Wet van 19 november 2012, houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op het onderwijstoezicht te wijzigen teneinde het toezicht op nieuwe instellingen in het primair onderwijs, in het speciaal onderwijs en in het voortgezet onderwijs aan te scherpen en daartoe het opstellen van een risicoanalyse door de inspectie mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 11 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Toezicht op nieuwe instellingen voor aanvang bekostiging

  • 1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de beschikking waarin is vermeld dat de bekostiging een aanvang zal nemen, bedoeld in artikel 79, achtste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 86, zesde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 66, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wat een agrarisch opleidingscentrum betreft uitsluitend voor het daaraan verzorgde voortgezet onderwijs, toont het bevoegd gezag bij de inspectie aan dat het ten aanzien van die instelling kan voldoen aan de vereisten met betrekking tot:

    • a. de bekwaamheid van degenen die onderwijs geven, bedoeld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra en artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en

    • b. de voorschriften omtrent onderwijstijd gesteld op grond van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 2. De inspectie kan indien het bepaalde in het eerste lid daartoe aanleiding geeft overleg voeren met het bevoegd gezag van de instelling. Naar aanleiding van dit overleg kan de inspectie besluiten dat het bepaalde in artikel 11b, tweede tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat in afwijking van het derde lid bij het opstellen van de risicoanalyse het schoolplan niet wordt betrokken, en in afwijking van het vierde lid de risicoanalyse wordt opgesteld binnen drie maanden na het overleg, bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 11b. Toezicht op nieuwe instellingen

  • 1. Binnen een maand na aanvang van de bekostiging van een instelling, bedoeld in artikel 81 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 87 van de Wet op de expertisecentra, artikel 66, vierde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wat een agrarisch opleidingscentrum betreft uitsluitend voor het daaraan verzorgde voortgezet onderwijs, verstrekt de instelling aan de inspectie gegevens met betrekking tot:

    • a. het schoolplan, bedoeld in artikel 12 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 21 van de Wet op de expertisecentra en artikel 24 van de Wet op het voortgezet onderwijs,

    • b. de bekwaamheid van degenen die onderwijs geven, bedoeld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra en artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en

    • c. het voldoen aan de voorschriften omtrent onderwijstijd die gelden op grond van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 2. De inspectie oefent toezicht uit door middel van het opstellen van een risicoanalyse indien:

    • a. de gegevens, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de genoemde termijn zijn verstrekt,

    • b. de inspectie onvolkomenheden constateert in de naleving van het eerste lid.

  • 3. Bij het opstellen van de risicoanalyse worden de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a, b en c, betrokken.

  • 4. De risicoanalyse wordt binnen drie maanden nadat de bekostiging is aangevangen door de inspectie opgesteld.

  • 5. Binnen een maand nadat de risicoanalyse is opgesteld toont de instelling ten genoegen van de inspectie aan dat de onvolkomenheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, zijn hersteld.

  • 6. Indien de instelling twee maanden na het opstellen van de risicoanalyse nog steeds in gebreke is ten aanzien van de naleving van het eerste lid, onderdelen a, b en c, kunnen de maatregelen worden genomen die door de in het eerste lid, aanhef, genoemde onderwijswetten worden mogelijk gemaakt.

  • 7. Nadat het bevoegd gezag van een niet uit de openbare kas bekostigde bijzondere school overeenkomstig artikel 5 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 54 van de Wet op het voortgezet onderwijs aan Onze Minister kennis heeft gegeven van de oprichting van de school, brengt de inspectie zo spoedig mogelijk na de aanvang van het onderwijs advies uit aan burgemeester en wethouders over de vraag of deze onderwijsvoorziening een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van de Leerplichtwet 1969.

B

In artikel 13, eerste lid, wordt na «legt haar werkwijze voor een onderzoek als bedoeld in artikel 11» ingevoegd: en voor de toepassing van artikelen 11a en 11b.

ARTIKEL IA

In de Leerplichtwet 1969 wordt aan artikel 1a1, tweede lid, een volzin toegevoegd, luidende: Indien het een advies betreft als bedoeld in artikel 11b, zevende lid, van de Wet op het onderwijstoezicht en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat een onderwijsvoorziening geen school is als bedoeld in de eerste volzin, zijn het vierde lid en artikel 22, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 19 november 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister van Economische Zaken, H. G. J. Kamp

Uitgegeven de twintigste december 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

TRANSPONERINGSTABEL 32 007

Oud

Nieuw

11 bis

11a

11a

11b


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 007

Naar boven