33 820 Evaluatie Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2015

Tijdens het algemeen overleg IVD-aangelegenheden op 10 februari 2015 met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heb ik toegezegd u van nadere informatie te voorzien met betrekking tot een drietal aangelegenheden die verband houden met de herziening van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002). Het betreft in de eerste plaats een technische briefing van uw leden door de diensthoofden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten over kabelgebonden interceptie. In de tweede plaats heb ik toegezegd een nadere toelichting te geven op de mogelijkheid om een Privacy Impact Assesment uit te voeren met betrekking tot de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv), die thans in voorbereiding is. Tot slot heeft u mij gevraagd de verdere procedure rondom de herziening van deze wet te schetsen. Mede namens de Minister van Defensie ga ik hierna achtereenvolgens op deze drie aangelegenheden in.

Technische briefing cable

In het algemeen overleg heb ik aangeboden om de noodzaak van de voorgestelde aanpassing van de interceptiebevoegdheid, waardoor het ook mogelijk wordt om grote hoeveelheden ruwe gegevens via de kabel te intercepteren, in een vertrouwelijke bijeenkomst met de commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Defensie aan de hand van voorbeelden verder toe te doen lichten. Ik stel voor dat deze toelichting wordt verzorgd door de beide diensthoofden. Graag verneem ik of van dit aanbod gebruik gemaakt wordt, zodat dit in nadere afstemming met uw kamer ingepland kan worden.

Privacy Impact Assessment

Het kabinet heeft uw Kamer eerder geïnformeerd dat het Toetsmodel Privacy Impact Assessment (PIA) Rijksdienst vanaf 1 september 2013 standaard moet worden toegepast bij de ontwikkeling van nieuwe wetgeving en beleid waarmee de bouw van nieuwe ICT-systemen of de aanleg van grote databestanden wordt voorzien (Kamerstuk 26 643, nr. 282, alsmede bij brief van 10 november 2014 in reactie op de motie Segers en Oosenbrug, Kamerstuk 34 000 VII, nr. 21). Met het PIA-toetsmodel Rijksdienst is uitvoering gegeven aan het regeerakkoord en de motie Franken c.s. (Kamerstuk 31 051, D).

Het genoemde toetsmodel is specifiek gericht op de Rijksdienst en gebaseerd op de eisen die worden gesteld aan gegevensverwerking op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), zo blijkt uit de toelichting op de vragenlijst. Aangezien de Wiv 2002, op grond van artikel 2, tweede lid, onder b, Wbp is uitgezonderd van de werking van deze wet is het toetsmodel PIA Rijksdienst als zodanig niet toegesneden op regelgeving met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Hoewel een PIA voor de nieuwe Wiv niet verplicht is, wil het kabinet ook ten aanzien van deze wet op transparante wijze inzichtelijk maken hoe de privacyrisico’s worden afgewogen. De wetgeving met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gaat bij uitstek over de balans tussen het beschermen van de nationale veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers. Bij de toekenning en toepassing in concrete gevallen van bevoegdheden, bij de bouw van ICT-systemen en bij de aanleg van bestanden is een toets aan de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit dan ook aangewezen. Een op de taak van de diensten toegesneden Privacy Impact Assessment kan daarbij een behulpzaam middel zijn. Het kabinet zal daarom parallel aan het in consultatie geven van het voorstel voor een nieuwe Wiv, hiervoor een privacy impact assessment laten uitvoeren door één of meer onafhankelijke experts.

Procedure herziening Wiv 2002

In het algemeen overleg is gevraagd om de procedure te schetsen die vanaf het moment van het in internetconsultatie geven van het wetsvoorstel zal worden gevolgd. De (internet)consultatieperiode start dit voorjaar (het streven is – zoals ik in het algemeen overleg heb aangegeven – gericht op april) en duurt zes weken. Na afloop van de periode voor internetconsulatie zullen de uitgebrachte adviezen en opmerkingen, waar nodig, worden verwerkt. De verwachting is dat hiervoor een periode van zes weken moet worden genomen. Daarna zal het voorstel worden gereedgemaakt voor verzending naar de ministerraad. Het streven is erop gericht dit nog voor het zomerreces te doen plaatsvinden. Na aanvaarding in de ministerraad kan het worden aangeboden aan de Afdeling Advisering van de Raad van State. Afhankelijk van de tijd die de Afdeling Advisering nodig heeft voor het uitbrengen van haar advies, zal daarna het nader rapport dienen te worden opgesteld. De daarvoor benodigde tijd is mede afhankelijk van de aard en inhoud van het advies. Gelet op het voorgaande zal naar verwachting het wetsvoorstel eind 2015 dan wel begin 2016 aan de Tweede Kamer kunnen worden aangeboden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven