Besluit van 11 september 2014, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk en het Rijkswachtgeldbesluit 1959 in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 17 juli 2014, nr. 2014-001429, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 juli 2014, nr. W04.14.0249/l);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 2 september 2014, nr.2014-0000434713, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 36a, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel j een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. om bij een verzoek als bedoeld in artikel 98, negende lid, te beoordelen of de ambtenaar lichamelijk en psychisch in staat is zijn functie te blijven vervullen.

B

Aan artikel 37 wordt na het zesde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het eerste lid, tweede volzin, is niet van toepassing op de ambtenaar die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

C

In de aanhef van artikel 37a, zevende lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,» en wordt na «de eerste 52» ingevoegd «weken».

D

In de artikelen 38, zesde lid, onderdeel a, en tiende lid, onderdeel a, en 102b, tweede lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

E

In artikel 49g, zesde lid, wordt «de pensioengerechtigde leeftijd» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,», na «uitkering» telkens ingevoegd «bij werkloosheid,» en na «uitkeringen» ingevoegd «bij».

F

Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h van het eerste lid komt te luiden:

  • h. het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar;.

2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Van ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, wordt op verzoek van de ambtenaar afgezien voor de duur van telkens ten hoogste één jaar, indien de ambtenaar volgens de uitslag van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, onderdeel k, in staat is zijn functie te blijven vervullen.

  • 10. Een verzoek als bedoeld in het negende lid wordt door de ambtenaar ten minste drie maanden voor het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar of ouder, ingediend.

  • 11. Een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in het negende lid wordt niet eerder dan vier maanden voor het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar of ouder, bij de ambtenaar uitgevoerd.

G

In artikel 98a vervalt «, daaronder mede begrepen herplaatsingswachtgeld, een uitkering krachtens de Uitkeringsregeling 1966 of een suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk,» en «of uitkering als evenbedoeld,».

ARTIKEL II

Het Ambtenarenreglement Staten-Generaal wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 71a, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel i een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. om bij een verzoek als bedoeld in artikel 129, negende lid, te beoordelen of de ambtenaar lichamelijk en psychisch in staat is zijn functie te blijven vervullen.

B

Aan artikel 72 wordt na het zesde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het eerste lid, tweede volzin, is niet van toepassing op de ambtenaar die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

C

In de aanhef van artikel 72a, zevende lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,» en wordt na «de eerste 52» ingevoegd «weken».

D

In de artikelen 73, zesde lid, onderdeel a, en tiende lid, onderdeel a, en 134b, tweede lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

E

In artikel 84g, zesde lid, wordt «de pensioengerechtigde leeftijd» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet», », na «uitkering» telkens ingevoegd «bij werkloosheid,» en na «uitkeringen» ingevoegd «bij».

F

Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h van het eerste lid komt te luiden:

  • h. het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar;.

2. Onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot vierde tot en met negende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Van ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, wordt op verzoek van de ambtenaar afgezien voor de duur van telkens ten hoogste één jaar, indien de ambtenaar volgens de uitslag van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 71a, eerste lid, onderdeel j, in staat is zijn functie te blijven vervullen.

  • 10. Een verzoek als bedoeld in het negende lid wordt door de ambtenaar ten minste drie maanden voor het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar of ouder, ingediend.

  • 11. Een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in het negende lid wordt niet eerder dan vier maanden voor het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar of ouder, bij de ambtenaar uitgevoerd.

G

In artikel 130 vervalt «, daaronder mede begrepen herplaatsingswachtgeld, een uitkering krachtens de Uitkeringsregeling 1966 of een suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk,» en «of uitkering als evenbedoeld,».

ARTIKEL III

Het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 50a, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel j een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. om bij een verzoek als bedoeld in artikel 104, negende lid, te beoordelen of de ambtenaar lichamelijk en psychisch in staat is zijn functie te blijven vervullen.

B

Aan artikel 54 wordt na het zevende lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Het eerste lid, tweede volzin, is niet van toepassing op de ambtenaar die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

C

In de aanhef van artikel 54a, zevende lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,» en wordt na «de eerste 52» ingevoegd «weken».

D

In de artikelen 54b, zesde lid, onderdeel a, en tiende lid, onderdeel a, en 110, tweede lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

E

In artikel 58f, zesde lid, wordt «de pensioengerechtigde leeftijd» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,», na «uitkering» telkens ingevoegd «bij werkloosheid,» en na «uitkeringen» ingevoegd «bij».

F

Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

  • g. het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar;.

