35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 259 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2021

In november 2020 informeerde voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), over de actuele stand van zaken rondom de voedselbanken.1 De landelijke organisatie Voedselbanken Nederland (VBNL) deelde haar zorgen over een verwachte toename van het aantal klanten door de gevolgen van de coronacrisis alsmede het signaal dat steeds meer voedselbanken te maken krijgen met een teruglopend voedselaanbod.

In reactie op beide voorziene problemen heeft het kabinet aangegeven de zorgen serieus te nemen. Bij die afweging heeft het kabinet ook de waardevolle inzichten uit de initiatiefnota van de leden Slootweg en Bruins betrokken.2 De € 4 miljoen aan beschikbare incidentele middelen kan daarom volgens het kabinet breder worden ingezet. Ook is het kabinet bereid om het minimale percentage van de voor Nederland beschikbare middelen voor de meest behoeftigen uit het Europees Sociaal Fonds (ESF+) in te zetten voor de doelgroep die ondersteund wordt door de voedselbanken. In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van LNV, over de ontwikkelingen bij de voedselbanken en de voortgang van de gemaakte afspraken.

Rol van de voedselbanken in het (armoede)beleid

Het kabinet waardeert de inspanningen van de voedselbanken en andere organisaties op het terrein van voedselhulp. Die organisaties hebben een toegevoegde waarde in het lokale armoedebeleid. De kracht van de voedselbanken is dat het initiatief vanuit de samenleving komt. Voedselbanken, die gezamenlijk (nagenoeg) een landelijke dekking hebben, kunnen voor gemeenten dienen als vindplaats van mensen met financiële problemen. Een groep kwetsbare mensen meldt zich bij voedselbanken die zich niet eerder bij de overheid heeft gemeld. Voedselbanken vervullen daarmee ook een belangrijke verwijsfunctie naar andere (gemeentelijke) voorzieningen. Daarnaast leveren de voedselbanken een substantiële bijdrage aan een andere doelstelling van het kabinet: het tegengaan van voedselverspilling.

Het Rijk streeft ernaar via arbeidsmarkt- en inkomensbeleid zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen in de armoede of schulden terecht komen en zorgt, onder meer via de Participatiewet (algemene en bijzondere bijstand), voor een financieel vangnet. De uitvoering en de financiële verantwoordelijkheid van de Participatiewet en het armoedebeleid zijn gedecentraliseerd. Het kabinet verstrekt middelen aan gemeenten voor de uitvoering van het lokale armoedebeleid. Gemeenten kunnen hiermee, zoals ook particulieren en bedrijven dat doen, de keuze maken voedselbanken te financieren.

In specifieke gevallen zal directe ondersteuning aan voedselbanken door het Rijk nodig zijn. Dat geldt bijvoorbeeld in de huidige bijzondere situatie waarin mogelijk voedseltekorten zullen ontstaan als gevolg van een toenemend aantal aanmeldingen door de coronacrisis en een teruglopend voedselaanbod. Uitgangspunt is dat de inzet van de eerder toegekende € 4 miljoen en ESF+ tijdelijk is. Dat laat onverlet dat het kabinet VBNL als een belangrijke gesprekspartner blijft zien om signalen uit de praktijk te ontvangen.

Actuele ontwikkelingen

Op het moment van het versturen van de vorige Kamerbrief in november 2020 waren er nog geen cijfers bekend over de verwachte groei van het aantal klanten van VBNL. Op 10 maart jl. presenteerde VBNL haar cijfers over 2020.3 Het aantal huishoudens in Nederland dat voedselhulp krijgt via aan VBNL gelieerde organisaties is op de peildatum 31 december 2020 met 7,2% gestegen tot 37.311 huishoudens ten opzichte van eind 2019. VBNL geeft aan grote verschillen in voedselhulp per regio te zien. De grootste stijgingen zijn volgens VBNL te zien in Noord-Holland (in het bijzonder Amsterdam) en in Rotterdam.

Ondersteuning voedselbanken

Om de afspraken met VBNL te concretiseren, is in de afgelopen periode een stuurgroep opgericht waarin de ministeries van SZW en LNV en VBNL participeren. De stuurgroep heeft een belangrijke rol bij de besluitvorming rond de uitvoering van de maatschappelijke opgave. De stuurgroep komt regelmatig bijeen.

In gezamenlijkheid is gekomen tot twee doelstellingen waaraan de komende jaren gewerkt wordt:

Doelstelling I:

Het op korte termijn werken aan een systeem dat bij acute nood een grotere toestroom van voedsel aan voedselbanken kan genereren.

Doelstelling II:

Het Rijk steunt Voedselbanken Nederland in haar streven om voor de lange termijn voedselzekerheid voor de voedselbanken te borgen, bij voorkeur in combinatie met het tegengaan van voedselverspilling.

Doelstelling I: Systeem om bij nood voedsel toestroom te genereren

De afgelopen periode is een start gemaakt met een invulling van deze eerste doelstelling. Allereerst is gekeken naar wat organisatorisch nodig is om klanten van VBNL in geval van acute nood van voedsel te voorzien. VBNL koopt in de regel zelf geen voedsel in, omdat het risico is dat partijen die voedsel aan de voedselbanken aanbieden hier in de toekomst ook een vergoeding voor zouden kunnen verwachten.

Ook de rijksoverheid ziet het niet als haar taak om zelf voedsel voor voedselbanken in te kopen of direct bij te dragen in de kosten van inkoop. Daarom heeft VBNL geopperd een onafhankelijke stichting in het leven te roepen, zonder enige bemoeienis van de rijksoverheid (ook financieel), om indien nodig voedsel te verstrekken. Na oprichting van de stichting wordt de eerder toegekende € 4 miljoen incidentele subsidie door VBNL gebruikt als bijdrage aan de directe kosten van de inkoop van voedsel door deze stichting. Daarbij wordt nog gekeken naar staatssteunaspecten.

Tevens is onderzocht welke acties nodig zijn voor het gebruik van ESF+ middelen voor de programmaperiode 2021–2027. Uw Kamer is op 18 februari 2021 op de hoogte gebracht over de laatste stand van zaken rondom de ESF+ programmering.4 In die brief is gemeld dat, op basis van afspraken die zijn gemaakt over de ESF+ verordening, minimaal 3% van de Nederlandse ESF+ middelen worden gericht op de ondersteuning van de meest behoeftigengroep. Dat komt overeen met circa € 12 miljoen. Het kabinet is voornemens om dit volledige percentage in te zetten om voedselhulp (en eventuele andere vormen van materiële hulp) te bieden aan de meest behoeftigendoelgroep. In het akkoord is overigens ook opgenomen dat wordt uitgegaan van 10% cofinanciering. Met VBNL is afgesproken dat deze cofinanciering uit de eerder toegekende € 4 miljoen incidentele subsidie komt. Momenteel vinden gesprekken plaats tussen de ministeries van SZW en LNV met Voedselbanken Nederland en de Europese Commissie over de nadere uitwerking van de inzet van de middelen. Hiervoor wordt een werkgroep in het leven geroepen om goede uitvoering aan het programma te kunnen geven, waarin in elk geval SZW en VBNL zullen plaatsnemen.

Doelstelling II Voedselzekerheid vergroten

Ook is een start gemaakt met acties onder doelstelling twee. Binnenkort start een haalbaarheidsstudie naar een model om op een efficiënte en grootschalige wijze, beschikbare rest- en bijstromen te verwerken naar lang houdbare, flexibel in te zetten gezonde en smaakvolle producten. Deze rest- en bijstromen zijn in hun huidige vorm niet bruikbaar voor voedselbanken of de commerciële markt. Het doel is om een structurele oplossing te bieden voor zowel het terugdringen van voedselverspilling in de productieketens als het zorgdragen voor een stevig basisaanbod van gezonde kwaliteitsproducten voor voedselhulpprogramma’s. De producten worden door een flexibel netwerk van partijen in de voedselketen «on-demand» geproduceerd, volgens een sociale impact businessmodel. Hiervoor wordt eerst onderzocht of het businessmodel in de praktijk kan werken, zowel operationeel als financieel.

De afgelopen periode stond in het teken van het in kaart brengen van de aard en de omvang van de problematiek. In de volgende fase zal het kabinet samen met VBNL en andere relevante partijen werken aan oplossingen om de twee geformuleerde doelstellingen te behalen. Uw Kamer wordt hier na de zomer over geïnformeerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven