Besluit van 18 december 2009, houdende wijziging van het Algemeen rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten onder meer in verband met de inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gedaan mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van 9 november 2009, 2009-0000624339;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord, advies van 9 december 2009, nr. W04.09.0474/I;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, uitgebracht mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van 14 december 2009, nr. 2009-0000724518;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Er wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20e

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt regels ten aanzien van het spaarloon, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de Loonbelasting 1964.

B

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het artikel wordt na «dit hoofdstuk» ingevoegd: en in hoofdstuk X.

2. Onderdeel a komt te luiden:

a. arbeidsongeschiktheid:

volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;.

3. Onderdeel r komt te luiden:

r. WIA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.

4. Onderdeel s komt te luiden:

s. WIA-uitkering:

een uitkering op grond van de WIA;.

C

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35 Definities

In dit hoofdstuk en in hoofdstuk X wordt verstaan onder:

AAOP-uitkering:

ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen als bedoeld in hoofdstuk 11 van het pensioenreglement;

arbeidsongeschiktheid:

volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;

arbodienst:

een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet;

beroepsincident:

een dienstongeval of beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de uitvoering van zijn taak waaraan de ambtenaar zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken;

beroepsziekte:

een ziekte, die in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;

bovenwettelijke WW-uitkering:

de uitkering, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk;

deskundige persoon:

een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

dienstongeval:

een ongeval, dat in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;

gewezen ambtenaar:

een ambtenaar aan wie ontslag is verleend, met ingang van de dag waarop het ontslag is ingetreden;

passende arbeid:

alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

Pensioenreglement:

het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

Stichting Pensioenfonds ABP:

de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

Wet SUWI:

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

UWV:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet SUWI;

WIA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

WIA-uitkering:

een uitkering op grond van de WIA;

WW-uitkering:

een uitkering op grond van de Werkloosheidswet;

ZW:

Ziektewet;

ZW-uitkering:

ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de ZW;

arbeid:

hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge artikel 19 van de ZW.

D

In het opschrift boven artikel 37 vervalt de zinsnede «, een bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

E

Artikel 37a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid, tot derde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De ambtenaar die door het UWV in het kader van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, wordt herplaatst in een functie die passende arbeid omvat, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Indien de ziekte uit hoofde waarvan de ambtenaar ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, wordt veroorzaakt door een beroepsincident, heeft de ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, van wie de arbeidsongeschiktheid ten minste 35% bedraagt, nadat de termijn van twee jaar is verstreken tevens recht op een aanvullende uitkering ter grootte van het verschil tussen:

    • a. een percentage van zijn bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, zoals die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing indien de ambtenaar op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot werken, en

    • b. zijn bezoldiging na herplaatsing vermeerderd met de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering en een uit de oorspronkelijke functie voortvloeiend recht op een WIA-uitkering en een AAOP-uitkering.

3. In het vijfde lid komen de onderste twee rijen van de opgenomen tabel te vervallen.

F

Na artikel 37a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 37b

  • 1. De ambtenaar, bedoeld in artikel 37a, tweede lid, die voor 1 januari 2011 is herplaatst, ontvangt bij voortdurende arbeidsongeschiktheid gedurende hoogstens vijf jaar een uitkering van 70% van het verschil tussen:

    • a. zijn bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering zoals die zou zijn geweest op de dag voor zijn herplaatsing indien de ambtenaar op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot werken, en

    • b. zijn bezoldiging na herplaatsing verminderd met eventuele daarna volgende verhogingen op grond van artikel 7 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, en vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

  • 2. In afwijking van het eerste lid heeft de ambtenaar die arbeidsongeschikt is geworden ten gevolge van een beroepsincident, ook nadat de termijn van vijf jaar is verstreken recht op een uitkering.

  • 3. De uitkering eindigt in ieder geval:

    • a. met ingang van de dag waarop de ambtenaar ontslag is verleend;

    • b. met ingang van de dag volgend op die waarop de ambtenaar is overleden.

  • 4. Bij eventuele samenloop van een recht op uitkering op grond van dit artikel en een recht op uitkering op grond van artikel 37a, derde of vierde lid, vervalt het laatstbedoelde recht.

G

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «artikel 19, eerste lid, van de WAO» vervangen door: artikel 23 van de WIA.

2. In het zevende lid wordt «WAO-uitkering» vervangen door: WIA-uitkering.

3. Het achtste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de aan de ambtenaar toegekende WIA-uitkering, in voorkomend geval vermeerderd met een hem toegekende AAOP-uitkering.

4. In het negende lid komen de onderste twee rijen van de opgenomen tabel te vervallen.

H

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift boven artikel 40 vervalt.

2. In het eerste lid vervalt de zinsnede «of een bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De gewezen ambtenaar heeft geen aanspraak op doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging, indien hij op grond van een aanvaarde andere betrekking aanspraak kan maken op betaling van loon of bezoldiging, dan wel aanspraak kan maken op een ZW-uitkering.

I

Artikel 40a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

  • i. weigert aangeboden passende arbeid, waartoe de deskundige persoon of de arbodienst hem in staat acht, te verrichten;.

2. In het eerste lid, onderdeel r, wordt «artikel 71a, tweede lid, van de WAO» vervangen door: artikel 25, tweede lid, van de WIA.

3. Het eerste lid, onderdeel s, komt te luiden:

  • s. geen aanspraak heeft op een WIA-uitkering omdat geen aanvraag is ingediend of in verband met de toepassing van artikel 88 van de WIA;.

4. In het tweede en vierde lid vervalt tweemaal de zinsnede «of de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

5. In het vijfde lid vervalt de zinsnede «of de niet uitbetaalde bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

J

In het vierde lid van artikel 40b wordt «artikel 71a, tweede lid, van de WAO» vervangen door: artikel 25, tweede lid, van de WIA.

K

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede, derde en vierde lid wordt telkens «WAO-uitkering» vervangen door: WIA-uitkering.

2. In het derde lid wordt «de WAO» vervangen door: de WIA.

L

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bij samenloop van een recht krachtens dit hoofdstuk met een ZW-uitkering, WIA-uitkering, AAOP-uitkering, WW-uitkering of bovenwettelijke WW-uitkering, dan wel een daarmee vergelijkbare uitkering, op grond van dezelfde dienstbetrekking, wordt deze uitkering in mindering gebracht op dit recht, tenzij het een recht op grond van de artikelen 47 of 48 betreft.

2. In het tweede lid wordt na «de WIA-uitkering,» tweemaal ingevoegd: de AAOP-uitkering,.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De inkomsten die de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geniet in verband met het verrichten van in het belang van zijn genezing door de deskundige persoon of de arbodienst wenselijk geachte arbeid, worden op de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering in mindering gebracht, voor zover deze inkomsten tezamen met de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering of de WIA-uitkering, vermeerderd met de AAOP-uitkering, de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering te boven gaan.

M

De artikelen 48b en 49 vervallen.

N

In het derde lid van artikel 57b wordt na «de inhouding » ingevoegd: over die uren.

O

In artikel 94a, eerste lid, vervalt de tweede zin.

P

In artikel 97, tweede lid, wordt «60 jaar» vervangen door: 60 jaar en 8 maanden.