2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Van ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, wordt op verzoek van de ambtenaar afgezien voor de duur van telkens ten hoogste één jaar, indien de ambtenaar volgens de uitslag van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 50a, eerste lid, onderdeel k, in staat is zijn functie te blijven vervullen.

  • 10. Een verzoek als bedoeld in het negende lid wordt door de ambtenaar ten minste drie maanden voor het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar of ouder, ingediend.

  • 11. Een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in het negende lid wordt niet eerder dan vier maanden voor het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar of ouder, bij de ambtenaar uitgevoerd.

G

In artikel 105 vervalt «, daaronder mede begrepen herplaatsingswachtgeld, een uitkering krachtens de Uitkeringsregeling 1966 of een suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk,» en «of uitkering als evenbedoeld,».

ARTIKEL IV

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder verlettering van onderdeel k tot en met p tot onderdeel l tot en met q een onderdeel toegevoegd, luidende:

k. pensioengerechtigde leeftijd:

de leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

B

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De uitkeringsduur, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd tot de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, indien het moment van ontslag ten hoogste acht jaar ligt voor die leeftijd en hij direct voorafgaand aan het ontslag een diensttijd van ten minste tien jaar heeft volbracht.

C

In artikel 8, vierde lid, wordt «de eerste dag van de kalendermaand waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt» vervangen door: de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

D

Artikel 20a vervalt.

E

In artikel 20b wordt na «vóór 1 januari 2006 van toepassing» ingevoegd: , met dien verstande dat de uitkeringsduur wordt verlengd tot de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

F

Artikel 20e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «zoals het op die dag luidde» ingevoegd: , met dien verstande dat voor de ambtenaar bedoeld in artikel 2, derde lid van het besluit zoals dit gold op 31 december 2011, de uitkeringsduur wordt verlengd tot de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

2. In het tweede lid wordt na «zoals het op 31 december 2011 luidde» ingevoegd: , met dien verstande dat de uitkeringsduur wordt verlengd tot de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

G

Na artikel 20e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20f

Ten aanzien van de ambtenaar:

blijft artikel 2, tweede lid, van dit besluit van toepassing zoals dat luidde voor dat tijdstip, met dien verstande dat de uitkeringsduur wordt verlengd tot de dag waarop hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

ARTIKEL V

Artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 komt te luiden:

  • a. met ingang van de dag waarop betrokkene de leeftijd, bedoeld in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bereikt,.

ARTIKEL VI

De Uitkeringsregeling 1966 wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII

De Uitkeringsregeling buitenlandse dienst 1966 wordt ingetrokken.

ARTIKEL VIII

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen C, D en E, artikel II, onderdelen C, D en E, artikel III, onderdelen C, D en E, artikel IV, onderdelen A, C, E en F, en artikel V werken terug tot en met 1 juli 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 11 september 2014

Willem-Alexander

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Uitgegeven de achtste oktober 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Achtergrond en voorgeschiedenis

Met de onderhavige wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), het Ambtenarenreglement Staten Generaal (ARSG), het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (RDBZ), het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk en het Rijkswachtgeldbesluit 1959 zijn wijzigingen in deze besluiten aangebracht in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de afspraken die zijn gemaakt met de centrales van overheidspersoneel in het Sectoroverleg Rijk (SOR) op 27 juni 2013. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele besluiten in te trekken, omdat deze zijn uitgewerkt.

2. Kern van de wijzigingen

De verschillende artikelen van rechtspositionele besluiten van de sector Rijk waarin de leeftijd van 65 jaar of de pensioengerechtigde leeftijd was genoemd, zijn aangepast aan de verhoging van de AOW-leeftijd en de afspraken die met de centrales van overheidspersoneel hierover zijn gemaakt.

In dit besluit is ook uitvoering gegeven aan de afspraak met de centrales van overheidspersoneel om de pensioengerechtigde leeftijd als ontslaggrond te vervangen door ontslag bij het bereiken van de leeftijd van 70 jaar. De ambtenaar kan het bevoegd gezag verzoeken om door te mogen werken na het bereiken van de leeftijd van 70 jaar. De toestemming om door te werken wordt telkens voor de duur van een jaar verleend, indien de ambtenaar blijkens een arbeidsgezondheidskundig onderzoek lichamelijk en psychisch in staat kan worden geacht zijn functie te blijven vervullen.

Het besluit waarin wordt geregeld dat ambtenaren recht hebben op een bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid is eveneens aangepast aan de gemaakte afspraken. In artikel 2, tweede lid, van dit besluit was bepaald dat de uitkeringsduur wordt verlengd totdat de ambtenaar 65 jaar wordt, indien hij op het moment van ontslag ten minste 57 jaar oud is en een diensttijd, voor zover geldig voor pensioen, van ten minste tien jaar heeft volbracht. Met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken dat de termijn van acht jaar tussen het moment van ontslag en de AOW-leeftijd blijft bestaan. Omdat de AOW-leeftijd steeds verder omhooggaat, gaat de leeftijd vanaf welke de ambtenaar recht heeft op de verlenging van de uitkering ook omhoog, zodat deze termijn steeds acht jaar blijft.

De leeftijd van 65 jaar komt ook voor in de Uitkeringsregeling 1966 en de Uitkeringsregeling buitenlandse dienst 1966. Omdat deze regelingen zijn uitgewerkt, zijn deze ingetrokken.

3. Administratieve lasten

Dit besluit heeft geringe gevolgen voor de administratieve lasten voor rijksambtenaren die bij het bereiken van de leeftijd van 70 jaar willen doorwerken. In verband daarmee vindt er ook een geringe stijging van de uitvoeringslasten voor het rijk plaats. Met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken aan ambtenaren de mogelijkheid te bieden om onder voorwaarden door te werken na het bereiken van de ontslagleeftijd van 70 jaar. Om te kunnen beoordelen of de ambtenaar lichamelijk en psychisch in staat is zijn functie uit te oefenen, is het nodig dat hij een arbeidsgezondheidskundig onderzoek ondergaat. De toename van de administratieve lasten en de uitvoeringslasten zal gering zijn, omdat het aantal ambtenaren dat na de leeftijd van 70 jaar nog werkzaam zal willen zijn, klein zal zijn.

4. Financiële gevolgen

Het aanpassen van de leeftijd van 65 jaar aan de verhoging van de AOW-leeftijd in het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk en het Rijkswachtgeldbesluit 1959 leidt tot een geringe kostenstijging. Deze kostenstijging doet zich alleen voor bij lopende uitkeringen die door de wijziging niet eindigen bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, maar doorlopen totdat de AOW-leeftijd is bereikt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en F, artikel II, onderdelen A en F, artikel III, onderdelen A en F

De ontslaggrond in artikel 98, eerste lid, onderdeel h, ARAR, artikel 129, eerste lid, onderdeel h, ARSG en artikel 104, eerste lid, onderdeel g, RDBZ in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is gewijzigd in een ontslaggrond in verband met het bereiken van de leeftijd van 70 jaar. De ambtenaar kan na het bereiken van deze leeftijd jaarlijks een verzoek indienen om door te mogen werken. Dit geldt ook voor de ambtenaar die bij inwerkingtreding van dit besluit al 70 jaar is geweest. Het bevoegd gezag willigt een verzoek in voor telkens de duur van ten hoogste één jaar wanneer en zolang de ambtenaar in staat kan worden geacht zijn functie uit te blijven oefenen. Dit moet blijken uit een jaarlijks door de ambtenaar te ondergaan arbeidsgezondheidskundig onderzoek, waarin wordt beoordeeld of hij lichamelijk en psychisch nog in staat is om zijn functie te blijven vervullen. Het nieuwe onderdeel in artikel 36a, eerste lid, onderdeel k, van het ARAR, artikel 71a, eerste lid, onderdeel j, van het ARSG en artikel 50a, eerste lid, onderdeel k, van het RDBZ creëert een grondslag voor het uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek. De ambtenaar dient een verzoek om door te mogen werken steeds in ten minste drie maanden voor het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar of ouder. Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek wordt, vanwege de aard van het onderzoek, niet eerder dan vier maanden voor het bereiken van een leeftijd van zeventig jaar of ouder, uitgevoerd.

Artikel I, onderdeel B, artikel II, onderdeel B, artikel III, onderdeel B

Met deze wijziging is het bij een eerdere wijziging vervallen zevende lid teruggeplaatst in de artikelen 37 van het ARAR, 72 van het ARSG en 54 van het RDBZ (achtste lid). In het besluit van 14 december 2010, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten vanwege wijzigingen in de rechtspositie in verband met ouderschapsverlof, substantieel bezwarende functies, arbeidsongeschiktheid, de arbeidsduur van personenchauffeurs en enkele andere onderwerpen (Stb. 2010, 819), is dit lid met terugwerkende kracht met ingang van 11 mei 2007 in werking getreden in verband met het vervallen van de ontslaggrond bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd per die datum. In dat lid was geregeld dat ambtenaren, ouder dan 65 jaar, bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte de eerste 52 weken recht hebben op volledige doorbetaling van bezoldiging. In voornoemd besluit was geregeld dat dit artikellid met ingang van 1 januari 2012 is vervallen. Destijds werd verwacht dat de doorbetaling bij ziekte bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd voor 1 januari 2012 op een andere wijze zou zijn geregeld. Dat is echter niet gebeurd. Daarom blijkt thans dat het vervallen van het artikellid voorbarig is geweest. Met deze wijziging is dat artikellid weer teruggeplaatst, met dien verstande dat de leeftijd van 65 jaar is vervangen door de AOW-leeftijd, dat wil zeggen de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet. Voorgaande betekent dat deze ambtenaren bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte de eerste 52 weken recht hebben op volledige doorbetaling van bezoldiging. Vervolgens hebben zij, op grond van artikel 76a van de Ziektewet, aanspraak op 70% van hun bezoldiging, voor zover die bezoldiging niet meer bedraagt dan het maximum dagloon.

Artikel I, onderdelen C, D en E, artikel II, onderdelen C, D en E, artikel III, onderdelen C, D en E

Dit betreft technische aanpassingen aan de verhoging van de AOW-leeftijd.

Artikelen I, onderdeel G, artikel II, onderdeel G en artikel III, onderdeel G

De verwijzingen naar de bij dit besluit ingetrokken Uitkeringsregeling 1966 en de Uitkeringsregeling buitenlandse dienst 1966 en naar de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk die is ingetrokken per 1 januari 2007 kunnen vervallen.

Artikel IV

Onderdeel A

In artikel 1 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk wordt in het eerste lid een nieuw onderdeel q ingevoerd met een definitie van de AOW-leeftijd.

Onderdeel B

Artikel 2, tweede lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk regelt het recht op een verlenging van de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering, indien de ambtenaar op het moment van ontslag nog ten hoogste acht jaar verwijderd is van zijn AOW-gerechtigde leeftijd en een diensttijd, voor zover geldig voor pensioen, van ten minste tien jaar heeft volbracht.

Onderdeel C

Met deze wijziging wordt geregeld dat het einde van de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering aansluit bij de AOW-leeftijd.

Onderdeel D

Deze bepaling is materieel uitgewerkt en is daarom vervallen.

Onderdelen E en F

De artikelen 20b en 20e betreffen overgangsrecht naar aanleiding van eerdere wijzigingen van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk. Ook deze bepalingen zijn aangepast aan de verhoging van de AOW-leeftijd.

Onderdeel G

Met dit nieuwe artikel wordt, conform de afspraak hierover met de centrales van overheidspersoneel, geregeld dat artikel 2, tweede lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk, zoals het luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing blijft op ambtenaren die in de periode van 1 januari 2012 tot en met 14 april 2013 zijn aangewezen als herplaatsingskandidaat, met dien verstande dat de leeftijd van 65 jaar is vervangen door de AOW-leeftijd. De leeftijdsgrens om voor een bovenwettelijke uitkering in aanmerking te komen blijft voor deze ambtenaren de leeftijd van 57 jaar. Dit geldt ook voor ambtenaren van wie het ontslag ligt voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Het gaat hierbij om ambtenaren ten aanzien van wie dit leeftijdscriterium in de afgelopen maanden reeds is gehanteerd en ten aanzien van wie conform de afspraken met de centrales van overheidspersoneel de leeftijd van 65 jaar is vervangen door de AOW-leeftijd.

Artikel V

Met deze wijziging wordt geregeld dat het einde van de wachtgelduitkering aansluit bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Artikelen VI en VII

Dit betreft de intrekking van materieel uitgewerkte besluiten.

Artikel VIII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De wijzigingen die betrekking hebben op de aanpassingen aan de verhoging van de AOW-leeftijd werken terug tot en met 1 juli 2013 in verband met de afspraken die hierover met de centrales van overheidspersoneel zijn gemaakt. Deze afspraken worden reeds uitgevoerd, waardoor er geen praktische bezwaren kleven aan het verlenen van terugwerkende kracht.

Afgeweken wordt van het systeem van vaste verandermomenten voor publicatie en inwerkingtreding vanwege de nadelen van vertragingen in de uitvoering van de afspraken die met de centrales van overheidspersoneel zijn gemaakt en aangezien de doelgroep reeds genoegzaam bekend is met de aanpassing van de leeftijd van 65 jaar aan de AOW-leeftijd en deze leeftijd vanaf 1 juli 2013 wordt gehanteerd.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven