Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2017, 110 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2017, 110 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot een vereenvoudiging van de vaststelling van de beslagvrije voet;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 475, vierde lid, wordt «gegevens» vervangen door: gegeven.
B
In artikel 475a wordt onder vernummering van het derde tot het vierde lid na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Het beslag strekt zich niet uit tot onkostenvergoedingen, tenzij deze als fiscaal loon van de schuldenaar worden beschouwd.
C
Na artikel 475a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In de artikelen 475d, 475da, 475e, 475ga, 475gb, 475i en 478 wordt verstaan onder:
alleenstaande als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;
alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;
basisregistratie personen als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;
echtgenoot als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet;
gezamenlijk bedrag van de belastbare winst uit onderneming, het belastbare loon, het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden, de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen en de belastbare inkomsten uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
gehuwd als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet;
deurwaarder die op grond van artikel 478 bevoegd is tot inning;
ten laste komend kind als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet;
leefsituatie als bedoeld in artikel 475da, eerste lid;
door de schuldenaar verschuldigde rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag, dan wel de door de schuldenaar maandelijks verschuldigde hypotheekrente, erfpacht en, tot ten hoogste 0,057% van de WOZ-waarde, de maandelijkse overige kosten.
D
Artikel 475b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid komt het tweede lid (nieuw) te luiden:
2. Beslag op een vordering tot nabetaling is niet verder geldig dan indien de betaling gedurende het beslag tijdig was gedaan. Beslag op een vordering tot betaling van vakantiebijslag is niet verder geldig dan indien de vakantiebijslag gelijk met de periodieke inkomsten was betaald.
E
Artikel 475c komt te luiden:
1. Een beslagvrije voet is verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van:
a. uitkeringen op grond van de Participatiewet;
b. uitkeringen op grond van overige sociale zekerheidswetten, uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook;
c. uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke regeling voor oorlogsgetroffenen;
d. bezoldiging als bedoeld in artikel 115 van de Ambtenarenwet met uitzondering van die bedragen waarop de ambtenaar of gewezen ambtenaar niet periodiek aanspraak heeft;
e. loon;
f. uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of ziekengeldverzekering;
g. pensioen en lijfrente, waaronder mede worden verstaan uitkeringen ten laste van een lijfrenterekening of ten laste van de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, vierde en zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
h. inkomstenbelasting begrepen in een voorlopige teruggaaf als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
i. uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud;
j. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in artikel 1.5 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
2. De beslaglegger legt beslag op de vorderingen tot periodieke betaling, bedoeld in het eerste lid, in de volgorde van de onderdelen in dit lid. Indien sprake is van meerdere vorderingen tot periodieke betaling binnen een onderdeel gaat de hoogste vordering voor.
3. In afwijking van het tweede lid kan de beslaglegger beslag leggen op een vordering tot periodieke betaling die later is opgenomen in de volgorde van de onderdelen in het eerste lid, indien hij ter invordering van zijn vordering tot aan de vastgestelde beslagvrije voet bij deze periodieke betaling kan volstaan met een beslag onder één derde en hij bij toepassing van het tweede lid genoodzaakt is onder meerdere derden beslag te leggen.
4. Indien reeds beslag ligt op een andere vordering tot periodieke betaling houdt de beslaglegger die het latere beslag legt bij de vaststelling van de hoogte van de beslagvrije voet rekening met dit beslag.
5. Bij meerdere beslagen op vorderingen tot periodieke betaling als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met i, wordt de beslagvrije voet omgeslagen in verhouding tot de hoogte van deze betalingen voor zover toepassing van het tweede lid een opvolgend beslaglegger verplicht tot een beslag op een andere vordering dan de vordering waarop reeds beslag is gelegd.
6. Een beslag dat in strijd met het tweede of derde lid wordt gelegd, kan binnen drie jaar na het leggen van het beslag worden vernietigd door de schuldenaar of door een andere beslaglegger.
7. Een derde-beslagene die een betaling heeft gedaan aan een deurwaarder die in strijd met artikel 475c, tweede of derde lid, een executoriaal beslag heeft gelegd dat is vernietigd, heeft niettemin bevrijdend betaald.
F
Artikel 475d komt te luiden:
1. Voor de vaststelling van de beslagvrije voet wordt gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen van de schuldenaar in de laatste maand waarover op het moment van het leggen van het beslag bij de deurwaarder gegevens bekend zijn met betrekking tot de bronnen van inkomsten. Indien dit belastbaar inkomen vanwege een incidentele betaling of maandelijkse schommelingen geen reële afspiegeling is van het belastbaar inkomen van de schuldenaar, wordt gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen in de maand voorafgaand aan de maand, bedoeld in de vorige zin, onderscheidenlijk het gemiddeld belastbaar inkomen over de laatste drie maanden. Indien de schuldenaar gehuwd is, wordt bij de vaststelling eveneens gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen van de echtgenoot van de schuldenaar. De tweede volzin is in dat geval van overeenkomstige toepassing.
2. De vaststelling van de beslagvrije voet geldt voor de duur van twaalf maanden. Bij algemene maatregel van bestuur kan voor bepaalde categorieën periodieke betalingen een kortere termijn worden bepaald.
3. De deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder, stelt de beslagvrije voet opnieuw vast, indien:
a. de termijn, bedoeld in het tweede lid, verstrijkt;
b. hij met redenen omkleed wordt geïnformeerd over een structurele wijziging van omstandigheden die van belang is voor de vaststelling van de beslagvrije voet.
4. De deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder, is bevoegd de beslagvrije voet opnieuw vast te stellen indien hij op andere wijze dan bedoeld in het derde lid, onderdeel b, bekend raakt met feiten of omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de beslagvrije voet.
5. Indien toepassing van het derde of vierde lid leidt tot een verhoging van de beslagvrije voet, past de deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder, deze verhoging onverwijld toe vanaf het moment dat de verplichting tot het opnieuw vaststellen van de beslagvrije voet is ontstaan, onderscheidenlijk vanaf het moment dat hij bekend is geraakt met de feiten of omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van de beslagvrije voet.
6. De beslagvrije voet wordt vastgesteld op basis van maandbedragen.
G
Na artikel 475d worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De beslagvrije voet bedraagt ten hoogste:
a. voor een alleenstaande: € 1.486,37;
b. voor een alleenstaande ouder: € 1.623,45;
c. voor gehuwden zonder kinderen: € 1.956,90;
d. voor gehuwden met een of meer kinderen: € 2.093,48.
2. Met inachtneming van het eerste lid bedraagt de beslagvrije voet:
a. voor een alleenstaande: (95% x A) + (((C – D) / 12) x E) + ((F x C2 + G x C) – J);
b. voor een alleenstaande ouder: (95% x A) + (((C – D) / 12) x E) + ((H x C2 + I x C) – J) + (((C – D) / 12) x K);
c. voor gehuwden zonder kinderen: (95% x B) + (((C – D) / 12) x E) + ((H x C2 + I x C) – J);
d. voor gehuwden met een of meer kinderen: (95% x B) + (((C – D) / 12) x E) + ((H x C2 + I x C) – J) + (((C – D) / 12) x K).
Hierbij staat:
• A voor de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de Participatiewet;
• B voor de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet;
• C voor het tot een jaarinkomen herleide belastbaar inkomen zoals dit is vastgesteld op basis van artikel 475d, eerste lid, van de schuldenaar, en, indien van toepassing, zijn echtgenoot;
• D voor het drempelbedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de zorgtoeslag, dan wel C, indien C lager is dan dit drempelbedrag;
• E voor het percentage van het toetsingsinkomen waarmee het drempelinkomen wordt vermeerderd, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet op de zorgtoeslag;
• F voor de factor a voor een eenpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag;
• G voor de factor b voor een eenpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag;
• H voor de factor a voor een meerpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag;
• I voor de factor b voor een meerpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag;
• J voor de normhuur, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, dan wel bij een eenpersoonshuishouden de uitkomst van (F x C2+ G x C), indien de uitkomst van (F x C2+ G x C) lager is dan de genoemde normhuur, dan wel bij een meerpersoonshuishouden de uitkomst van (H x C2+ I x C), indien de uitkomst van (H x C2 + I x C) lager is dan de genoemde normhuur;
• K voor het percentage, bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de Wet op het kindgebonden budget.
3. De uitkomst van het onderdeel (C – D) / 12) x E) in het tweede lid bedraagt ten hoogste een bedrag gelijk aan de standaardpremie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag herleid naar een maandbedrag onder aftrek van het bij de desbetreffende leefsituatie horende bedrag genoemd in artikel 23, tweede lid, van de Participatiewet.
4. In afwijking van het tweede lid bedraagt de beslagvrije voet 95% van het maandelijkse inkomen op basis van de periodieke betalingen, genoemd in artikel 475c, eerste lid, onderdelen a tot en met i, indien dit inkomen gelijk aan of lager is dan de norm, bedoeld in artikel 21 van de Participatiewet op basis van de leefsituatie van de schuldenaar.
5. Indien de beslagvrije voet gelijk is aan het voor de desbetreffende leefsituatie in het eerste lid opgenomen bedrag en de schuldenaar woonkosten heeft die ten minste 10% meer bedragen dan de in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag opgenomen rekenhuur, wordt de beslagvrije voet op verzoek van de schuldenaar voor de duur dat de schuldenaar deze woonkosten heeft, doch ten hoogste zes maanden, verhoogd met het bedrag waarmee de woonkosten de eerder genoemde rekenhuur vermeerderd met 10% ophoging overstijgen. Indien de schuldenaar gehuwd is, wordt dit verzoek gehonoreerd, voor zover de niet beslagen inkomsten van de echtgenoot onvoldoende zijn om de hogere woonkosten te betalen.
6. Op verzoek van de schuldenaar kan de op grond van het vijfde lid verhoogde beslagvrije voet nogmaals voor ten hoogste zes maanden worden verlengd, indien binnen die termijn de vordering waarvoor het beslag is gelegd volledig kan worden voldaan.
7. De bedragen, genoemd in het eerste lid, zijn gelijk aan de beslagvrije voet die bij de desbetreffende leefsituatie hoort, indien de uitkomst van (F x C2 + G x C) respectievelijk (H x C2 + I x C) gelijk is aan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag. De bedragen worden met ingang van 1 januari en 1 juli van ieder jaar gewijzigd en door of namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekend gemaakt in de Staatscourant.
De beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475da, wordt in de onderstaande volgorde verminderd met:
a. de in artikel 475c, eerste lid, onderdelen a tot en met i, genoemde niet onder beslag liggende vorderingen tot periodieke betaling inclusief vakantiebijslag van de echtgenoot van de schuldenaar, tot ten hoogste de helft van de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475da;
b. de in artikel 475c, eerste lid, onderdelen a tot en met i, genoemde niet onder beslag liggende vorderingen tot periodieke betaling van de schuldenaar;
c. de bestuursrechtelijke premie als bedoeld in artikel 18f van de Zorgverzekeringswet, voor zover deze wordt ingehouden op de vordering tot periodieke betaling waarop beslag ligt;
d. de over het voordeel bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 verschuldigde loonbelasting ten gevolge van het voor privédoeleinden aan de schuldenaar ter beschikking gestelde vervoermiddel, indien de schuldenaar heeft nagelaten om de inhouding bij aanvang van het eerste kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het beslag is gelegd te doen eindigen.
In afwijking van de artikelen 475da en 475db bedraagt de beslagvrije voet 95% van het maandelijkse inkomen dat de schuldenaar op basis van zijn vorderingen tot periodieke betaling, genoemd in artikel 475c, eerste lid, onderdelen a tot en met i, ontvangt, indien toepassing van de artikelen 475da en 475db leidt tot een beslagvrije voet die hoger is dan 95% van het maandelijkse inkomen.
H
Artikel 475e komt te luiden:
1. Voor een schuldenaar die op basis van de basisregistratie personen geen vaste woon- of verblijfplaats heeft zijn de artikelen 475da en 475db onverkort van toepassing, met dien verstande dat de beslagvrije voet ten hoogste 47,5% van de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet bedraagt.
2. Indien de schuldenaar een vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft en hij de deurwaarder die gerechtigd is ten laste van hem beslag te leggen inzicht geeft in zijn leefsituatie en zijn bronnen van inkomsten, bedraagt de beslagvrije voet het op basis van de artikelen 475da en 475db vastgestelde bedrag vermenigvuldigd met een bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde factor.
3. Indien de schuldenaar eigenaar is van een door hemzelf bewoonde woning en hij een belastbaar inkomen heeft dat lager is dan het voor hem geldende norminkomen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, wordt het op basis van de artikelen 475da en 475db vastgestelde bedrag op verzoek van de schuldenaar vermeerderd met de bij zijn woonkosten behorende huurtoeslag, indien de woning zou worden gehuurd. Indien de schuldenaar gehuwd is, wordt onder belastbaar inkomen als bedoeld in de vorige zin tevens verstaan het belastbaar inkomen van zijn echtgenoot.
4. Indien de schuldenaar ter verzorging of verpleging in een daartoe bestemde inrichting is opgenomen, bedraagt de beslagvrije voet de prijs die is verschuldigd voor verzorging dan wel verpleging, verhoogd met:
a. twee derde van de bijstandsnorm, genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet;
b. het bedrag, genoemd in artikel 23, tweede lid, van de Participatiewet.
I
Artikel 475f komt te luiden:
1. Indien beslag is gelegd op een vordering tot weerkerende betalingen die niet in artikel 475c, eerste lid, is omschreven en de schuldenaar onvoldoende andere middelen van bestaan heeft, kan de schuldenaar de kantonrechter verzoeken de artikelen 475b en 475d tot en met 475e mede op die vordering van toepassing te verklaren.
2. Indien bij toepassing van het eerste lid op een vordering tot weerkerende betalingen tevens beslag ligt of wordt gelegd op een vordering tot periodieke betaling als bedoeld in artikel 475c, eerste lid, is artikel 475c, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
J
Na artikel 475f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien de toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet, kan de kantonrechter op verzoek van de schuldenaar de beslagvrije voet voor een door hem te bepalen termijn verhogen.
K
Artikel 475g komt te luiden:
1. Een schuldenaar is verplicht aan een deurwaarder die gerechtigd is ten laste van hem beslag te leggen, desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven, alsmede voor de vaststelling van de beslagvrije voet benodigde gegevens te verstrekken voor zover deze gegevens niet door de deurwaarder kunnen worden verkregen op grond van de artikelen 475ga en 475gb.
2. Een deurwaarder die gerechtigd is ten laste van een schuldenaar beslag te leggen, is bevoegd aan een ieder van wie hij vermoedt dat deze aan de schuldenaar periodieke betalingen verricht of schuldig is, te vragen of dat zo is. Een ieder is verplicht hierop desgevraagd schriftelijk te antwoorden.
3. Bij het antwoord, bedoeld in het tweede lid, wordt ten aanzien van de voor beslag vatbare periodieke betalingen informatie verstrekt over:
a. de termijn van de betalingen;
b. de omvang van de betalingen na aftrek van de inhoudingen, bedoeld in artikel 475a, tweede lid;
c. reeds gelegde beslagen alsmede vorderingen als bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990, met vermelding van de deurwaarder die beslag heeft gelegd of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder;
d. reeds lopende verrekeningen met daarbij de hoogte van de openstaande vordering en het maandelijks geïnde bedrag;
e. inhoudingen in verband met de inning van de bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18f van de Zorgverzekeringswet;
f. de loonbelasting over het in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde voordeel ten gevolge van het tevens voor privédoeleinden ter beschikking stellen van vervoermiddelen aan de schuldenaar.