Q

Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de WIA, indien de wachttijd op grond van artikel 24, eerste lid, van de WIA wordt verlengd;.

2. Het vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. met de duur van het tijdvak dat het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld.

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, betrekt het bevoegd gezag de uitslag van de beoordeling door het UWV van de claim in het kader van de WIA. Indien deze beoordeling niet of langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden, vraagt het bevoegd gezag aan het UWV een oordeel als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet SUWI en betrekt dit bij zijn beoordeling.

4. Het achtste tot en met elfde lid vervallen en het twaalfde lid wordt vernummerd tot achtste lid.

R

Artikel 98b komt te luiden:

Artikel 98b

  • 1. Aan de ambtenaar die ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten kan ontslag worden verleend, indien hij zonder deugdelijke grond weigert:

    • a. gevolg te geven aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of passende andere arbeid te verrichten, of

    • b. passende arbeid te verrichten waartoe het bevoegd gezag hem in de gelegenheid stelt, of

    • c. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren of bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA, of

    • d. een WIA-uitkering aan te vragen.

  • 2. Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd gezag de uitslag van beoordeling door het UWV van de claim in het kader van de WIA betrekken indien deze minder dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden.

S

Artikel 102 komt te luiden:

Artikel 102

  • 1. De bezoldiging van de ambtenaar wordt uitbetaald tot en met de dag van overlijden.

  • 2. Indien de ambtenaar bij zijn overlijden een positief of negatief vakantiesaldo heeft, vinden artikel 24, eerste en tweede lid, overeenkomstige toepassing. Het aldus openstaande bedrag en de reeds voor zijn overlijden aan de ambtenaar uitbetaalde bezoldiging over een na zijn overlijden gelegen tijdvak worden verrekend met het eventueel aan de nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden van de ambtenaar verschuldigde bedrag wegens nog niet vergolden aanspraken van de ambtenaar, en bij gebreke hiervan of indien dit bedrag daarvoor niet toereikend is, op de uitkering, bedoeld in het derde lid.

  • 3. Aan de nabestaande, van wie de overleden ambtenaar niet duurzaam gescheiden leefde, wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging over drie maanden vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering hierover. Indien de ambtenaar op de dag direct voorafgaand aan zijn overlijden aanspraak maakte op een uitkering op grond van de Ziektewet, Werkloosheidswet of de WIA, wordt als maatstaf voor de bezoldiging uitgegaan van de bezoldiging die hij zou hebben genoten als hij op die dag arbeidsgeschikt zou zijn geweest.

  • 4. Indien de ambtenaar in het genot was van een toelage als bedoeld in artikel 17 of 18a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt de in het derde lid bedoelde bezoldiging in zoverre gesteld op het gemiddelde van het bedrag dat de overleden ambtenaar is toegekend of zou zijn toegekend in de drie kalendermaanden voorafgaande aan de dag van overlijden, of het intreden van de arbeidsongeschiktheid.

  • 5. Op het bedrag, bedoeld in het derde lid, wordt in mindering gebracht een uitkering op grond van artikel 35 van de ZW, artikel 74 van de WIA, artikel 11.17 van het pensioenreglement of andere naar aard en strekking hiermee overeenkomende uitkeringen die voortvloeien uit dezelfde dienstbetrekking.

  • 6. Bij ontstentenis van een nabestaande, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering, bedoeld in het derde lid, ten behoeve van de minderjarige kinderen. Onder kinderen in de zin van dit artikel worden mede verstaan natuurlijke kinderen en kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de bezoldiging van de ambtenaar.

  • 7. Indien de ambtenaar geen betrekkingen als bedoeld in het derde en zesde lid nalaat, kan de daar bedoelde uitkering door het bevoegd gezag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging indien de nalatenschap van de overledene hiertoe ontoereikend is.

T

De tweede zin van artikel 102a komt te luiden: Op deze uitkering wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering op grond van de artikelen 35 en 36 van de ZW, artikel 74 van de WIA, de artikelen 6 en 11 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk of naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen die voortvloeien uit dezelfde dienstbetrekking.

U

In artikel 130, eerste lid, wordt «de artikelen 21a, 57a en 57b,» vervangen door: de artikelen 21a, 57a, 57b, 98, 98b, 102, 102a.

V

Na artikel 130b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 130c

In afwijking van artikel 97, tweede lid, wordt aan de ambtenaar die is geboren voor 1950 eervol ontslag verleend op de eerste dag van de maand volgende op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.

Artikel 130d

  • 1. In afwijking van artikel 97, tweede lid, geldt voor ambtenaren die zijn geboren in de jaren 1950 tot en met 1964 als ontslagleeftijd de dag waarop hun uitkering op grond van de krachtens het zevende lid van artikel 97 vastgestelde regeling eindigt.

  • 2. Gedurende de periode waarin de ambtenaar aanspraak kan maken op de in het eerste lid bedoelde uitkering, verleent het bevoegd gezag de ambtenaar buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging. Artikel 97, vierde tot en met zesde lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «ontslag» wordt gelezen: verlof.

  • 3. Indien de ambtenaar op de dag van ingang van zijn verlof nog aanspraak heeft op vakantie, wordt hem voor ieder uur vakantie dat hij niet heeft opgenomen een vergoeding toegekend ten bedrage van het salaris per uur dat de ambtenaar direct voorafgaand aan zijn verlof genoot. De vergoeding wordt berekend over ten hoogste twee maal de aanspraak op vakantie over een vol kalenderjaar, uitgaande van het salaris en de werktijd zoals die direct voorafgaand aan het verlof voor de ambtenaar golden en de leeftijd welke hij bereikt in het kalenderjaar waarin het verlof ingaat.

  • 4. Indien op de dag van ingang van zijn verlof blijkt, dat de ambtenaar teveel vakantie heeft genoten, is hij voor ieder uur teveel genoten vakantie een bedrag schuldig ten bedrage van het salaris per uur dat de ambtenaar direct voorafgaand aan zijn verlof genoot.

ARTIKEL II

Het Ambtenarenreglement Staten-Generaal wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het artikel wordt na «dit hoofdstuk» ingevoegd: en in hoofdstuk IX.

2. onderdeel a komt te luiden:

a. arbeidsongeschiktheid:

volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;.

3. onderdeel r komt te luiden:

r. WIA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.

4. onderdeel s komt te luiden:

s. WIA-uitkering:

een uitkering op grond van de WIA;.

B

Artikel 70 komt te luiden:

Artikel 70 Definities

In dit hoofdstuk en in hoofdstuk IX wordt verstaan onder:

AAOP-uitkering:

ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen als bedoeld in hoofdstuk 11 van het pensioenreglement;

arbeidsongeschiktheid:

volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;

arbodienst:

een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet;

beroepsincident:

een dienstongeval of beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de uitvoering van zijn taak waaraan de ambtenaar zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken;

beroepsziekte:

een ziekte, die in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;

bovenwettelijke WW-uitkering:

de uitkering, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk;

deskundige persoon:

een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

dienstongeval:

een ongeval, dat in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;

gewezen ambtenaar:

een ambtenaar aan wie ontslag is verleend, met ingang van de dag waarop het ontslag is ingetreden;

passende arbeid:

alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

Pensioenreglement:

het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

Stichting Pensioenfonds ABP:

de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

Wet SUWI:

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

UWV:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet SUWI;

WIA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

WIA-uitkering:

een uitkering op grond van de WIA;

WW-uitkering:

een uitkering op grond van de Werkloosheidswet;

ZW:

Ziektewet;

ZW-uitkering:

ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de ZW;

arbeid:

hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge artikel 19 van de ZW.

