34 913 Protocol tot wijziging van het Europees landschapsverdrag; Straatsburg, 1 augustus 2016

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2018

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij verzocht uw Kamer te informeren over de stand van zaken inzake de uitvoering van het Europees Landschapsverdrag (hierna: ELV) en daarbij ook in te gaan op monitoring en het Landschapsobservatorium. Met dat laatste geef ik tevens invulling aan mijn toezegging in AO Natuur van 8 maart jl. (Kamerstuk 33 576, nr. 129) om u te informeren over de verantwoordelijkheidsverdeling voor het Landschapsobservatorium.

Het Europees Landschapsverdrag

Het ELV is gesloten in het kader van de Raad van Europa in 2000 (Florence) en door Nederland bekrachtigd in 2005. Het doel van het Verdrag is het bevorderen van de bescherming, het beheer en de inrichting van landschappen en de Europese samenwerking op dit gebied. Het bevat afspraken over de formulering en uitvoering van landschapsbeleid gericht op het identificeren, beschermen en beheren van landschappelijke waarden, over de bewustmaking en betrokkenheid van het publiek, over opleiding en onderwijs en over internationale samenwerking. Daarbij wordt – verwijzend naar het subsidiariteitsbeginsel en het Europees Handvest inzake lokale autonomie – aan partijen de ruimte gelaten om het verdrag uit te voeren in overeenstemming met het eigen beleid van het betrokken land, conform zijn eigen verdeling van bevoegdheden, grondwettelijke beginselen en administratieve procedures.

Taakverdeling Rijk en provincies

Alhoewel de scope van het ELV alle landschappen omvat, dus ook de stedelijke landschappen, wordt landschap in Nederland veelal geassocieerd met het landelijk gebied en met behoud en bescherming van natuurlijke (groen/blauw) elementen en cultureel erfgoed.

In het Bestuursakkoord 2011–2015 (bijlage bij Kamerstuk 32 749, nr. 1) hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afgesproken dat provincies verantwoordelijk zijn voor de inrichting van het landelijk gebied en voor het regionale beleid voor natuur, recreatie en toerisme, landschap, structuurversterking van de landbouw en leefbaarheid. Ter uitvoering hiervan hebben Rijk en provincies in het Onderhandelingsakkoord natuur afgesproken dat het landschapsbeleid als rijkstaak is vervallen en het een autonome bevoegdheid van de provincies is om te bepalen of zij inzet plegen op dit onderwerp. Deze afspraak past binnen de hiervoor genoemde ruimte in het ELV over de uitvoering van het verdrag.

Provincies geven invulling aan hun verantwoordelijkheid voor het landschap via onder meer provinciale structuurvisies, verordeningen en inpassingsplannen (ruimtelijk beleid), natuurbeleidsplannen, het subsidiestelsel natuur en landschapsbeheer, provinciale adviseurs ruimtelijke kwaliteit en regionale gebiedsplannen.

Dat neemt niet weg dat het Rijk verantwoordelijk is voor beleidsterreinen die de landschappelijke kwaliteit mede beïnvloeden of gericht zijn op de bescherming van specifieke landschapskwaliteiten. Het gaat dan onder meer om rijksbeleid inzake grote wateren, cultureel erfgoed1 of het voornemen uit het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) tot aandacht voor het beschermen van belangrijke open ruimte zoals het Groene Hart, de Waddenzee en de Veluwe.

De hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid zullen worden uitgewerkt in de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft uw Kamer recent geïnformeerd over de voortgang in de totstandkoming van de NOVI (Kamerstuk 34 682, nr. 3).

Ik ben van mening dat, met de wijze waarop provincies en Rijk hun verantwoordelijkheid invullen voor het landschapsbeleid en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, wordt voldaan het doel van het ELV.

Monitoring en Landschapsobservatorium

Monitoring is geen doel op zich maar dient voor te komen uit en ten dienste te staan aan beleidsopgaven en -doelen.

Het Rijk en de provincies verzamelen informatie over beleidsthema’s die relevant zijn voor landschappelijke kwaliteit, zoals natuur, werelderfgoed of de fysieke leefomgeving in zijn algemeenheid. Veel van deze informatie wordt weergegeven op het Compendium voor de Leefomgeving van de vier organisaties Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centraal Bureau voor de Statistiek en Wageningen University & Research (WUR). Het compendium bevat onder meer indicatoren voor cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en de openheid van werelderfgoederen en grote wateren als onderdeel van de Monitor Infrastructuur en Ruimte (zie ook: http://www.clo.nl/). Verder is er een erfgoedmonitor die data bevat over het cultureel erfgoed (zie ook: http://erfgoedmonitor.nl).

Daarnaast is er ook informatie die wordt verzameld en openbaar gemaakt door de partners van het Landschapsobservatorium, een initiatief van LandschappenNL (zie ook: http://www.landschapsobservatorium.nl/).

Het Landschapsobservatorium is een samenwerkingsverband van de drie grote terreinbeherende organisaties, kennisinstituten (WUR en PBL), de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Vereniging Nederlands Cultuurlandschap. Het meest concrete onderdeel van het Landschapsobservatorium is het Meetnet Agrarisch Cultuurlandschap, met informatie over het voorkomen en de staat van groene landschapselementen, verdeeld over de Nederlandse landschapstypen.

Met de hiervoor genoemde monitoringsactiviteiten wordt veel informatie verzameld over landschappelijke kwaliteiten en ontwikkelingen. Gezien de verantwoordelijkheid van de provincies voor het sectorale landschapsbeleid is het aan hen om te beoordelen of er noodzaak is voor aanvullende monitoring van landschap en hoe dat vorm te geven.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Culturele werelderfgoederen of cultureel erfgoed op de Voorlopige Lijst van Werelderfgoed van Unesco en beschermde historische buitenplaatsen

Naar boven