Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2015
Naar aanleiding van een motie van het lid Klaver c.s.1 wordt in het wetsvoorstel pensioencommunicatie voorgesteld pensioenfondsen te verplichten
hun reële dekkingsgraad in het jaarverslag te rapporteren. Bij de behandeling van
dit wetsvoorstel in uw Kamer op 25 februari jl. heb ik een schriftelijk antwoord toegezegd
op de vraag van de heer Klaver of de reële dekkingsgraad mede wordt bepaald door het
toekomstig overrendement (Handelingen II 2014/15, nr. 56, item 7). Met deze brief kom ik deze toezegging na.
Wat is de dekkingsgraad?
De dekkingsgraad drukt de verhouding uit tussen het aanwezige vermogen (activa) en
de pensioenverplichtingen (passiva) van een pensioenfonds, dat wil zeggen alle pensioenen
die nu en in de toekomst moeten worden uitgekeerd. Een dekkingsgraad van 100% betekent
dat een pensioenfonds voldoende middelen in kas heeft om de gedane pensioentoezeggingen
te kunnen financieren.
Wat is de reële dekkingsgraad?
De reële dekkingsgraad houdt bij de berekening van de pensioenverplichtingen rekening met
de toekomstige indexatie over de tot nu toe opgebouwde pensioenen. De reële dekkingsgraad
geeft daardoor de verhouding weer tussen het actueel aanwezige vermogen en het vermogen
dat nodig is om – bovenop de nominale pensioenverplichtingen – ook de voorwaardelijke
indexatie op het niveau van de prijsontwikkeling te kunnen verstrekken. Een reële
dekkingsgraad van 100% houdt dus in dat een fonds voldoende middelen in kas heeft
om niet alleen de nominale pensioenverplichtingen maar ook de voorwaardelijke indexatie
daarover te kunnen financieren. Het hanteren van de prijsindexatie als uitgangspunt
voor alle fondsen maakt het mogelijk om de reële dekkingsgraad tussen pensioenfondsen
te vergelijken.
Uitgangspunten bij berekening van de reële dekkingsgraad
Een centraal uitgangspunt van het financieel toetsingskader is marktconforme waardering
van de verplichtingen. De nominale pensioenverplichtingen hebben een hoge mate van
zekerheid: ze kunnen pas in het uiterste geval worden verlaagd als een fonds uiteindelijk
op basis van een herstelplan niet meer in staat blijkt om de dekkingsgraad met andere
sturingsmiddelen voldoende te herstellen.
De nominale pensioenverplichtingen worden daarom, zoals bekend, berekend aan de hand
van een risicovrije rente (zie ook Kamerstukken II 2012/13, 32 043, nr. 151).
De indexatietoezegging heeft een voorwaardelijk karakter, dit in tegenstelling tot de nominale pensioentoezegging. Voor de consistentie
is het van belang om ook bij de waardering van de voorwaardelijke indexatieverplichtingen
uit te gaan van marktconforme waardering. Een voorwaardelijke toezegging heeft een
andere (lagere) waarde dan een even grote onvoorwaardelijke toezegging. Er wordt daarom
voor de bepaling van de kosten van de indexatietoezegging – en alleen daarvoor – gerekend
met een overrendement bovenop de risicovrije rente. De hogere rekenrente voor de indexatietoezegging
weerspiegelt het voorwaardelijke karakter ervan.
De berekening van de reële dekkingsgraad sluit aan op de indexatieregel in het herziene
financieel toetsingskader, die op dezelfde wijze onderscheid tussen de onvoorwaardelijke
nominale toezegging en de voorwaardelijke indexatietoezegging maakt. Daarmee is de
wijze waarop binnen het financieel toetsingskader wordt omgegaan met indexatie op
een consistente manier vormgegeven.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma