34 108 Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter verbetering van de naleving en handhaving van arbeidsrechtelijke wetgeving in verband met de aanpak van schijnconstructies door werkgevers (Wet aanpak schijnconstructies)

Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2015

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies1 op 26 februari 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 57, item 11) is van gedachten gewisseld over het in het wetsvoorstel opgenomen verbod op inhoudingen op het loon als daardoor minder dan het wettelijk verschuldigde minimumloon wordt uitbetaald. Ik heb toegezegd om u voor 1 juni 2015 te informeren over de voor- en nadelen van een uitzondering op dit verbod en mijn opvattingen daarover.

Hierbij laat ik u weten dat dit proces nog niet is afgerond. In de eerste plaats is de nadere analyse van een recente uitspraak van het Hof van Justitie van de EU nog niet afgerond2. Deze uitspraak betrof een zaak rond de kostenvergoedingen aan gedetacheerde werknemers en kan consequenties hebben voor het beleid van inhoudingen op het wettelijk minimumloon ten aanzien van dergelijke werknemers. Daarnaast wil ik de wenselijkheid van het al dan niet toestaan van inhoudingen op het wettelijk minimumloon bezien in de context van de eerder aangekondigde brede herziening van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 34 108, nr. 2.

X Noot
2

HvJEU, 12 februari 2015, C-396/13, r.o. 58–63.

Naar boven