33 990 Uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169)

Nr. 17 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID OTWIN VAN DIJK C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12

Ontvangen 9 december 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. Degene tot wie het verbod van onderscheid zich richt, draagt daarnaast zorg voor de algemene toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte, tenzij dat voor hem een onevenredige belasting vormt.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste lid.

Toelichting

Met dit amendement beoogt de indiener er voor te zorgen dat er een verandering gaat optreden in het denken over toegankelijkheid voor mensen met een handicap. Toegankelijkheid moet normaal worden, ontoegankelijkheid wordt de uitzondering. Aanpassingen om toegankelijkheid aan iedereen te bieden zijn geen extra service maar een vanzelfsprekend gegeven in een inclusieve samenleving.

Het College voor de Rechten van de Mens stelt immers ook: «Het verdrag vraagt van de staat inspanningen op alle terreinen van het maatschappelijk leven. Die inspanningen liggen niet alleen op het gebied van individuele aanpassingen, maar juist ook op het gebied van algemene voorzieningen.» Het amendement ligt in het verlengde hiervan.

Met de zinsnede «naar gelang de behoefte» in artikel 2 van de Wgbh/cz wordt de verplichting geregeld om aanpassingen te verrichten wanneer daar in individuele concrete gevallen om gevraagd wordt. Met dit amendement wordt een nieuw artikel 2a toegevoegd aan de Wgbh/cz. Hiermee wordt een norm in de wet verankerd die tot doel heeft algemene toegankelijkheid te bewerkstelligen. De Wgbh/cz richt zich derhalve ook op algemene maatregelen die zijn gericht op toegankelijkheid voor een brede groep. Hiermee wordt gedoeld op het aanpassen van materiële en immateriële condities, waaronder ook informatie en communicatie, op zo’n manier dat de toegankelijkheid voor een zo divers mogelijke doelgroep gegarandeerd wordt. Het treffen van voorzieningen in een individueel geval wordt gezien als aanvulling op algemene voorzieningen wanneer die algemene maatregelen niet voldoende zijn.

Voor aanbieders op de terreinen van goederen en diensten, arbeid, onderwijs en wonen is het vaak zelfs effectiever om hun ondernemingen of organisaties geleidelijk toegankelijk te maken voor een zo divers mogelijke doelgroep, in plaats van bij herhaling aanpassingen te treffen voor de specifieke behoefte van een individueel persoon. Afwijking van de norm tot het zorg dragen voor algemene toegankelijkheid is mogelijk als dat een onevenredige belasting vormt.

Natuurlijk is het niet redelijk te verwachten dat iedere ondernemer van de ene dag op de andere zorgt voor optimale toegankelijkheid. Daarom is de zinsnede «tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen» toegevoegd. Voorts biedt het tweede lid de mogelijkheid om dit proces te verduidelijken, focus aan te brengen of in juiste banen te leiden door bij of krachtens amvb nadere regels te stellen. Via deze twee bepalingen wordt ook de geleidelijke omslag die zal gaan plaatsvinden geborgd. Hierbij kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met een onderscheid tussen bestaande (historische) gebouwen en nieuwbouw, de financiële draagkracht van de exploitant, enz. Ook zullen opvattingen over toegankelijkheid in de loop van de tijd veranderen. Wat nu nog als onredelijk wordt gezien kan over een aantal jaren wel als redelijk worden beschouwd.

Met het amendement wordt een norm in de wet opgenomen die een progressieve verwezenlijking van toegankelijkheid en het denken over een inclusieve samenleving beoogt. Zodat over een aantal jaren toegankelijkheid voor iedereen geen service of uitzondering meer is maar vanzelfsprekend.

Otwin van Dijk Dik Faber Voortman

Naar boven