De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
A0
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. Het verbod van onderscheid houdt mede in dat degene, tot wie dit verbod zich richt,
gehouden is algemene voorzieningen te treffen, tenzij deze voor hem een onevenredige
belasting vormen.
Toelichting
Met dit amendement beoogt de indiener er voor te zorgen dat er een verandering gaat
optreden in het denken over toegankelijkheid voor mensen met een handicap. Toegankelijkheid
moet normaal worden, ontoegankelijkheid wordt de uitzondering. Het uitgangspunt van
de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) verandert
door een verplichting tot het treffen van algemene voorzieningen toe te voegen. Aanpassingen
om toegankelijkheid aan iedereen te bieden zijn geen extra service maar een vanzelfsprekend
gegeven in een inclusieve samenleving.
Het College voor de Rechten van de Mens stelt immers ook: «Het verdrag vraagt van
de staat inspanningen op alle terreinen van het maatschappelijk leven. Die inspanningen
liggen niet alleen op het gebied van individuele aanpassingen, maar juist ook op het
gebied van algemene voorzieningen.» Het amendement komt hieraan tegemoet.
Met de zinsnede «naar gelang de behoefte» in artikel 2 van de Wgbh/cz wordt de verplichting
geregeld om aanpassingen te verrichten wanneer daar in individuele concrete gevallen
om gevraagd wordt. Met dit amendement wordt een tweede lid toegevoegd aan artikel
2 Wgbh/cz waarin het verbod van onderscheid ook het treffen van algemene voorzieningen
betekent. De Wgbh/cz moet zich derhalve ook richten op algemene maatregelen die zijn
gericht op toegankelijkheid voor een brede groep. Met het treffen van algemene voorzieningen
wordt bedoeld het aanpassen van materiële en immateriële condities, waaronder ook
informatie en communicatie, op zo’n manier dat de toegankelijkheid voor een zo divers
mogelijke doelgroep gegarandeerd wordt.
Voor aanbieders van goederen en diensten, werkgevers, het onderwijs, woningbouwverenigingen
is het vaak zelfs effectiever om hun ondernemingen of organisaties geleidelijk toegankelijk
te maken voor een zo divers mogelijke doelgroep, in plaats van bij herhaling aanpassingen
te treffen voor de specifieke behoefte van een individueel persoon. Van het treffen
van algemene voorzieningen mag alleen worden afgeweken als aangetoond kan worden dat
het niet redelijk is te verlangen dat een algemene voorziening getroffen wordt, zoals
nu ook in specifieke individuele situaties al het geval is. Het College voor de Rechten
van de Mens kan zoals bij individuele gevallen toetsen of bij algemene voorziening
voldaan is aan voldoende toegankelijkheid voor mensen met een handicap of chronische
ziekte.
Natuurlijk is het niet redelijk te verwachten dat iedere ondernemer van de ene dag
op de andere zorgt voor optimale toegankelijkheid. Daarom is de zinsnede «tenzij deze
voor hem een onevenredige belasting vormen» toegevoegd. Met deze redelijkheidseis
wordt ook de geleidelijke omslag die zal gaan plaatsvinden geborgd. Hierbij kan bijvoorbeeld
rekening gehouden worden met een onderscheid tussen bestaande (historische) gebouwen
en nieuwbouw, de financiële draagkracht van de exploitant, enz. Ook zullen opvattingen
over toegankelijkheid in de loop van de tijd veranderen. Wat nu nog als onredelijk
wordt gezien kan over een aantal jaren wel als redelijk worden beschouwd. Met het
amendement wordt een norm in de wet opgenomen die een progressieve verwezenlijking
van toegankelijkheid en het denken over een inclusieve samenleving beoogt. Zodat over
een aantal jaren toegankelijkheid voor iedereen geen service of uitzondering meer
is maar vanzelfsprekend.
Otwin van Dijk