33 612 Structuurvisie Windenergie op land

Nr. 75 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2021

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat geef ik, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), middels deze brief een reactie op de brief verzonden aan gemeenteraad van de gemeente Amsterdam door E.S.1 d.d. 29 maart 2021.

Met de brief uiten ruim 100 medici en paramedici hun bezorgdheid over de mogelijke gezondheidseffecten van windturbines in de directe nabijheid van woningen. In de brief wordt ook een aantal vragen gesteld aan de gemeente Amsterdam over de gezondheidseffecten van windturbines.

Ik wil beginnen met dat ik begrip heb voor de zorgen over de komst van windturbines. Met de energietransitie staat Nederland voor een enorme opgave. We werken aan de met elkaar afgesproken, collectieve klimaatdoelen waar iedereen baat bij heeft. De één ondervindt meer last van de veranderingen die plaatsvinden in deze transitie dan de ander. Niet iedereen krijgt te maken met windturbines (of zonneparken) in zijn of haar directe omgeving. Wie dat wel krijgt, ziet zich geconfronteerd met veranderingen van het landschap, wellicht overlast tijdens de bouw en mogelijk zaken die als hinderlijk kunnen worden ervaren, zoals slagschaduw en geluid van windturbines. Tegelijkertijd zijn deze windparken (en zonneparken) wel keihard nodig om de noodzakelijke omslag naar duurzame energie te kunnen maken. Het is dus een kwestie van het vinden van de juiste balans tussen het aanpakken van klimaatverandering – dat in het belang van alle Nederlanders is – en andere (lokale) belangen, zoals de kwaliteit van de leefomgeving en natuur, netcapaciteit en kosten, en maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. Ook is het relevant om bewust te zijn van de bredere context van geluid in de leefomgeving en geluidsoverlast door verschillende bronnen. Het RIVM stelt bijvoorbeeld dat ook ernstige geluidshinder ervaren wordt als gevolg van het wegverkeer (ruim 970.000 personen), railverkeer (bijna 100.000 personen) en luchtverkeer (circa 260.000 personen). Voor windturbines geldt dat ruim 7.000 personen ernstige geluidhinder ervaren (uit RIVM-rapport «Motie Schonis en de WHO-richtlijnen voor omgevingsgeluid (2018)», bijlage bij Kamerstuk 29 383, nr. 343).

De belangen van omwonenden van windturbines en hun leefomgeving zijn geborgd in wettelijke normen. Om hinder en slaapverstoring te beperken, moeten alle windmolens die in Nederland worden gebouwd voldoen aan normen voor geluid (en ook voor slagschaduw). De landelijke norm voor windturbinegeluid is 47 dB. Dit is een gemiddelde norm die bestaat uit het gemiddelde geluid van alle dagen. Geluid dat wordt uitgestoten in de avonden en nachten wordt in het gemiddelde zwaarder meegewogen dan geluid dat overdag wordt uitgestoten. In de berekening geldt voor de avonden een straffactor van 5 dB, voor de nachten een straffactor van 10 dB. 47 dB is daarom niet de hoogte van de werkelijke geluidsbelasting op woningen, die is in de praktijk maximaal 43–45 dB(A). Overigens geldt voor de nacht een gemiddelde norm van 41 dB (de Lnight norm).

Windturbines worden zo ontworpen dat geluidsoverlast zo veel mogelijk wordt voorkomen. De afgelopen jaren is veel geïnnoveerd, waardoor de hogere windturbines van nu evenveel of minder geluid produceren dan de kleinere molens van vroeger, terwijl ze wel meer groene energie opwekken. Dit neemt niet weg dat omwonenden geluidshinder kunnen ervaren. De wetenschappelijke literatuur laat zien dat omwonenden minder hinder ervaren van de windturbines als ze worden betrokken bij de planontwikkeling, bijvoorbeeld als zij meedenken over de plaatsing en de balans tussen kosten en baten. Het is daarom belangrijk om omwonenden te betrekken bij het planningsproces en de plaatsing van windturbines en hun zorgen daarbij ook serieus te nemen. Dit gebeurt momenteel in de Regionale Energiestrategieën (RES’en), waarin de zoekgebieden voor zonne- en windenergie in kaart worden gebracht. Hierbij worden burgers zo veel mogelijk betrokken. Het aanwijzen van een zoekgebied betekent niet dat er dan ook zeker windturbines zullen komen. In een volgende fase van de RES zal moeten blijken of er inderdaad voldoende draagvlak is en of een windpark ingepast kan worden, rekening houdend met alle geldende beperkingen en normen, waaronder die voor geluid. Een nieuw windpark zal alleen doorgang kunnen vinden en de benodigde vergunningen kunnen krijgen als blijkt dat de plannen passen binnen die beperkingen en normen.

Voor een gedetailleerde reactie op het raadsadres verwijs ik u naar de beantwoording van het raadsadres door het college van B&W van Amsterdam2, waar ook het RIVM aan heeft bijgedragen. Het RIVM verzamelt, bundelt en ontsluit wetenschappelijke kennis over geluid bij windturbines. In het algemeen kan ik stellen dat het onlangs gepubliceerde rapport van het RIVM (20 april 20213) niet achterhaald is en dat het de meest recente wetenschappelijke inzichten deelt. Deze inzichten verschillen niet dusdanig van de kennis op basis waarvan de Nederlandse norm is vastgesteld dat er reden is om de norm aan te passen. Nieuwe wetenschappelijke inzichten kunnen in de toekomst mogelijk wel leiden tot een aanpassing van de norm. Bovendien is het goed om bewust te zijn dat de norm een maximaal jaargemiddeld geluidsniveau voorschrijft, wat leidt tot de inpassing van een windpark op een bepaalde minimale afstand van de omliggende bebouwing. Het staat een RES-regio of een gemeente echter vrij om zelf rekening te houden met een grotere (minimale) afstand als dit gewenst is.

Bij windparken die voldoen aan de norm, kan alsnog sprake zijn van geluidshinder. Om dit verder te beperken, verken ik momenteel samen met NWEA (branchevereniging voor windenergie) de opties daarvoor. Hierbij kan gedacht worden aan een app waarmee omwonenden inzicht krijgen in het verwachte geluidsniveau en ook zelf kunnen aangeven in hoeverre zij geluidsoverlast ervaren. Soms moeten exploitanten hun windturbines stilzetten om zo binnen de jaargemiddelde geluidsnorm te blijven. Met gebruikersinformatie uit de app kan de ontwikkelaar dan gerichter de benodigde stilstand toepassen. Het gebruiken van een app wordt door NWEA ondersteund.

Aanvullend heb ik het RIVM een tweeledige opdracht gegeven voor het thema gezondheid en windenergie. Ten eerste zal het RIVM een «Expertisepunt windenergie en gezondheid» opzetten, waar experts elkaar kunnen vinden en regionale GGD’en ondersteund worden. Met dit Expertisepunt verhoogt het RIVM ook de reeds doorlopende inzet op het verzamelen, duiden en verspreiden van kennis over windenergie en gezondheid. Het Expertisepunt vervangt hiermee het eerdere Expertisecentrum Windenergie. Ten tweede zal er aanvullend gezondheidsonderzoek worden gedaan. Het RIVM verkent momenteel hoe dit het beste kan worden vormgegeven. Naar verwachting is deze verkenning eind 2021 beschikbaar en dan zal ik, in samenspraak met alle betrokken partijen, de benodigde vervolgstappen zetten.

Dit aanvullende gezondheidsonderzoek is dan in aanvulling op het onderzoek naar laagfrequent geluid door onder andere windturbines, waarvoor de Staatssecretaris van IenW het RIVM eerder dit jaar opdracht heeft gegeven. Ook zal de Staatssecretaris van IenW later dit jaar, in reactie op de motie van het lid Schonis, een beleidsreactie geven op het WHO-rapport uit 2018 over nieuwe advieswaarden voor omgevingsgeluid (Kamerstuk 29 383, nr. 343).

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Gelet op de privacy van de briefschrijver worden alleen de initialen van de briefschrijver vermeld.

Naar boven