33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Nr. 28 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN VELDHOVEN EN DIK-FABER

Ontvangen 28 mei 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 16.35 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16.35a (voornemen mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig plan)

  • 1. Zo spoedig mogelijk nadat het bevoegd gezag het voornemen heeft opgevat tot het voorbereiden van een plan of programma als bedoeld in artikel 16.34 waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt, maar uiterlijk op het moment dat het toepassing geeft aan artikel 16.36, geeft het bevoegd gezag kennis van dat voornemen, met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gesteld om zienswijzen naar voren te brengen.

  • 2. De zienswijzen, bedoeld in het eerste lid, kunnen alleen betrekking hebben op de gewenste reikwijdte en het gewenste detailniveau van de informatie die op grond van de maatregel, bedoeld in artikel 16.40, in het milieueffectrapport moet worden opgenomen.

  • 3. Het bevoegd gezag kan de Commissie voor de milieueffectrapportage of een andere onafhankelijke instantie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over de reikwijdte en het detailniveau, bedoeld in het tweede lid.

Toelichting

Alle evaluaties van besluitvormingsprocedures, waaronder die van de «sneller en beter»-aanpak van de Commissie Elverding, wijzen uit dat vroege participatie van stakeholders het draagvlak voor plannen en projecten vergroot en daarmee het proces van besluitvorming versnelt. Daarom wordt met dit amendement, zoals in de huidige procedures ook geregeld is, de mogelijkheid geboden om bij een plan of programma met mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de leefomgeving zienswijzen in te dienen voor de gewenste reikwijdte en het gewenste detailniveau van de informatie die het milieueffectrapport (mer) voor dat plan of programma dient te bevatten.

Door belanghebbenden in de voorfase op serieuze wijze te betrekken, kan weerstand mogelijk worden weggenomen en draagvlak voor het plan worden vergroot. Omdat in het beginstadium vaak niet duidelijk is wie als belanghebbend moet worden aangemerkt is er voor gekozen om een ieder in de gelegenheid te stellen zienswijzen in te dienen. Dit voorkomt dat een plan of programma waarvoor een plan-mer wordt voorbereid en waartegen beroep openstaat bij de rechter, onderuit gaat wegens een fout bij de zienswijzen ten aanzien van reikwijdte en detailniveau.

Het bevoegd gezag kan volgens het voorgestelde derde lid de Commissie voor de milieueffectrapportage of een andere onafhankelijke instantie advies vragen over de reikwijdte en het detailniveau. Een vergelijkbare mogelijkheid tot het inwinnen van advies over een voornemen is momenteel te vinden in artikel 7.9, tweede lid, onder c, van de Wet Milieubeheer

Van Veldhoven Dik-Faber

Naar boven