35 420 Noodpakket banen en economie

AI BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN FINANCIEN, EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIEN – FISCALITEIT EN BELASTINGDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2021

Bedrijven en werknemers die door de lockdown geraakt worden, maken een ongekend zware tijd door. Gezien de snelheid van het vaccineren is er ook weer licht aan het einde van de tunnel. Het kabinet blijft zich intussen onverminderd inspannen voor baanbehoud en het ondersteunen van bedrijvigheid. De verlenging van de lockdown tot en met 30 maart 2021 noopt er dan ook toe om het steun- en herstelpakket opnieuw tegen het licht te houden. Dat past in de aanpak van het kabinet om steeds, samen met de werkgevers- en werknemersorganisaties, een vinger aan de pols te houden.

Het gebruik van het steun- en herstelpakket ademt mee met het omzetverlies. Zware tijden leiden daarmee automatisch tot meer steun voor getroffen ondernemers die hun omzetten zien teruglopen en hun deuren noodgedwongen langer moeten sluiten. Het kabinet heeft op 21 januari jl.1 dit steun- en herstelpakket met in totaal € 7,6 miljard aan extra steun aanzienlijk verruimd. Op 24 februari jl.2 heeft het kabinet vervolgens aangekondigd de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) verder te verruimen, door een deel van de extra ruimte die het recentelijk verruimde Europese steunkader biedt te benutten voor het eerste en voor het tweede kwartaal van 2021.

Met deze brief kondigt het kabinet aan onderdelen van het steun- en herstelpakket verder aan te vullen. Het vergoedingspercentage in de TVL wordt in het tweede kwartaal verhoogd naar 100%. Tevens verdubbelt het kabinet de beschikbare middelen voor de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK), om daarmee gemeenten in staat te stellen om huishoudens tegemoet te komen die door de coronacrisis een sterke terugval in inkomsten hebben en daardoor hun noodzakelijke (woon)kosten niet meer kunnen betalen. Met deze wijzigingen wordt gehoor gegeven aan de motie Segers c.s.3.

Verhogen subsidiepercentage TVL naar 100% in het tweede kwartaal

De Tweede Kamer heeft afgelopen woensdag een motie aangenomen die vraagt om het subsidiepercentage te verhogen naar 100% in het tweede kwartaal van 2021. Een dergelijke verhoging werpt een dilemma op. Enerzijds zal een subsidiepercentage van 100% bij een deel van de ondernemers tot overcompensatie leiden, kan dit verdere lastendeling in de keten verhinderen en vermindert het mogelijk de prikkel om bij heropening weer omzet te draaien. Anderzijds ziet het kabinet dat steeds meer ondernemers gezien de lange duur van de crisis door hun reserves heen zijn, en ontstaat een gebrek aan liquide middelen om de vaste lasten te betalen en om nieuwe voorraden in te kunnen kopen. Temeer ook omdat de Voorraadvergoeding voor de Gesloten Detailhandel afloopt aan het einde van het eerste kwartaal, zoals gecommuniceerd in de brief van 21 januari jl.4, acht het kabinet alles overziend het redelijk om deze verhoging van de TVL in het tweede kwartaal door te voeren. Het kabinet zal deze breed aangenomen motie derhalve dan ook uitvoeren. Daarbij is ook de uitvoering van de TVL van belang. Deze wijziging kan nog tijdig worden verwerkt, zonder dat dit leidt tot vertraging van openstelling van de TVL voor het tweede kwartaal. Meer complexe aanpassingen zouden wel leiden tot uitstel, of moeten via een tussentijdse aanpassing gedurende de looptijd worden doorgevoerd, welke ook tot vertraging in de verdere uitvoering van de TVL zouden leiden.

Aan het eind van deze maand wordt de regeling voor de TVL Q2 voorgelegd aan de Europese Commissie ter goedkeuring in verband met de staatssteunregels, daarin wordt het subsidiepercentage van 100% opgenomen. De verwachting is nu dat de TVL Q2 in de tweede helft van mei opengesteld zal worden. In lijn met Europees Nederland wordt het subsidiepercentage van de TVL in Caribisch Nederland eveneens naar 100% verhoogd.

De verwachte kosten van deze intensivering zijn ongeveer € 450 miljoen. Dit is ingeschat op basis van het voorlopige gebruik van de TVL Q1, in een periode waarin strenge maatregelen van kracht zijn. Dit betekent dat dit bedrag vermoedelijk lager zal uitvallen indien er meer ruimte komt voor versoepeling van de coronamaatregelen. Deze verhoging heeft geen invloed op de resterende ruimte voor eventuele steun in het derde of vierde kwartaal onder de Europese staatssteunkaders. De maximumvergoedingen blijven op het niveau van de recentelijke verhogingen zoals gecommuniceerd in de brief van 24 februari jl.5. De uitbreiding van de TVL naar 100% geldt ook voor de land- en tuinbouwsector. De verwachte kosten hiervoor bedragen ongeveer € 3 miljoen. Dit bedrag past binnen de middelen die reeds voor coronamaatregelen beschikbaar zijn gesteld op de LNV-begroting.

Het kabinet hecht er ten slotte aan uw Kamer erop te wijzen dat hoe hoger de subsidiebedragen zijn die worden uitgekeerd, hoe hoger het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik is. Daarom voert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), in lijn met het risicomodel, meer handmatige controles uit bij hogere subsidiebedragen. Op 14 januari jl.6 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de risicobeheersing van de TVL-subsidie en zal u middels voortgangsrapportages op de hoogte houden.

Uitwerking in de praktijk

De TVL-subsidie is naast het subsidiepercentage afhankelijk van het omzetverlies van een bedrijf en het vastelastenpercentage van de sector. Zie hieronder een rekenvoorbeeld voor een doorsnee café-ondernemer en kledingzaak om het effect van deze intensivering te illustreren. De situatie verschilt uiteraard per ondernemer en staat los van de overige kabinetsmaatregelen, zoals het verleende fiscale uitstel en de garantieregelingen.

Café-onderneming

  • Een doorsnee caféonderneming met een omzet van € 120.000 per kwartaal, een loonsom van € 20.7007 per kwartaal en € 30.0008 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q2 2021 voor dat kwartaal in totaal € 19.400 aan subsidie vanuit de TVL en de NOW (€ 12.000 TVL + € 7.400 NOW). Zonder de intensivering zou dit € 17.950 zijn (€ 10.200 TVL + € 7.750 NOW). De ondernemer gaat er dus met de intensivering per saldo € 1.450 op vooruit.

  • Bij een omzetverlies van 100% in Q2 2021 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal in totaal € 48.450 aan subsidie vanuit de TVL en de NOW (€ 30.000 TVL + € 18.450 NOW). Zonder de intensivering zou dit € 44.850 zijn (€ 25.500 TVL + € 19.350 NOW). De ondernemer gaat er dus met de intensivering per saldo € 3.600 op vooruit.

Kledingzaak

  • Een doorsnee kledingzaak met een omzet van € 200.000 per kwartaal, een loonsom van € 25.0009 per kwartaal en € 30.00010 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q2 2021 voor dat kwartaal in totaal € 22.100 aan subsidie vanuit de TVL en de NOW (€ 12.000 TVL + € 10.100 NOW). Zonder de intensivering zou dit € 20.600 zijn (€ 10.200 TVL + € 10.400 NOW). De ondernemer gaat er dus met de intensivering per saldo € 1.500 op vooruit.

  • Bij een omzetverlies van 100% in Q2 2021 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal in totaal € 55.300 aan subsidie vanuit de TVL en de NOW (€ 30.000 TVL + € 25.300 NOW). Zonder de intensivering zou dit € 51.450 zijn (€ 25.500 TVL + € 25.950 NOW). De ondernemer gaat er dus met de intensivering per saldo € 3.850 op vooruit.

Het eerder genoemde risico van overcompensatie komt deels voort uit het feit dat er met door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde sectorgemiddeldes wordt gewerkt voor de berekening van de vaste lasten. Bedrijven die onder het gemiddelde zitten krijgen de facto meer dan 100% van hun vaste lasten vergoed in relatie tot het omzetverlies. Het omgekeerde geldt ook. Bedrijven die hogere vaste lasten hebben dan het gemiddelde van de sector zullen ook na deze intensivering hun vaste lasten niet voor 100% vergoed krijgen. Met name voor deze situaties blijft het kabinet dan ook een beroep doen op partijen verderop in de keten om hun bijdrage te leveren waar mogelijk.

Zoals in eerdere brieven is aangegeven telt de TVL-subsidie als inkomsten bij het omzetbegrip dat wordt gehanteerd binnen de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW)11. Voor iedere euro extra steun uit de TVL wordt daarom grofweg ongeveer 20 eurocent minder NOW uitgekeerd, omdat de NOW zich baseert op een omzetbegrip waar steun vanuit de TVL onderdeel van uitmaakt. Dit betekent in de praktijk dat deze verhoging van de TVL ertoe zal leiden dat bedrijven in het tweede kwartaal minder NOW-steun zullen ontvangen. Per saldo betekent dit nog steeds een forse intensivering van de steun aan bedrijven.

Naar huidige inschattingen is er een groep van enkele honderden bedrijven die, door de verruiming van de TVL en vanwege bovenstaande interactie met de NOW, toegang tot de NOW kunnen verliezen. Dit zijn bedrijven in sectoren met een hoog vastelastenpercentage (tenminste 34%) en een omzetverlies relatief dicht bij de omzetverliesdrempel van 30% in de TVL. De huidige inschatting is dat voor enkele tientallen van deze bedrijven het ook mogelijk is dat zij hierdoor per saldo minder steun ontvangen. Het kabinet heeft RVO.nl, UWV en de Kamer van Koophandel verzocht om in de dienstverlening aan ondernemers extra aandacht aan dit risico te besteden. RVO.nl zal ondernemers voor wie dit het geval zou kunnen zijn hier actief over informeren bij de vaststellingsprocedure.

Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)

In het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 24 februari jl. heeft de Minister-President toegezegd dat de Tweede Kamer nader geïnformeerd zou worden over de implementatie van de TONK. Eerder al had de Tweede Kamer de moties Van Weyenberg c.s. aangenomen, waarin het kabinet werd gevraagd om de TONK breed onder de aandacht te brengen van ondernemers en om de TONK ruimhartig toe te passen en hiervoor voldoende middelen ter beschikking te stellen.12 Tevens vraagt de motie Segers c.s. het budget voor de TONK uit te breiden zodat gemeentes voortvarend aan de slag kunnen. Met deze brief voldoen wij aan de toezegging van de Minister-President en laten wij weten hoe uitvoering is gegeven aan de moties Van Weyenberg c.s. en de motie Segers c.s.

Het steun- en herstelpakket bevat verschillende regelingen om de gevolgen van de coronacrisis op te vangen. Toch is er nog een groep die tussen de wal en het schip valt, doordat deze regelingen voor hen niet of onvoldoende soelaas bieden. Met de TONK wordt beoogd om huishoudens tegemoet te komen die door de coronacrisis een sterke terugval in inkomsten hebben en daardoor hun noodzakelijke (woon)kosten niet meer kunnen betalen.

In de brief over de uitbreiding van het economisch steun- en herstelpakket van 21 januari jl.13 is aangegeven dat er met gemeenten intensief is gesproken over de invulling van de TONK. Er is daarbij een groot en gezamenlijk gevoel van urgentie ervaren om de TONK zo snel als mogelijk toe te kunnen kennen. Omdat de TONK binnen het juridische kader van de bijzondere bijstand wordt uitgevoerd, maken gemeenten eigen keuzes in beleid en besteding van middelen. Gegeven de onzekerheden die gemeenten vooraf hebben ervaren ten aanzien van de omvang van de doelgroep van de TONK, de benodigde vergoeding per aanvrager en de wens om snel te handelen, is dat geen geringe opgave gebleken. Op 1 februari jl. is een handreiking aan gemeenten gepubliceerd die ze ondersteunt in dit proces. Aanvullend daarop heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) vorige week een brief aan de betrokken wethouders gestuurd, waarin nader is ingegaan op de doelstelling van de TONK en hen – conform de oproep van de Tweede Kamer – verzocht is om de TONK ruimhartig toe te passen.

Inmiddels is gebleken dat het oorspronkelijk beschikbare bedrag van € 130 miljoen door veel gemeenten als ontoereikend wordt beschouwd. De Minister van SZW heeft dit ook met bestuurders van VNG en Divosa besproken. Dat heeft ertoe geleid dat het kabinet het beschikbare bedrag voor de TONK verdubbelt. Er is nu € 260 miljoen beschikbaar voor het eerste halfjaar van 2021. De eerder afgesproken € 65 miljoen voor de eerste tranche blijft beschikbaar volgens de afgesproken verdeelsleutel. In de tweede tranche wordt het resterende budget van € 195 miljoen over gemeenten verdeeld. Voorafgaand aan de toekenning van de tweede tranche wordt gekeken of de verdeelsleutel aanpassing behoeft op basis van wat in de praktijk zichtbaar is over het gebruik van de regeling.

Van steeds meer gemeenten wordt inmiddels duidelijk hoe zij de TONK gaan invullen. Gemeenten maken verschillende keuzes bij het bepalen van de doelgroep en de hoogte van de vergoedingen. Dat past bij de decentrale beleidsruimte die gemeenten hebben en de mogelijkheid om de TONK aan te passen aan de lokale omstandigheden. Vanuit de rijksoverheid past hierbij een terughoudende rol. Burgers kunnen bij hun gemeente terecht voor nadere informatie over de uitvoering van de TONK in hun woonplaats. In lijn met de motie Van Weyenberg c.s. en de toezegging van de Minister van SZW op dit punt, heeft met de sociale partners een aantal keren technisch overleg plaatsgevonden over de TONK en de communicatie hierover. De sociale partners kunnen een rol spelen bij het informeren van hun achterban. Op de websites van de rijksoverheid en de Kamer van Koophandel staat alle informatie over de TONK, waarbij voor de concrete aanvraag en mogelijkheden wordt verwezen naar de eigen gemeente.

Gemeenten doen er alles aan om de TONK-aanvragen zo snel mogelijk te kunnen behandelen. Bij de ene gemeente vraagt dit meer tijd dan bij de andere gemeente. Daarom starten niet alle gemeenten gelijktijdig. Een aantal gemeenten is per 1 maart jl. gestart met het behandelen van aanvragen. Andere gemeenten zullen de komende weken starten. De TONK loopt van 1 januari tot en met 30 juni 2021. Toekenningen kunnen dus, ongeacht de startdatum in de eigen gemeente, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 gedaan worden.

Het vaste uitgangspunt is dat voor Caribisch Nederland een vergelijkbare benadering wordt gekozen als voor Europees Nederland, rekening houdend met de lokale situatie. Aansluitend aan het besluit om in Europees Nederland middelen toe te kennen aan gemeenten voor de TONK, zijn eerder voor Caribisch Nederland extra middelen vrijgemaakt voor aanvullend eilandelijk beleid. Deze extra middelen worden nu verdubbeld, waarmee de eilandelijke middelen voor de eerste helft 2021 in totaal op € 3 miljoen uitkomen.

De verruiming van het budget van de TONK zorgt ervoor dat mensen die dat nodig hebben de noodzakelijke ondersteuning kunnen krijgen. Het is de wens van het kabinet en de Tweede Kamer dat de TONK mensen substantieel helpt in het dragen van hun vaste lasten, ter voorkoming van een stapeling van problemen. Het kabinet is gemeenten zeer erkentelijk voor hun inzet om de TONK zo snel mogelijk uit te voeren. Begin april beziet het kabinet samen met gemeenten hoe de TONK in de praktijk uitpakt.

Uitstel van betaling belastingschulden

Het tijdelijk versoepelde uitstelbeleid voor belastingen ondersteunt ondernemers die door de coronacrisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen. Op dit moment maken bijna 250.000 ondernemers hier gebruik van. De opgebouwde belastingschuld onder dit beleid is bijna € 16 miljard.

Vanwege het verloop van de coronacrisis heeft het kabinet de duur van het uitstel van betaling al enkele malen verlengd. Het uitstel van betaling van nieuw opkomende betalingsverplichtingen loopt nu tot uiterlijk 1 juli 2021. Dit betekent dat ondernemers vanaf 1 juli 2021 de betaling van hun nieuw opkomende belastingverplichtingen weer hervatten. De datum waarop ondernemers die aan de voorwaarden voldoen moeten starten met aflossen van hun opgebouwde belastingschuld is 1 oktober 2021. Zij krijgen daarvoor 36 maanden de tijd.

Het kabinet beziet de komende tijd of verdere versoepelingen van het uitstelbeleid noodzakelijk zijn. Als de economie weer aantrekt, zullen veel bedrijven de nieuwe betalingsverplichtingen weer kunnen voldoen, maar om opgebouwde schulden af te lossen is extra omzet nodig. Het risico bestaat dat hierdoor in de kern gezonde bedrijven alsnog (onnodig) failliet gaan. Het kabinet vindt het van belang dat ondernemers redelijkerwijs hun belastingschulden kunnen aflossen. Anderzijds is het van belang dat schulden niet verder oplopen dan noodzakelijk, met het risico op problematische schuldsituaties.

Het kabinet zal de komende periode verschillende beleidsopties wegen, zoals het verlengen van de betalingstermijn, een latere startdatum voor het aflossen van de opgebouwde belastingschuld en een langere periode met verlaagde invorderingsrente. De uitvoerbaarheid van deze opties voor de Belastingdienst is een belangrijke factor in de afwegingen van het kabinet. Het kabinet informeert uw Kamer over de uitkomsten van deze weging in het tweede kwartaal.

Zoals aangegeven in de brief van 21 januari jl.14 beoordeelt de Belastingdienst daarnaast saneringsverzoeken van in de kern gezonde bedrijven met een welwillende blik, binnen de bestaande wettelijke kaders. Voorts spant het kabinet zich in om als onderdeel van het time-out arrangement (TOA) samen met andere schuldeisers, intermediairs en schuldhulpverleners richtlijnen voor een soepelere en efficiëntere behandeling van saneringsverzoeken van ondernemers te ontwikkelen. Om tot versoepelingen op saneringsgebied over te gaan is de samenwerking met andere schuldeisers van cruciaal belang. Ondernemers hebben immers vaak te maken met meerdere schuldeisers. Een soepele opstelling van de Belastingdienst helpt ondernemers alleen als andere schuldeisers ook coulance betrachten. Het kabinet informeert uw Kamer in het tweede kwartaal hierover nader.

Problematiek van de grotere detailhandelsketens

Zoals aangegeven in de brief over het steunpakket van 24 februari jl.15 wijst het kabinet voor steun aan grotere bedrijven graag naar de mogelijkheden voor maatwerksteun die het Afwegingskader steun individuele bedrijven reeds biedt. Ook is aangegeven dat een team binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat proactief zal spreken met een deel van het grootwinkelbedrijf. Op 8 maart jl. heeft het kabinet overlegd met brancheorganisaties en ondernemers uit de detailhandel. In dat overleg is stilgestaan bij de problematiek van de grotere detailhandelsketens en mogelijke oplossingsrichtingen. Op dit moment worden aanvullende gesprekken gevoerd met een aantal individuele winkelketens om meer inzicht te krijgen in de specifieke problematiek van deze bedrijven.

Overleg met banken

Het kabinet is in gesprek met de Nederlandse banken, de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), MKB-Nederland en De Nederlandsche Bank (DNB) over de rol van banken met betrekking tot de steun voor bedrijven in de coronapandemie. In deze gesprekken zijn onder meer signalen van ondernemers overgebracht en wordt besproken hoe ondernemers in deze crisis het beste geholpen kunnen worden. Ook de vraag wat straks in de herstelfase van de economie nodig is om ondernemers staande te houden komt hier aan de orde.

Steunmaatregelen mobiliteitscluster – maakindustrie

De Nederlandse automotive, luchtvaart en maritieme industrie, prominente sectoren uit de maakindustrie, zijn R&D-intensief en internationaal georiënteerd met een grote klimaatopgave. De omzetten in deze sectoren lopen sterk terug als gevolg van de coronacrisis, waardoor ook de R&D-investeringen onder grote druk staan. R&D is noodzakelijk om te kunnen blijven concurreren en om de klimaatopgaven te realiseren. Om de teruggang in R&D-investeringen te mitigeren is in de brief van 21 januari jl.16 een subsidieregeling aangekondigd voor bedrijven in de automotive, luchtvaart en maritieme sectoren. De regeling is gericht op (maak)bedrijven, waaronder veel mkb. Via publiek-private samenwerking kunnen deze bedrijven kennisinstellingen, zoals TO2-instellingen, betrekken. Het budget voor de regeling is vastgesteld op € 150 miljoen en zal conform de motie Amhaouch17 uiterlijk 15 mei 2021 zijn uitgewerkt. De subsidie is bedoeld voor R&D-projecten die op korte termijn kunnen starten en een looptijd hebben van maximaal 4 jaar.

De budgettaire gevolgen van deze maatregelen zijn in onderstaande tabel weergegeven. Deze worden in incidentele suppletoire begrotingswetten aan u voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze spoedeisende maatregelen die in het belang van het Rijk zijn, niet kan wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregelen starten. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.

Tabel 1. Budgettaire consequenties aanvullende steunmaatregelen

In miljoenen euro, + = verhoging EMU-schuld

2020

2021

2022

2023

Totaal

A. Kamerbrief 8 maart1

waarvan:

48.521

29.618

749

-2.751

76.137

Uitgaven (EMU-relevant)

29.230

33.648

5.269

1.452

69.599

Fiscale maatregelen (EMU-relevant)

4.419

– 2.012

480

– 603

2.284

Leningen en belastinguitstel (niet EMU-relevant)

14.872

– 2.019

– 5.000

– 3.600

4.253

           

B. Aanvullende steunmaatregelen 12 maart

waarvan:

 

613

40

40

733

Uitbreiding TVL naar 100 procent

 

4502

   

450

Uitbreiding TVL Caribisch Nederland

 

1,5

   

1,5

Verdubbeling budget TONK

 

130

   

130

Verdubbeling budget TONK Caribisch Nederland

 

1

   

1

Steunmaatregel mobiliteitscluster

 

30

40

403

150

Totaal (A + B)

48.521

30.230

789

– 2.711

76.869

X Noot
1

Kamerstuk II 35 570, nr. 57

X Noot
2

Dit bedrag is exclusief de verwachte kosten voor de uitbreiding van de TVL voor de land- en tuinbouwsector. Deze kosten bedragen ongeveer € 3 miljoen en passen binnen de middelen die reeds voor coronamaatregelen beschikbaar zijn gesteld op de LNV-begroting. Deze kosten leiden daarmee niet tot een verhoging van de EMU-schuld.

X Noot
3

Deze maatregel loopt nog twee jaar door met € 30 miljoen (2024) en € 10 miljoen (2025).

Tot slot

Het kabinet houdt in de vormgeving van het steun- en herstelpakket voortdurend een vinger aan de pols om te bepalen wat passend is. Elke aanpassing van het steun- en herstelpakket leidt tot meer druk op de betrokken uitvoeringsorganisaties. Ook met recente uitbreidingen van het steun- en herstelpakket wordt reeds een stevig beroep op deze organisaties gedaan. Daar is oog voor. Het kabinet is zeer dankbaar voor de grote inzet die door betrokken organisaties, medeoverheden, uitvoeringsorganisaties zoals RVO.nl, Belastingdienst en het UWV en hun betrokken medewerkers wordt geleverd.

Zoals eerder aangekondigd komt het kabinet dit voorjaar met een brief over het economisch herstelbeleid, waarbij aansluiting wordt gezocht met de dan geldende economische en maatschappelijke omstandigheden en vooruitzichten en nader zal worden ingegaan op de solvabiliteitspositie van het mkb.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ’t Wout

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. AB

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. AF

X Noot
3

Kamerstuk II 25 295, nr. 1044

X Noot
4

Kamerstuk 35 420, nr. AB

X Noot
5

Kamerstuk 35 420, nr. AF

X Noot
6

Kamerstuk II 35 420, nr. 209

X Noot
7

De loonsommen zijn gebaseerd op de totale personele kostenpercentages van de betreffende sectoren, gecorrigeerd voor de verschillen tussen de bij de NOW gebruikte loonsom uit de Polisadministratie en de bijkomende personele lasten à 40% (Bron: CBS Statline)

X Noot
8

Hierbij is uitgegaan van de vastelastenpercentages die bij de TVL wordt gehanteerd, welke zijn gebaseerd op CBS-data op 2-digitniveau. Voor eet- en drinkgelegenheden is dit 25%, voor de detailhandel 15%.

X Noot
9

De loonsommen zijn gebaseerd op de totale personele kostenpercentages van de betreffende sectoren, gecorrigeerd voor de verschillen tussen de bij de NOW gebruikte loonsom uit de Polisadministratie en de bijkomende personele lasten à 40% (Bron: CBS Statline)

X Noot
10

Hierbij is uitgegaan van de vastelastenpercentages die bij de TVL wordt gehanteerd, welke zijn gebaseerd op CBS-data op 2-digitniveau. Voor eet- en drinkgelegenheden is dit 25%, voor de detailhandel 15%.

X Noot
11

Kamerstuk II 35 420, nr. 237, bijlage III

X Noot
12

Kamerstuk II 35 669, nrs. 34 en 35

X Noot
13

Kamerstuk 35 420, nr. AB

X Noot
14

Kamerstuk 35 420, nr. AB

X Noot
15

Kamerstuk 35 420, nr. AF

X Noot
16

Kamerstuk 35 420, nr. AB

X Noot
17

Kamerstuk II 35 669, nr. 21

Naar boven