRP aan te passen.
De Autoriteit persoonsgegevens adviseert (paragraaf 3, onder c van haar advies) om met betrekking tot artikel 40, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (artikel 1.7 van het Aanpassingsbesluit) te bezien of aanleiding bestaat om in individuele gevallen bepaalde uit de AVG voortvloeiende verplichtingen en rechten te beperken en deze beperkingen op te nemen in dit artikel met inachtneming van de voorwaarden die gelden op grond van artikel 23 van de AVG. De regering merkt op dat het beperken van rechten van betrokkene door de formele wetgever is geregeld in artikel 41 van de Uitvoeringswet AVG, dat uitvoering geeft aan artikel 23 van de AVG. De regering kiest ervoor om ten aanzien van de Penitentiaire maatregel de huidige situatie te continueren, zoals beoogd met artikel 1.7 van het Aanpassingsbesluit dat erop ziet de verwijzing naar artikel 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens te vervangen door verwijzing naar artikel 41 van de Uitvoeringswet AVG, en ziet op dit moment geen aanleiding om in dit verband een nieuwe sectorspecifieke regeling te treffen.
b. Het oordeel van de Autoriteit persoonsgegevens dat de ruimte voor nationaal recht die de AVG biedt in bepaalde gevallen op onjuiste wijze is ingevuld (paragraaf 4 van haar advies), heeft geleid tot aanpassing van een aantal artikelen van dit besluit en verduidelijking van de toelichting bij de artikelen.
Waar het gaat om de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en strafrechtelijke gegevens is consequent aangegeven dat het daarbij gaat om: «Bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.» Hierdoor wordt aangesloten op de verwijzingssystematiek van de Aanpassingswet.
De AP geeft aan in paragraaf 4, onder c, aan dat artikel 2.4 van het Aanpassingsbesluit (artikel D 9 van het Kiesbesluit) een nadere invulling van de AVG ten aanzien van de beslistermijn op een verzoek om rectificatie behelst. De AP adviseert in de nota van toelichting de juiste grondslag als bedoeld in de AVG voor de nadere regeling op te nemen. Dit advies is overgenomen en de toelichting bij artikel D 9 van het Kiesbesluit is naar aanleiding hiervan aangevuld.
c. De overige opmerkingen die de Autoriteit persoonsgegevens maakt in paragraaf 5, onderdelen a tot en met c en die betrekking hebben op onduidelijkheden en een onjuistheid, zijn overgenomen.
De Autoriteit persoonsgegevens stelt in paragraaf 5, onderdeel d, voor om de grondslag voor het gebruiken van een nummer ter identificatie van een persoon uitsluitend te regelen op het niveau van een wet in formele zin en niet op het niveau van een algemene maatregel van bestuur. De regering verwijst naar de keuze die de formele wetgever heeft gemaakt in artikel 46, tweede lid, van de Uitvoeringswet AVG waardoor delegatie van regelgeving op het niveau van algemene maatregel van bestuur is toegestaan. Overigens merkt de regering op dat de AVG niet voorschrijft dat dergelijke regels uitsluitend op het niveau van een wet in formele zin moeten worden vastgesteld. De regering kiest hier voor een continuering van de huidige situatie.
d. De redactionele opmerkingen uit paragraaf 6 van het advies zijn overgenomen, met uitzondering van de volgende opmerkingen ter zake van het Besluit basisregistratie personen.
De Autoriteit persoonsgegevens heeft met betrekking tot het Besluit basisregistratie personen nog enkele redactionele opmerkingen geplaatst. In de artikelen 6, derde en vierde lid, en 43 van het Besluit basisregistratie personen zou de terminologie moeten worden aangepast voor wat betreft verwerkingsverantwoordelijke. Van een aanpassing van de terminologie als door de Autoriteit persoonsgegevens wordt voorgesteld, wordt afgezien. Wat betreft artikel 6 Besluit basisregistratie personen geldt dat uit de bestaande formulering (verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens) eenduidig voortvloeit dat het om de verwerkingsverantwoordelijke gaat. Daar komt bij dat waar het gaat om de Wet basisregistratie personen, waar in verschillende bepalingen vergelijkbare formuleringen worden gebruikt, de Autoriteit persoonsgegevens in haar advies over het voorstel voor een Aanpassingswet geen aanleiding heeft gezien daar opmerkingen over te maken. Waar het gaat om artikel 43 van het Besluit basisregistratie personen wordt opgemerkt dat het daar gaat om de aanduiding van de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie in de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De AVG is niet in deze landen en openbare lichamen van toepassing. De voor deze landen en openbare lichamen geldende wetgeving inzake de basisregistratie personen is dan ook niet aan de terminologie van de AVG aangepast. De in artikel 43 opgenomen verwijzing is met de voor die landen en openbare lichamen geldende wetgeving in overeenstemming en dient dan ook niet te worden aangepast.
Het Adviescollege toetsing regeldruk is van oordeel dat dit Aanpassingsbesluit geen regeldrukeffecten heeft. Om deze reden heeft het Adviescollege toetsing regeldruk dit besluit niet geselecteerd voor het uitbrengen van een formeel advies.
Het ontwerp-Aanpassingsbesluit AVG is voor wat betreft de daarin voorgestelde aanpassingen van het Besluit basisregistratie personen voorgelegd aan het Gebruikersoverleg BRP. Uit het Gebruikersoverleg BRP zijn ter zake geen opmerkingen gekomen. De voorgestelde aanpassingen van het Kiesbesluit zijn voorgelegd aan de Kiesraad, de VNG en de gemeente Den Haag (is belast met verkiezingsaangelegenheden voor kiezers buiten Nederland). De Kiesraad, de VNG en de gemeente Den Haag zagen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen ter zake.
Aangezien het Aanpassingsbesluit louter technische aanpassingen ter uitvoering van Unierecht betreft, heeft ter zake van dit besluit geen internetconsultatie plaatsgevonden.
Omwille van de overzichtelijkheid van dit Aanpassingsbesluit, waarin regelgeving van diverse departementen wordt gewijzigd, is ervoor gekozen om een andere nummering te hanteren dan gebruikelijk is bij een wijzigingsbesluit (conform aanwijzing 6.6, derde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
In artikel 7 van het Besluit controle op rechtspersonen wordt de verwijzing naar artikel 76 van de Wbp vervangen door een verwijzing naar artikel 46 van de AVG inzake de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie. Artikel 49 van de AVG bepaalt de voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat de doorgifte van persoonsgegevens kan plaatsvinden bij het ontbreken van een adequaatheidsbesluit als bedoeld in artikel 45, derde lid, van de AVG of van passende waarborgen als bedoeld in artikel 46 van de AVG.
De voorafgaande meldingsplicht (vastgelegd in de artikelen 27 en 28 van de Wbp) bij gegevensverwerking vervalt. Deze wordt in de AVG vervangen door een aantal verplichtingen voor de verwerkingsverantwoordelijke, zoals het bijhouden van een register van verwerkingsactiviteiten. De besluiten waarin de meldingsplicht thans nader wordt uitgewerkt en waarin een vrijstelling voor de meldingsplicht wordt verleend, verliezen daarmee zowel hun wettelijke grondslag als hun bestaansrecht. Daartoe worden het Meldingsbesluit Wbp en het Vrijstellingbesluit Wbp ingetrokken. Ook de mogelijkheid om kosten te verhalen op een betrokkene die zijn rechten uitoefent onder de Wbp jegens de verantwoordelijke ingevolge de artikelen 39 en 40 van de Wbp komt niet als zodanig terug in de AVG. Op grond van artikel 12, vijfde lid, van de AVG geschiedt het verstrekken van dergelijke informatie voortaan – in beginsel- kosteloos. Dit maakt dat het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp, dat invulling geeft aan de hoogte van de vergoeding voor de kosten die de verantwoordelijke heeft gemaakt voor de mededeling, eveneens kan worden ingetrokken.
De bepalingen ten aanzien van verwerkers in de AVG zijn dermate gedetailleerd dat zij geen nadere uitwerking behoeven in de regelgeving met betrekking tot de basisregistratie personen. Dit leidt ertoe dat artikel 1.10, tweede lid, van de wet en de daarop gebaseerde nadere regelgeving kan vervallen. Aangezien in de artikelen 7 tot en met 9 van het Besluit basisregistratie personen nadere regels zijn neergelegd met betrekking tot verwerkers, wordt in deze onderdelen geregeld dat de desbetreffende artikelen komen te vervallen.
Dit onderdeel regelt dat artikel 36 van het besluit wordt aangepast aan de nieuwe vormgeving van artikel 2.81 en 2.55 van de wet in samenhang gelezen met artikel 15 van de AVG. Op grond van de AVG kunnen niet langer kosten in rekening worden gebracht voor het leveren van afschriften naar aanleiding van een verzoek tot inzage in de gegevensverwerking door de gegevensverantwoordelijke op grond van artikel 15 van de AVG. Uitzonderingen op deze regel zijn neergelegd in artikel 12, vijfde lid, en 15, derde lid, van de AVG. Indien de verzoeken van de betrokkene buitensporig zijn, mag de verwerkingsverantwoordelijke een redelijke vergoeding in rekening brengen in het licht van de administratieve kosten waarmee het verstrekken van de gevraagde informatie gepaard gaat (artikel 12, vijfde lid, van de AVG). Op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG kan de verwerkingsverantwoordelijke ook een redelijke vergoeding aan de betrokkenen in rekening brengen indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt. Indien dergelijke kosten in rekening gebracht kunnen worden, wordt in dit artikel geregeld dat een recht verschuldigd is dat gelijk is aan het recht dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de inschrijfvoorziening is ondergebracht heeft op grond van artikel 229 van de Gemeentewet voor het uitvoeren van eenzelfde verzoek dat aan het college is gericht op grond van artikel 2.81, vierde lid, van de wet.
Artikel D 9 van het Kiesbesluit bevat de termijn waarbinnen het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage dient te beslissen op een aanvraag tot (wijziging van een) registratie in de permanente registratie voor niet-ingezetenen. Met deze wijziging is artikel D 9 van het Kiesbesluit aangepast aan artikel D 7 van de Kieswet, dat door de Aanpassingswet technisch gewijzigd is in verband met de overlap tussen het in de AVG opgenomen recht op rectificatie, zoals neergelegd in artikel 16 van de verordening, en het recht om een (onjuiste) registratie te wijzigen, waar de Kieswet in artikel D 6 reeds in voorziet. De onderhavige wijziging in artikel D 9 van het Kiesbesluit behelst een technische wijziging voor wat betreft de termijn waarbinnen het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage dient te beslissen op een aanvraag van een niet-ingezetene tot (wijziging van een) registratie. De in artikel D 9 gehandhaafde termijn is strikter voor het bestuursorgaan dan de termijn die voortvloeit uit artikel 12, derde lid, van de verordening, op grond waarvan de verwerkingsverantwoordelijke aan de betrokkene onverwijld maar in elk geval binnen één maand na ontvangst van een verzoek tot rectificatie moet informeren over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Opdat een kiezer zo spoedig mogelijk duidelijkheid heeft over zijn verzoek is het van belang dat de thans geldende beslistermijn wordt gehandhaafd. In de artikelsgewijze toelichting bij de Aanpassingswet is reeds ingegaan op de achtergrond van het aanhouden van de al geldende termijn.
Bij de voorbereiding van onderhavig besluit is geconstateerd dat de in artikel D 9 neergelegde termijn abusievelijk alleen zag op de beslistermijn ten aanzien van een aanvraag van een niet-ingezetene tot (wijziging van zijn) registratie. Artikel D 7 van de Kieswet vereist evenwel dat het Kiesbesluit tevens regelt binnen welke termijn het college van burgemeester en wethouders een beslissing neemt op een aanvraag van een ingezetene, in de zin van artikel D 2 van het Kiesbesluit. Met de onderhavige wijziging is de omissie hersteld en is ook de beslistermijn van een aanvraag tot wijziging van de registratie van personen die in artikel D 2 van het Kiesbesluit worden genoemd op zeven dagen gesteld. Het betreft niet-Nederlandse ingezetenen die kiesgerechtigd zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen, waterschapsverkiezingen of de verkiezingen voor het Europees Parlement, maar die op grond van artikel 2.6 van de Wet basisregistratie personen niet in de basisregistratie personen zijn opgenomen.
De aanpassing van artikel D 9 van het Kiesbesluit is beperkt tot ingezetenen van de gemeente in de zin van artikel D 2 van het Kiesbesluit, omdat het college van burgemeester en wethouders de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de kiesgerechtigdheid van ingezetenen in de zin van artikel D 1 van het Kiesbesluit aan de basisregistratie personen ontleent. Op een verzoek om rectificatie in geval van onjuiste dan wel onvolledige gegevens met betrekking tot de kiesgerechtigdheid van deze groep ingezetenen zijn mitsdien de bij of krachtens de Wet basisregistratie personen gestelde bepalingen van toepassing.
Artikel 81, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft betreft de implementatie van een richtlijnbepaling, namelijk van artikel 10 van Richtlijn 2002/65/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad. De terminologie in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt met deze bepaling in overeenstemming gebracht met de AVG.
De betreffende bepalingen in het Besluit spoorwegpersoneel en het Binnenvaartbesluit vervallen, omdat deze materie (uitputtend) in de hoofdstukken III en IV van de AVG is geregeld.
In artikel 1, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) zijn de begripsomschrijvingen van artikel 4 van de AVG van overeenkomstige toepassing verklaard op de artikelen 41 tot en met 46 en 126 tot en met 129a van de WVW 1994 en de daarop gebaseerde bepalingen van het Kentekenreglement en het Reglement rijbewijzen. Het begrip betrokkene diende daarom geschrapt te worden uit de definitiebepalingen van het Kentekenreglement. Verder is het begrip persoonsgegeven gedefinieerd in artikel 4 van de AVG. Om die reden is artikel 7 van het Kentekenreglement daarop aangepast.
Artikel 8a, tweede lid, van het Kentekenreglement stelde als eis voor verstrekking van gegevens naar landen buiten de Europese Unie of aan internationale organisaties dat aan een vergelijkbaar niveau van gegevensbescherming werd voldaan als van toepassing was voor de lidstaten van de Europese Unie. Hoofdstuk V van de AVG bevat een uitputtende regeling voor gegevensverstrekking naar landen buiten de Europese Unie en aan internationale organisaties. Artikel 8a, tweede lid, van het Kentekenreglement is daarom geschrapt.
Aan onderwijs- en onderzoeksinstellingen kunnen niet zonder meer gevoelige gegevens worden verstrekt. Die verstrekking is beperkt tot de gevallen waarin de onderwijs- of onderzoeksinstelling onderzoek uitvoert in opdracht van een overheidsorgaan. Voorts moeten de gevraagde gevoelige gegevens noodzakelijk zijn voor het uit te voeren onderzoek.
In artikel 126, eerste lid, van de WVW 1994 is door middel van de Aanpassingswet de Dienst Wegverkeer aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke van het rijbewijzenregister. Artikel 144 van het Reglement rijbewijzen is daarmee overbodig geworden en is daarom geschrapt.
Het betreft hier de aanpassing van de terminologie aan de begrippen uit de AVG. Het eerder gebruikte begrip «verwerken» omvat alle handelingen met betrekking tot persoonsgegevens. De in deze onderdelen genoemde overheidsinstanties voeren echter alleen de in deze artikelen bepaalde gegevens in in het rijbewijzenregister, rectificeren of wissen die.
Artikel 154 kan vervallen omdat op wetsniveau is geregeld dat de verplichting tot het opstellen van een privacyreglement komt te vervallen. De artikelen 154a en 154b vervallen, omdat het hier gegevensverstrekking aan overheidsinstanties betreft, die al is geregeld in artikel 127, eerste lid, van de wet. Voor zover het gaat om verstrekking van gegevens aan andere instanties dan de instanties bedoeld in artikel 125a, eerste lid, van de wet, zullen deze bij ministeriële regeling worden aangewezen als overheidsinstantie als bedoeld in artikel 125a, tweede lid, van de wet.
Met de in dit onderdeel opgenomen aanvullingen van het bestaande artikel 155 wordt geëxpliciteerd dat de Dienst Wegverkeer ook gegevens mag verstrekken aan instellingen van internationale organisaties voor zover dit ter uitvoering van een verdrag of een bindend besluit van die organisatie vereist is. Doorgifte aan internationale organisaties is onderhevig aan de beperkingen van hoofdstuk V van de AVG. Aan de verplichting om gegevens door te geven, kan en mag de RDW geen uitvoering geven als dat strijd zou opleveren met die verordening.
Artikel 156 bevat, als uitwerking van artikel 127, vierde lid, van de wet, de opsomming van de personen en instanties, niet zijnde overheidsinstanties binnen of buiten Nederland, of instellingen van internationale organisaties, aan wie persoonsgegevens, waaronder begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet kunnen worden verstrekt, alsmede de gevallen waarin aan deze personen en instanties gegevens kunnen worden verstrekt. De aanpassing is nodig, omdat in de WVW 1994 thans erin wordt voorzien dat instanties die alleen de in artikel 127, vijfde lid, van de WVW 1994 bedoelde gegevens, mogen ontvangen bij ministeriële regeling worden aangewezen. Artikel 156 is nu beperkt tot de in artikel 127, vierde lid, van de WVW 1994 bedoelde instanties. In het oude artikel 156 stonden beide soorten ontvangers door elkaar heen. Onderdeel a is overgenomen uit het oude artikel 156. Toegevoegd zijn de onderdelen b (advocaten) en c (onderwijs- en onderzoeksinstellingen). Zoals ook in de artikelsgewijze toelichting op artikel 6.4, onderdeel D, is opgemerkt kunnen aan onderwijs- en onderzoeksinstellingen niet zonder meer persoonsgegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet AVG worden verstrekt. De verstrekking is beperkt tot de gevallen waarin de onderwijs- of onderzoeksinstelling onderzoek uitvoert in opdracht van een overheidsorgaan. Voorts moeten de gevraagde gegevens noodzakelijk zijn voor het uit te voeren onderzoek. Wat onderdeel c betreft: het betreft hier een formalisatie van hetgeen in de praktijk reeds gebeurt. Het zal alleen gaan om gegevensverstrekking betreffende de cliënt die door de advocaat wordt vertegenwoordigd.
Enkele begrippen in het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang3 zijn aangepast aan de AVG. Voor de in dit besluit opgenomen gedeelde verantwoordelijkheid voor de verwerking van persoonsgegevens wordt uitdrukkelijk verwezen naar het regime van artikel 26 van de AVG inzake gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken en de daarbij geldende taakverdeling. Gehandhaafd is de regeling dat het college daarbij zorg draagt voor bepaalde rechten en plichten van betrokkenen, waaronder het recht op rectificatie en op wissing van persoonsgegevens. Daartoe wordt in artikel 3, derde lid, naar de artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34 van de AVG verwezen.
In artikel 1, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) zijn sinds de inwerkingtreding van de Aanpassingswet de begrippen persoonsgegevens, verwerking, verwerkingsverantwoordelijke en verwerker gedefinieerd voor zowel de Wet SUWI als voor de daarop berustende bepalingen. Aangezien de nieuwe begripsbepaling in de Wet SUWI tevens ziet op gedelegeerde regelgeving, kan de begripsbepaling van «bewerker» in het Besluit SUWI komen te vervallen.
De artikelen 5.1 en 5.12 (oud) bevatten het begrip persoonsgegevens. Op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet SUWI dient hieronder te worden begrepen alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Dit begrip heeft daarmee een ruimere strekking dan beoogd in de artikelen 5.1 en 5.12 van het Besluit SUWI. In deze artikelen zijn namelijk meer persoonsgegevens genoemd dan opgenomen in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel e, onderscheidenlijk artikel 5.12, eerste lid, onderdeel a. Deze wijziging strekt ertoe verwarring met het begrip persoonsgegevens te vermijden, door de opgesomde gegevens onder de noemer «gegevens over de werknemer» te brengen. Deze wijziging doet er overigens niet aan af dat deze gegevens over de werknemer onverminderd persoonsgegevens als bedoeld in de AVG zijn.
Artikel 5a.2 wordt aangepast aan de terminologie van de AVG. Anders dan in artikel 65, achtste lid, van de Wet SUWI wordt het begrip «versleutelen» niet vervangen door een vorm van «pseudonimiseren». Pseudonimisering in de zin van de AVG ziet namelijk op, verkort weergegeven, het verwerken van persoonsgegevens op zodanige wijze dat de persoonsgegevens niet meer aan een specifieke betrokkene kunnen worden gekoppeld zonder dat er aanvullende gegevens worden gebruikt. Dit element van niet identificeerbaar zijn tot een natuurlijke persoon staat in dit onderdeel e. In artikel 5a.2, derde lid, onder b en c, van het Besluit SUWI gaat het om het versleutelen van zowel persoons- als bedrijfsgegevens. De term versleuteling is daar passend en meer een feitelijke omschrijving van de processen, zodat in dit artikel juist geen aanpassing naar het begrip pseudonimisering aangewezen is.
Omdat artikel 24, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens komt te vervallen, wordt met de toevoeging van het eerste lid aan artikel 10 van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied physician assistant, artikel 46, tweede lid van de Uitvoeringswet AVG als juiste grondslag opgenomen.
Artikel 5.7, eerste en tweede lid, van het Tabaks- en rookwarenbesluit betreffen een implementatie van artikel 18, vijfde lid, van richtlijn (EU) 2014/40 van het Europees parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten. De richtlijn geeft in artikel 18, vijfde lid, speciale regels voor de verwerking van persoonsgegevens van consumenten door detaillisten die grensoverschrijdende verkoop op afstand verrichten. Met de intrekking van de Wbp kan de huidige verwijzing naar deze wet komen te vervallen. Een vervangende verwijzing naar de AVG is niet nodig nu het er niet om gaat om verwerking op een van de gronden van artikel 6, eerste lid, van de AVG mogelijk te maken, maar om de mogelijkheden van verwerking van persoonsgegevens van consumenten te beperken. Ook met toestemming van de consument mag een detaillist namelijk de persoonsgegevens van de consument die bij hem een grensoverschrijdende aankoop op afstand doet van tabaksproducten, elektronische sigaretten of navulverpakkingen, voor niets anders gebruiken dan afhandeling van de daadwerkelijke aankoop. Verder mag de detaillist ook met toestemming van de consument zijn persoonsgegevens niet delen met de producent van het aangeschafte product, met ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep ondernemingen als de producent van het product of met andere derden. Van een aanvulling van de AVG is dan ook geen sprake. Daarmee is artikel 5.7 van het Tabaks- en rookwarenbesluit vergelijkbaar met andere bepalingen die de verwerking van persoonsgegevens beperken, zoals de geheimhoudingsbepalingen in verschillende wetten (vgl. de zwijgplicht van advocaten).
Artikel 10.1 van dit besluit voorziet in de mogelijkheid tot inwerkingtreding met terugwerkende kracht. Met de mogelijkheid van terugwerkende kracht wordt voorkomen dat er een juridisch vacuüm ontstaat gedurende de periode vanaf 25 mei 2018, de inwerkingtredingsdatum van de AVG en de Uitvoeringswet, tot aan het van kracht worden van dit besluit.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Kamerstukken II, 2017/18, 34 851, nr. 2. Regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) (Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming).
Wet van ... tot aanpassing van wetten ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming)
Op grond van het Besluit van 23 augustus 2017 tot wijziging van diverse besluiten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. 2017, 324) komt het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk met ingang van 1 januari 2018 te luiden: Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang. Opgemerkt zij dat het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang tevens gewijzigd zal worden in verband met het personenregister kinderopvang dat naar verwachting in het eerste kwartaal van 2018 in werking treedt. Zodra het conceptbesluit personenregister gereed is voor publicatie wordt het onderhavige conceptbesluit hierop aangepast of wordt het conceptbesluit personenregister zodanig gewijzigd dat dit in overeenstemming is met de Algemene verordening gegevensbescherming.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2018-249.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.