L
Na artikel 475g worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, verstrekt op verzoek van een deurwaarder die gerechtigd is ten laste van een schuldenaar beslag te leggen, ten behoeve van het leggen van dit beslag gegevens die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten aanzien van de schuldenaar verwerkt in de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voor zover die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de beslagvrije voet, de aard van de periodieke inkomsten van de schuldenaar of de identiteit van degene die periodieke betalingen aan de schuldenaar verricht. Indien de schuldenaar gehuwd is, verstrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op gelijke wijze gegevens met betrekking tot de hoogte van het belastbaar inkomen van de echtgenoot van de schuldenaar.
2. Bij de toepassing van het eerste lid wordt een schuldenaar aangemerkt als alleenstaande, tenzij uit de basisregistratie personen blijkt dat hij gehuwd is en zijn echtgenoot woonachtig is op zijn adres. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afwijken van de vorige zin, indien de deurwaarder op basis van andere gegevens een andere leefsituatie kan aantonen.
3. Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid, nader bepaald.
De deurwaarder is bevoegd het burgerservicenummer van de schuldenaar en zijn echtgenoot te gebruiken voor zover dit noodzakelijk is voor:
a. het identificeren van de schuldenaar bij het leggen van beslag onder personen of instanties, bedoeld in de artikelen 475g en 475ga, die zelf gerechtigd zijn tot het gebruik van het burgerservicenummer;
b. het verkrijgen van de in de artikelen 475g en 475ga bedoelde gegevens bij de in deze artikelen genoemde personen en instanties, die zelf gerechtigd zijn tot het gebruik van het burgerservicenummer;
c. het geven van kennisgevingen die strekken tot uitvoering van zijn wettelijke taken in het kader van het beslag.
M
Artikel 475i wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
2. Bij een beslag op een vordering tot periodieke betaling als bedoeld in artikel 475c, eerste lid, wordt de beslagvrije voet uiterlijk ten tijde van het betekenen van het beslagexploot schriftelijk medegedeeld aan de schuldenaar volgens een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen model onder vermelding van de gegevens waarop de vaststelling van de beslagvrije voet is gebaseerd en de wijze waarop de beslagvrije voet is berekend. Bij de mededeling, bedoeld in de vorige zin, wordt de schuldenaar tevens gewezen op de verplichting van artikel 475g, eerste lid, en de mogelijkheden op grond van de artikelen 475da, vijfde lid, en 475e, derde en vierde lid, om de beslagvrije voet op verzoek te verhogen.
3. Indien de schuldenaar binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het tweede lid, omstandigheden meldt die de beslagvrije voet verhogen, wordt hiermee rekening gehouden vanaf het moment van beslaglegging.
4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij de mededeling van een op grond van artikel 475d, derde en vierde lid, opnieuw vastgestelde beslagvrije voet.
5. Indien onder de derde-beslagene ten laste van de schuldenaar reeds beslag is gelegd, verstrekt de coördinerende deurwaarder aan de andere deurwaarder op diens verzoek onverwijld schriftelijk de beslagvrije voet, alsmede de gegevens waarop deze is gebaseerd. De deurwaarder deelt deze schriftelijk mede aan de schuldenaar onder vermelding van de mogelijkheid van de schuldenaar om wijzigingen bij de coördinerende deurwaarder te melden. In de situatie, bedoeld in de tweede volzin, blijft het derde lid, buiten toepassing.
N
Artikel 478 komt te luiden:
1. Indien onder de derde-beslagene ten laste van de schuldenaar ook andere beslagen zijn gelegd en niet bij voorbaat vaststaat dat alle beslagleggers uit de door de derde-beslagene verschuldigde geldsommen zullen kunnen worden voldaan, int de deurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd voor de gezamenlijke beslagleggers hetgeen de derde-beslagene heeft te betalen of af te geven.
2. Indien beslag is gelegd op een vordering als bedoeld in artikel 475c, eerste lid, en het oudste executoriale beslag is gelegd door een beslaglegger die bevoegd is zonder tussenkomst van een deurwaarder beslag te leggen voor een hoger bevoorrechte vordering dan de daaropvolgende executoriale beslagen, int in afwijking van het eerste lid deze beslaglegger. Deze beslaglegger treedt dan op als coördinerende deurwaarder.
3. Indien de inningsbevoegde deurwaarder of beslaglegger de executie niet voortzet, wordt onder kennisgeving aan de derde-beslagene en de schuldenaar de inning overgenomen door de deurwaarder die op grond van het eerste lid of de beslaglegger die op grond van het tweede lid als volgende tot inning bevoegd is.
4. De inningsbevoegde deurwaarder of beslaglegger kan in onderlinge overeenstemming met een andere deurwaarder die gerechtigd is ten laste van de schuldenaar executoriaal beslag te leggen, de inning, onder kennisgeving aan de derde-beslagene en de schuldenaar, aan deze andere deurwaarder overdragen.
5. Een derde-beslagene die een betaling of afgifte heeft gedaan aan een deurwaarder die een van de andere executoriale beslagen heeft gelegd, is niettemin bevrijd. De deurwaarder die de gelden of goederen heeft ontvangen, draagt deze onverwijld af aan de coördinerende deurwaarder.
6. Ieder van de deurwaarders die beslag heeft gelegd en de beslaglegger als bedoeld in het tweede lid, is verplicht de anderen zodra mogelijk van het door hem gelegde beslag op de hoogte te brengen. De derde-beslagene is verplicht ieder van hen desgevraagd in te lichten omtrent andere beslagen, de namen en gekozen woonplaatsen van de andere beslagleggers en het beloop van hun vorderingen. Deze verplichtingen gelden ook voor en jegens degene op wiens last beslag is gelegd op de grondslag van het Wetboek van Strafvordering.
7. Ieder van de beslagleggers kan tussen komen in een procedure als bedoeld in artikel 477a.
O
In artikel 479i, tweede lid, wordt «475a, eerste en tweede lid» vervangen door: 475a, eerste tot en met derde lid.
P
In artikel 720 wordt «artikel 475a, derde lid» vervangen door: artikel 475a, vierde lid.
Q
In artikel 724, tweede lid, wordt «475a, eerste en tweede lid» vervangen door: 475a, eerste tot en met derde lid.
Artikel 19 van de Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een derde die:
a. uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten, uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook;
b. uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke regeling voor oorlogsgetroffenen;
c. bezoldiging als bedoeld in artikel 115 van de Ambtenarenwet met uitzondering van die bedragen waarop de ambtenaar of gewezen ambtenaar niet periodiek aanspraak heeft;
d. loon;
e. uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of ziekengeldverzekering;
f. pensioen en lijfrente, waaronder mede worden verstaan uitkeringen ten laste van een lijfrenterekening of ten laste van de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001;
g. uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud;
verschuldigd is aan een belastingschuldige, is op vordering van de ontvanger verplicht de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen, voor zover een en ander vatbaar is voor beslag. Voor zover een en ander niet vatbaar is voor beslag, is de derde op vordering van de ontvanger verplicht ten hoogste een tiende gedeelte daarvan aan te wenden voor betaling van de belastingaanslagen van de belastingschuldige.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De vordering geschiedt bij beschikking. Voor het doen van een vordering dient de ontvanger te beschikken over een aan de belastingschuldige betekend dwangbevel met bevel tot betaling. Indien de vordering op de voet van het eerste lid wordt gedaan, is artikel 475i, tweede tot en met vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, tenzij de vordering wordt gedaan jegens degene die reeds op vordering van de ontvanger een belastingaanslag van de belastingschuldige betaalt of zou moeten betalen. De beschikking heeft rechtsgevolg zodra zij is bekendgemaakt aan degene jegens wie de vordering is gedaan. De ontvanger maakt de beschikking tevens bekend aan de belastingschuldige. Indien de vordering wordt gedaan jegens de curator in een faillissement, vindt de tweede volzin geen toepassing en blijft bekendmaking van de beschikking aan de belastingschuldige achterwege.
3. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:
a. «beslag is gelegd» wordt vervangen door «beslag is of wordt gelegd» en «verzet is gedaan» wordt vervangen door «verzet is of wordt gedaan».
b. «waaraan voorrang boven vorderingen wegens rijksbelastingen is toegekend» wordt vervangen door: waaraan een gelijke of hogere voorrang is toegekend.
In artikel 45 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt onder vernummering van het tweede tot derde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij een beslag als bedoeld in het eerste lid is artikel 475c, tweede lid, niet van toepassing.
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 24, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
B
In artikel 24a, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 53, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
B
In artikel 54, tweede lid, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 24, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
B
In artikel 24a, tweede lid, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
In artikel 295, tweede lid, van de Faillissementswet wordt «artikel 475d» vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
B
In artikel 20a, tweede lid, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 36, vijfde lid, onderdeel a, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
B
In artikel 36a, tweede lid, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
In artikel 27, vijfde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt na «artikelen 475a tot en met 475g» ingevoegd: en 475i, tweede tot en met vijfde lid.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 63, vijfde lid, onderdeel a, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
B
In artikel 64, tweede lid, wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
In de artikelen 2:59, vierde lid, onderdeel a, 2:60, tweede lid, 3:56, vijfde lid, onderdeel a, en 3:57, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
In de artikelen 35, derde lid, onderdeel a, en 36, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
In de artikelen 57, vijfde lid, onderdeel a, en 57a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
In de artikelen 77, vijfde lid, onderdeel a, en 78, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
In artikel 576, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt na «artikelen 475a tot en met 475g» ingevoegd: en 475i, tweede tot en met vijfde lid,.
In de artikelen 33, vijfde lid, onderdeel a, en 33a, tweede lid, van de Ziektewet wordt «artikelen 475c en 475d» vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.
Artikel 18f van de Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde tot en met het elfde lid tot vijfde tot en met tiende lid.
2. In het achtste lid (nieuw) wordt na «de derde-beslagene» ingevoegd «vanaf de dag van het beslag» en wordt na «tot welker verhaal het beslag is gelegd,» ingevoegd «met inachtneming van het bepaalde in artikel 478, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,».
3. Het negende lid (nieuw) komt te luiden:
9. Indien een beslag als bedoeld in het achtste lid is gelegd op een vordering tot een periodieke betaling als bedoeld in artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt de beslagvrije voet, berekend overeenkomstig de artikelen 475d tot en met 475e en artikel 475fa van die wet, louter ten aanzien van de vordering van het CAK ter zake waarvan het beslag is gelegd en enkel voor zover het beslag dient tot inning van een nieuw vervallende termijn als bedoeld in het negende lid, verlaagd met de bestuursrechtelijke premie. De verlaging vindt niet plaats voor zover de beslagvrije voet onder toepassing van artikel 475db, onderdeel c, van die wet reeds is verlaagd voor het in te houden bedrag van de bestuursrechtelijke premie.
1. Indien voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet beslag is gelegd op een periodieke vordering tot betaling waaraan een beslagvrije voet is verbonden, blijft de door de deurwaarder volgens het recht dat gold voor de datum van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel vastgestelde beslagvrije voet van toepassing, tot het moment dat de beslagvrije voet door de deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder opnieuw wordt vastgesteld op grond van een van de in artikel 475d, derde of vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde situaties.
2. Artikel 475c, tweede tot en met vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geldt tot twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van deze wet niet voor een beslag dat is gelegd voor de datum van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag in verband met enkele inhoudelijke en technische verbeteringen (Verzamelwet Zvw 2016) (Kamerstukken 34 575), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel Ao, van die wet later in werking treedt dan artikel XXI van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel Ao, van die wet «negende lid» vervangen door: achtste lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 8 maart 2017
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok
Uitgegeven de vierentwintigste maart 2017
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-110.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.