34 419 Burgerinitiatief «Teken tegen kernwapens»

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2016

Met deze brief informeren wij u over de wijze waarop het kabinet uitvoering zal geven aan de motie-Sjoerdsma/Van Bommel over inzage in de bilaterale verdragen tussen de VS en Nederland1, de motie Sjoerdsma/Servaes over een impuls aan wereldwijde nucleaire ontwapening2 en de motie Voordewind over het gefaseerd afstoten van de Nederlandse kernwapentaak3. Over de uitvoering van de motie Servaes c.s. over doeltreffende maatregelen om te komen tot een kernwapenvrije wereld4 bent u eerder schriftelijk geïnformeerd5. Deze brief beantwoordt daarmee aan de verzoeken van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 17 mei 2016.

Nederlands beleid in de internationale context

Zoals aangegeven in de beleidsbrief Nucleaire ontwapening en non-proliferatie6 heeft het Nederlandse beleid als einddoel het bereiken van een wereld zonder kernwapens. Nederland blijft zich daar in internationaal verband actief voor inzetten, maar is bezorgd over het feit dat het internationale debat over nucleaire ontwapening in zwaar weer terecht is gekomen. Ondanks diverse pogingen om de onderhandelingen over verdere ontwapeningsstappen vlot te trekken, verkeert de Geneefse Ontwapeningsconferentie (Conference on Disarmament – CD) al bijna twintig jaar in een impasse. De toetsingsconferentie van het nucleaire Non-proliferatieverdrag slaagde er in 2015 niet in om overeenstemming te bereiken over een slotdocument en ook de Algemene Vergadering van de VN is verdeeld. Het instellen van de Open-Ended Working Group over nucleaire ontwapening in Genève (OEWG) is een positieve ontwikkeling, en Nederland maakt dan ook zeer actief gebruik van deze mogelijkheid om een constructieve bijdrage te leveren aan het internationale debat. De kernwapenstaten hebben er helaas voor gekozen om niet deel te nemen aan de OEWG. Zij zijn van mening dat binnen de OEWG te sterk de nadruk ligt op een kernwapenverbod en te weinig aandacht is voor veiligheids- en stabiliteitsoverwegingen die een rol spelen bij nucleaire ontwapening. Het kabinet betreurt deze keuze, omdat hiermee een mogelijkheid verloren gaat om internationale overeenstemming te bereiken over de weg naar een kernwapenvrije wereld met onder andere een alomvattend, afdwingbaar en verifieerbaar kernwapenverbod, gesteund door zowel kernwapenbezitters als niet-kernwapenstaten. Daarnaast zal Nederland er bij de kernwapenstaten op blijven aandringen deel te nemen aan de OEWG en zich constructief op te stellen in het internationale debat over nucleaire ontwapening. Deze boodschap heeft Nederland op 15 juni nog afgegeven aan de VS undersecretary belast met ontwapening (Mevrouw Gottemoeller) alsmede een seniore Russische onderhandelaar op het gebied van ontwapening (beiden waren in Nederland in het kader van het 10de verjaardag van de Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism (GICNT) die Nederland organiseerde). Tot slot is het van belang te voorkomen dat binnen de OEWG wordt gekozen voor te eenzijdige benadering en een stigmatisering van kernwapens waardoor de kernwapenstaten zich buitengesloten voelen.

Voortgang op het gebied van nucleaire ontwapening wordt daarnaast bemoeilijkt door de huidige gecompliceerde veiligheidssituatie. Vooral de toenemende spanning aan de oostgrenzen van Europa, als gevolg van de illegale annexatie van de Krim, de Russische inmenging in het oosten van Oekraïne en de Russische nucleaire retoriek en activiteiten, maken dat deze voortgang minder vanzelfsprekend is. En terwijl de situatie rondom het Iraanse nucleaire programma sterk is verbeterd, zorgt de Noord-Koreaanse nucleaire dreiging voor instabiliteit in Noordoost-Azië. Nederland zal niettemin blijven zoeken naar mogelijkheden om stappen te zetten naar een kernwapenvrije wereld. Positief is dat president Obama, tijdens zijn bezoek aan Hiroshima op 29 mei jl., heeft herhaald dat de internationale gemeenschap zich moet blijven inspannen voor een wereld zonder kernwapens. Hij sprak over een «gezamenlijke verantwoordelijkheid» om ervoor de zorgen dat er nooit meer kernwapens zouden worden gebruikt.

NAVO en Nederland

De NAVO steunt het streven naar een kernwapenvrije wereld. In haar Deterrence and Defence Posture Review (DDPR) wordt hierover gezegd: «The alliance is resolved to seek a safer world for all and to create the conditions for a world without nuclear weapons in accordance with the goals of the Nuclear Non-Proliferation Treaty, in a way that promotes international stability, and is based on the principle of undiminished security for all».

Zoals eerder aan uw Kamer geschreven, heeft de NAVO tijdens de Chicago-top in 2012 in deze DDPR neergelegd dat zolang kernwapens bestaan de NAVO een nucleaire alliantie zal blijven. In dezelfde DDPR staat echter ook de voor Nederland essentiële nuancering dat «the circumstances in which any use of nuclear weapons might have to be contemplated are extremely remote».

Tijdens de NAVO top in Warschau op 8 en 9 juli aanstaande zal gesproken worden over de vraag wat het antwoord moet zijn op het geheel aan dreigingen waaraan de NAVO-landen vandaag de dag worden blootgesteld. Naar verwachting zal de NAVO concluderen dat kernwapens – naast conventionele strijdkrachten en raketverdediging – onverminderd een van de kerncomponenten zijn van het geheel aan capaciteiten voor afschrikking en defensie. Nederland zet zich er, samen met een aantal andere gelijkgestemde NAVO bondgenoten, actief voor in dat in de conclusies van de Top ook voldoende aandacht is voor het blijvende belang van het creëren van de omstandigheden voor een wereld zonder kernwapens in overeenstemming met de doelstelling van het non-proliferatie-verdrag (NPV), op een wijze die internationale stabiliteit bevordert en die is gebaseerd op het beginsel van onverminderde veiligheid voor alle landen. Deze punten zijn ook onder de aandacht gebracht van de Secretaris-Generaal van de NAVO tijdens zijn bezoek aan Den Haag op 9 juni jl. Bij die gelegenheid is van Nederlandse kant beklemtoond dat de NAVO de Russische nucleaire retoriek en activiteiten niet moet spiegelen.

Kernwapentaak

Nederland heeft in NAVO-verband een kernwapentaak. Eerder is aan uw Kamer gemeld dat met de uitvoering van deze taak één squadron F-16’s is belast. Zoals is meegedeeld in de kabinetsreactie op de motie-Van Dijk7, en de motie Voordewind ligt in het verlengde daarvan, is het de bedoeling dat de F-35 deze taak van de F-16 zal overnemen8, maar dat de inzet van Nederland erop gericht moet zijn dat Nederland op het moment dat de opvolger van de F-16 aantreedt geen nucleaire taak meer zou hoeven te vervullen – omdat op dat moment de internationale omstandigheden en de afspraken binnen de NAVO dat hopelijk mogelijk maken. Het zal echter nog geruime tijd duren, zeker tot 2024, voordat de F-16 niet meer in gebruik is. Hoe het geheel van afschrikkings- en defensiecapaciteiten van de NAVO er dan uitziet, is nu niet te voorspellen. Wel zal het thema tot die tijd regelmatig op de agenda van in het bondgenootschap moeten staan. Nederland wil in deze discussie een actieve rol blijven spelen. Mede tegen deze achtergrond is het kabinet geen voorstander van eenzijdige besluiten. Dat zou niet passen bij onze bondgenootschappelijke verplichtingen en afbreuk doen aan de geloofwaardigheid en de positie van Nederland in de discussies over de NAVO-strategie, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de Russische opstelling op nucleair gebied.

Verdragen

Eventuele bilaterale afspraken tussen de Verenigde Staten en hun bondgenoten over het stationeren en onderhouden van kernwapens in Europa vallen, gezien het onderwerp, onder de reikwijdte van artikel 13, lid 3 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Dit artikel bepaalt dat verdragen met een geheim of vertrouwelijk karakter ter kennis gebracht worden aan de Staten-Generaal onder voorwaarde van geheimhouding, tenzij het belang van het Koninkrijk zich bepaaldelijk tegen ter kennisbrenging verzet. Het kabinet heeft altijd uitvoering gegeven aan zijn verplichting onder de Rijkswet. Over afspraken in welke vorm dan ook over het stationeren van kernwapens in Europa kan het kabinet op basis van bondgenootschappelijke afspraken geen uitspraken doen.

De uitvoering van de motie-Sjoerdsma/Van Bommel over inzage in de bilaterale verdragen tussen de VS en Nederland hangt samen met de uitvoering van de motie-Knops c.s. over meer openheid ten aanzien van eventueel in Nederland aanwezige kernwapens9. Zoals aan uw Kamer gemeld tijdens het algemeen overleg op 4 november 2015 over de NPV-toetsingsconferentie en het plenaire debat op 29 april jl. over het burgerinitiatief «teken tegen kernwapens», geeft het kabinet zeer actief uitvoering aan de motie-Knops. Het laatste jaar is die motie herhaaldelijk onder de aandacht gebracht van de Amerikaanse regering; de Kamer zelf heeft de inspanning van het kabinet nog verder versterkt tijdens de bijeenkomst van uw Kamer met undersecretary Gottemoeller (belast met ontwapening) op 15 juni jl. De Verenigde Staten onderschrijft het belang van transparantie, maar acht dit niet het juiste moment om hierover een discussie aan te gaan. Een adequate reactie op de aanzwellende Russische nucleaire retoriek en bezien of de strategie van de NAVO nog toereikend is, zijn nu voor de Verenigde Staten en andere NAVO-bondgenoten belangrijker.

Modernisering

In 2012 startten de Verenigde Staten met het moderniseren van hun kernwapens van het type B61. Dit levensverlengingsprogramma is erop gericht de beveiliging, veiligheid en effectiviteit van de kernwapens voor langere tijd te waarborgen. De NAVO-bondgenoten van de VS worden periodiek geïnformeerd over de voortgang van het programma, zoals ook aan uw Kamer aangeboden door undersecretary Goettemoller tijdens bovengenoemde bijeenkomst, maar bondgenoten hebben geen invloed op de inhoud of planning ervan.

Het kabinet deelt de mening van de Leden Sjoerdsma en Servaes dat voor een kernwapenvrij Europa zowel stappen gezet moeten worden door de Verenigde Staten als door de Russische Federatie. Nederland zal aandacht blijven vragen voor het belang van concrete voortgang op het gebied van nucleaire ontwapening, ook in de huidige moeilijke politieke situatie. Nederland hoopt dat de VS en Rusland onderhandelingen over ontwapening zullen voortzetten en erin slagen het daarvoor noodzakelijke wederzijds begrip en vertrouwen te verbeteren. De bilaterale verdragen tussen de Verenigde Staten en de Russische Federatie, zoals de Strategic Arms Reduction Treaties (START en New START) en het Intermediate-Range Nuclear Forces Treaty (INF), zijn van cruciaal belang voor de bestaande trans-Atlantische en Europese veiligheidsstructuur en de naleving ervan is daarom van groot belang voor Nederland.

Voor een volledig kernwapenvrij Europa is nodig dat naast de VS en Rusland, ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk afstand doen van hun kernwapenarsenalen. Zij hechten, net als Rusland, in hun veiligheidsstrategie grote waarde aan de rol van kernwapens bij het verdedigen van hun (Europese) grondgebied, en zullen dat blijven doen zolang er andere landen op de wereld zijn die beschikken over kernwapens. Dit sterkt het kabinet in de overtuiging dat een kernwapenvrij Europa alleen mogelijk is als de omstandigheden worden gecreëerd voor een kernwapenvrije wereld, waarin alle staten die beschikken over kernwapens daar volledig en controleerbaar afstand van kunnen doen.

Conclusie

De moties die de Kamer heeft aangenomen naar aanleiding van het debat over kernwapens op 28 april jongstleden (Handelingen II 2015/16, nr. 82, item 7), illustreren de breed gedragen wens in Nederland om voortgang te boeken op het gebied van nucleaire ontwapening. Het kabinet zal zich onverminderd actief voor dat doel blijven inzetten. De moties vormen daarmee, samen met de moties die na eerdere debatten met uw Kamer werden aangenomen, een ondersteuning van het kabinetsbeleid, die wordt opgemerkt door de bondgenoten en partners van Nederland. Met inachtneming van het bondgenootschappelijk beleid en de aangegane bondgenootschappelijke verplichtingen, zal het kabinet actief blijven zoeken naar voortgang en maximale transparantie op het terrein van nucleaire ontwapening en zijn internationale partners aansporen hetzelfde te doen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Kamerstuk 34 419, nr. 9.

X Noot
2

Kamerstuk 34 419, nr. 10.

X Noot
3

Kamerstuk 34 419, nr. 12.

X Noot
4

Kamerstuk 34 419, nr. 11.

X Noot
5

Kamerstuk 34 419, nr. 17.

X Noot
6

Kamerstuk 33 783, nr. 1.

X Noot
7

Kamerstuk 33 763, nr. 14.

X Noot
8

Kamerstuk 33 783, nr. 5.

X Noot
9

Kamerstuk 33 783, nr. 18.

Naar boven