C

In het opschrift boven artikel 72 vervalt de zinsnede «, een bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

D

Artikel 72a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid, tot derde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De ambtenaar die door het UWV in het kader van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, wordt herplaatst in een functie die passende arbeid omvat, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Indien de ziekte uit hoofde waarvan de ambtenaar ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, wordt veroorzaakt door een beroepsincident, heeft de ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, van wie de arbeidsongeschiktheid ten minste 35% bedraagt, nadat de termijn van twee jaar is verstreken tevens recht op een aanvullende uitkering ter grootte van het verschil tussen:

    • a. een percentage van zijn bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, zoals die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing indien de ambtenaar op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot werken; en

    • b. zijn bezoldiging na herplaatsing vermeerderd met de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering en een uit de oorspronkelijke functie voortvloeiend recht op een WIA-uitkering en een AAOP-uitkering.

3. In het vijfde lid komen de onderste twee rijen van de opgenomen tabel te vervallen.

E

Na artikel 72a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 72b

  • 1. De ambtenaar, bedoeld in artikel 37a, tweede lid, die voor 1 januari 2011 is herplaatst, ontvangt bij voortdurende arbeidsongeschiktheid gedurende hoogstens vijf jaar een uitkering van 70% van het verschil tussen:

    • a. zijn bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering zoals die zou zijn geweest op de dag voor zijn herplaatsing indien de ambtenaar op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot werken, en

    • b. zijn bezoldiging na herplaatsing verminderd met eventuele daarna volgende verhogingen op grond van artikel 7 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, en vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

  • 2. In afwijking van het eerste lid heeft de ambtenaar die arbeidsongeschikt is geworden ten gevolge van een beroepsincident, ook nadat de termijn van vijf jaar is verstreken recht op een uitkering.

  • 3. De uitkering eindigt in ieder geval:

    • a. met ingang van de dag waarop de ambtenaar ontslag is verleend;

    • b. met ingang van de dag volgend op die waarop de ambtenaar is overleden.

  • 4. Bij eventuele samenloop van een recht op uitkering op grond van dit artikel en een recht op uitkering op grond van artikel 37a, derde of vierde lid, vervalt het laatstbedoelde recht.

F

Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «artikel 19, eerste lid, van de WAO» vervangen door: artikel 23 van de WIA.

2. In het zevende lid wordt «WAO-uitkering» vervangen door: WIA-uitkering.

3. Het achtste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de aan de ambtenaar toegekende WIA-uitkering, in voorkomend geval vermeerderd met een hem toegekende AAOP-uitkering.

4. In het negende lid komen de onderste twee rijen van de opgenomen tabel te vervallen.

G

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift boven artikel 75 vervalt.

2. In het eerste lid vervalt de zinsnede «of een bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De gewezen ambtenaar heeft geen aanspraak op doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging, indien hij op grond van een aanvaarde andere betrekking aanspraak kan maken op betaling van loon of bezoldiging, dan wel aanspraak kan maken op een ZW-uitkering.

H

Artikel 75a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

  • i. weigert aangeboden passende arbeid, waartoe de deskundige persoon of de arbodienst hem in staat acht, te verrichten;.

2. In het eerste lid, onderdeel r, wordt «artikel 71a, tweede lid, van de WAO» vervangen door: artikel 25, tweede lid, van de WIA.

3. Het eerste lid, onderdeel s, komt te luiden:

  • s. geen aanspraak heeft op een WIA-uitkering omdat geen aanvraag is ingediend of in verband met de toepassing van artikel 88 van de WIA;.

4. In het tweede en vierde lid vervalt tweemaal de zinsnede «of de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

5. In het vijfde lid vervalt de zinsnede «of de niet uitbetaalde bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

I

In het vierde lid van artikel 75b wordt «artikel 71a, tweede lid, van de WAO» vervangen door: artikel 25, tweede lid, van de WIA.

J

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede, derde en vierde lid wordt telkens «WAO-uitkering» vervangen door: WIA-uitkering.

2. In het derde lid wordt «de WAO» tweemaal vervangen door: de WIA.

K

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bij samenloop van een recht krachtens dit hoofdstuk met een ZW-uitkering, WIA-uitkering, AAOP-uitkering, WW-uitkering of bovenwettelijke WW-uitkering, dan wel een daarmee vergelijkbare uitkering, op grond van dezelfde dienstbetrekking, wordt deze uitkering in mindering gebracht op dit recht, tenzij het een recht op grond van de artikelen 82 of 83 betreft.

2. In het tweede lid wordt na «de WIA-uitkering,» tweemaal ingevoegd: de AAOP-uitkering,.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De inkomsten die de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geniet in verband met het verrichten van in het belang van zijn genezing door de deskundige persoon of de arbodienst wenselijk geachte arbeid, worden op de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering in mindering gebracht, voor zover deze inkomsten tezamen met de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering of de WIA-uitkering, vermeerderd met de AAOP-uitkering, de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering te boven gaan.

L

De artikelen 83b en 84 vervallen.

M

In het derde lid van artikel 92b wordt na «de inhouding» ingevoegd: over die uren.

N

In artikel 124a, eerste lid, vervalt de tweede zin.

O

Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de WIA, indien de wachttijd op grond van artikel 24, eerste lid, van de WIA wordt verlengd;.

2. Het vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. met de duur van het tijdvak dat het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld.

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, betrekt het bevoegd gezag de uitslag van de beoordeling door het UWV van de claim in het kader van de WIA. Indien deze beoordeling niet of langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden, vraagt het bevoegd gezag aan het UWV een oordeel als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet SUWI en betrekt dit bij zijn beoordeling.

4. Het achtste tot en met elfde lid vervallen en het twaalfde lid wordt vernummerd tot achtste lid.

P

Artikel 130a komt te luiden:

Artikel 130a

  • 1. Aan de ambtenaar die ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten kan ontslag worden verleend, indien hij zonder deugdelijke grond weigert:

    • a. gevolg te geven aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of passende andere arbeid te verrichten, of

    • b. passende arbeid te verrichten waartoe het bevoegd gezag hem in de gelegenheid stelt, of

    • c. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren of bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA, of

    • d. een WIA- uitkering aan te vragen.

  • 2. Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd gezag de uitslag van de beoordeling door het UWV van de claim in het kader van de WIA betrekken indien deze minder dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden.

Q

Artikel 134 komt te luiden:

Artikel 134

  • 1. De bezoldiging van de ambtenaar wordt uitbetaald tot en met de dag van overlijden.

  • 2. Indien de ambtenaar bij zijn overlijden een positief of negatief vakantiesaldo heeft, vinden artikel 37, eerste en tweede lid, overeenkomstige toepassing. Het aldus openstaande bedrag en de reeds voor zijn overlijden aan de ambtenaar uitbetaalde bezoldiging over een na zijn overlijden gelegen tijdvak worden verrekend met het eventueel aan de nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden van de ambtenaar verschuldigde bedrag wegens nog niet vergolden aanspraken van de ambtenaar, en bij gebreke hiervan of indien dit bedrag daarvoor niet toereikend is, op de uitkering, bedoeld in het derde lid.

  • 3. Aan de nabestaande, van wie de overleden ambtenaar niet duurzaam gescheiden leefde, wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging over drie maanden vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering hierover. Indien de ambtenaar op de dag direct voorafgaand aan zijn overlijden aanspraak maakte op een uitkering op grond van de Ziektewet, Werkloosheidswet of de WIA, wordt als maatstaf voor de bezoldiging uitgegaan van de bezoldiging die hij zou hebben genoten als hij op die dag arbeidsgeschikt zou zijn geweest.

  • 4. Indien de ambtenaar in het genot was van een toelage als bedoeld in artikel 17 of 18a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt de in het derde lid bedoelde bezoldiging in zoverre gesteld op het gemiddelde van het bedrag dat de overleden ambtenaar is toegekend of zou zijn toegekend in de drie kalendermaanden voorafgaande aan de dag van overlijden, of het intreden van de arbeidsongeschiktheid.

  • 5. Op het bedrag, bedoeld in het derde lid, wordt in mindering gebracht een uitkering op grond van artikel 35 van de ZW, artikel 74 van de WIA, artikel 11.17 van het pensioenreglement of andere naar aard en strekking hiermee overeenkomende uitkeringen die voortvloeien uit dezelfde dienstbetrekking.

  • 6. Bij ontstentenis van een nabestaande, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering, bedoeld in het derde lid, ten behoeve van de minderjarige kinderen. Onder kinderen in de zin van dit artikel worden mede verstaan natuurlijke kinderen en kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de bezoldiging van de ambtenaar.

  • 7. Indien de ambtenaar geen betrekkingen als bedoeld in het derde en zesde lid, nalaat, kan de daar bedoelde uitkering door het bevoegd gezag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging indien de nalatenschap van de overledene hiertoe ontoereikend is.

R

De tweede zin van artikel 134a komt te luiden: Op deze uitkering wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering op grond van de artikelen 35 en 36 van de ZW, artikel 74 van de WIA, de artikelen 6 en 11 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk of naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen die voortvloeien uit dezelfde dienstbetrekking.

S

In artikel 182a, eerste lid, wordt «de artikelen 34a, 92a en 92b,» vervangen door: de artikelen 34a, 92a, 92b, 129, 130a, 134, 134a.

ARTIKEL III

Het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

In het derde lid van artikel 35 wordt na «de inhouding» ingevoegd: over die uren .

B

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het artikel wordt na «dit hoofdstuk» ingevoegd: en in hoofdstuk XIV.

2. Onderdeel a komt te luiden:

a. arbeidsongeschiktheid:

volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;.

3. onderdeel o komt te luiden:

o. WIA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.

4. onderdeel p komt te luiden:

p. WIA-uitkering:

een uitkering op grond van de WIA;.

C

Artikel 49 komt te luiden:

Artikel 49 Definities

In dit hoofdstuk en in hoofdstuk IX wordt verstaan onder:

AAOP-uitkering:

ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen als bedoeld in hoofdstuk 11 van het pensioenreglement;

arbeidsongeschiktheid:

volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;

beroepsincident:

een dienstongeval of beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de uitvoering van zijn taak waaraan de ambtenaar zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken;

beroepsziekte:

een ziekte, die in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;

bovenwettelijke WW-uitkering:

de uitkering, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk;

deskundige persoon:

een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

dienstongeval:

een ongeval, dat in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;

gewezen ambtenaar:

een ambtenaar aan wie ontslag is verleend, met ingang van de dag waarop het ontslag is ingetreden;

passende arbeid:

alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

Pensioenreglement:

het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

Stichting Pensioenfonds ABP:

de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

Wet SUWI:

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

UWV:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet SUWI;

WIA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

WIA-uitkering:

een uitkering op grond van de WIA;

WW-uitkering:

een uitkering op grond van de Werkloosheidswet;

ZW:

Ziektewet;

ZW-uitkering:

ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de ZW;

arbeid:

hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge artikel 19 van de ZW.

D

Artikel 54a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid, tot derde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De ambtenaar die door het UWV in het kader van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, wordt herplaatst in een functie die passende arbeid omvat, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Indien de ziekte uit hoofde waarvan de ambtenaar ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, wordt veroorzaakt door een beroepsincident, heeft de ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, van wie de arbeidsongeschiktheid ten minste 35% bedraagt, nadat de termijn van twee jaar is verstreken tevens recht op een aanvullende uitkering ter grootte van het verschil tussen:

    • a. een percentage van zijn bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, zoals die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing indien de ambtenaar op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot werken, en

    • b. zijn bezoldiging na herplaatsing vermeerderd met de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering en een uit de oorspronkelijke functie voortvloeiend recht op een WIA-uitkering en een AAOP-uitkering.

3. In het vijfde lid komen de onderste twee rijen van de opgenomen tabel te vervallen.

E

Na artikel 54a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 54ab

  • 1. De ambtenaar, bedoeld in artikel 54a, tweede lid, die voor 1 januari 2011 is herplaatst, ontvangt bij voortdurende arbeidsongeschiktheid gedurende hoogstens vijf jaar een uitkering van 70% van het verschil tussen:

    • a. zijn bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering zoals die zou zijn geweest op de dag voor zijn herplaatsing indien de ambtenaar op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot werken, en

    • b. zijn bezoldiging na herplaatsing verminderd met eventuele daarna volgende verhogingen op grond van artikel 7 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, en vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

  • 2. In afwijking van het eerste lid heeft de ambtenaar die arbeidsongeschikt is geworden ten gevolge van een beroepsincident, ook nadat de termijn van vijf jaar is verstreken recht op een uitkering.

  • 3. De uitkering eindigt in ieder geval:

    • a. met ingang van de dag waarop de ambtenaar ontslag is verleend;

    • b. met ingang van de dag volgend op die waarop de ambtenaar is overleden.

  • 4. Bij eventuele samenloop van een recht op uitkering op grond van dit artikel en een recht op uitkering grond van artikel 54a, derde of vierde lid, vervalt laatstbedoelde recht.

F

Artikel 54b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «artikel 19, eerste lid, van de WAO» vervangen door: artikel 23 van de WIA.

2. In het zevende lid wordt «WAO-uitkering» vervangen door: WIA-uitkering.

3. Het achtste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de aan de ambtenaar toegekende WIA-uitkering, in voorkomend geval vermeerderd met een hem toegekende AAOP-uitkering.

4. In het negende lid komen de onderste twee rijen van de opgenomen tabel te vervallen.

G

Artikel 54e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift boven artikel 54e wordt vervangen door: Geen aanspraak op doorbetaling van bezoldiging.

2. In het eerste lid vervalt de zinsnede «of een bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De gewezen ambtenaar heeft geen aanspraak op doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging, indien hij op grond van een aanvaarde andere betrekking aanspraak kan maken op betaling van loon of bezoldiging, dan wel aanspraak kan maken op een ZW-uitkering.

H

Artikel 54f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

  • i. weigert aangeboden passende arbeid, waartoe de deskundige persoon of de arbodienst hem in staat acht, te verrichten;.

2. In het eerste lid, onderdeel r, wordt «artikel 71a, tweede lid, van de WAO» vervangen door: artikel 25, tweede lid, van de WIA.

3. Het eerste lid, onderdeel s, komt te luiden:

  • s. geen aanspraak heeft op een WIA-uitkering omdat geen aanvraag is ingediend of in verband met de toepassing van artikel 88 van de WIA;.

4. In het tweede en vierde lid vervalt tweemaal de zinsnede «of de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

5. In het vijfde lid vervalt de zinsnede «of bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering».

I

In het vierde lid van artikel 54g wordt «artikel 71a, tweede lid, van de WAO» vervangen door: artikel 25, tweede lid, van de WIA.

J

Artikel 54h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede, derde en vierde lid wordt telkens «WAO-uitkering» vervangen door: WIA-uitkering.

2. In het derde lid wordt «de WAO» vervangen door: de WIA.

K

Artikel 54h wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bij samenloop van een recht krachtens dit hoofdstuk met een ZW-uitkering, WIA-uitkering, AAOP-uitkering, WW-uitkering of bovenwettelijke WW-uitkering, dan wel een daarmee vergelijkbare uitkering, op grond van dezelfde dienstbetrekking, wordt deze uitkering in mindering gebracht op dit recht, tenzij het een recht op grond van de artikelen 56 of 56a betreft.

2. In het tweede lid wordt na «de WIA-uitkering,» tweemaal ingevoegd: de AAOP-uitkering,.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De inkomsten die de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geniet in verband met het verrichten van in het belang van zijn genezing door de deskundige persoon of de arbodienst wenselijk geachte arbeid, worden op de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering in mindering gebracht, voor zover deze inkomsten tezamen met de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering of de WIA-uitkering, vermeerderd met de AAOP-uitkering, de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering te boven gaan.

L

De artikelen 57a en 57b vervallen.

M

Artikel 97, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onder de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel, als bedoeld in dit artikel, wordt verstaan de overeenkomst die is aangegaan op grond van artikel 2 van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel.

N

Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de WIA, indien de wachttijd op grond van artikel 24, eerste lid, van de WIA wordt verlengd;.

2. Het vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. met de duur van het tijdvak dat het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld.

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, betrekt het bevoegd gezag de uitslag van de beoordeling door het UWV van de claim in het kader van de WIA. Indien deze beoordeling niet of langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden, vraagt het bevoegd gezag aan het UWV een oordeel als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet SUWI en betrekt dit bij zijn beoordeling.

4. Het achtste tot en met elfde lid vervallen en het twaalfde lid wordt vernummerd tot achtste lid.

O

Artikel 105a komt te luiden:

Artikel 105a

  • 1. Aan de ambtenaar die ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten kan ontslag worden verleend, indien hij zonder deugdelijke grond weigert:

    • a. gevolg te geven aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of passende andere arbeid te verrichten, of

    • b. passende arbeid te verrichten waartoe het bevoegd gezag hem in de gelegenheid stelt, of

    • c. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren of bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA, of

    • d. een WIA- uitkering aan te vragen.

  • 2. Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd gezag de uitslag van de beoordeling door het UWV van de claim in het kader van de WIA betrekken indien deze minder dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden.

P

Artikel 108 komt te luiden:

Artikel 108

  • 1. De bezoldiging van de ambtenaar wordt uitbetaald tot en met de dag van overlijden.

  • 2. Indien de ambtenaar bij zijn overlijden een positief of negatief vakantiesaldo heeft, vinden artikel 41b, eerste en tweede lid, overeenkomstige toepassing. Het aldus openstaande bedrag en de reeds voor zijn overlijden aan de ambtenaar uitbetaalde bezoldiging over een na zijn overlijden gelegen tijdvak worden verrekend met het eventueel aan de nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden van de ambtenaar verschuldigde bedrag wegens nog niet vergolden aanspraken van de ambtenaar, en bij gebreke hiervan of indien dit bedrag daarvoor niet toereikend is, op de uitkering, bedoeld in het derde lid.

  • 3. Aan de nabestaande, van wie de overleden ambtenaar niet duurzaam gescheiden leefde, wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging over drie maanden vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering hierover. Indien de ambtenaar op de dag direct voorafgaand aan zijn overlijden aanspraak maakte op een uitkering op grond van de Ziektewet, Werkloosheidswet of de WIA, wordt als maatstaf voor de bezoldiging uitgegaan van de bezoldiging die hij zou hebben genoten als hij op die dag arbeidsgeschikt zou zijn geweest.

  • 4. Indien de ambtenaar in het genot was van een toelage als bedoeld in artikel 17 of 18a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt de in het derde lid bedoelde bezoldiging in zoverre gesteld op het gemiddelde van het bedrag dat de overleden ambtenaar is toegekend of zou zijn toegekend in de drie kalendermaanden voorafgaande aan de dag van overlijden, of het intreden van de arbeidsongeschiktheid.

  • 5. Op het bedrag, bedoeld in het derde lid, wordt in mindering gebracht een uitkering op grond van artikel 35 van de ZW, artikel 74 van de WIA, artikel 11.17 van het pensioenreglement of andere naar aard en strekking hiermee overeenkomende uitkeringen die voortvloeien uit dezelfde dienstbetrekking.

  • 6. Bij ontstentenis van een nabestaande, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering, bedoeld in het derde lid, ten behoeve van de minderjarige kinderen. Onder kinderen in de zin van dit artikel worden mede verstaan natuurlijke kinderen en kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de bezoldiging van de ambtenaar.

  • 7. Indien de ambtenaar geen betrekkingen als bedoeld in het derde en zesde lid, nalaat, kan de daar bedoelde uitkering door het bevoegd gezag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging indien de nalatenschap van de overledene hiertoe ontoereikend is.

Q

De tweede zin van artikel 109 komt te luiden: Op deze uitkering wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering op grond van de artikelen 35 en 36 van de ZW, artikel 74 van de WIA, de artikelen 6 en 11 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk of naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen die voortvloeien uit dezelfde dienstbetrekking.

R

In artikel 182a, eerste lid, wordt «de artikelen 28, 35 en 38,» vervangen door: de artikelen 28, 35, 38, 104, 105a, 108, 109.

ARTIKEL IV

In het Verplaatsingskostenbesluit 1989 wordt in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, telkens «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

ARTIKEL V

Het Rijkswachtgeldbesluit 1959 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdelen f en g, komen te luiden:

f. arbeidsongeschiktheid:

arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid in de zin van artikel 5 van laatstgenoemde wet.

g. arbeidsongeschiktheidsuitkering:

uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringdan wel arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen respectievelijk werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van laatstgenoemde wet;

B

In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, wordt vóór «deswege» ingevoegd «die» en wordt «of het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk» vervangen door: , het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 6 of 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, vervalt.

2. Het vierde tot en met zevende lid worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «hetgeen met het in het eerste tot en met het derde lid daaromtrent bepaalde overeenkomt» vervangen door: hetgeen overeenkomt met het eerste en tweede lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «het in het tweede, derde en vierde lid bepaalde» vervangen door: het tweede en derde lid.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.

D

In de artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel a, 8, tweede lid, 13, tweede lid, 14, tweede lid, onderdeel c, en 17, eerste lid, wordt telkens «WAO-uitkering» vervangen door: arbeidsongeschiktheidsuitkering.

E

In artikel 6, vierde lid, onderdeel a, wordt «een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» telkens vervangen door: een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

F

Artikel 24, derde lid, vervalt.

ARTIKEL VI

De Uitkeringsregeling 1966 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdelen f en g, komen te luiden:

f. arbeidsongeschiktheid:

arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid in de zin van artikel 5 van laatstgenoemde wet.

g. arbeidsongeschiktheidsuitkering:

uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen respectievelijk werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van laatstgenoemde wet;

B

Aan artikel 2, vierde lid, wordt «of het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk» vervangen door: , het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 6 of 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, vervalt.

2. Het vierde tot en met zevende lid worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «hetgeen met het in het eerste tot en met het derde lid daaromtrent bepaalde overeenkomt» vervangen door: hetgeen overeenkomt met het eerste en tweede lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «het in het tweede, derde en vierde lid bepaalde» vervangen door: het tweede en derde lid.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.

D

In de artikelen 7, zevende lid, onderdeel a, achtste lid, onderdelen a en b, 22, eerste lid, 25b, tweede lid, en 26, onderdeel c, wordt telkens «WAO-uitkering» vervangen door: arbeidsongeschiktheidsuitkering.

E

In artikel 8, vierde lid, onderdeel a, wordt «een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» vervangen door: een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

ARTIKEL VII

In de Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering wordt in de artikelen 6, vierde lid, en 6a na «de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering» telkens toegevoegd: of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

ARTIKEL VIII

Het Rijkswachtgeldbesluit 1959 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel e, komt als volgt te luiden:

e. arbeidsongeschiktheidspensioen:

invaliditeitspensioen krachtens het pensioenreglement zoals dat luidde op 31 december 2006 dan wel ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen krachtens het pensioenreglement;

B

In de artikelen 5, tweede lid, onderdeel a, 6, vierde lid, onderdeel b, 8, tweede lid, en 17, eerste en tweede lid, wordt «invaliditeitspensioen» telkens vervangen door: arbeidsongeschiktheidspensioen.

ARTIKEL IX

De Uitkeringsregeling 1966 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel e, komt als volgt te luiden:

e. arbeidsongeschiktheidspensioen:

invaliditeitspensioen krachtens het pensioenreglement zoals dat luidde op 31 december 2006 dan wel ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen krachtens het pensioenreglement;

B

In de artikelen 7, achtste lid, onderdelen a en b, 8, vierde lid, onderdeel b, en 22, eerste en tweede lid, wordt «invaliditeitspensioen» telkens vervangen door: arbeidsongeschiktheidspensioen.

ARTIKEL X

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 december 2005.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel A, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 3. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen C, D, L, M en R, artikel II, onderdelen B, C, K, L en P, artikel III, onderdelen C, K, L en O, artikel VIII en artikel IX in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werken terug tot en met 1 januari 2007.

  • 4. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen P en V in werking met ingang van 1 januari 2010. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2009, treden de in de eerste zin genoemde onderdelen in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden geplaatst, en werken zij terug tot en met 1 januari 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 18 december 2009

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de twaalfde januari 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 29 december 2005 is de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) in werking getreden. De Wet arbeidsongeschiktheid (WAO) geldt nog ten aanzien van werknemers voor wie voor die datum een recht op WAO uitkering is ontstaan. In de WIA staat werk voorop. Het accent in de wet ligt op wat mensen nog wel kunnen. Door middel van financiële prikkels worden werkgevers en werknemers gestimuleerd er alles aan te doen om gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk te helpen of te houden. Tegelijkertijd is er inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer aan de slag kunnen komen. De WIA bestaat uit twee soorten uitkeringen: de uitkering werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten voor mensen die niet volledig dan wel niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn en de regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten voor volledige en duurzaam arbeidsongeschikten.

Ten gevolge van de vervanging van de WAO door de WIA is het noodzakelijk om het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (RDBZ) en het Ambtenarenreglement Staten-Generaal (ARSG) op onderdelen te wijzigen.

Deze wijzigingen zijn deels technisch en deels inhoudelijk van aard.

Zo is in de WIA geen voorziening opgenomen voor de groep werknemers met een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%.

Voor deze groep is een eigen regeling voor de sector Rijk, overeengekomen met de centrales van overheidspersoneel. Deze regeling is, samen met de andere wijzigingen tengevolge van de invoering van de WIA, verwerkt in het voorliggende besluit.

De «bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering» die een aanvullende uitkering op de WAO-uitkering betrof, is met ingang van 1 januari 2007 vervangen door het ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen. Laatstbedoelde uitkering is geregeld in het Pensioenreglement van de Stichting ABP. Dit betreft een bovensectorale regeling die dus niet uitsluitend op de sector Rijk betrekking heeft. De bepalingen in het ARAR die betrekking hadden op de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering zijn in verband hiermee aangepast.

Ook de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk, die voorzag in een aanvullende uitkering bij werkloosheid ten gevolge van ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, is in verband hiermee per 1 januari 2007 ingetrokken. Deze invoering van een nieuwe bovenwettelijke voorziening per 1 januari 2007 verklaart waarom een deel van de wijzigingen per die datum intreedt en niet per 29 december 2005.

Het besluit voorziet er ook in dat het Rijkswachtgeldbesluit 1959 (verder: RWB), de Uitkeringsregeling 1966 (UR), de Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk (BBUW) worden gewijzigd in verband met de WIA. De wijzigingen zijn technisch van aard, zoals aangegeven in de artikelsgewijze toelichting.

Omdat het ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen per 1 januari 2007 (waaruit vorenstaande schrijfwijze voortvloeit) zijn intrede doet, dienen het RWB en de UR daarop te worden aangepast. Het onderhavige besluit kent dan ook terugwerkende kracht naar twee verschillende data waarbij de invoeringsdatum van de WIA 29 december 2005 is en die van het AAOP 1 januari 2007.

Daarnaast zijn in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2005-2006 afspraken gemaakt over de substantieel bezwarende functies. Deze afspraken dienen deels nog verwerkt te worden in het Arar, wat bij deze plaatsvindt.

Dit besluit is mede namens de minister van Buitenlandse Zaken opgesteld, dit vanwege de wijziging van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Er bestaat al sinds 1994 een Spaarloonregeling rijkspersoneel, maar deze regeling is niet gebaseerd op een daartoe bestemde delegatiebepaling. De huidige grondslag, die pas sinds april 2009 aan de regeling is toegevoegd, is een bepaling uit de Wet op de Loonbelasting 1964. Deze geeft echter de bevoegdheid tot het stellen van regels aan de minster van Financiën en niet aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Door aan het Arar een grondslag toe te voegen, wordt de Spaarloonregeling rijkspersoneel voorzien van een correcte grondslag.

Artikel I en III, onderdelen B en C en artikel II, onderdelen A en B

De opsomming van gebruikte definities is aangepast en om praktische redenen ook van toepassing verklaard op hoofdstuk X, waar veel van de genoemde begrippen eveneens veelvuldig voorkomen. Omdat de gebruikte definities regelmatig aanvulling of wijziging behoeven, is afgestapt van de voorheen gebruikelijke praktijk om iedere definitie in een apart te letteren onderdeel op te nemen. Het artikel bevat nu een alfabetische opsomming van de gebruikte begrippen. Voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van het artikel vindt nog een wijziging plaats in verband met het feit dat aan de wijzigingen in verband met de WIA een verdergaande terugwerkende kracht dient te worden verleend dan aan die in verband met het vervallen van de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Artikel I, onderdelen D, H, J, K, L, M en T, artikel II, onderdelen C, G, I, J, K, L en S en artikel III, onderdelen G, I, J, K, L en Q

Dit betreft merendeels technische en enkele redactionele aanpassingen.

In het eerste lid van artikel 45 Arar, artikel 75a ARSG en artikel 54h RDBZ is nu expliciet bepaald dat, ongeacht de benaming hiervan, iedere uitkering in verband met ziekte of werkloosheid die voortvloeit uit dezelfde dienstbetrekking verrekend wordt met een aanspraak op grond van dit hoofdstuk, anders dan op grond van de artikelen 47 of 48 Arar, artikel 82 of 83 ARSG en artikel 56 of 56a RDBZ. Aangezien in plaats van de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering thans in het pensioenreglement het ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen is opgenomen, dienen de artikelen in het ARAR die betrekking hebben op de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering te vervallen.

Artikel I, onderdelen E en F en artikel II en III, onderdelen D en E

Een ambtenaar die in het kader van de WIA voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, zal niet wegens deze arbeidsongeschiktheid worden ontslagen tenzij een zwaarwegend dienstbelang dit noodzakelijk doet zijn. Dit betekent dat een dergelijke ambtenaar in beginsel recht heeft op herplaatsing in een passende functie, zie in artikel 37a, tweede lid. Een passende functie kan uiteraard ook de oude, maar aangepaste functie betreffen.

Voor deze speciale categorie is ook een tijdelijke regeling afgesproken ter compensatie van het inkomensverlies dat degenen die in verband met de arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% zijn herplaatst, ondervinden. Instroom in deze regeling is mogelijk tot en met 2010 en houdt in dat gedurende een periode van maximaal vijf jaar het inkomensverlies ten gevolge van de herplaatsing voor 70% wordt gecompenseerd. Indien het inkomensverschil ten gevolge van herplaatsing kleiner wordt vanwege de toekenning van een periodieke salarisverhoging in de nieuwe functie leidt dit niet tot een verlaging van de compensatie.

Bij arbeidsongeschiktheid die is veroorzaakt door een beroepsincident blijft het recht op uitkering ook na de periode van vijf jaar bestaan. Het nieuwe vierde lid van artikel 37a Arar, artikel 72a ARSG en artikel 54a RDBZ voorziet daarom nog alleen in een aanvullende uitkering voor degenen die, ten gevolge van een beroepsincident, 35% of meer arbeidsongeschikt zijn geworden.

Artikel I, onderdeel G en artikel II en III, onderdeel F

Dit betreft technische aanpassingen in verband met de invoering van de WIA en de AAOP-uitkering. De tabel in het negende lid vermeldt niet langer een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35, omdat dit niet leidt tot een WIA-uitkering en dus ook niet tot een aanvulling hierop. Dit laat onverlet dat in voorkomende gevallen de (gewezen) ambtenaar op grond van artikel 69, tweede lid, Arar of artikel 104, tweede lid, ARSG resterende schade vergoed zal kunnen krijgen.

Artikel I, onderdeel I en artikel II en III, onderdeel H

De redactie van onderdeel i van het eerste lid van artikel 40a Arar, artikel 75a ARSG en artikel 54f RDBZ is verduidelijkt; er is geen inhoudelijke wijziging beoogd. In onderdeel s wordt thans ook voorzien in de situatie dat de ambtenaar geen WIA-uitkering ontvangt omdat hij deze niet heeft aangevraagd.

Artikel I, onderdeel N, artikel II, onderdeel M en artikel III, onderdeel A

In artikel 57b Arar en 92 b ARSG is verduidelijkt dat indien op grond van artikel 37, vijfde lid, Arar of artikel 72, vijfde lid, ARSG de volledige bezoldiging wordt doorbetaald over de uren dat passende arbeid wordt verricht, over deze uren uiteraard de in het eerste lid van artikel 57b Arar en 92b ARSG bedoelde inhouding dient plaats te vinden. Deze inhouding wordt slechts opgeschort over de uren dat, wegens voortdurende arbeidsongeschiktheid, de bezoldiging tot 70% is teruggebracht.

Artikel I, onderdeel O, artikel II, onderdeel N en artikel III, onderdeel M

De hier genoemde definitie is overbodig geworden omdat deze nu in artikel 35 Arar, artikel 70 ARSG en artikel 49 RDBZ is opgenomen.

Artikel I, onderdelen Q en R, artikel II, onderdelen O en P en artikel III, onderdelen N en O

Het FunctieOngeschiktheidsAdvies van het UWV, waarop voorheen in het zevende lid van artikel 98 Arar, artikel 129 ARSG of artikel 104 RDBZ werd gedoeld, is inmiddels feitelijk onderdeel geworden van de WIA-claimbeoordeling. Deze start in week 87 van de arbeidsongeschiktheid wanneer het UWV de werknemer een aanvraagformulier voor een WIA-uitkering toestuurt en bij de werkgever de voor de uitkeringsvaststelling benodigde gegevens opvraagt. De werkgever hoeft de werknemer dus niet meer apart te melden dat een onderzoek naar aard en mate van de arbeidsongeschiktheid start. De werknemer heeft de mogelijkheid om tijdens het claimbeoordelingsproces stukken, bevindingen e.d. van een eigen arts in te brengen en zich bij de keuring te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een derde, welke derde een door de werknemer aan te wijzen arts kan zijn. Vervolgens stellen werkgever en werknemer gezamenlijk (in overleg met bedrijfsarts of arbodienst) het reïntegratieverslag op. Dit is basis voor het oordeel van het UWV of is voldaan aan onderdeel c van artikel 98, derde lid, Arar, artikel 129, derde lid, ARSG of artikel 104, derde lid, RDBZ.

Indien de reïntegratie-inspanningen van de werkgever als voldoende zijn beoordeeld, volgt de verdere claimbeoordeling. Het UWV beoordeelt in dit kader de arbeidsgeschiktheid van werknemer. Het oordeel van het UWV hierover (als onderdeel van de WIA-beschikking) is de basis voor het oordeel van de werkgever of voldaan is aan de onderdelen a en b van artikel 98, derde lid, Arar, artikel 129, derde lid, ARSG of artikel 104, derde lid, RDBZ.

Met een positieve beschikking van het UWV op de aanvraag van een WIA-uitkering is voldaan aan ontslagvoorwaarden in artikel 98, derde lid, Arar, artikel 129, derde lid, ARSG of artikel 104, derde lid, RDBZ, mits het ontslagbesluit binnen één jaar na de datum van de beschikking wordt genomen. Na deze termijn dient de werkgever eerst een deskundigenoordeel aan het UWV te vragen.

Met een negatieve beschikking van het UWV op de aanvraag van een WIA-uitkering die gebaseerd is op onvoldoende medewerking van de werknemer is voldaan aan de ontslagvoorwaarden van artikel 98b Arar, artikel 130a ARSG of artikel 105a RDBZ; de werkgever mag tot ontslag overgaan, mits het ontslagbesluit binnen één jaar na de datum van de beschikking wordt genomen. Na deze termijn dient eerst een deskundigenoordeel aan het UWV te worden gevraagd. Dit laatste is ook het geval indien geen WIA-beoordeling heeft kunnen plaatsvinden omdat de werknemer heeft geweigerd een aanvraag hiertoe in te dienen. Het advies van het UWV op basis van het huidige artikel 98b, tweede lid, ARAR, artikel 130a, tweede lid, ARSG of artikel 105a, tweede lid, RDBZ (advies over de vraag of de werknemer voldoende meewerkt aan zijn reintegratie) vervalt. Het is overbodig omdat de werkgever het UWV op basis van de Wet SUWI ook al om een second opinion ten aanzien van werknemersinspanningen kan vragen.

Artikel I, onderdeel S, artikel II, onderdeel Q en artikel III, onderdeel P

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 102 Arar, artikel 134 ARSG of artikel 108 RDBZ, naast het verwerken van de op grond van de WIA noodzakelijke aanpassingen ook enigszins te vereenvoudigen. Het derde (voorheen tweede) lid bevat nu een eenduidige maatstaf voor de hoogte van de overlijdensuitkering. Hierdoor wordt voorkomen dat deze uitkering lager is bij overlijden op het moment dat de ambtenaar tijdens zijn tweede ziektejaar 70% van zijn bezoldiging genoot, dan wanneer het overlijden daarvoor –, dan wel op het moment dat een WIA-uitkering is toegekend, plaatsvindt. Op dit bedrag worden, op grond van het vijfde lid, eventuele andere (overlijdens)uitkeringen in mindering gebracht voor zover deze voortvloeien uit dezelfde dienstbetrekking.

Het vroegere vierde lid is komen te vervallen omdat daar inmiddels geen betekenis meer aan kan worden toegekend.

Artikel I, onderdeel U, artikel II, onderdeel S en artikel III, onderdeel R

De in artikel 130 Arar, artikel 182a ARSG of artikel 149b RDBZ neergelegde overgangsbepaling heeft tot gevolg dat de in verband met de WIA in hoofdstuk zes aangebrachte wijzigingen geen gevolgen hebben voor de degenen op wie het oude recht, zoals de WAO, nog van toepassing is. Door in deze overgangsbepaling ook de in dit besluit opgenomen wijzigingen van artikelen uit hoofdstuk tien te vermelden, blijven ook deze voor de zogenaamde «oude gevallen» buiten toepassing.

Artikel I, onderdelen P en V

In de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2005–2006 zijn afspraken gemaakt over de substantieel bezwarende functies. Deze afspraken dienen deels nog verwerkt te worden in het Arar, wat bij deze plaatsvindt. In de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst is afgesproken dat voor de functies met een uittreedleeftijd van 60 jaar de uittreedleeftijd geleidelijk wordt opgetrokken naar 60 jaar en 8 maanden. In onderdeel O is de nieuwe uittreedleeftijd opgenomen in het Arar.

Daarnaast worden er naar aanleiding van de uitwerking van die afspraken twee nieuwe artikelen in het Arar gevoegd. Deze artikelen bevatten het overgangsrecht van de uittreedleeftijd van 60 jaar naar de uittreedleeftijd van 60 jaar en 8 maanden. Een en ander is uitgewerkt in een regeling op grond van artikel 97, zevende lid, genaamd Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006.

Artikel IV

Doordat de Wet op de arbeidsongeschiktheidverzekering is vervangen door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogeninwerkingtreding op 29 december 2005 wordt in het Verplaatsingskostenbesluit 1989 deze wijziging ingevoerd.

Artikelen V en VI, onderdeel A

De WIA leidt ertoe dat voor de toepassing van het RWB en de UR twee uitkeringen, namelijk «arbeidsongeschiktheidsuitkering» en «werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten», moeten worden onderscheiden terwijl het begrip «WAO-uitkering» uit de WAO naar haar inhoud gehandhaafd moet worden. Geconcludeerd is dat de drie uitkeringen kunnen worden samengevat onder een nieuwe definitie van «arbeidsongeschiktheidsuitkering» in artikel 1, onder g.

Ook hetgeen in genoemde wetten wordt begrepen onder «arbeidsongeschiktheid» kan onder één definitie worden gebracht.

Artikelen V en VI, onderdeel B

De wijziging in artikel 2 is nodig omdat de WIA een andere systematiek heeft dan de WAO.

Artikelen V en VI, onderdeel C

Gebleken is dat er geen personen meer zijn die aanspraak kunnen doen gelden op het overgangsrecht zoals dat is verwoord in artikel 4, derde lid, van beide besluiten, zodat dit lid kan vervallen.

Artikelen V en VI, onderdeel E

In artikel 6, vierde lid, onderdeel a, van het RWB, respectievelijk artikel 8, vierde lid, onderdeel a, van de UR werd gesproken van «arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering». De begrippen «uitkering op grond van de WAO» en «uitkering op grond van de WIA» worden nu gedekt door het begrip «arbeidsongeschiktheidsuitkering».

Artikel V, onderdeel F

Het derde lid van artikel 24 RWB is als overgangsrecht bij de inwerkingtreding van het RWB opgenomen. Aangezien het in dat lid bedoelde besluit is uitgewerkt kan dit lid vervallen.

Artikel VII

Door de inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen per 29 december 2005 is een verwijzing naar deze wet opgenomen in Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering zodat deze ook van toepassing is.

Artikelen VIII en IX

Het pensioenreglement is als gevolg van de invoering van de WIA gewijzigd per 1 januari 2007. Het vervangen van de definitie van invaliditeitspensioen door een nieuwe definitie «arbeidsongeschiktheidspensioen» voorziet erin dat het in het pensioenreglement voorkomende begrip «ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen» is opgenomen naast het gehandhaafde «invaliditeitspensioen» dat voorkomt in het pensioenreglement zoals dat voor die datum luidde.

Artikel X

Aan de artikelen die betrekking hebben op de vervanging van de WAO door de WIA is terugwerkende kracht verleend tot de datum van inwerkingtreding van de WIA. Hiermee wordt de situatie zoals die vanaf 29 december 2005 heeft plaatsgevonden geformaliseerd.

Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de artikelen die verband houden met de invoering van het ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen per 1 januari 2007. De uitvoeringsinstanties hebben al gehandeld alsof de regelgeving al bestond. Er wordt hier een feitelijke situatie geformaliseerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven