Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 34596 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 34596 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen te wijzigen ten einde de regelgeving aangaande kindercentra en peuterspeelzalen te harmoniseren en daarmee samenhangende wijzigingen door te voeren in enkele andere wetten;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet kinderopvang en kwaliteiteisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef komt te luiden:
1. In deze wet en de op deze wet berustende bepalingen wordt verstaan onder:.
b. Het begrip «register kinderopvang» vervalt.
c. De volgende begripsomschrijving wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
het register, bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid;.
d. In de begripsomschrijvingen van «geregistreerd gastouderbureau», «geregistreerd kindercentrum» en «geregistreerde voorziening voor gastouderopvang» wordt «register kinderopvang» vervangen door: landelijk register kinderopvang.
e. Het begrip «continue screening kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» wordt vervangen door «continue screening kinderopvang» en komt te luiden:
de voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister kinderopvang door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag;.
f. Het begrip «ingeschrevene» komt te luiden:
een persoon als bedoeld in artikel 1.48d, tweede lid, die in het personenregister kinderopvang is ingeschreven;.
g. Het begrip «personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» wordt gewijzigd in «personenregister kinderopvang» en komt te luiden:
de verzameling van gegevens die verwerkt worden ten behoeve van het doel, beschreven in artikel 1.48d, eerste lid;.
2. Het tweede lid, onder b, vervalt onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c.
B
Het opschrift van hoofdstuk 1, afdeling 3, komt te luiden:
Kwaliteit kindercentrum, voorziening voor gastouderopvang en gastouderbureau.
C
Aan artikel 1.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid.
D
In de artikelen 1.46, 1.47, 1.47a en 1.47b wordt «register kinderopvang» telkens vervangen door: landelijk register kinderopvang.
E
Artikel 1.47b, derde lid, komt te luiden:
3. Een kindercentrum, een gastouderbureau en een voorziening voor gastouderopvang worden in het landelijk register kinderopvang geregistreerd onder een uniek nummer.
F
Artikel 1.48d wordt als volgt gewijzigd:
1. «personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» wordt telkens vervangen door: personenregister kinderopvang.
2. In het zevende lid, onder b, wordt «continue screening kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» vervangen door: continue screening kinderopvang.
G
In de artikelen 1.50 en 1.56b wordt «personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» telkens vervangen door: personenregister kinderopvang.
H
In artikel 1.53 wordt «kindercentra» telkens vervangen door: een kindercentrum.
I
In hoofdstuk 1, afdeling 4, vervalt paragraaf 3, inhoudende artikel 1.68.
J
In de artikelen 1.57c, derde lid, en 1.81, eerste lid, wordt «register kinderopvang» vervangen door: landelijk register kinderopvang.
K
Hoofdstuk 2, inhoudende de artikelen 2.1 tot en met 2.30, vervalt.
L
Hoofdstuk 3 komt te luiden:
De inschrijvingen van de voorzieningen, bedoeld in artikel 1.48, eerste en tweede lid, die op 1 januari 2014 in het register buitenlandse kinderopvang staan opgenomen vervallen van rechtswege met ingang van 1 januari 2018.
1. Onze Minister verwerkt de gegevens van de personen die op basis van de artikelen 9a en 9b van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang onder de continue screening vallen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 1.48d tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip in het personenregister kinderopvang. Deze personen kunnen bij hun inschrijving gebruik maken van hun bestaande verklaring omtrent het gedrag.
2. Bij de personen, bedoeld in het eerste lid, en bij de overige personen die op grond van de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid en 1.56b, derde lid, in het bezit dienen te zijn van een verklaring omtrent het gedrag, worden in verband met de verwerking van hun gegevens in het personenregister kinderopvang tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip geen kosten in rekening gebracht.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het college en de gemeenteraad verstrekken aan Onze Minister de gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, de informatievoorziening en de beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels gesteld worden omtrent de aard van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze worden verstrekt en verzameld en, voor zover het betreft het college, of en op welke wijze deze informatie openbaar wordt gemaakt.
3. De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, worden kosteloos verstrekt.
De voordracht voor een krachtens de artikelen 1.6, zevende lid, 1.7, tweede tot en met vierde lid, 1.8, 1.50, tweede lid, 1.56, tweede lid, 1.56b, tweede lid, en 1.87 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Na de inwerkingtreding van deze wet berust:
a. het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, voor zover dit berust op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, op artikel 1.50b van de Wet kinderopvang;
b. het Besluit Jeugdwet, voor zover dit berust op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, op de artikelen 1.50, tweede lid en 1.56b, tweede lid, van de Wet kinderopvang; en
c. het Remigratiebesluit, voor zover dit berust op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, op artikel 1.50, tweede lid, van de Wet kinderopvang.
In bijlage I, onderdeel B, onder 6, van de Gemeentewet, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
In artikel 28, derde lid, onder k, van de Handelsregisterwet 2007, wordt «de artikelen 1.47a en 2.4a van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: artikel 1.47a van de Wet kinderopvang.
In artikel 47, tweede lid, onder f, van de Wet inburgering, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
In artikel 3.104, onder g, van de Wet inkomstenbelasting 2001, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten, wordt «de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de artikelen 1.45, 1.66, 2.2 en 2.24» vervangen door: de Wet kinderopvang, de artikelen 1.45 en 1.66.
Artikel 11, eerste lid, onder w, van de Wet op de omzetbelasting 1968 komt te luiden:
w. opvang van kinderen in kinderopvang of gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, indien het betreft kinderopvang in een overeenkomstig die wet geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang door tussenkomst van een overeenkomstig die wet geregistreerd gastouderbureau en overigens wordt voldaan aan de in voormelde wet gestelde eisen, opvang van kinderen als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, onderdeel a, van die wet, alsmede nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van kinderopvang.
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder f, wordt «de artikelen 1.1, eerste lid, en 2.1, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
B
Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a, onder 2°, komt te luiden:
2°. de naleving van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gegeven voorschriften, voor zover het betreft de voorschoolse educatie op kindercentra,.
2. In onderdeel d vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
C
In artikel 15g vervalt «peuterspeelzalen en» alsmede: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
D
Artikel 15h, eerste lid, komt te luiden:
1. De artikelen 4, tweede lid, 7, 8, eerste en derde lid, en 9 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 4, tweede lid, onder «instellingen» wordt verstaan «kindercentra als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang» en dat in artikel 9, eerste lid, onder «het toezicht op de naleving van bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschriften» wordt verstaan: het toezicht op de naleving van de bij of krachtens een onderwijswet of de bij of krachtens de Wet kinderopvang gegeven voorschriften omtrent de kwaliteit van voorschoolse educatie.
E
Artikel 15i wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid, en het derde lid vervalt «peuterspeelzalen en» alsmede: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
2. In het tweede lid wordt «de houder van een peuterspeelzaal of een kindercentrum» vervangen door: de houder van een kindercentrum.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder «andere betrokkenen» in ieder geval wordt verstaan: vertegenwoordigers van houders van kindercentra als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang.
F
Artikel 15j komt te luiden:
De artikelen 20, eerste tot en met vijfde lid, 21, 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 20, tweede lid, onder «een bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschrift» wordt verstaan «een bij of krachtens een onderwijswet of een bij of krachtens de Wet kinderopvang gegeven voorschrift omtrent de kwaliteit van voorschoolse educatie» en dat in het derde en vierde lid onder «het bestuur» moet worden verstaan: de houder van een kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang.
G
Artikel 15k wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vervalt «peuterspeelzalen of» alsmede: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
2. In het tweede lid wordt «de betreffende peuterspeelzaal of van het betreffende kindercentrum» vervangen door: het betreffende kindercentrum.
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van Vroegschoolse educatie «de artikelen 1.1 en 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: artikel 1.1 van de Wet kinderopvang.
B
In artikel 45, tweede en derde lid, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
C
In artikel 166, eerste lid, wordt «de artikelen 1.50b en 2.8 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: artikel 1.50b van de Wet kinderopvang.
D
Artikel 167 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onder a, vervalt «of peuterspeelzalen» alsmede: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Een houder van een kindercentrum verwerkt persoonsgegevens met als doel de bevordering van een goede doorstroom naar het basisonderwijs. De gegevens die een houder van een kindercentrum verplicht overdraagt aan het bevoegd gezag van een basisschool over leerlingen die op de basisschool zijn ingeschreven, zijn het programma van voorschoolse educatie dat een leerling heeft gevolgd en de duur van het programma dat is gevolgd. Houders van kindercentra maken afspraken met de basisscholen binnen een gemeente over de wijze van gegevenslevering. De bewaartermijn voor de overgedragen gegevens is twee jaar nadat het kind het kindercentrum heeft verlaten.
Artikel 2.1, onder b, van de Jeugdwet komt te luiden:
b. het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang;.
In artikel 64, eerste lid, onder q, van de Participatiewet, wordt «de registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» vervangen door «het landelijk register kinderopvang» en vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Artikel 54, derde lid, onder n, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, komt te luiden:
n. Onze Minister en de colleges van burgemeester en wethouders voor zover het gegevens betreft die verwerkt worden in het landelijk register kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang;.
Een aanvraag voor een peuterspeelzaal als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen die nog niet overeenkomstig artikel 2.2, tweede lid of artikel 2.3 van die wet is afgehandeld de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ................ tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....), wordt beschouwd als een aanvraag voor een kindercentrum als bedoeld in artikel 1.45, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
Een beëindiging van een inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk als bedoeld in artikel 2.4c, vierde lid, onder d, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ................... tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....), beschouwd als een beëindiging van een inschrijving in het personenregister kinderopvang als bedoeld in artikel 1.48d, vierde lid, onder d, van de Wet kinderopvang. Artikel 1.48d, vijfde lid, van de Wet kinderopvang is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.13a, vierde, vijfde, zesde, achtste en negende lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zoals die artikelleden luidden de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van .................. tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....) blijft van toepassing op het verslag dat ziet op het kalenderjaar voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van genoemde wet.
1. De artikelen 1.58 en 1.59 van de Wet kinderopvang zijn van overeenkomstige toepassing op de houder van een peuterspeelzaal die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ................ tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....) overeenkomstig artikel 2.3, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is geregistreerd en op dat tijdstip nog geen oudercommissie of reglement voor de oudercommissie als bedoeld in de artikelen 2.15 en 2.16 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen heeft vastgesteld.
2. Een advies of een verzoek om een advies van een oudercommissie als bedoeld in artikel 2.17 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ................... tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....) beschouwd als een advies of een verzoek om advies uit te brengen als bedoeld in artikel 1.60, eerste lid, van de Wet kinderopvang. Artikel 1.60, tweede tot en met vijfde lid, van de Wet kinderopvang is van overeenkomstige toepassing.
Ten aanzien van een onderzoek als bedoeld in artikel 2.20, tweede of derde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, dat is ingesteld voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van .................. tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....), is artikel 1.62, vijfde lid, van de Wet kinderopvang vanaf genoemd tijdstip van overeenkomstige toepassing.
Met betrekking tot een inspectierapport als bedoeld in artikel 2.21, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen waar op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ................... tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele ander wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....) voor de houder of de toezichthouder verplichtingen uit voortvloeien als bedoeld in de artikelen 2.11, 2.17 en 2.21 blijven die artikelen zoals die luidden de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van genoemde wet van toepassing.
Een bevel als bedoeld in artikel 2.23, derde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen waarvan de geldigheidsduur loopt op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ................... tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....), wordt vanaf genoemd tijdstip beschouwd als een bevel als bedoeld in artikel 1.65, derde lid, van de Wet kinderopvang.
Een verbod tot exploitatie als bedoeld in artikel 2.24 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen dat geldt op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van .................. tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....), wordt vanaf genoemd tijdstip beschouwd als een verbod tot exploitatie als bedoeld in artikel 1.66 van de Wet kinderopvang. Artikel 1.81 van de Wet kinderopvang is van overeenkomstige toepassing.
Met betrekking tot een geschil als bedoeld in artikel 2.24a, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen dat op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van .................. tot wijziging van de Wet kinderopvang en peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....) nog niet is afgehandeld, blijven de artikelen 2.24a en 2.24b van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zoals die luidden voor dat tijdstip, van toepassing.
Op een besluit als bedoeld in artikel 2.28a, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen dat op de dag voorafgaande aan het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wet van ................ tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb....), is genomen en na de inwerkingtreding van die wet onherroepelijk wordt, is artikel 1.81 van de Wet kinderopvang van overeenkomstige toepassing.
1. Ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen een besluit als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen blijft het recht van toepassing zoals dat gold de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ................ tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb....).
2. Indien tegen een besluit krachtens hoofdstuk 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ................ tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb....) een bezwaar- of beroepschrift is ingediend waarop nog niet onherroepelijk is beslist blijft op de behandeling daarvan het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip.
Een inschrijving van een peuterspeelzaal in het register peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van ............. tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....), beschouwd als een inschrijving van een kindercentrum in het landelijk register kinderopvang, bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
1. Het college beslist na inwerkingtreding van de Wet van ................ tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Stb. ....), nadat een onderzoek van de toezichthouder als bedoeld in artikel 1.62, tweede lid, van de Wet kinderopvang, heeft plaatsgevonden, tot het:
a. intrekken van de beschikking, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, van een peuterspeelzaal die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de in de aanhef genoemde wet in het register peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, staat ingeschreven, of
b. geven van een beschikking als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid, van de Wet kinderopvang.
2. Een beschikking als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, van een peuterspeelzaal die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de in de aanhef van het eerste lid genoemde wet in het register peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, staat ingeschreven, wordt tot het tijdstip waarop het besluit van het college, bedoeld in het eerste lid, onherroepelijk is geworden, beschouwd als een beschikking als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid, van de Wet kinderopvang.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34596-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.