33 605 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2012

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Aangeboden 15 mei 2013

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 433,6 (bedragen x € 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie  totaal € 433,6  (bedragen x € 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 8.066,8 (bedragen x € 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 8.066,8 (bedragen x € 1 miljoen)

INHOUDSOPGAVE

   

blz.

     

A.

Algemeen

6

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

6

2.

Leeswijzer

9

     

B.

Beleidsverslag

13

3.

Beleidsprioriteiten

13

4.

Beleidsartikelen

27

 

4.1. Beleidsartikel 20 Inzet

27

 

4.2. Beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten

39

 

4.3. Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten

43

 

4.4. Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten

49

 

4.5. Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee

54

 

4.6. Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie

60

 

4.7. Beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra

70

5.

Niet-beleidsartikelen

76

 

5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

76

 

5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

76

 

5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

77

 

5.4. Niet-beleidsartikel 91 Centraal apparaat

78

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

80

     

C.

Jaarrekening

85

7.

De verantwoordingsstaat

85

8.

De saldibalans

86

     
 

Baten-lastendiensten

92

9.

De samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten

92

10.

Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

93

11.

Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie

100

12.

Baten-lastendienst Paresto

108

     

D.

Bijlagen

115

Bijlage 1:

Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

115

Bijlage 2:

Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijk personeel (externe inhuur)

116

Bijlage 3:

Overzicht voltooide onderzoeken

117

Bijlage 4:

Integriteitsmeldingen

118

Bijlage 5:

Milieu

119

Bijlage 6:

Voortgang reorganisatie en Krijgsmacht op orde

135

Bijlage 7:

Lijst met afkortingen

139

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AANBIEDING EN VERZOEK TOT DECHARCHEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Defensie over het jaar 2012 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2012 gevoerde financiële beheer.

  • 1. Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

    • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

    • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

    • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

    • d. de betrokken saldibalans;

    • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

    • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2012;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2012 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2011, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2012 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

In het jaarverslag 2012 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2012 inclusief de Nota van Wijziging 2012 (Kamerstuk 33 000 X, nr. 15). Het jaarverslag bestaat uit de «aanbieding en dechargeverlening», de leeswijzer, het beleidsverslag, de (niet-) beleidsartikelen, de jaarrekening, gegevens over de baten-lastendiensten en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven controleverklaring.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B). Hierin is dit jaar ook opgenomen de rapportage over integriteit, die vorig jaar nog een aparte rapportage was.

Beleidsartikelen

Budgettaire gevolgen van beleid

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden ten aanzien van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2,5 miljoen voor beleidsartikel 20 Inzet en € 5 miljoen voor de overige beleidsartikelen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».

Investeringsprojecten

De verantwoording over investeringsprojecten is opgenomen in beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie (DMO) en beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra (CDC). Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de begroting 2012. In het geval van de DMO gaat het om verschillen vanaf € 10 miljoen, bij het CDC gaat het om de verschillen vanaf € 5 miljoen.

Niet-beleidsartikelen

Dit betreft een toelichting op de artikelen «Geheime uitgaven», «Nominaal en onvoorzien», «Algemeen» en «Centraal Apparaat».

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de baten-lastendiensten. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaten van het ministerie van Defensie en de saldibalans. Ook is de verantwoording van de baten-lastendiensten opgenomen.

Bijlagen

Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht van toezichtrelaties en ZBO/RWT’s (bijlage 1), een overzicht inschakeling van externe adviseurs en tijdelijk personeel (externe inhuur, bijlage 2), een overzicht met voltooide onderzoeken (bijlage 3), een bijlage met integriteitsmeldingen (bijlage 4), de milieubijlage (bijlage 5), de bijlage «Voortgang reorganisatie en Krijgsmacht op orde» (bijlage 6) en een lijst met afkortingen (bijlage 7). De Defensie Industrie Strategie (DIS) is niet meer als bijlage opgenomen in dit jaarverslag. Zoals reeds aangekondigd in het jaarverslag 2011 en in de begrotingen voor 2012 en 2013, zijn de in de DIS genoemde instrumenten inmiddels geconcretiseerd en verankerd in de defensieorganisatie. Daarom kan de DIS als uitgevoerd worden beschouwd. Defensie evalueert de DIS in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken. Zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg materieel van 3 december 2012 rapporteert Defensie de uitkomsten van deze evaluatie in 2013 aan de Kamer.

Groeiparagraaf

De invoering van «Verantwoord Begroten» heeft geleid tot de volgende verbeteringen in de begroting en het jaarverslag 2012:

  • De begroting bevat een centraal apparaatsartikel (niet-beleidsartikel 91 «Centraal apparaat») waarop alle apparaatsuitgaven van de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst zijn weergegeven. Tevens zijn in dit artikel de defensiebrede uitgaven ondergebracht voor pensioenen en uitkeringen, wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden en de ziektekostenvoorziening;

  • In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoering, het beheer bij Defensie en stuur- en verantwoordingsinformatie;

  • In de begroting 2012 is een herschikking gemaakt van programma- en apparaatsuitgaven conform de nieuwe definities van apparaat en programma. Onder apparaatsuitgaven vallen alle personele uitgaven, zoals loonkosten, personele exploitatie, post-actieven en externe inhuur. De materiële uitgaven die onder apparaatsuitgaven vallen zijn uitgaven voor ICT ten behoeve van ondersteunende processen en kantoorautomatisering, diensten en middelen, vervoers- en verblijfskosten, huisvesting en communicatie. Programma-uitgaven zijn alle overige uitgaven. Binnen apparaatsuitgaven is een onderverdeling gemaakt in «staf» en «operationele eenheden». Onder «staf» valt de commandant met zijn directe staf en onder «operationele eenheden» zijn de overige organisatieonderdelen opgenomen;

  • De naam van beleidsartikel 20 «Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» is veranderd in beleidsartikel 20 «Inzet». Dit artikel geeft namelijk niet alleen een beeld van crisisbeheersingsoperaties, maar ook van de incidentele nationale inzet van de krijgsmacht en het verlenen van noodhulp, bijstand en assistentie. Bij de beleidsartikelen 21 (Commando zeestrijdkrachten), 22 (Commando landstrijdkrachten), 23 (Commando luchtstrijdkrachten) en 24 (Commando Koninklijke marechaussee) wordt de inzet daarom niet meer toegelicht. In deze beleidsartikelen wordt in de doelstellingenmatrices gerapporteerd in hoeverre de operationele doelstellingen (voor de gereedstelling) in 2012 zijn gerealiseerd. In de kolom «Totaal aantal operationeel gerede eenheden» wordt de realisatie van organiek of specifiek gerede eenheden afgezet tegen de planning. «Organiek gereed» betekent dat een eenheid het geheel van taken uit kan voeren waarvoor deze standaard is ingericht. «Specifiek operationeel gereed» betekent dat een eenheid een deel van de organieke taken kan uitvoeren. Bij de toelichting op de gereedheid worden onder het kopje «operationele gereedheid» alleen die eenheden toegelicht waarbij de realisatie van de doelstellingen van de operationeel gerede eenheden lager is dan gepland. Om een aantal eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Deze eenheden zijn opgenomen in de kolom «Voortzettingsvermogen».

Een van de uitgangspunten van de reorganisatie is dat de uitvoering meer ruimte krijgt. Als gevolg van de maatregelen uit de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1) is de zeggenschap over de logistieke ondersteuning in januari 2012 overgegaan naar de operationele commandanten. Daarmee zijn ook de budgetten overgeheveld naar de operationele commandanten. Met een nota van wijziging (Kamerstuk 33 000, nr. 15) is dit verwerkt in de begroting 2012 en aan de Kamer gemeld.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

De beleidsagenda

In 2012 heeft Defensie verder uitvoering gegeven aan de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1). Belangrijke elementen daaruit waren de voortzetting van de reorganisaties en het afstoten van vastgoed en materieel. De krijgsmacht boet, als gevolg van de in gang gezette maatregelen uit deze beleidsbrief, aan voortzettingsvermogen en gevechtskracht in. De maatregelen zijn pijnlijk en hebben een grote weerslag op het personeel. Temeer omdat eind 2012 duidelijk is geworden dat de implementatie van de reorganisaties een tot nu toe onbekende vertraging oploopt, waardoor de onzekerheid wordt verlengd. Defensie is in 2012 op tal van plekken operationeel ingezet. Zowel internationaal in Kunduz en ter bestrijding van piraterij, als ruim 1900 keer in eigen land. Daarnaast werd geïnvesteerd in de toekomst van de krijgsmacht, zijn nieuwe patrouillevaartuigen in de vaart genomen en werden de cybercapaciteiten verder versterkt.

Sinds het jaarverslag over 2011 wordt de Kamer bij de begroting en in het jaarverslag met key performance indicators geïnformeerd over de voortgang bij de reorganisatie en het op orde brengen van de krijgsmacht. De Kamer heeft de laatste rapportage ontvangen bij de begroting 2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 81). In bijlage 6 bij dit jaarverslag treft u dit overzicht opnieuw aan, met daarbij een toelichting en kleurcodering. U bent op 14 februari 2013 geïnformeerd over de wijzigingen in de rapportage (Kamerstuk 32 733, nr. 116).

Naar een kleinere krijgsmacht

Reorganisatie

In totaal worden 95 aparte reorganisatieprojecten binnen Defensie uitgevoerd. Volgens de planning zal het merendeel van de defensieonderdelen hun reorganisaties in 2013 voltooien. In verband met de complexiteit en diversiteit en besluitvorming lopen enkele projecten (bij het CLAS, het CDC en bij de Bestuursstaf) nog door tot in 2016.

Een behoorlijk aantal reorganisaties is in 2012 geheel gereed met het opstellen van alle documenten, inclusief het voltooien van het formele overleg met de medezeggenschap en de bonden. Dit is een resultaat van inspanningen van velen en van de coöperatieve instelling van de medezeggenschap op alle niveaus. Deze reorganisaties staan op het punt te worden geïmplementeerd. Eind 2012 is met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming bereikt over de kaders en spelregels die leidend zijn bij de uitvoering van de (lopende) reorganisatietrajecten. Tevens is overeenstemming bereikt over de synchronisatie van de reorganisaties van de staven van de defensieonderdelen en de Divisie Personeel & Organisatie Defensie (DPOD). Door de start van het traject, het moment van vacaturestelling en de werving- en selectieprocedure op elkaar af te stemmen, kan het personeel gerichte keuzes maken voor bepaalde functies, zodat de medewerkers eerlijke en gelijke kansen krijgen. Daarnaast is dat relevant voor een zo soepel mogelijke voortgang van de uitvoering van de werkzaamheden. Dit heeft wel voor enkele maanden vertraging gezorgd in de implementatie van de reorganisaties van de staven en de DPOD. Ondanks de overeenstemming met de centrales van overheidspersoneel over de randvoorwaarden moet tot op heden de implementatie van de staven en DPOD en van de overige reorganisatietrajecten nog starten. Het overleg met de centrales van overheidspersoneel inclusief het (informele) overleg over reorganisaties is eind 2012 opgeschort in verband met de discussie tussen Defensie en de centrales van overheidspersoneel over de wijze waarop Defensie de negatieve effecten van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) wil compenseren. Dit levert een tot nu toe onbekende vertraging op. Begin 2013 is het overleg hervat.

Afstoting materieel en maatregelen operationeel domein

Met de beleidsbrief is besloten tot de afstoting en verkoop van specifiek materieel. Daaraan is in 2012 verder uitvoering gegeven. Wel is besloten veertig Fenneks, drie van de zes pantserhouwitsers en vier van de negentien F-16»s aan te houden voor hergebruik van reservedelen (Kamerstuk 32 733, nr. 64 van 25 mei 2012). Naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen moties zijn enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de beleidsbrief. Deze moties zijn uitgevoerd. Het betreft de vier patrouilleschepen, die alle vier in de vaart zijn genomen en vanaf 2013 operationeel worden ingezet. Het betreft ook acht Cougar-transporthelikopters, die tot en met 2017 worden gehandhaafd. Voor de search & rescue (SAR) taken op de Noordzee zijn in 2012 de AB412-helikopters vanaf vliegveld Leeuwarden ingezet. Voor de nacht werd gebruik gemaakt van een ingehuurde helikopter, omdat de AB412 deze taak ’s nachts niet kan uitvoeren. Voor zowel de SAR-taken als het patiëntenvervoer was een Cougar-transporthelikopter als reserve beschikbaar. Het derde DC-10 transportvliegtuig blijft inzetbaar tot uiterlijk 31 december 2013. Materieel dat op basis van de beleidsbrief en eerdere beslissingen is afgestoten, wordt ter verkoop aangeboden. Defensie zoekt daarvoor actief potentiële buitenlandse kopers. Door de slechte situatie op de verkoopmarkt voor strategisch defensiematerieel is het niet gelukt in 2012 grote verkoopcontracten af te sluiten. Daarnaast ging de beoogde verkoop van Leopard 2-tanks aan Indonesië niet door. Verschillende landen hebben inmiddels interesse getoond voor een aantal wapensystemen.

Uitvoering overige moties operationeel domein beleidsbrief

Conform de aangenomen moties bij de behandeling van de beleidsbrief is minder bezuinigd op sportinstructeurs, waardoor er 50 meer in dienst konden blijven. De vullingsgraad bij de Koninklijke marechaussee voor militair personeel bereikte in 2012 90 procent, waar 98 procent het streven was. Het totaal aantal dienstauto’s zal verminderen met 1200 eind 2013, de beoogde vermindering van 200 extra dienstvoertuigen is daarvan onderdeel. Voor de reductie van deze 200 voertuigen is het budget voor de exploitatie met ingang van 2014 met € 0,5 miljoen verlaagd.

Herbelegging vastgoed

In 2012 is verder gewerkt aan de invulling van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. Fase 1 is inmiddels uitgewerkt en besproken met de Kamer. In het jaarverslag over 2011 werd gemeld dat ook de besluiten over fase 2 en fase 3 van de vastgoedoperatie zouden volgen in 2012. De uitwerking van enkele maatregelen heeft echter langer op zich laten wachten dan gepland, omdat deze veelal samenhangen met reorganisaties die nog niet zijn uitgewerkt. Hierdoor kon ook de besluitvorming over een aantal vastgoedtrajecten nog niet worden voltooid in 2012. De Kamer is in het eerste kwartaal van 2013 alsnog geïnformeerd over het restant van fase 2. Bij dit jaarverslag ontvangt de Kamer separaat een uitgewerkt overzicht met alle maatregelen die in het kader van de herbelegging zijn genomen. Daarbij wordt ook zichtbaar gemaakt in hoeverre de uitvoering van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie de beoogde besparingen heeft opgeleverd. Bij de begroting en in het jaarverslag van 2013 zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van de herbelegging van het vastgoed.

Beleidsconclusie

De uitvoering van de reorganisatie is in volle gang, maar loopt een vertraging op waardoor de periode van onzekerheid voor het personeel wordt verlengd. De plannen voor de afstoting van materieel zijn uitgevoerd. Materieel is afgestoten en wordt voor verkoop aangeboden. De uitwerking van enkele vastgoedmaatregelen heeft langer geduurd dan was voorzien, waardoor de besluitvorming over het herbeleggingsplan niet in 2012 kon worden voltooid.

Inzetbaarheid en inzet

Hoewel de operationele inzetbaarheid in 2012 aan beperkingen onderhevig is geweest, is de krijgsmacht, zowel nationaal als internationaal, onder uiteenlopende omstandigheden ingezet. In 2012 zijn in totaal ongeveer 3300 militairen ingezet bij crisisbeheersingsoperaties en de opbouw van veiligheidsorganisaties in Afghanistan, Afrika, het Midden-Oosten en op de Balkan. Zij doen dit veelal in internationaal verband, vooral binnen de NAVO en de EU.

Internationale inzet

Afghanistan

In 2012 heeft Defensie bijgedragen aan de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan. De Police Training Group heeft met trainers de basisopleiding voor agenten en onderofficieren gegeven en met Police Mentoring and Liaison Teams (POMLT’s) aanvullende opleidingen verzorgd en de civiele politie in de praktijk begeleid in vier districten van de provincie Kunduz. De basisopleiding wordt vanaf de tweede helft van 2012 gegeven door Afghaanse trainers die worden begeleid door de Nederlandse trainers. De Nederlandse F-16 jachtvliegtuigen in de Air Task Force zijn in 2012 ingezet vanaf Mazar-e-Sharif.

Piraterijbestrijding

In 2012 heeft Nederland opnieuw bijgedragen aan de piraterijbestrijdingsoperaties Atalanta en Ocean Shield in de wateren voor de kust van Somalië. Schepen voor het Wereld Voedsel Programma (WFP) van de Verenigde Naties (VN) en voor de African Union Mission in Somalia (AMISOM) hebben mede daardoor veilig hun havens kunnen bereiken. Daarnaast is bescherming geboden aan koopvaardijschepen in de International Recommended Transit Corridor (IRTC).

Nederland heeft ter bescherming van de schepen van het WFP vanaf begin 2012 tot half oktober 2012 een Autonomous Vessel Protection Detachement (AVPD) ingezet aan boord van het schip de MV Caroline Scan als onderdeel van de EU-operatie Atalanta. De humanitaire hulp die voor grote delen van de Somalische bevolking essentieel is, kon mede dankzij de inzet van het AVPD worden beveiligd en afgeleverd. Bovendien was door de inzet van het AVPD escortering door een marineschip niet meer nodig. Hierdoor kwam een marineschip beschikbaar om andere Atalanta-taken uit te voeren. Militaire middelen worden op die manier doelmatig ingezet. Van april tot en met mei nam Hr.Ms. Van Amstel deel aan Atalanta.

In operatie Ocean Shield is van februari tot april een onderzeeboot ingezet. Daarnaast zijn in de periode van juni tot december Hr.Ms. Evertsen en Hr.Ms. Rotterdam ingezet voor deze NAVO-operatie. Tijdens deze inzet heeft Nederland tevens het bevel gevoerd over Ocean Shield. Ook is een onderzeeboot ingezet.

De internationale beveiliging van de vaarroute door de Golf van Aden is effectief. Er is sprake van een forse daling van het aantal kapingen. In 2012 zijn in de wateren voor de Somalische kust acht schepen gekaapt, waarvan de laatste in mei. In 2011 waren dat er nog 23 en in 2010, 2009 en 2008 ieder jaar meer dan veertig. De daling is het gevolg van de meer proactieve militaire operaties. Met gerichte acties worden piraten vroegtijdig afgeschrikt, opgespoord en opgepakt. De Nederlandse inzet is belangrijk geweest voor de uitvoering van operaties vlak voor de kust van Somalië. Daarmee is de bewegingsvrijheid van piraten verder beperkt. Daarnaast heeft de inzet van beveiligingsteams bijgedragen aan de dalende trend van kapingen. In 2012 hebben VPD’s met succes in totaal 32 zeetransporten beschermd die voeren onder koninkrijksvlag. Het aantal kapingen is ten opzichte van eerdere jaren gedaald. Defensie heeft de financiële bijdrage die reders moeten betalen voor de inzet van een VPD in 2012 verlaagd.

Overige missies

Daarnaast zijn Nederlandse militairen in 2012 bij overige missies in de wereld ingezet. Zie voor een nadere toelichting artikel 20 – Inzet.

Beleidsconclusie

Nederland heeft in 2012, ondanks de ingrijpende veranderingen in de organisatie, succesvol bijgedragen aan een scala aan operaties op diverse plekken in de wereld. De inzet in militaire operaties en van beveiligingsteams heeft bijgedragen aan de dalende trend van kapingen.

Nationale inzet

Bij de behandeling van de defensiebegroting over 2013 is toegezegd dat in het jaarverslag en bij de begroting verslag zal worden gedaan van de nationale inzet van de krijgsmacht. In 2012 is de krijgsmacht ruim 1900 keer nationaal ingezet. Zie voor het overzicht daarvan artikel 20 – Inzet. Behalve incidentele bijstand op verzoek van de civiele autoriteiten voert de krijgsmacht een groot aantal reguliere taken uit, zowel nationaal als in het Koninkrijk der Nederlanden. Daarbij is het van belang dat civiele en militaire autoriteiten elkaar bij crises blindelings kunnen vinden.

Defensie zet vrijwel dagelijks actief haar capaciteiten in ter ondersteuning van de civiele autoriteiten. Het betreft bijvoorbeeld de toenemende inzet van advanced search teams en combat trackers om de politie te ondersteunen bij het speuren naar vermiste personen, verborgen goederen en contrabande. Defensie gebruikt hierbij de ervaring die is opgedaan in Irak en Afghanistan. De inzet hiervan ter ondersteuning van de politie, de FIOD en de douane is succesvol en heeft in 2012 meerdere miljoenen euro’s crimineel geld opgeleverd. Ook zet de krijgsmacht regelmatig de Raven in. Deze kleine onbemande vliegtuigjes worden ingezet bij het opsporen van criminelen, criminele activiteiten, brandstichting en hennepkwekerijen. Ook zijn de toestellen ingezet ter ondersteuning van de brandweer bij grote bos- en heidebranden en voor de handhaving van de openbare orde zoals tijdens de jaarwisseling. Defensie zet de F-16 jachtvliegtuigen niet alleen in ter onderschepping van onbekende vliegtuigen in ons luchtruim, maar ook om de politie te assisteren bij het zoeken naar vermiste personen, hennepkwekerijen en voor het maken van infrarood beelden van de dijken en overstromingsgebieden van de Maas, zoals in Noord-Limburg. Specialisten van het ISTAR-bataljon worden regelmatig door de politie gevraagd steun te verlenen bij analyse en onderzoek in complexe recherchezaken. Duikers van de Defensie Duik Groep (DDG) worden frequent ingezet om te zoeken naar vermiste personen, wapens, munitie en ander bewijsmateriaal gerelateerd aan misdrijven. De Chinook- en Cougar-helikopters werden ingezet voor bluswerkzaamheden.

Op 8 november 2012 is de tweede verdedigingscompagnie voor chemische, biologische, radiologische en nucleaire besmetting (CBRN) opgericht. Met de oprichting hiervan heeft Defensie de laatste, gegarandeerde capaciteit beschikbaar gesteld in het kader van de Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS). De eenheid zal in 2014 volledig operationeel zijn. Samen met de andere CBRN-compagnie levert zij dan ontsmettingscapaciteit. De CBRN-specialisten van Defensie ondersteunen de lokale autoriteiten met kennis en kunde bij calamiteiten waarbij sprake is of kan zijn van CBRN-omstandigheden. Het team is voorzien van speciale voertuigen en een uitgebreid scala aan verbindingsmiddelen.

De ICMS-afspraken uit 2007 zijn aan herijking toe. Defensie kan als structurele veiligheidspartner op veel terreinen de civiele autoriteiten ondersteunen. Zowel in de voorbereiding voor inzet, tijdens de inzet en de na-fase daarvan. Defensie werkt daarom samen met het ministerie van Veiligheid en Justitie aan de verdere versterking van deze samenwerking. Het doel is de veiligheid van de Nederlandse burgers nog effectiever en doelmatiger te waarborgen.

De minister van Defensie voert het beheer over de Kustwacht en die taak is belegd bij de marine. Vanuit het kustwachtcentrum worden eenheden ingezet voor verschillende handhavings- en dienstverleningstaken op de Noordzee. In het Caribische deel van het Koninkrijk is de krijgsmacht permanent actief met een compagnie op Aruba en op Curaçao. Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) vervult de kustwachttaken en de Koninklijke marechaussee (Kmar) de reguliere militaire politietaak. Defensie ondersteunt de civiele autoriteiten in het Caribische deel van het Koninkrijk. Een voorbeeld daarvan is de ondersteuning door de Kmar tijdens de Bonaire-dag.

Beleidsconclusie

In 2012 is de krijgsmacht ruim 1900 keer in eigen land actief geweest in de ondersteuning van de civiele autoriteiten. Defensie heeft tevens de tweede CBRN-verdedigingscompagnie beschikbaar gesteld waarmee een nieuwe, gegarandeerde defensiecapaciteit beschikbaar is gekomen. In koninkrijksverband leverde Defensie structureel en incidenteel ondersteuning in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Innovatie en intensivering

Defensie blijft, ondanks de bezuinigingen, investeren in nieuwe capaciteiten. Op die manier wordt de blijvende inzetbaarheid van de krijgsmacht versterkt en worden nieuwe dreigingen het hoofd geboden. In dat kader verwerft Nederland een Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle MALE-UAV (onbemande luchtcapaciteit). De voorbereidingen daarvoor zijn in 2012 gestart en de Kamer is daarover geïnformeerd op 14 december 2011 (Kamerstuk 30 806, nr. 10). De UAV’s zijn inzetbaar in Nederland, in delen van het luchtruim die voor dat doel zijn vrijgemaakt, de zogenoemde segregated areas. Defensie beziet momenteel hoe de toestellen zo spoedig mogelijk in het volledige Nederlandse luchtruim kunnen worden ingezet.

Defensie draagt in het kader van de Nationale Cyber Security Strategie ook bij aan de digitale weerbaarheid van de Nederlandse samenleving. Defensie heeft op 27 juni 2012 de Defensie Cyber Strategie aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 321, nr. 1). Deze strategie bevat zes speerpunten waarmee de cyberintensivering wordt ingevuld. Inmiddels is de Taskforce Cyber opgericht en zijn de defensieve capaciteiten (Defcert) operationeel. Defensie heeft een liaison in het Nationale Cyber Security Centrum en draagt bij aan de Nationale Cyber Security Strategie 2.0. Verder is er in juni bij de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) een universitair hoofddocent Cyber aangesteld.

Defensie investeert ook in de bescherming tegen geïmproviseerde explosieven. In 2012 zijn de voorbereidingen voltooid om de Joint C-IED organisatie in 2013 te kunnen oprichten. Defensie vervult op dit vlak ook in internationaal verband een voortrekkersrol.

In 2012 is begonnen met de uitwerking van de verdere samenwerking tussen het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers op het gebied van speciale operaties. Dit behelst de uitwerking van een operatieconcept, de oprichting van een kenniscentrum en een gezamenlijke opleidingsmodule. Nederland wenst voorts binnen de NAVO zijn sterke positie op het gebied van raketverdediging te behouden. Daarom investeert Defensie in sensorcapaciteit en worden de SMART-L radars aan boord van de luchtverdedigings- en commandofregatten gemodificeerd. In juni 2012 is het contract daartoe gesloten en Nederland krijgt daarmee vanaf 2018 als eerste Europese NAVO-lidstaat de beschikking over de sensorcapaciteit om ballistische raketten te detecteren. Deze kunnen vervolgens met raketten van bondgenoten of met Patriot-rakketten worden onderschept.

Beleidsconclusie

Defensie voert de bezuinigingen uit en blijft tegelijkertijd investeren in toekomstige technologieën. Defensie investeert daarom in onder meer UAV’s, cyber en raketverdediging.

Internationale defensiesamenwerking

Nederland werkt op diverse terreinen samen met internationale partners. Mede in het licht van de bezuinigingen is het belang van internationale militaire samenwerking de afgelopen jaren sterk toegenomen. Internationale militaire samenwerking is een belangrijke manier om militaire effectiviteit en doelmatigheid te optimaliseren. Alle landen in Europa bezuinigen momenteel onder invloed van de actuele mondiale economische ontwikkelingen op de krijgsmacht. Niet zozeer om opgelegde bezuinigingen te realiseren, maar primair om slagkracht te behouden of om over capaciteiten te kunnen beschikken die landen alleen niet meer kunnen bekostigen. Landen zoeken naar mogelijkheden de internationale samenwerking met hun partners verder te intensiveren.

Defensie heeft de afgelopen jaren nieuw beleid ontwikkeld om recht te doen aan het toegenomen belang van internationale militaire samenwerking. Op 11 mei 2012 heeft de minister van Defensie de Kamer hierover geïnformeerd met de nota internationale militaire samenwerking (Kamerstuk 33 279, nr. 3). Samenwerking roept de vraag op hoe deze zich verhoudt tot de nationale soevereiniteit. De Adviesraad Internationale Veiligheid (AIV) stelt dat handelingsvermogen als een wezenlijk onderdeel van ons soevereiniteitsbegrip moet worden beschouwd. Vormen van samenwerking die het handelingsvermogen van staten vergroten, maken geen inbreuk op de nationale soevereiniteit, maar kunnen daartoe juist bijdragen. In haar reactie op dit advies onderschrijft de regering die opvatting (Kamerstuk 33 279, nr. 2).

Tegen deze achtergrond is gekozen voor een (nieuwe) benadering van internationale militaire samenwerking die tot doel heeft het handelingsvermogen te vergroten, zonder te veronachtzamen dat er capaciteiten zijn waarover Nederland altijd zelfstandig zal willen beschikken. De nadruk zal komen te liggen bij die thema’s en strategische partners die Nederland, en ook zijn partners, in staat stellen de krijgsmacht effectiever en doelmatiger in te richten en te gebruiken. Het soevereiniteitsvraagstuk is een overweging bij internationale samenwerking, maar dient geen struikelblok te zijn. De vrijheid van handelen kan in de meeste samenwerkingsverbanden worden gegarandeerd.

Ook in de dagelijkse praktijk van internationale militaire samenwerking zijn er in 2012 belangrijke stappen gezet. Zo beziet de landmacht met Duitsland de mogelijkheden om tot verdere integratie te komen van training, oefening en opleiding. Ook is het Air to Air Refueling initiatief ter versterking van de Europese tankercapaciteit tot stand gekomen. Op 18 april 2012 hebben de ministers van Defensie van de drie Benelux landen in een gemeenschappelijke verklaring aangekondigd de samenwerking te zullen intensiveren. Een groot aantal concrete samenwerkingsmogelijkheden is onderkend en dit zal in 2013 tot concrete resultaten moeten leiden. Vergaande samenwerking ligt mogelijk in het verschiet tussen de Belgische en Nederlandse luchtmacht, onder meer op het gebied van helikopters, luchttransport en jachtvliegtuigen.

Beleidsconclusie:

Nieuwe mogelijkheden voor internationale militaire samenwerking zijn geïdentificeerd en zullen op korte termijn verder concrete vormen aannemen. Voordat concrete resultaten kunnen worden geboekt, moeten voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. In de loop van 2013 moeten meer concrete resultaten van samenwerking zichtbaar worden.

Personeel

Opleiding

In 2012 zijn goede ervaringen opgedaan met de erkenning van eerder verworven competenties (EVC) en het ervaringscertificaat. In 2012 heeft Defensie afspraken gemaakt met Regionale Opleidingscentra (ROC’s), verenigd in de Coöperatie Paars Partnerschap, om in 2013 projectmatig interne defensieopleidingen te vergelijken met civiele opleidingen op mbo-niveau. Deze vergelijking leidt tot de ontwikkeling van korte diplomatrajecten. Deze opleidingen sluiten aan bij het opleidingsniveau en de ervaringsopbouw van de individuele militair. De medewerker kan hiermee in een betrekkelijk kort tijdsbestek een civiel mbo-diploma verkrijgen, waardoor zijn kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot. De ROC’s leveren de noodzakelijke deskundigheid voor dit project.

Toekomstige officieren die met succes een opleiding aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de NLDA voltooien, ontvangen vanaf 2012 een erkend bachelor diploma. Dankzij een positieve beoordeling door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) verzorgt Defensie hoger onderwijs op universitair niveau. Defensie is hiermee als toekomstige werkgever voor kandidaten die het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs hebben afgerond, nog aantrekkelijker. Daarnaast bevordert deze erkenning de doorstroom naar masteropleidingen die officieren na hun bacheloropleiding kunnen volgen.

Defensie heeft met de inzetbrief de centrales van overheidspersoneel voorgesteld in 2012 bij initiële officiersopleidingen een zakgeldregeling in te voeren. Na overleg met de centrales van overheidspersoneel heeft Defensie er uiteindelijk voor gekozen van deze voorgenomen maatregel af te zien.

Ontwikkeling Personeelssterkte

Het in-, door- en uitstroomplan (IDU-plan) 2012 was bij de ontwerpbegroting van 2012 nog niet definitief vastgesteld. Met de 1e suppletoire begroting 2012 is in het IDU-plan een gemiddelde personeelssterkte opgenomen van totaal 57.439 vte’n voor militairen en burgers. De realisatie is in 2012 uitgekomen op 56.540. De afwijking in de personeelssterkte in 2012 ten opzichte van het plan is vooral het gevolg van een lagere instroom van militair personeel en een hogere uitstroom van burgerpersoneel.

Ontwikkeling Personele uitgaven.

De personele uitgaven in de ontwerpbegroting 2012 bedragen € 2768 miljoen. Hierin zijn de reducties in personele omvang van de maatregelen uit de beleidsbrief verwerkt. Bij de actualisering van het IDU-plan zijn de personele uitgaven in de 1e suppletoire begroting vastgesteld op € 2817 miljoen. De realisatie van de personele uitgaven is in 2012 uitgekomen op circa € 2890 miljoen. De afwijking in de realisatie van de uitgaven ten opzichte van de begroting is een gevolg van de vaststelling van het IDU-plan in 2012, de stijging van de salarissen met 1 procent, de verhoging van de eindejaarsuitkering en de actualisatie van sociale premies inclusief de herstelpremie ABP. Daarnaast wordt het verschil veroorzaakt door de nadelige looneffecten van rang- en schaalopbouw van het aanwezige personeel eind 2012 ten opzichte van het IDU-plan 2012.

Integriteit

In 2012 heeft Defensie de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie Integriteitszorg ter hand genomen. Het betreft de aanbevelingen die zijn beschreven in de brief van 22 november 2011 (Kamerstuk 32 678, nr. 15). De regelgeving inzake integriteit is vereenvoudigd en gebundeld in een aanwijzing van de secretaris-generaal waarin de rol van de leidinggevenden en de medewerkers wordt beschreven. Voorts is de uiteenlopende regelgeving geharmoniseerd en zijn de klachtenregelingen samengevoegd. Het betreft de klachtenregeling Defensie en de klachtenregeling ongewenst gedrag en vermoedens van misstanden. Over deze regeling moet nog overleg worden gevoerd met de centrales van overheidspersoneel. Ook is het systeem aangepast waarmee medewerkers integriteitsschendingen kunnen melden (melding voorvallen). Het is mogelijk de afwikkeling van voorvallen te volgen, waardoor ook inzichtelijk wordt welke maatregelen zijn genomen naar aanleiding van een integriteitsschending. In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van vermoedelijke integriteitsschendingen en genomen maatregelen.

De toezichthouder Integriteit, de Hoofddirectie Personeel, heeft in 2012 drie onderzoeken uitgevoerd waarmee het systeem van integriteitszorg verder wordt verbeterd. Zoals uiteengezet in de brief van 22 november 2011 is integriteit niet uitsluitend een kwestie van regelgeving en onderzoeken. Van minstens zo groot belang is de bewustwording bij leidinggevenden en medewerkers. Voor de hoofden van de defensieonderdelen en leidinggevenden is een specifieke rol weggelegd. Het is hun opdracht om voorbeeldgedrag te tonen, ondergeschikten te doordringen van het belang van integriteit en de regels op dat gebied te handhaven.

Veteranen

De Veteranenwet die is gepubliceerd in maart 2012 (Staatsblad 2012, nr. 133) zal in werking treden na de publicatie van het Veteranenbesluit. Een concept hiervoor is in 2012 opgesteld en voorgelegd aan de centrales van overheidspersoneel. Hierna zal het normale traject van wetgeving worden doorlopen, dat naar verwachting midden 2013 zal zijn voltooid. In overleg met de zorgpartners wordt verder gewerkt aan het inrichten van het Veteranenloket, zodat de zorg voor de veteranen en hun relaties verder wordt verbeterd.

Ereschuld invalide veteranen

In 2012 is overeenstemming bereikt met de Centrales van Overheidspersoneel over de zogenaamde Ereschuldregeling voor invalide veteranen. De uitvoering van deze regeling is voortvarend opgepakt en de meeste uitkeringen zijn in het laatste kwartaal uitbetaald. In 2012 is hiervoor € 169,2 miljoen uitgegeven. Van een aantal invalide veteranen moet nog worden vastgesteld wat de hoogte van de uitkering zal zijn. Naar verwachting ontvangen zij in 2013 hun uitkering.

Beleidsconclusie

Defensie heeft in 2012 voortgang geboekt door intern Defensie opgedane ervaringen te certificeren (EVC). De medewerker kan daarmee in een betrekkelijk kort tijdsbestek een civiel mbo-diploma verkrijgen, waardoor zijn kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot. In 2012 heeft Defensie de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie Integriteitszorg ter hand genomen. De Veteranenwet is in maart 2012 gepubliceerd en treedt naar verwachting midden 2013 in werking. In 2012 is de zogenaamde Ereschuldregeling voor invalide veteranen opgesteld en daaraan is uitvoering gegeven.

Flexibele en slagvaardige organisatie

Sourcing

In 2012 heeft Defensie voortgang geboekt met verschillende sourcingtrajecten. Het betreft de projecten: P&O diensten (waarin verscheidene projecten zijn samengevoegd), de vervanging van de dienstmotoren van de Kmar, de instandhouding van landsystemen, de instandhouding en opleidingen MALE UAV, de mainframe hosting, kalibratie meet- en testapparatuur en het Nationaal Militair Museum. De bouwwerkzaamheden voor het museum zijn in het najaar van 2012 begonnen. Bij een aantal projecten werkt Defensie, in afwachting van formele besluitvorming, aan de vervolgfase zonder daarbij onomkeerbare stappen te zetten. De Kamer heeft 1 november 2012 een rapportage over de voortgang van sourcingprojecten ontvangen (Kamerstuk 31 125, nr. 17).

Defensie wil afspraken maken met de centrales van overheidspersoneel over hun betrokkenheid bij sourcingprojecten, omdat in veel gevallen de overdracht van personeel aan een marktpartij aan de orde is. In een concept Sociaal Statuut Uitbesteding zijn de voorwaarden en de uitgangspunten vastgelegd die gelden bij de overname van arbeidsvoorwaarden. Het is niet gelukt hierover in 2012 afspraken te maken door het opschorten van het overleg.

Defensie heeft in 2012 in overeenstemming met de motie-Knops (Kamerstuk 33 000-X, nr. 20) een stappenplan gemaakt om sourcingvoorstellen van het midden- en kleinbedrijf te toetsen en waar mogelijk van deze initiatieven gebruik te maken. Defensie beoordeelt samen met het bedrijfsleven welke voorstellen met deze methode begin 2013 wordt beproefd. In het kader van ontbureaucratisering bij Defensie is eind 2012 besloten de stuurgroep sourcing op te heffen.

IV en ICT

De herinrichting van de informatievoorziening (IV) volgt de uitvoering van de reorganisaties. Dat geldt ook voor het Joint IV Commando (JIVC), één van de hoofdelementen uit de nieuwe structuur, dat de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de informatievoorziening moet bevorderen, de integratie van operationele en bestuurlijke IV moet versterken en vraag en het aanbod van interne en externe leveranciers in het IV-domein beter op elkaar moet afstemmen.

Beleidsconclusie

In 2012 heeft Defensie voortgang geboekt op het gebied van sourcing. Verschillende sourcingtrajecten hebben voortgang geboekt en voorstellen van het midden- en kleinbedrijf kunnen worden beoordeeld. Door de opschorting van het overleg met de centrales van overheidspersoneel kon geen overeenstemming worden bereikt over een sociaal statuut uitbesteding

Verbetering van het financieel- en materieelbeheer

In 2012 heeft Defensie verder gewerkt aan de verbetermaatregelen beheer. De Tweede Kamer is over de voortgang geïnformeerd in de Bedrijfsvoeringsparagraaf van het Jaarverslag Defensie over 2011 en bij de Begroting 2013. In de Bedrijfsvoeringsparagraaf van dit Jaarverslag wordt verslag gedaan over de voortgang van het verbeterprogramma in 2012. In april 2012 heeft de Algemene Rekenkamer in haar Rapport bij het Jaarverslag van Defensie over 2011 zeventien onvolkomenheden geconstateerd, waaronder een nieuwe onvolkomenheid vanwege de achterstanden op het gebied van de screening van vertrouwensfunctionarissen door de MIVD. Eind 2012 bleek de voortgang op een aantal verbetermaatregelen achter te lopen bij de ambitie en bij de gestelde doelen. Daarop is besloten tot een herijking van het verbeterprogramma beheer. De herijking beheer is uitgevoerd in samenhang met de reorganisatie, SPEER en het op orde krijgen van de krijgsmacht. De Kamer is daarover in februari 2013 geïnformeerd.

Verbetering stuur- en verantwoordingsinformatie

In 2012 heeft het ministerie de verbetering van de informatie over de operationele gereedheid voortgezet in het programma Basisadministraties. Het programma zorgt ervoor dat gegevens die in meerdere processen worden gebruikt, beschikbaar worden gesteld vanuit basisadministraties. De gegevens over de personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid leiden tot de informatie over de operationele gereedheid van de krijgsmacht. In 2012 is de bepaling van de norm voor personele gereedheid geüniformeerd. In het verlengde hiervan wordt de komende jaren de kwaliteit verder verbeterd. De uniformering van de norm voor de materiële gereedheid is de volgende stap in het verbeteren van de stuur- en verantwoordingsinformatie. Deze informatie wordt gebruikt om de Kamer te rapporteren over de inzetbaarheidsdoelstellingen.

Beleidsconclusie

Ook in 2012 heeft Defensie verder gewerkt aan de verbetering van het beheer. In samenhang met de reorganisatie, SPEER en het op orde krijgen van de krijgsmacht zijn de doelstellingen in februari 2013 herijkt. De informatie over de operationele gereedheid van de krijgsmacht is in 2012 verder verbeterd en wordt bruikbaar gemaakt om daaruit verbeterde informatie over de inzetbaarheid van de krijgsmacht als geheel te genereren.

Beleidsdoorlichtingen

Planning

2011

2012

Toelichting/vindplaats

Artikel / Operationele doelstelling

     

Artikel 20; Inzet

     

Inzet defensiepersoneel en -materieel voor ISAF in het kader van de eindevaluatie ISAF, inclusief evaluatie Bos en Van Geel gelden (2008–2009).

V

 

27 925 nr. 436 en

32 733 nr. 12

       

Art.23; CLSK

     

Strategische luchttransportcapaciteit

 

V

Gereed. Kamer ontvangt beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal 2013.

Artikel 24; CKmar

     

Mensenhandel/mensensmokkel

 

V

Gereed. Kamer ontvangt beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal 2013.

Defensiebreed

     

Actieplan Werving en behoud

 

V

Gereed. Kamer ontvangt beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal 2013.

Toelichting op bovenstaande tabel

De beleidsdoorlichting over het Actieplan werving en behoud die gepland stond voor 2011 is in 2012 uitgevoerd. De beleidsdoorlichtingen Strategisch Luchttransport en Mensenhandel/Mensensmokkel zijn eveneens in 2012 uitgevoerd. Alle drie de beleidsdoorlichtingen zijn ter besluitvorming aan het kabinet aangeboden en worden in het tweede kwartaal 2013 aan de Kamer verzonden.

Financiële gevolgen

Investeringsquote

De investeringsquote bestaat uit het percentage van de investeringen (het totaal van de investeringen, inclusief het investeringsdeel «Bijdragen aan de NAVO» en «Wetenschappelijk onderzoek») ten opzichte van het gecorrigeerde defensiebudget (gecorrigeerd met HGIS en het deel dat betrekking heeft op attachés). Het verloop van de investeringsquote van Defensie over 2012 is in onderstaande grafiek weergegeven:

De investeringsquote is in 2012 uitgekomen op 15,2 procent. Ten opzichte van de stand in de begroting (na nota van wijziging) is een lichte stijging van 0,3 procentpunt zichtbaar.

Overzicht verloop begroting 2012

Stand begroting 2012 (inclusief Nota van Wijziging)

7.873.048

   

Beleidsmatige mutaties

 

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2011

186.134

Overheveling van/naar andere departementen

– 30.918

Loonheffing schadeloosstelling veteranen

73.000

Doorschuiven schadeloosstelling veteranen

– 33.700

Bijstelling uitgaven

– 152.600

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS

– 1.331

Bijstelling ontvangsten

45.815

Loon / prijsbijstelling

79.321

Totaal beleidsmatige mutaties

165.721

Autonome mutaties

 

Bijstelling ontvangsten

17.121

Bijstelling uitgaven

3.582

Bijstelling ontvangsten HGIS

2.879

Bijstelling uitgaven HGIS

4.399

Totaal autonome mutaties

27.981

Totaal jaarrekening 2012

8.066.750

Beleidsmatige mutaties voor 2012

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2011

Het defensiebudget is bijgesteld met een bedrag van € 186,1 miljoen als gevolg van de begrotingsuitvoering in 2011.

Overheveling van/naar andere departementen

Van het ministerie van Buitenlandse Zaken is € 16,1 miljoen ontvangen voor de uitvoering van de bescherming van ambassadepersoneel door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar). Tevens heeft het ministerie van Financiën de verkoopopbrengst van de Knoopkazerne omgezet in een structurele ophoging van de exploitatie van de Kromhoutkazerne (€ 1,3 miljoen). Het ministerie van Defensie draagt € 6,3 miljoen bij aan de centrale exploitatiekosten voor het project C2000. Daarnaast heeft Defensie over de business case voor de vervanging van de F-16 € 13,7 miljoen aan rente (EMU-lening) afgedragen voor de periode 2013 tot en met 2018. Ten slotte is € 27,4 miljoen vrijgegeven voor het niet relevante deel van de hoofdsom ABP-lening in het kader van het volledig op kapitaaldekking brengen van de militaire pensioenen. Dit deel is overgedragen aan het ministerie van Financiën. Ook zijn er tussen de departementen over en weer diverse kleinere budgetoverhevelingen gerealiseerd (per saldo – € 0,9 miljoen).

Schadeloosstelling veteranen

Met de Najaarsnota 2011 is de basis gelegd voor de totstandkoming van een schadeloosstelling voor veteranen. Ter eenmalige compensatie van veteranen die voor 1 juli 2007 gewond zijn geraakt als gevolg van inzet in voormalig missiegebieden is in totaal € 183 miljoen vrijgemaakt. Een deel van het gereserveerde bedrag (€ 33,7 miljoen) is per saldo doorgeschoven naar 2013, omdat van een kleine groep invalide veteranen nog moet worden vastgesteld wat de hoogte van de uitkering zal zijn. Naar verwachting ontvangen zij in 2013 hun uitkering. Tevens werd Defensie in 2012 in staat gesteld om van de € 183 miljoen een eindheffing af te dragen (€ 73 miljoen) om te voorkomen dat de uitkering van de schadeloosstelling effect heeft op de inkomensafhankelijke regelingen van de veteranen.

Bijstelling uitgaven

Met deze mutatie wordt voornamelijk het saldo van de beleidsuitgaven voor Defensie vrijgegeven. Dit betreft grotendeels de vrijval van budget bij de 2e suppletoire begroting met € 102,6 miljoen en de neerwaartse bijstelling van € 50 miljoen voor pensioenen als gevolg van de doorwerking van de in de najaarsnota 2011 bijgestelde begroting.

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties

Als onderdeel van de eindejaarsmarge in 2011 is het budget voor HGIS met de 1e suppletoire begroting verhoogd met € 27,1 miljoen voor eventuele nieuwe missies. Met de 2e suppletoire begroting 2012 is de voorziening met € 28,4 miljoen vrijgegeven. Per saldo heeft dit geleidt tot een mutatie van – € 1,3 miljoen.

Bijstelling ontvangsten

Dit betreft enerzijds een bijstelling als gevolg van vertraagde verkoopopbrengsten voor afstotingsprojecten van onroerende zaken (onder meer de complexen Hogeweg en Kanaalweg) in 2011 (€ 24,6 miljoen) en anderzijds de hogere ontvangsten (€ 21,2 miljoen) bij de bedrijven van het CDC voor onder meer bewakingsdiensten, vergoeding geneeskundig materieel en geleverde diensten voor transportcapaciteit en daarnaast de BTW-teruggave op de NAVO-projecten.

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de reguliere uitkering van loon- en prijsbijstelling voor de defensiebegroting.

Autonome mutaties voor 2012

Bijstelling ontvangsten

De totale bijstelling van ontvangsten met € 20 miljoen heeft voor een groot deel betrekking op het beleidsartikel DMO (€ 8 miljoen) voor materiële ontvangsten en BTW-ontvangsten. De overige (kleinere) ontvangsten komen voort uit personele en materiële ontvangsten bij de defensieonderdelen.

Bijstelling uitgaven

De bijstelling van de uitgaven met € 8 miljoen wordt veroorzaakt door veel kleine mutaties bij alle defensieonderdelen.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1 Beleidsartikel 20 Inzet

1. Algemene doelstelling

Het ministerie van Defensie draagt in belangrijke mate bij aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit en ondersteunt de nationale autoriteiten.

2. Omschrijving van de samenhang in beleid

Nederland heeft onverminderd bijgedragen aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De regering voerde een actief veiligheidsbeleid dat zich niet heeft beperkt tot de zorg voor de nationale veiligheid, maar zich uitstrekte tot conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw wereldwijd. Na afloop van elke inzet wordt in de eindevaluatie ingegaan op het resultaat van de operatie. Hierover wordt de Tweede Kamer separaat geïnformeerd. De onderwerpen die hierbij centraal staan, zijn het beoogde doel van de missie en de inspanning waarmee dit doel uiteindelijk wordt bereikt. Bij operaties die meerdere jaren duren wordt de Tweede Kamer tussentijds geïnformeerd door middel van periodieke evaluaties. De deelname aan crisisbeheersingsoperaties, het verlenen van noodhulp en de nationale inzet van de krijgsmacht maken deel uit van dit artikel inzet.

3. Verantwoordelijkheid

Gedurende het verantwoordingsjaar was de minister verantwoordelijk voor de uitvoering van het besluit tot inzet van militaire capaciteiten.

4. Budgettaire gevolgen van het beleid

Ten laste van dit beleidsartikel zijn de additionele uitgaven voor inzet, zowel nationaal als internatonaal, geraamd en verantwoord. Voor de diverse operaties zijn dit de uitgaven geweest die een rechtstreeks verband hebben met de operatie en die niet zouden zijn gemaakt bij een reguliere bedrijfsvoering. De niet-additionele uitgaven van de eenheden die zijn ingezet ten behoeve van een operatie zijn ten laste van het leverende organisatieonderdeel gebracht.

De volgende tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

359.927

351.258

302.029

223.487

165.904

204.450

– 38.546

Uitgaven

             

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

8.679

8.598

8.515

7.316

1.303

400

903

Waarvan

             

EUFOR/Althea

7.905

7.291

7.281

6.105

312

0

312

EUPM

194

206

104

44

1

0

1

KFOR

285

713

538

561

489

0

489

EULEX

279

376

588

606

501

400

101

EUMM Georgië

16

12

4

       
               

Vrede en stabiliteit in Afghanistan

285.642

315.760

272.717

130.886

129.050

124.710

4.340

Waarvan

             

ISAF Stage III

285.600

315.607

203.698

10.094

167

0

167

ISAF redeployment

   

64.146

51.514

29.974

20.000

9.974

Nationale bijdrage aan ISAF-staven

   

4.754

13.419

10.639

7.500

3.139

EUPOL

42

153

119

98

210

– 210

Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM Kunduz)

     

55.761

88.224

97.000

– 8.776

UNAMA

       

46

 

46

               

Vrede en stabiliteit in het Midden Oosten

             

Waarvan

2.790

1.549

1.211

1.127

829

600

229

UNIFIL Libanon

1.828

27

         

UNTSO

380

520

587

559

551

600

– 49

EUBAM Rafah

60

37

         

NTM-I

383

709

428

324

13

0

13

CMF (voorheen CFMCC)

139

256

196

244

265

0

265

               

Vrede en stabiliteit in Afrika

5.141

14.697

18.343

27.030

30.828

13.925

16.903

waarvan

             

UNMISS

       

1.266

0

1.266

UNMIS

1.169

1.567

1.259

1.036

     

EUSEC (FIN)

135

169

205

204

31

0

31

EUFOR Tchad/RCA

3.792

5.073

1.385

14

     

BINUB

45

29

         

EU NAVFOR Atalanta

 

5.951

11.049

3.297

6.188

1.000

5.188

ALLIED PROTECTOR

 

1.876

UNAMID

 

20

51

21

28

25

3

NS2AU (was voorheen AMIS)

 

12

8

49

0

49

Ocean Shield

   

4.386

7.788

21.191

12.900

8.291

Libië (Unified Protector)

     

14.670

2.075

0

2.075

               

Overige missies, waarvan

1.186

4.410

2.953

1.949

2.752

5.675

– 2.923

Missies Algemeen

 

3.349

1.398

1.825

2.608

5.500

– 2.892

Bijdrage aan Politiemissies (V&J)

1.120

1.043

1.526

       

NLTC

66

18

29

124

144

175

– 31

Totale uitgaven operaties

303.438

345.014

303.739

168.308

164.762

145.310

19.452

Uitgaven contributies, waarvan

             

NAVO AOM/ EU contributies

17.475

15.079

14.580

17.794

20.589

16.000

4.589

Afdracht premie/koopsom pensioenen

7.110

           

Totaal uitgaven contributies

24.585

15.079

14.580

17.794

20.589

16.000

4.589

Voorziening HGIS

         

29.690

– 29.690

Totale uitgaven HGIS

328.023

360.093

318.319

186.102

185.351

191.000

– 5.649

               

Uitgaven Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK)

             

Nationale inzet

       

2.366

2.250

116

Totale uitgaven FNIK

       

2.366

2.250

116

               

Uitgaven overige inzet

             

Voorziening Vessel Protection Detachments (VPD’s)

       

3.514

11.200

– 7.686

Totale uitgaven overige inzet

       

3.514

11.200

– 7.686

               

Totale uitgaven artikel 20 Inzet

328.023

360.093

318.319

186.102

191.231

204.450

– 13.219

               

Ontvangsten

             

Ontvangsten HGIS

12.440

20.494

9.347

3.214

4.286

1.407

2.879

Overige ontvangsten

       

4.098

11.200

– 7.102

Totaal ontvangsten

12.440

20.494

9.347

3.214

8.384

12.607

– 4.223

Toelichting bij de verschillen groter dan € 2,5 miljoen

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen op dit artikel valt € 38,5 miljoen lager uit dan begroot. In de begroting was € 29,7 miljoen voorzien voor nieuwe missies (HGIS). In 2012 is deze voorziening echter niet benut. Door deze vrijval zijn er minder verplichtingen aangegaan dan begroot. Het overige deel van de lagere realisatie op de verplichtingen wordt veroorzaakt door verschillen bij de diverse missies en de kleinere inzet van VPD’s.

Uitgaven

De ontwerpbegroting 2012 is met Nota van Wijziging 33 000 X, nr. 15 vastgesteld op € 204,5 miljoen (inclusief een voorziening HGIS van € 29,7 miljoen). In 2012 werd voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties € 164,8 miljoen uitgegeven. Inclusief Contributies, Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) en Overige Inzet bedroegen de totale uitgaven in 2012 € 191,2 miljoen.

In 2012 zijn, naar aanleiding van de motie Knops/Ten Broeke (Kamerstuk 32 733, nr. 12 van 6 juni 2011), de HGIS-afspraken voor de financiering van crisisbeheersingsoperaties verruimd. Dit betekent dat meer additionele uitgaven die Defensie maakt in het kader van de inzet in crisisbeheersingsoperaties, zoals missiespecifieke inzetgereedstelling, ten laste van HGIS komen. De wijzigingen worden in 2013 van kracht.

Hieronder volgt een toelichting op operaties waarbij de realisatie meer dan € 2,5 miljoen afwijkt van de begroting:

Nationale Bijdrage aan ISAF-staven (NBI)

Met de begroting voor 2012 werd het budget vastgesteld op € 7,5 miljoen. De uitgaven voor personeel dat niet werkzaam is binnen de Police Training Group of de Air Task Force van de Geïntegreerde Politiemissie (GPM), maar wel onderdeel uitmaakt van de GPM, zijn met de 1e suppletoire begroting ondergebracht in de Nationale Bijdrage aan ISAF-staven (NBI). Hiermee werd het budget opgehoogd tot € 12,2 miljoen. Vanwege een vermindering van het aantal ingezette tolken werd met de 2e suppletoire begroting het budget met € 1 miljoen naar beneden bijgesteld naar € 11,2 miljoen. Uiteindelijk is € 10,6 miljoen gerealiseerd.

Geïntegreerde Politiemissie (GPM Kunduz)

De lagere realisatie (€ 88,2 miljoen in plaats van € 97 miljoen begroot) wordt veroorzaakt door de herverdeling van de personele aantallen naar de NBI, door het lager uitvallen van de kosten van de bouw van het permanente kamp op Kunduz en door meevallers in het civiel inhuren van luchttransportcapaciteit.

ISAF Redeployment

De hogere realisatie (€ 29,9 miljoen in plaats van 20,0 miljoen begroot) wordt veroorzaakt door overlopende verplichtingen uit 2011 van het Redeployment ISAF Materieelplan (RDIMP).

EU NAVOR ATALANTA

De hogere realisatie (€ 6,2 miljoen in plaats van € 1,0 miljoen begroot) wordt veroorzaakt door de gewijzigde Nederlandse bijdrage met de Hr.Ms. Van Amstel (Kamerbrief 29 521, nr. 168 van 1 juni 2011) en door de bijdrage voor zes maanden van een AVPD ter bescherming van schepen van het WFP.

Ocean Shield

Met de 1e suppletoire begroting is het budget opgehoogd met € 13,8 miljoen naar € 26,7 miljoen vanwege de gewijzigde Nederlandse bijdrage (Kamerbrief 29 521, nr. 168). De uiteindelijk lagere realisatie van € 21,2 miljoen is het gevolg van minder vlieguren met de boordhelikopter en minder havenbezoeken.

Overige missies

Voor de overige operaties en kleine missies wordt jaarlijks een bedrag begroot. De realisatie is afhankelijk van besluitvorming tot daadwerkelijke inzet. In 2012 is de realisatie € 2,9 miljoen lager uitgevallen dan gepland.

Vessel Protection Detachments (VPD’s)

De begroting op basis van 50 VPD’s bedroeg € 11,2 miljoen. Uiteindelijk is er € 3,5 miljoen gerealiseerd. Deze onderrealisatie wordt veroorzaakt door een lager aantal uitgevoerde inzetten dan geraamd en door gewijzigde regelgeving (lager tarief en herallocatie van de investeringen).

NAVO AOM/ EU contributies

Door een toename in de uitgaven voor NAVO-operaties, onder andere door de inzet van NAVO-capaciteiten in Operatie Unified Protector (OUP) in 2011, was de realisatie in 2012 € 4,6 miljoen hoger dan geraamd.

Ontvangsten

In 2012 werd in totaal € 8,4 miljoen ontvangen. De HGIS ontvangsten van € 4,3 miljoen hebben betrekking op de verkoopopbrengsten van materieel aan partnerlanden (ISAF) en de ontvangsten van partnerlanden (EUFOR Althea).

De overige (niet-HGIS) ontvangsten vallen lager uit (– € 7,1 miljoen), omdat de inzet van het aantal VPD’s minder is dan gepland. Hierdoor zijn er minder bijdrages ontvangen van de reders. Daarnaast zijn enkele niet-invorderbare bedragen afgeboekt.

Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)

In het kader van de levering van een bijdrage aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit heeft Nederland deelgenomen aan verscheidene operaties. Hieronder worden de desbetreffende operaties beschreven.

Crisisbeheersingsoperaties

Operationele doelstelling: Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan, Afghanistan, Het Midden Oosten en Afrika.

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

European Union Force (EUFOR)/Althea

Nederland leverde in 2012 drie militairen aan het trainingsgedeelte van de EU-missie EUFOR Althea in Bosnië-Herzegovina (Kamerbrief 21 501-02, nr. 1 094 van 30 september 2011). De duur van het VN-mandaat is verlengd tot midden november 2013.

Kosovo Force (KFOR)

KFOR ondersteunt het waarborgen van de stabiliteit en veiligheid en de opbouw van de Kosovo Security Forces (KSF). Nederland heeft in 2012 bijgedragen met drie militaire staffunctionarissen. De bijdragen aan zowel EULEX als KFOR worden ondersteund door een National Support Element (NSE) gevormd door twee marechaussees. Tevens is er in Pristina een National Intelligence Cell (NIC) gevormd door twee militairen van de MIVD. De regering heeft het mandaat in 2012 met een jaar verlengd tot 1 oktober 2013 (Kamerbrief 28 676, nr. 167).

European Union Rule of Law Mission (EULEX)

EULEX heeft tot doel het bestuur, de politie, justitie en de douane van Kosovo te ondersteunen om zo een bijdrage te leveren aan de bestendiging van de regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en aan de ontwikkeling van duurzame en democratische lokale instellingen (Kamerstuk 27 476, nr. 8). De Nederlandse bijdrage aan EULEX Kosovo bestaat uit personeel van de Kmar, politie, justitie, douane en enkele civiele experts. Gemiddeld werden in 2012 15 militairen van de Kmar ingezet. Het mandaat van de missie werd op 6 juli 2012 verlengd tot 14 juni 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 190).

Vrede en stabiliteit in Afghanistan

International Security Assistance Force (ISAF)

ISAF heeft een VN-mandaat om de Afghaanse regering te assisteren bij de handhaving en verbetering van de veiligheid, zodat de Afghaanse regering en ontwikkelingsorganisaties in een veilige omgeving kunnen opereren. De Nederlandse bijdrage aan ISAF bestond in 2012 uit verschillende elementen.

Politiemissie (GPM)

Nederland trainde in 2012 de Afghaanse politie in de provincie Kunduz in Noord-Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 415). Daarvoor werden per rotatie (maximaal) 545 personen uitgezonden die primair in de provincie Kunduz en Mazar-e-Sharif en deels in de hoofdstad Kabul zijn gestationeerd. De GPM bestaat uit de volgende elementen:

  • Police Training Group (PTG)

    De PTG is gestationeerd in Kunduz. Het betreft hier 225 civiele en militaire opleiders en trainers, en vijf justitiële experts. Duitse eenheden in het gebied zorgen voor hun bescherming. Voor de medische, logistieke en stafondersteuning van de politietrainers staan hiernaast 125 Nederlandse militairen ter beschikking.

  • Air Task Force (ATF)

    De ATF is opgericht ter ondersteuning van ISAF en omvat vier Nederlandse F-16 jachtvliegtuigen en 120 militairen die permanent voor ISAF in Mazar-e-Sharif zijn gestationeerd. Primair fungeert de ATF als nationale doorzettingsmacht voor de PTG. Daarnaast ondersteunt de ATF de ISAF- en ANSF-eenheden, als deze in nood verkeren. Ook vervult de ATF een leidende rol in de opsporing vanuit de lucht van bermbommen met het RecceLite systeem.

  • Bijdrage aan de hoofdkwartieren van ISAF

    Nederland levert een personele bijdrage aan de hoofdkwartieren van ISAF, het daaronder geplaatste operationeel hoofdkwartier (ISAF Joint Command – IJC) en aan de NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A).

  • Overige eenheden ter ondersteuning van de missie in Afghanistan:

    • European Union Police Mission (EUPOL)

      In 2012 hebben geen Kmarfunctionarissen bijgedragen aan EUPOL. De missie werd gevuld door personeel afkomstig van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken (specialisten) en Veiligheid en Justitie (Rule of Law) werkzaam in de provincie Kunduz.

    • United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA)

      Nederland levert ten behoeve van de VN-missie in Afghanistan sinds november 2011 een Police Advisor, die is gestationeerd in Kunduz-stad.

ISAF Redeployment

De redeployment kon in 2012 niet worden voltooid. De belangrijkste oorzaak hiervan was de gesloten Pakistaanse grens, waardoor transporten niet tijdig terug naar Nederland konden, met als gevolg dat het onderhoudsproces werd vertraagd.

Vrede en stabiliteit in het Midden Oosten

United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO)

Nederland heeft in 2012 gemiddeld 11 officieren geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël en Libanon en op het hoofdkwartier van UNTSO te Jeruzalem. De waarnemers hebben tot taak om toe te zien op de naleving van de bestaande bestandsafspraken. Nederland neemt al sinds 1956 deel aan deze VN-missie. De Nederlandse deelname aan deze missie is van onbeperkte duur. De additionele uitgaven voor deze missie zijn, vanwege de onbeperkte duur, meerjarig in de raming voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen.

European Union Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah – Gaza)

De EU Border Assistance Mission Rafah vormt de derde partij bij de grensovergang tussen Gaza en Egypte en heeft als taak de grensbewaking van het Rafah Crossing Point door de Palestijnse Autoriteit te monitoren en te begeleiden. Nederland leverde in 2012 voor deze missie drie marechaussees. Zij stonden stand-by in Nederland. In 2012 is door de EU geen beroep gedaan op het Nederlandse personeel. Er heeft in 2012 dan ook geen realisatie plaatsgehad. De Nederlandse bijdrage is in juni 2012 verlengd tot 30 juni 2013 (Kamerbrief 23 432, nr. 334).

United States Security Coordinator (USSC)

De missie van USSC beoogt de Palestijnse veiligheidssector te professionaliseren, als basisvoorwaarde voor een levensvatbare toekomstige Palestijnse staat en om een veilige leefomgeving voor de Palestijnse burgers te creëren. Met de brief van 1 februari 2012 is de Kamer geïnformeerd over de voortzetting van de Nederlandse bijdrage aan deze missie (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1119). Nederland leverde tot midden 2012 vier militairen (twee trainers, een verbindingsofficier en een militair adviseur) en vervolgens drie militairen (een verbindingsofficier, een militair adviseur en een coach leadership courses).

United Nations Supervision Mission in Syria (UNSMIS)

De VN had Nederland in het bijzonder gevraagd een bijdrage te leveren aan de analyse- en inlichtingencapaciteit ten behoeve het werk van VN Speciale Vertegenwoordiger voor Syrië Annan en de waarnemingsmissie. Nederland heeft met een militair het analyseteam in Genève versterkt (Kamerstuk 32 623, nr. 66). Deze bijdrage duurde van 16 mei tot 19 augustus 2012.

Multinational Force and Observers (MFO Sinai)

De MFO-missie is een observatiemissie die sinds 1982 in de Sinai (Egypte) actief is. Het mandaat berust op het Egyptisch-Israëlisch vredesverdrag van 26 maart 1979 en het daarbij behorende Protocol van 3 augustus 1981. De taken van MFO zijn het observeren, rapporteren en verifiëren van schendingen van het vredesakkoord. Nederland nam eerder tot en met 1995 deel aan de missie. In 2012 is besloten per 1 februari 2013 weer aan deze missie deel te nemen. De bijdrage betreft vier militairen voor de initiële periode van 18 maanden.

Vrede en stabiliteit in Afrika

European Naval Force (EUNAVFOR) / Operation ATALANTA

In 2012 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan antipiraterijoperaties in de wateren omsloten door India, Afrika en het Arabisch schiereiland. In de periode van 1 april tot 4 juni 2012 leverde Nederland een bijdrage met Hr.Ms. van Amstel (Kamerstuk 29 521, nr. 168). Nederland heeft daarmee bijgedragen aan de bescherming van schepen van het WFP en de African Union Mission in Somalië, de bescherming van koopvaardijschepen in de Golf van Aden en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. Sinds oktober 2010 levert Nederland ook een personele bijdrage aan het Operationele Hoofdkwartier in Northwood. Nederland heeft als eerste land een AVPD aan Atalanta geleverd voor een periode van zes plus drie maanden (van 25 januari tot 14 oktober 2012) (Kamerstuk 29 521, nrs. 178 en 188).

Ocean Shield

In 2012 is Hr.Ms. Evertsen in de periode van 2 juni tot 7 augustus, gevolgd door Hr.Ms. Rotterdam van 1 augustus tot 7 december als deel van Standing NATO Maritime Group 1 (SNMG), ingezet in de NAVO-operatie Ocean Shield, gericht tegen piraterij in de omgeving van Somalië. Nederland leverde in die periode ook de staf van SNMG 1, onder leiding van commandeur Bekkering, die leiding gaf aan Ocean Shield. Tevens hebben in de periode van 12 februari tot 19 april Hr.Ms. Dolfijn en van 3 september 2012 tot 22 december 2012 Hr.Ms. Bruinvis aan Ocean Shield deelgenomen (Kamerstuk 29 521, nrs. 168 en 182).

Combined Maritime Forces (CMF)

CMF richt zich naast de strijd tegen international terrorisme ook op priraterijbestrijding en heeft hiervoor een afzonderlijke taakgroep (CTF-151) ingesteld. Nederland droeg in 2012 met twee militairen bij aan de staf van het hoofdkwartier van CMF in Bahrein.

United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS)

UNMISS is opgericht na de Zuid-Sudanese onafhankelijkheid op 9 juli 2011. Resolutie 1996 (2011) geeft UNMISS het mandaat de vrede en veiligheid te consolideren en de omstandigheden voor ontwikkeling te creëren in Zuid-Sudan. Met Resolutie 2057 (2012) is het mandaat van UNMISS met één jaar verlengd tot 15 juli 2013. De missie ondersteunt de Zuid-Sudanese autoriteiten op het gebied van vredesconsolidatie, de bescherming van burgers door conflictpreventie en -beheersing en de opbouw van de veiligheids- en justitiesector. UNMISS is een geïntegreerde missie waarin civiele en militaire inspanningen worden samengebracht en worden ingebed in de brede internationale inspanning in Zuid-Sudan. De missie bestaat uit 7000 militairen, 900 politiefunctionarissen en 900 civiele stafleden. De vulling is nog niet compleet, maar de VN verwacht dat UNMISS eind dit jaar volledig operationeel is. Nederland draagt sinds april 2012 bij aan UNMISS. De Nederlandse bijdrage omvat zowel een militair als een civiel deel. Er is een politiek mandaat voor een Nederlandse bijdrage van maximaal 30 personen, te weten 15 marechaussees (UNPOL), vier civiele politiefunctionarissen van het ministerie van Veiligheid en Justitie (UNPOL), twee tot drie civiele experts van het ministerie van Buitenlandse Zaken, twee militaire liaisonofficieren en zeven stafofficieren. De Nederlandse bijdrage geldt voor de duur van twee jaar tot april 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 177).

United Nations African Union Mission (UNAMID)

In 2007 is besloten dat de VN een vredesmissie zouden gaan uitvoeren in Darfur (Soedan) ter aanvulling op de African Mission in Sudan. Deze missie heeft tot taak het creëren van een veilige omgeving voor humanitaire organisaties die hulp verlenen aan de bevolking in de vluchtelingenkampen. De Nederlandse bijdrage, bestaande uit twee stafofficieren, richt zich op de planning en monitoring van de logistieke ondersteuning van de missie. In 2012 heeft slechts een Nederlandse militair deelgenomen aan UNAMID in verband met visumproblematiek. De Nederlandse bijdrage loopt sinds augustus 2007. Tegen de achtergrond van schaarse defensiecapaciteit, beperkt missierendement en veranderende beleidsprioriteiten is de militaire bijdrage per 1 juli 2012 beëindigd.

Security Sector Development Burundi (SSD)

Op 10 april 2009 hebben Nederland en Burundi een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend. Dit MoU is het strategisch kader voor een bilaterale, meerjarige samenwerking (vier fasen van twee jaar) op het gebied van Security Sector Development (SSD). Het SSD-programma bestaat uit drie pijlers: de verbetering van het democratische toezicht op de veiligheidssector (good governance), de verdere professionalisering van het Burundese leger en van de Burundese politie. De vaste Nederlandse defensiebijdrage bestaat uit twee officieren, waarvan een werkt als strategisch adviseur bij het Burundese ministerie van Defensie en een als adviseur/coach bij de Burundese projectorganisatie die in het kader van het MoU defensieprojecten voorbereidt en uitvoert. Additioneel worden ter ondersteuning van projecten Nederlandse militairen voor korte periodes ingezet. Voor Fase II (2011–2013) zijn vier strategische assen gedefinieerd: defence review, gender, ethiek en het militair juridisch systeem. In 2012 lag de focus op de verdere uitwerking van de defence review en op local ownership van het Burundese leger.

United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC)

Het Counter Piracy Programme (CPP) van het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) richt zich in de regio Oost-Afrika op versterking van de capaciteiten in de landen die de Djibouti Code of Conduct hebben ondertekend op het gebied van strafvervolging en berechting van verdachten van piraterij. De werkzaamheden van de Nederlandse Police Advisor (PA) richten zich op het versterken van het politieapparaat in de desbetreffende landen. De Nederlandse bijdrage met een functionaris aan UNODC is per 30 mei 2012 beëindigd.

Africa Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA)

ACOTA is een door de Verenigde Staten geleid programma ter versterking van de capaciteit van Afrikaanse partnerlanden om VN/AU-gemandateerde vredesmissies in Afrika uit te voeren. Sinds 2008 steunt Nederland het programma financieel en sinds 2011 ook militair. In 2012 hebben militairen één training in Rwanda, één in Uganda en zes trainingen in Burundi ondersteund.

European Union Security (EUSEC)

De European Union Security (EUSEC)-missie in de Democratische Republiek Congo (DRC) is een kleinschalige SSR-missie, die adviseert en assisteert bij de hervorming van de veiligheidssector. Nederland ondersteunt de ontwikkeling en professionalisering van het geïntegreerde Congolese leger. Tegen de achtergrond van schaarse defensiecapaciteit, beperkt missierendement en veranderende beleidsprioriteiten is de militaire bijdrage per 1 februari 2012 beëindigd.

Netherlands Liaison Team CENTCOM (NLTC)

Het Nederlandse liaisonteam bij Central Command (CENTCOM) in Tampa, Florida, houdt zich bezig met de coördinatie van en ontwikkelingen in de strijd tegen het internationale terrorisme, de ISAF-operatie en andere operaties die vallen onder CENTCOM.

Nationale inzet

Operationele doelstelling: Handhaving van de rechtsorde en ondersteuning van civiele overheden binnen het Koninkrijk.

Structurele nationale taken

Defensie voerde in 2012 structureel een aantal taken uit voor civiele overheden, waaronder de taken van het CKmar, de Kustwacht en de Bijzondere Bijstandseenheden. Er hoeft voor deze taken geen apart verzoek om bijstand of steunverlening te worden ingediend. De structurele nationale taken van Defensie zijn vastgelegd in wet- of regelgeving of er zijn specifieke afspraken over gemaakt. De financiële middelen van deze structurele taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie.

Militaire bijstand en militaire steunverlening

Defensie werd ook ingezet ter ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde of de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De krijgsmacht verleende bovendien hulp in het geval van een ramp of zwaar ongeval, of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Dit wordt militaire bijstand en steunverlening genoemd. Defensie is in 2012 veelvuldig ingezet voor militaire bijstand en steunverlening. Om de veelvoud aan inzet te illustreren zijn hieronder enkele concrete voorbeelden gegeven.

In januari maakte een F-16 fotovluchten ter identificatie van de zwakke plekken in de dijken in Noord-Nederland. In februari zochten duikers van de Defensie Duik Groep met geavanceerde zoekapparatuur en onderwaterrobots in Luttelgeest twee keer naar een vermist persoon. Ook zette het CZSK gedurende de strenge vorstperiode die maand een sleepboot in als ijsbreker om de vaarwegen van en naar de Waddeneilanden open te houden. De Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) ontmantelt jaarlijks tal van explosieven. In april rukte de EODD echter twee maal tevergeefs uit vanwege een buitenproportionele 1 aprilgrap. In beide gevallen is een strafrechtelijk onderzoek begonnen. In juli assisteerden 14 genisten van een Advanced Search Team en 15 zogenoemde combat trackers de politie met een zoektocht naar een sinds maart vermiste man uit Heerhugowaard. Ook in Noord-Brabant hielp Defensie bij een zoektocht. Vier militairen uit Oirschot speurden op verzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie met speciale apparatuur naar een ingegraven zeecontainer. In augustus onderschepten twee F-16’s een Airbus-passagiersvliegtuig uit het Spaanse Malaga nadat geen radiocontact kon worden gemaakt. Ze escorteerden het toestel met meer dan 180 passagiers tot aan de landing op Schiphol, waar marechaussee-eenheden en een arrestatieteam paraat stonden. In september hielp een Advanced Search Team de politie bij het doorzoeken van twee woningen in Utrecht. De genisten beschikken over moderne apparatuur om verborgen goederen te vinden. In gebieden of ruimten die moeilijk begaanbaar zijn, kunnen zij daarmee in de bodem of door muren en objecten kijken. Bij de actie werd drugs en geld gevonden.

In oktober ondersteunden defensiespecialisten op verzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie de politie bij het doorzoeken van een ontruimd kraakpand naar vuurwapens. De militairen van de pantsergenie uit Wezep doorzochten een gebouw en troffen een vuurwapen aan. Eveneens werd in oktober een onbemand vliegtuigje ingezet tijdens de 4-mijl loop in Groningen ter ondersteuning van de politie bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid. De beelden van de camera van het toestel waren behulpzaam bij het managen van vervoersstromen en mensenmassa’s. In november ondersteunden een Apache-gevechtshelikopter, een F-16-jachtvliegtuig en 40 luchtmobiele militairen de politie bij de zoektocht naar een vermist persoon uit Diemen. In december startte het nieuwe patrouilleschip Friesland een reddingsactie op de Noordzee om de 24 drenkelingen te redden van het vrachtschip Baltic Ace dat gezonken was na een aanvaring. Defensie zette ook het zusterschip Groningen en een reddingshelikopter in. Van de opvarenden konden er 13 worden gered. De beide marineschepen bleven ook na beëindiging van de actie ‘s nachts naar vermisten zoeken. Ze coördineerden tevens de scheepvaart, zodat er geen schepen op de gezonken Baltic Ace konden varen. Defensie heeft daarna nog met duikers gezocht naar de vermisten.

Een kwantitatief overzicht van de militaire bijstand en steunverlening is opgenomen in onderstaande tabel.

Militaire Bijstand en Militaire Steunverlening in 2012

Explosievenopruiming

1.578

Patiëntenvervoer

177

SAR

29

Onderscheppingen luchtruim

3

Strafrechtelijke handhaving Rechtsorde

94

Handhaving Openbare Orde en Veiligheid

23

Wet Veiligheidsregio’s

3

Militaire Steunverlening in het Openbaar Belang

42

Bijstand Caribische Gebied

2

Overige inzet

Operationele doelstelling: De militaire ondersteuning bij de handhaving van de rechtsorde en veiligheid in gebieden buiten het Koninkrijk der Nederlanden.

Inzet Vessel Protection Detachments (VPD’s)

Het aantal verzoeken van Nederlandse reders om ondersteuning van de overheid bij de beveiliging van kwetsbare schepen in risicogebieden is de afgelopen jaren sterk toegenomen. In 2012 hebben VPD’s met succes in totaal 32 Koninkrijksgevlagde zeetransporten beschermd en het aantal kapingen is ten opzichte van eerdere jaren gedaald. Defensie heeft de financiële bijdrage die reders moeten betalen voor de inzet van een VPD in 2012 verlaagd.

4.2 Beleidsartikel 21 Commando Zeestrijdkrachten

1. Algemene doelstelling

Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) levert (specifiek) operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

2. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het CZSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CZSK heeft in 2012 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken, bijstand en steunverlening, zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.

3. Verantwoordelijkheid

Gedurende het verantwoordingsjaar was de minister verantwoordelijk voor de vaststelling van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CZSK.

4. Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De knelpunten die zich hebben voorgedaan in de personele vulling zijn mede veroorzaakt door het beperkte aanbod van technisch en medisch geschoold personeel. Ondanks de lange levertijden van reserveonderdelen en de werkdruk die de voorbereidingen voor de reorganisatie en de implementatie van SAP met zich mee hebben gebracht, zijn de operationele doelstellingen behaald. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichting daarop bij de DMO.

5. Budgettaire gevolgen van het beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

610.707

644.982

599.001

573.652

679.465

650.894

28.571

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Commando ZSK Nederland

507.713

530.595

521.057

498.245

34.738

41.185

– 6.447

Commando ZSK Caribisch Gebied

51.116

55.104

45.129

45.644

2.045

1.883

162

Kustwacht Nederland

8.315

22.388

24.690

26.932

19.930

19.998

– 68

Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied

2.538

3.416

2.796

2.748

3.296

3.101

195

Totaal programma-uitgaven

569.682

611.503

593.672

573.569

60.009

66.167

– 6.158

Apparaatsuitgaven

             

Staf Commando Zeestrijdkrachten

19.991

20.225

14.783

11.896

8.865

12.848

– 3.983

Operationele eenheden

       

598.370

566.614

31.756

Bijdragen aan SSO’s

6.023

6.620

5.394

4.749

4.731

5.265

– 534

Apparaatsuitgaven verdeeld naar categorie:

             
 

personele uitgaven

       

491.725

469.303

22.422

 

huisvesting

       

30.689

30.757

– 68

 

ICT

       

24.583

21.370

3.213

 

overige exploitatie

       

64.969

63.297

1.672

Totaal apparaatsuitgaven

26.014

26.845

20.177

16.645

611.966

584.727

27.239

Totaal uitgaven

595.696

638.348

613.849

590.214

671.975

650.894

21.081

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

14.002

13.613

11.791

9.876

10.418

13.564

– 3.146

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen bedraagt € 28,6 miljoen. Dit wordt voor een deel veroorzaakt door het programma verplichtingenbudget (inzet, gereedstelling en instandhouding). Hierop is € 63 miljoen gerealiseerd waar in de begroting werd uitgegaan van € 66 miljoen. De rest van de hogere realisatie op de verplichtingen wordt veroorzaakt door de hogere realisatie op het apparaat (€ 616 miljoen, € 31 miljoen hoger dan was geraamd). Het betreft vooral een hogere realisatie op formatie en de verplichtingen voor ICT en overige exploitatie.

Uitgaven

De realisatie van de programma-uitgaven is € 6,2 miljoen lager dan begroot. Het betreft vooral minder uitgaven voor gereedstelling (uitgaven voor oefen- en vaartoelagen en voeding), doordat eenheden niet op volledige sterkte geoefend hebben. De realisatie van de apparaatuitgaven is € 27,2 miljoen hoger dan begroot. De stijging wordt vooral veroorzaakt door een bijstelling op de personele uitgaven (hogere aantallen), de uitkering van loonbijstelling voor sociale premies en de uitgaven voor de eerste drie maanden Sociaal Beleidskader (SBK), die ten laste van de defensieonderdelen komen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten zijn er geen verschillen tussen begroting en realisatie groter dan € 5 miljoen.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2012

(voor NvW)

Realisatie 2012

Verschil

Operationele doelstelling 1

91,1

93,7

2,6

Operationele doelstelling 2

218,2

224,0

5,9

Operationele doelstelling 3

239,8

241,8

2,0

Totaal

549,1

559,6

10,5

Opmerking: de budgetten voor de operationele doelstellingen zijn exclusief staf, bijdrage SSO’s en het marinebedrijf, omdat deze niet direct bijdragen aan het uitvoeren van de operationele doelstellingen (het totaalbedrag wijkt hierdoor af van de tabel budgettaire gevolgen).

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden (specifiek) operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor hun organieke taak of een deel daarvan.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Om een aantal eenheden gereed te hebben en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om gepland groot onderhoud te kunnen uitvoeren, nieuw materieel in te voeren, personeel opleidingen te laten volgen en te laten recupereren. Eenheden doorlopen daarna een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CZSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen (specifiek) operationeel gerede eenheden. Uit de volgende matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en werkelijk beschikbaar waren.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando Zeestrijdkrachten 2012

Groep

Organieke eenheid

Inzet

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal

operationeel gerede eenheden

Voortzettings-vermogen

OD1

 

OD1 + OD2

OD3

   

Specifiek

Organiek

   

Doelstelling

Realisatie

 

Doelstelling

Realisatie

Doel stelling

Realisatie

Doel stelling

Realisatie

Staf

NLMARFOR

0,5

0,5

1

   

1

1

   

Schepen en onderzeeboten

Fregatten

LC-fregat

1

1

4

1,4

0,9

1

1,5

1,6

1,6

 

M-fregat

0,5

0,5

2

0,8

0,9

   

1,2

1,1

Patrouilleschepen

   

0

           

Bevoorradingsschepen

0,3

0,3

1

0,3

0,4

   

0,7

0,6

Landing Platform Docks

0,3

0,4

2

0,9

1,0

   

1,1

1,0

Onderzeeboten

0,7

0,7

4

0

0,2

1,5 [2]1

2,0

2,5 [2]1

1,8

Ondersteuningsvaartuig

   

1

   

0,8 [1]1

0,9

0,2 [0]1

0,1

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

1

1,1

6

2 [3]1

2,4

1

1

3 [2]1

2,6

Hydrografische opnemingsvaartuigen

1

1

2

   

1 [1,2]1

1

1 [0,8]1

1

Ondersteuningsvaartuig CARIB

   

1

   

0,8

0,8

0,2

0,2

Korps Mariniers

Mariniersbataljons

0,2

0,2

2

1

1

   

1

1

Ondersteunende mariniersbataljons

   

2

1

1

   

1

1

Unit Interventie Mariniers

1

1

1

   

1

1

   

Marinierscompagnie CARIB

   

1

0,5

0,5

0,5

0,5

   

Bootpeloton Caribisch gebied

   

1

1

0,8

0

0,2

   

Overige eenheden

Defensie Duikgroep

   

1

   

1

1

   
X Noot
1

Doelstelling is gewijzigd bij de 1e suppletoire begroting. De getallen tussen haken geven daarbij de getallen weer zoals die in de Rijksbegroting 2012 staan vermeld.

Toelichting

Algemeen

Gedurende het jaar is door eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 20 – Inzet. Het CZSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan. In die gevallen waarin aan boord van een schip een helikopter geëmbarkeerd was, wordt daarover gerapporteerd in beleidsartikel 23 – Commando luchtstrijdkrachten.

Operationele gereedheid

Zoals uit de tabel in de kolom Totaal aantal operationeel gerede eenheden blijkt, heeft het CZSK aan alle organieke gereedheidsdoelstellingen voldaan. Dit betekent dat deze eenheden het geheel van taken kon uitvoeren waarvoor de eenheden standaard zijn ingericht. Ook de specifieke gereedheidsdoelstellingen zijn behaald. Dit betekent dat deze eenheden de voor hun specifiek opgegeven taken konden uitvoeren. De realisatie van de specifieke gereedheid bij de LC-fregatten en het Bootpeloton Caribisch Gebied is lager dan gepland. Dit wordt echter gecompenseerd door een hogere organieke gereedheid en wordt daarom niet toegelicht.

4.3 Beleidsartikel 22 Commando Landstrijdkrachten

1. Algemene doelstelling

Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) levert (specifiek) operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

2. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CLAS heeft in 2012 met diverse eenheden deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast werden militairen op individuele basis uitgezonden naar diverse internationale hoofdkwartieren. In 2012 is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening, zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.

3. Verantwoordelijkheid

Gedurende het verantwoordingsjaar was de minister verantwoordelijk voor de vaststelling van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CLAS.

4. Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De knelpunten die zich hebben voorgedaan in de personele vulling komen voort uit een tekort aan korporaals en soldaten bij de pantserinfanterie en door een gebrek aan technisch en medisch geschoold personeel. De uitstroom van personeel overstijgt de instroom van nieuw personeel. Het tekort aan technisch geschoold personeel had ook in 2012 gevolgen voor de materiële gereedheid. Die materiële gereedheid is daarnaast negatief beïnvloed door lange levertijden van bepaalde reserveonderdelen en de impact van lopende reorganisaties in de materieeldienst. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichting daarop bij de DMO.

5. Budgettaire gevolgen van het beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

1.336.805

1.392.558

1.349.347

1.261.386

1.273.299

1.242.946

30.353

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Operationeel Commando

1.010.183

1.048.387

1.098.768

1.042.161

92.598

97.855

– 5.257

Totaal programma-uitgaven

1.010.183

1.048.387

1.098.768

1.042.161

92.598

97.855

– 5.257

Apparaatsuitgaven

             

Staf Commando Landstrijdkrachten

292.155

299.400

265.794

221.105

21.394

19.466

1.928

Operationele eenheden

       

1.146.300

1.107.304

38.996

Bijdragen aan SSO’s

28.547

23.570

20.120

17.664

16.985

18.321

– 1.336

Apparaatsuitgaven verdeeld naar categorie:

             
 

personele uitgaven

       

951.777

899.914

51.863

 

huisvesting

       

83.908

80.949

2.959

 

ICT

       

49.539

47.370

2.169

 

overige exploitatie

       

99.455

116.858

-17.403

Totaal apparaatsuitgaven

320.702

322.970

285.914

238.769

1.184.679

1.145.091

39.588

Totale uitgaven

1.330.885

1.371.357

1.384.682

1.280.930

1.277.277

1.242.946

34.331

Ontvangsten

             

Totale ontvangsten

19.144

17.382

21.017

21.470

18.346

15.823

2.523

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen bedraagt € 30,4 miljoen. Deze hogere realisatie wordt grotendeels verklaard door de posten die bij de apparaatsuitgaven worden genoemd.

Uitgaven

De realisatie van de programma-uitgaven is € 5,3 miljoen lager dan begroot door een neerwaartse bijstelling van de gereedstelling (uitgaven voor oefentoelages en voeding tijdens oefeningen). Het grootste gedeelte van de lagere realisatie wordt veroorzaakt door de verscherpte regelgeving ten aanzien van de verstrekking van voeding en het stringent handhaven hiervan. Een tweede belangrijke oorzaak is dat eenheden niet op volledige sterkte geoefend hebben.

De realisatie van de apparaatsuitgaven is € 39,6 miljoen hoger dan begroot. De stijging wordt vooral veroorzaakt door een bijstelling op de personele uitgaven (hogere aantallen), uitkering van loonbijstelling voor sociale premies en de uitgaven voor de eerste drie maanden SBK, die ten laste van de defensieonderdelen komen. Tegenover de stijging staat een lagere exploitatie door het concentreren van facilitaire activiteiten binnen het Facilitair Bedrijf Defensie bij de CDC Divisie Facilitair & logistiek.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten zijn er geen verschillen tussen begroting en realisatie groter dan € 5 miljoen.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2012

(voor NvW)

Realisatie 2012

Verschil

Operationele doelstelling 1

35,5

36,4

0,9

Operationele doelstelling 2

344,6

362,0

17,4

Operationele doelstelling 3

800,7

825,3

24,6

Totaal

1.180,8

1.223,7

42,9

Opmerking: de budgetten voor de operationele doelstellingen zijn exclusief staf, bijdrage SSO’s en de logistieke bedrijven DGBS en DGLC, omdat deze niet direct bijdragen aan het uitvoeren van de operationele doelstellingen (het totaalbedrag wijkt hierdoor af van de tabel budgettaire gevolgen).

Operationele doelstellingen:

Operationele doelstelling 1: Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden (specifiek) operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Om een aantal operationeel gerede eenheden gereed te hebben en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden doorlopen daarna een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLAS moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen (specifiek) operationeel gerede eenheden. Uit de volgende matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en werkelijk beschikbaar waren.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando Landstrijdkrachten 2012

Groep

Organieke eenheid

Inzet

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettings-vermogen

OD1

 

OD1 + OD2

OD3

   

Specifiek

Organiek

 

Doelstelling

Realisatie

 

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

HRF(L)HQ

NL deel staf HRF HQ

   

3

1 [0]1

1

2 [3]1

2

   

Korps Commandotroepen

Commandotroepencompagnie

0

0,1

4

   

2

2

2

2

Luchtmobiele Brigade

Brigadehoofdkwartier + Stafcompagnie

   

1

1

1

       

Infanteriebataljon Luchtmobiel

0,1

0,1

3

   

1

1,2

2

1,8

Gevechtssteun eenheden

0 [0,1]1

0

1

0,5 [0]1

0,6

0 [0,5]1

0

0,5

0,4

Logistieke eenheden

0,2

0,1

3

0

0,1

0,6

1,8

2,4

1,1

Natres bataljons2

   

2→1

2 → 1

1,8

       

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

Brigadehoofdkwartier + Stafcompagnie

0,1

0,1

2

1 [0]1

1

0 [1]1

0

1

1

Pantserinfanterie Bataljon

0,1

0,1

4

0,5 [0]1

0,5

0 [0,5]1

0

3,5

3,5

Brigade verkennings eskadron

0

0,3

2

   

0,8

0,9

1,2

1,1

Afdeling Veldartillerie

   

1

   

0,1

0,2

0,9

0,8

Pantsergeniebataljon

0,1

0,1

2

0

0,1

0,5

0,5

1,5

1,4

Logistieke eenheden

0

0,1

4

   

0,8

0,9

3,2

3,1

Natres bataljons2

   

3→2

3→2

2,8

       

Operationeel Ondersteunings Commando Land (OOCL)

Staf OOCL + Stafcompagnie

   

1

   

1

0

0

1

Geniebataljon

0

0,1

1

   

0,4

0,7

0,6

0,3

JISTARC modules

0,3

1,1

5

   

2

2,5

3

2,5

CIS-bataljon (3 compagnieën)

   

3

1 [0]1

0,5

0 [1]1

0

2

2,5

CIMIC bataljon (6 CIMIC Support Elements)

   

6

   

2

2

4

4

Bevoorradings- en Transportbataljon

   

2

0

0,1

1

0,8

1

1,1

Geneeskundig bataljon (5 MTF)

   

5

2,5 [0]1

23

0 [2,5]1

0,5

2,5

2,5

Herstelcompagnie

   

3

0

0,8

0,2

1,4

2,8

0,8

Defensie Grondgebonden Luchtverdedigings Commando (DGLC)

Commando element

   

0,8

0

0,1

0,8 [0]1

0,7

0 [0,8]1

0

Patriot

0

0,3

3

   

2,5 [3]1

3

0,5 [0]1

0

AMRAAM

   

2

0

0,7

1,8

1,3

0,2

0

Stinger

0

0,7

3

   

2 [2,1]1

2,3

1 [0,9]1

0,7

Explosieven Opruimingsdienst (EOD)

Ploegen

6

6

48

0

2,5

12

12

36

33,5

X Noot
1

Doelstelling is gewijzigd bij de 1e suppletoire begroting. De getallen tussen haken geven daarbij de getallen weer zoals die in de Rijksbegroting 2012 staan vermeld;

X Noot
2

In de loop van 2012 is een aantal Natres bataljons samengevoegd.

Toelichting

Algemeen

Gedurende het jaar is door eenheden van het CLAS deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 20 – Inzet. Het CLAS heeft in 2012 aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Zoals uit bovenstaande tabel in de kolom Totaal aantal operationeel gerede eenheden blijkt, heeft het CLAS een groot deel van de organieke en de specifieke gereedheidsdoelstellingen behaald. Organiek gereed betekent dat een eenheid het geheel van taken uit kon voeren waarvoor deze standaard is ingericht. Specifiek operationeel gereed betekent dat een eenheid een deel van de organieke taken kon uitvoeren. Hieronder worden die eenheden toegelicht waarvoor geldt dat de doelstelling niet volledig is gerealiseerd. De realisatie van de specifieke gereedheid bij het Geneeskundig bataljon is lager dan gepland. Dit wordt echter gecompenseerd door een hogere organieke gereedheid en wordt daarom niet toegelicht.

Staf Operationeel Ondersteunings Commando Land (OOCL)

Als gevolg van een vertraagd reorganisatietraject heeft een stafeenheid van het OOCL in 2012 de jaardoelstelling niet gerealiseerd. Dit hoofdkwartier heeft een grote inspanning op het gebied van de reorganisatie moeten leveren. Daarnaast ontbrak gedurende een groot deel van het jaar een aantal essentiële staffunctionarissen vanwege uitzendingen, ziekte en vacatures.

CIS-bataljon

Het Communication and Information Systems (CIS)-bataljon heeft de neerwaarts bijgestelde jaardoelstelling van gemiddeld één compagnie niet gehaald omdat de knelpunten in de materiële en personele gereedheid hardnekkiger waren dan voorzien. De drie compagnieën kennen ernstige beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheid van communicatiemiddelen. Ook de blijft de geoefendheid onder de norm, onder andere door een tekort aan rijopleidingen. Daarnaast is er een gebrek aan voldoende (opgeleid) kaderpersoneel.

Bevoorradings- en Transportbataljons

De Bevoorradings- en Transportbataljons hebben de jaardoelstelling van gemiddeld één bataljon niet volledig gehaald. Er waren kwalitatieve beperkingen ten aanzien van de personele vulling, omdat een deel van het personeel niet functie-opgeleid is. Ook was de mobiele satellietkeuken beperkt inzetbaar, omdat de logistieke ondersteuning (opleidingen, documentatie en reservedelen) nog niet voldoende was ingericht. De kinderziekten in het systeem en de defecten die daardoor ontstonden, konden daardoor niet direct verholpen worden.

Defensie Grondgebonden Luchtverdedigings Commando

Bepaalde Command & Control elementen konden niet volledig volgens de norm worden samengesteld vanwege kwalitatieve beperkingen in de geoefendheid van het nieuwe personeel. Hierdoor heeft Staf DGLC de jaardoelstelling niet volledig gehaald. Dit is echter geen belemmering voor de inzet van de Ballistic Missile Defence Task Force (BMDTF) in Turkije vanaf januari 2013.

Daarnaast was de AMRAAM-capaciteit (Advanced Medium Range Air-to-Air Missile) in 2012 beperkt inzetbaar vanwege personele wisselingen en door de nog niet voltooide accreditatie van de dataverbindingsmiddelen door de NAVO. Daardoor kunnen de systemen nog niet aan Link-16 worden gekoppeld.

4.4 Beleidsartikel 23 Commando Luchtstrijdkrachten

1. Algemene doelstelling

Het commando luchtstrijdkrachten (CLSK) levert operationeel gerede lucht- en grondgebonden capaciteit voor nationale en internationale operaties.

2. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het CLSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CLSK heeft in 2012 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.

3. Verantwoordelijkheid

Gedurende het verantwoordingsjaar was de minister verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, de samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van het CLSK.

4. Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De materiële gereedheid is negatief beïnvloed door lange levertijden van reserveonderdelen hetgeen invloed had op de geoefendheid van de operationele eenheden. De knelpunten die zich hebben voorgedaan in de personele vulling zijn mede beïnvloed door het beperkte aanbod van technisch en medisch geschoold personeel. Het tekort aan technisch geschoold personeel had ook gevolgen voor de materiële gereedheid. De voortgang met betrekking tot de instroom en de verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichting daarop bij de DMO.

5. Budgettaire gevolgen van het beleid

De volgende tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

684.171

679.404

754.488

609.073

627.070

699.076

– 72.006

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Commando luchtstrijdkrachten

642.101

619.496

611.520

582.701

45.001

50.726

– 5.725

Totaal programma-uitgaven

642.101

619.496

611.520

582.701

45.001

50.726

– 5.725

Apparaatsuitgaven

             

Staf Commando luchtstrijdkrachten

74.816

99.083

100.861

94.200

25.105

25.105

0

Operationele eenheden

       

584.512

615.918

– 31.406

Bijdragen aan SSO’s

12.566

11.405

8.707

8.456

7.259

7.327

– 68

Apparaatsuitgaven verdeeld naar categorie:

             
 

personele uitgaven

       

414.284

429.886

– 15.602

 

huisvesting

       

58.002

54.656

3.346

 

ICT

       

19.901

18.994

907

 

overige exploitatie

       

124.689

144.814

– 20.125

Totaal apparaatsuitgaven

87.382

110.488

109.568

102.656

616.876

648.350

– 31.474

Totaal uitgaven

729.483

729.984

721.088

685.357

661.877

699.076

– 37.199

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

10.877

9.970

15.986

13.556

13.854

9.181

4.673

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Verplichtingen

De lagere realisatie van de verplichtingen bedraagt € 72,0 miljoen. Deze lagere realisatie wordt mede verklaard door de lagere programmuitgaven (€ 5,2 miljoen) en de lagere apparaatsuitgaven van € 31,5 miljoen (er zijn minder verplichtingen aangegaan voor overige exploitatie (opleidingen), huisvesting en infrastructuur). Het restant betreft neerwaartse bijstellingen van de verplichtingen vanwege gewijzigde overeenkomsten, of afbouw en vrijgave van het restant aan verplichtingen.

Uitgaven

De realisatie van de programma-uitgaven is € 5,7 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door lagere uitgaven voor instandhouding (niet tijdige verwerving van reservedelen) en gereedstelling (minder verbruik van brandstof in het buitenland).

De realisatie van de apparaatsuitgaven is € 31,5 miljoen lager dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door een bijstelling van de personele uitgaven (lagere aantallen) en het onderbrengen van internationaal geplaatste militairen te Fort Hood (VS) naar het CDC. De exploitatie is vooral lager door het onderbrengen van het onderhoud van de infrastructuur van de Groep Geleide Wapens van het CLSK naar het CLAS.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten zijn er geen verschillen tussen begroting en realisatie groter dan € 5 miljoen.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2012 (voor NvW)

Realisatie 2012

Verschil

Operationele doelstelling 1

115,2

116,1

0,9

Operationele doelstelling 2

216,2

212,4

– 3,7

Operationele doelstelling 3

290,4

282,9

– 7,5

Totaal

621,7

611,4

– 10,3

Opmerking: de budgetten voor de operationele doelstellingen zijn exclusief staf, bijdrage SSO’s en het logistieke bedrijf LCW, omdat deze niet direct bijdragen aan het uitvoeren van de operationele doelstellingen (het totaalbedrag wijkt hierdoor af van de tabel budgettaire gevolgen).

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden (specifiek) operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Operationele doelstelling 3: Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Om een aantal eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, onderhoud uit te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden doorlopen daarna een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moest voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen (specifiek) operationeel gerede eenheden. Uit de volgende matrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn en hoeveel daar in werkelijkheid beschikbaar waren.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando Luchtstrijdkrachten 2012

Groep

Organieke eenheid

Inzet

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettings-vermogen

OD1

 

OD1 + OD2

OD3

   

Specifiek

Organiek

 
   

Doelstelling

Realisatie

 

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Jachtvliegtuigen

F-16

6

6

57

0

6,4

17 [21]1

23,9

40 [36]1

26,7

Helikopters (Defensie Helikopter Commando)

AH-64D Apache

   

21

0

7,9

7

0

14

13,1

CH-47 Chinook

   

13→142 [14]1

0

3,7

4

0

9→10 [10]1

9,3

AS-532 Cougar

2

2

8

0

4

4

0

4

4

SH-14D Lynx

2→0

2

5→0

0

3

2→0

0

3→0

2

AB-412SP (SAR)

1

2

3

 

2

1,8

1

1,2

NH-90 NFH

0

[0→2]1

0

7→93

[7→12]1

0→3 [4→0]1

1,4

0

[0→5]1

0

7→6 [3→7]1

5,6

NH-90 TNFH

   

0

           

Luchttransport

(K)-DC10

   

3

   

1,5

2,2

1,5

0,8

C-130H Hercules

   

4

0

0,7

2

0,9

2

2,4

Force protection

OGRV-eenheden

0

1

3

0

0,3

2

2,4

1

0,3

Command en Control

   

2

   

1

1,3

1

0,7

Air C-4 ISR

AOCS

1

0

1

0

0,1

1

0,9

   

NDMC

1

0

1

0

0,2

1

0,7

0

0,1

Kustwacht Nederland

Dornier DO-228

1

0

2

0

0,1

1

1,3

1

0,6

X Noot
1

Doelstelling is gewijzigd bij de 1e suppletoire begroting. De getallen tussen haken geven daarbij de getallen weer zoals die in de Rijksbegroting 2012 staan vermeld;

X Noot
2

De 14e Chinook is nog niet overgedragen aan CLSK. Derhalve wordt er gerapporteerd op 13 Chinook helikopters;

X Noot
3

Door de vertraagde aflevering van NH-90 helikopters beschikt CLSK nog maar over zeven NH-90 helikopters. Daarom wordt hier gerapporteerd over zeven helikopters.

Toelichting

Algemeen

Gedurende het jaar is door eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 20 – Inzet. De lager dan geplande realisatie over 2012 wordt veroorzaakt door een lagere vraag naar inzet van het CLSK. Het CLSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Zoals uit bovenstaande tabel in de kolom Totaal aantal operationeel gerede eenheden blijkt, heeft het CLSK een deel van de organieke gereedheidsdoelstellingen niet behaald. Organiek gereed betekent dat een eenheid het geheel van taken uit kon voeren waarvoor deze standaard is ingericht. Veelal waren deze eenheden wel specifiek operationeel gereed. Specifiek operationeel gereed betekent dat een eenheid een deel van de organieke taken kon uitvoeren. Hieronder worden die eenheden toegelicht waarvoor geldt dat de doelstelling niet volledig is gerealiseerd. Indien, zoals bij F-16, een lagere realisatie van het voortzettingsvermogen (OD3) wordt gecompenseerd door een hogere realisatie van het aantal operationeel gerede eenheden (OD1+OD2) en er hiermee een hoger niveau van gereedheid is gerealiseerd dan gepland, wordt dit niet toegelicht.

Apache helikopter

Bij de gevechtshelikopters is het afgelopen jaar de realisatie van het aantal operationeel gerede eenheden achtergebleven bij de planning. Door een gebrek aan reservedelen was er een lage inzetbaarheid van de Apaches. Hierdoor konden de bemanningen slechts een gedeelte van het oefenprogramma uitvoeren en niet de volledige combat ready status bereiken.

Chinook helikopter

Bij de Chinook-helikopters is het afgelopen jaar de realisatie van het aantal operationeel gerede eenheden achtergebleven bij de planning. Door een gebrek aan reservedelen was er een lage inzetbaarheid van de Chinooks. Ondanks een licht stijgende lijn in de materiële gereedheid van de Chinook waren er niet voldoende Chinooks inzetbaar om de bemanningen het gehele oefenprogramma uit te laten voeren. Hierdoor kunnen de bemanningen niet volledig combat ready worden opgeleid en getraind.

Cougar helikopter

Door onvoldoende beschikbaarheid van het ophijssysteem in de eerste helft van het jaar, is een achterstand in de combat ready status van de vliegers ontstaan. Hierdoor was de Cougar specifiek gereed in plaats van organiek gereed. Eind 2012 is deze achterstand gedeeltelijk ingelopen. De Cougar en haar bemanningen zijn wel in staat geweest om alle opdrachten in het kader van nationale en internationale inzet uit te voeren.

AB-412 helikopter

De AB-412 heeft de opgedragen doelstelling niet volledig gehaald. Door ingewikkelde certificeringtrajecten voor onderdelen was de onderdelenvoorziening voor de AB-412 moeizaam. Hierdoor was de materiële gereedheid niet voldoende om de doelstelling volledig te halen. De materiële gereedheid is wel voldoende geweest om de inzet voor patiëntenvervoer en SAR-taken af te dekken.

C-130 transportvliegtuig

Het C-130 transportvliegtuig heeft niet volledig kunnen voldoen aan de opgedragen doelstelling.

Door het uitblijven van operationele subsystemen om te kunnen opereren met parachutisten is de bemanning van de C-130 niet in staat om aan alle eisen van een combat ready bemanning te voldoen. De C-130 heeft in 2012 wel kunnen voldoen aan de opgedragen transporttaken.

AOCS Nieuw Millingen

De oorzaak van het niet volledig behalen van de opgedragen doelstelling is de onvolledige personele vulling (dit betreft voornamelijk het luchtverkeersleidingspersoneel). De belangrijkste oorzaken liggen in het irregulier verloop van personeel gecombineerd met specifieke en lange opleidingstrajecten.

Nationale Datalink Management Cell (NDMC)

De NDMC kan goed functioneren maar rapporteert net onder de doelstellingennorm. Dit wordt onder andere veroorzaakt door onderbezetting als gevolg van vacatures. Daarnaast wordt de NDMC beperkt doordat er onvoldoende inzetbare Link-16 radio’s beschikbaar zijn. Indien de mobiele component wordt ingezet voor ondersteuning van operaties of oefeningen op locatie, dan zal een Link-16 radio uit de statische component worden onttrokken.

4.5 Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke Marechaussee
1. Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) is een politieorganisatie met een militaire status die wereldwijd inzetbaar is voor vrede en veiligheid.

2. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het CKmar heeft een bijdrage geleverd aan een veilige samenleving, door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is verantwoordelijk voor een breed takenpakket.

Het CKmar is belast met de drie hoofdtaken die zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Daarnaast staan in artikel 6 van de Politiewet 19931 de specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor de samenwerking met en bijstand aan de politie. De (opsporings-)bevoegdheden van de ambtenaren van het CKmar zijn ondermeer geregeld in het strafrecht en de vreemdelingenwet en -regelgeving.

Het CKmar heeft haar taak uitgevoerd in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het takenpakket van het CKmar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Drie operationele speerpunten vormen hierbij de basis: de grenspolitietaak, bewaken en beveiligen en internationale en militaire politietaken. Het CKmar legt de nadruk op de veiligheid van de staat en speelt hierbij snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de desbetreffende gezagsdragers.

3. Verantwoordelijkheid

Gedurende het verantwoordingsjaar was de minister van Defensie als beheersverantwoordelijke voor het CKmar verantwoordelijk voor de vaststelling van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CKmar. Het gezag over de marechaussee berustte naast de minister van Defensie bij de minister van Veiligheid en Justitie en, tot het aantreden van het kabinet Rutte-II, bij de minister voor Immigratie en Asiel. De gezagsdragers kunnen normen stellen waaraan het CKmar dient te voldoen. Deze kunnen liggen op het terrein van de personele gereedheid, uitrusting, infrastructuur en ICT-systemen. De uivoering is opgedragen aan de commandant van de Koninklijke marechaussee.

4. Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het hebben van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel en van de beschikbaarheid van voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te trainen. In 2012 zijn geen externe factoren geweest die de realisatie van de operationele doelstellingen in gevaar hebben gebracht. Voor het behalen van een groot deel van de operationele doelstellingen is het CKmar afhankelijk van de vraag naar de diensten van het CKmar. Met name de nationale taken van het CKmar – zoals grenstoezicht, opsporing en bijzondere beveiliging – hebben een sterk vraaggestuurd karakter.

5. Budgettaire gevolgen van het beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

381.054

399.720

381.059

398.677

388.505

372.144

16.361

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Operationele taakvelden

344.723

372.890

369.403

366.835

7.140

6.385

755

Totaal programma-uitgaven

344.723

372.890

369.403

366.835

7.140

6.385

755

Apparaatsuitgaven

             

Staf Koninklijke Marechaussee

31.355

30.184

30.427

30.662

11.786

11.949

– 163

Operationele eenheden

       

370.233

350.913

19.320

Bijdragen aan SSO’s

4.357

4.200

3.584

2.959

3.167

2.897

270

Apparaatsuitgaven verdeeld naar categorie:

             
 

personele uitgaven

       

289.364

278.207

11.157

 

huisvesting

       

28.146

29.263

– 1.117

 

ICT

       

20.810

16.970

3.840

 

overige exploitatie

       

46.866

41.319

5.547

Totaal apparaatsuitgaven

35.712

34.384

34.011

33.621

385.186

365.759

19.427

Totaal uitgaven

380.435

407.274

403.414

400.456

392.326

372.144

20.182

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

4.839

8.301

5.941

6.219

8.074

4.652

3.422

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen bedraagt € 16,4 miljoen. Deze hogere realisatie wordt vooral verklaard door de hogere apparaatsuitgaven van € 19,4 miljoen.

Uitgaven

De realisatie van de apparaatsuitgaven is € 19,4 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door een convenant tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Defensie. Voor de beveiliging van ambassades (door personeel van het CKmar) is € 16,1 miljoen aan defensiebudget overgeheveld (€ 13,4 miljoen heeft betrekking op CKmar uitgaven en het overige is voor de pensioenlasten bij het centraal apparaat). De overige bijstellingen betreffen de wijziging van de ABP- premie, sociale lasten en de prijsbijstelling.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten zijn er geen verschillen tussen begroting en realisatie groter dan € 5 miljoen.

Verdeling realisatie operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden gerealiseerde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen:

Bedragen x € 1 miljoen

Begroting 2012

Realisatie 2012

Verschil

Operationele doelstelling 1 (Beveiliging)

89,3

92,3

3,0

Operationele doelstelling 2 (Vreemdelingenwetgeving)

167,9

185,5

17,6

Operationele doelstelling 3 (Militaire politietaken)

50,0

37,9

– 12,1

Operationele doelstelling 4 (Politietaken burgerluchtvaart)

28,6

27,5

– 1,1

Operationele doelstelling 5 (Assistentie, bijstand en samenwerking)

3,6

11,1

7,5

Operationele doelstelling 6 (internationale crisis en humanitaire operaties)

17,9

23,1

5,2

Totaal

357,3

377,4

20,1

Opmerking: de budgetten voor de operationele doelstellingen zijn exclusief staf Koninklijke Marechaussee en de bijdragen aan SSO’s, omdat deze niet direct bijdragen aan het uitvoeren van de operationele doelstellingen (het totaalbedrag wijkt hierdoor af van de tabel budgettaire gevolgen).

Operationele doelstelling 1: Handhaving veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.

Indicatoren

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

Verschil

2012

Aantal illegale betredingen van het object waarbij niet tijdig is geïntervenieerd

0

0

0

0

Aantal teams voor persoonsbeveiliging ten behoeve van het ministerie van Buitenlandse Zaken

4

4

4

0

Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

100%

100%

0

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten

100%

100%

100%

0

Operationele doelstelling 2: Beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.

Indicatoren

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

Verschil

2012

Burgerluchtvaart:

       

– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis

100%

100%

100%

0

Vrachtvaart – Cruiseschepen – Ferry’s

       

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

100%

0

– fysieke controle (opvolging controle adviezen ZUIS)

75%

Pleziervaart – Visserij

       

– administratieve controle op aangemelde schepen (afkomstig van buiten Schengen)

100%

100%

100%

0

– landelijke controledagen pleziervaart (100% administratieve en fysieke controle)

51

3

3

0

– landelijke controledagen visserij (100% administratieve en fysieke controle)

51

2

2

0

X Noot
1

Tot 2012 bestonden er combineerde controledagen (5 in totaal voor pleziervaart en visserij). Na 2012 zijn de controledagen gesplitst in separate dagen voor pleziervaart en visserij.

Toelichting tabel

Op dit moment is het CKmar door een gebrek aan technische middelen nog niet in staat een 100% administratieve controle uit te voeren voor de burgerluchtvaart. Er is geen systeem beschikbaar voor een 100% administratieve verwerking van het aanbod van de burgerluchtvaart.

Over 2012 is geen managementinformatie beschikbaar uit de nieuwe release van het Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem (ZUIS). Naar verwachting is het met ingang van 2013 weer mogelijk de gewenste gegevens te verschaffen. Het operationele grensbewakingsproces heeft in 2012 doorgang gevonden op vergelijkbare wijze als in 2011.

Operationele doelstelling 3: Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde bij de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.

Indicatoren

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

Verschil 2012

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

       

Percentage van de meldingen waarbij het CKmar binnen 30 minuten ter plaatse moet zijn

97%

90%

100%

10%

         

Aantal misdrijfdossiers

       
 

1.162

Realisatie is afhankelijk van het aanbod

862

         
   

50%

   

Percentage processen-verbaal «lik op stuk»

       
 

46%

<5%

11%

–/–39%

Percentage technisch sepot

       
 

9%

 

8%

3%

Toelichting tabel

Er zijn in 2012 862 misdrijfverbalen aangeboden aan het Openbaar Ministerie (OM) te Arnhem. Het verschil tussen de streefwaarde en de realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door het achterblijven van het aanbod. Daarnaast heeft het CKmar binnen het Taakveld Militaire Politiedienst nog 83 misdrijfverbalen aangeboden aan andere Openbaar Ministeries. Sinds begin 2012 is in opdracht van het OM de werkwijze omtrent het lik-op-stuk beleid gewijzigd. Het toepassen van de lik-op-stuk behandeling geschiedt in overleg met de parketsecretaris van het OM en vergt met ingang van 2012 een volledig dossier. Het is niet overal mogelijk om lik-op-stuk toe te passen, waardoor de realisatie lager is dan verwacht. Projectmatige onderzoeken, onderzoeken in het buitenland en in missiegebieden en onderzoeken in het Caribisch Gebied vallen hier doorgaans buiten. Hetzelfde geldt voor interne onderzoeken, uitgevoerd door de Staf van het CKmar. In 2012 is een start gemaakt met een pilot wijkbureaus waarbij handhaving wordt ingericht en uitgevoerd op basis van wijkveiligheidsscans en lokale handhavingsconvenanten. In 2013 wordt deze werkwijze verder uitgewerkt. Zoals gemeld in het Jaarverslag 2011 is na onderzoek gebleken dat de relatieve verwijtbaarheid van het CKmar in geval van technisch sepot verwaarloosbaar is. Over 2012 zijn geen signalen dat er wijzigingen zijn in deze situatie.

Operationele doelstelling 4: Handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen burgerluchtvaartterreinen.

Indicatoren

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

Verschil 2012

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

       
         

Percentage van de prioriteit 1 meldingen in de terminal en het betreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 5 minuten ter plaatse moet zijn.

91%

90%

91%

1%

         

Percentage van de prioriteit 2 meldingen in de terminal en het betreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 10 minuten ter plaatse moet zijn.

84%

90%

82%

–/– 8%

         

Percentage van de prioriteit 3 meldingen in de terminal en het betreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn.

91%

90%

91

1%

Toelichting tabel

Aan de doelstelling inzake de response-tijden is in 2012 niet geheel voldaan. Het gebrek aan eenduidige registratie is de voornaamste oorzaak voor de onderrealisatie. Het betrokken personeel meldt zich niet eerst bij de centrale maar gaat ter plaatse direct over tot hulpverlening.

Operationele doelstelling 5: Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening

Indicatoren

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

Verschil

2012

Aantal beschikbare eenheden

       

• 4 pelotons ME (Mobiele Eenheden)

3,8

4

3

–/– 1

• 3 pelotons BE (Bijstandseenheden)

1,6

3

1,8

–/– 1,2

• 1 aanhoudingseenheid

1

1

1

0

Toelichting tabel

Zowel de Mobiele Eenheden (ME) als de Bijstandseenheden (BE) van het CKmar hebben in 2012 te maken gehad met personele tekorten in twee categorieën specialistische functies, waardoor niet volledig aan de gewenste gereedheid is voldaan. In samenhang met de huidige defensiebrede reorganisatie worden de bijstandseenheden omgevormd tot een nieuw te vormen landelijke bijstandsorganisatie Kmar. Uitgangspunt hierbij is dat de bijstandsorganisatie bestaat uit een toolbox met vier pelotons voor ME- en BE-taken en bijzondere eenheden.

Operationele doelstelling 6: Beschikbare operationele eenheden leveren voor internationale crisis- en humanitaire operaties.

Realisatie operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Koninklijke marechaussee 2012

Groep

Organieke eenheid

Inzet

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettings-vermogen

OD1

 

OD1 + OD2

OD3

   

Specifiek

Organiek

 
   

Doelstelling

Realisatie

 

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

DLBE/BBM

VTE’n voor politietaken Defensie

ca. 10

5

50

   

25

25

25

25

Alle districten

VTE’n voor civiele politiemissies

ca.116

82

256

   

128

128

128

128

BE/ME

Peloton voor CRC

   

1

1

1

       

DLBE/BSB

VTE’n voor Close Protection Teams t.b.v. CDS

ca.131

11

26

   

13

13

13

13

DLBE/BSB

VTE’n voor Close Protection Teams t.b.v.BuZa

ca.302

30

120

   

30

30

90

90

X Noot
1

Per abuis is in de Ontwerpbegroting 2012 een geplande inzet gemeld van 3 in plaats van 13;

X Noot
2

Per 1 oktober 2012 is het lopende convenant met het ministerie van Buitenlandse Zaken uitgebreid van 30 naar 33 VTE’n. Met het ministerie van Buitenlandse Zaken is overeengekomen dat de financiële compensaties via de suppletoire begrotingen plaatsvindt en aan de begroting van het ministerie van Defensie wordt toegevoegd. Mede hierdoor is de doelstelling niet zichtbaar in de Ontwerpbegroting 2012.

Gedurende 2012 hebben eenheden van het CKmar deelgenomen aan diverse reeds lopende crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 20 – Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties. De lager dan geplande realisatie over 2012 wordt veroorzaakt door een lagere vraag naar diensten van het CKmar. Het CKmar heeft echter aan alle inzetopdrachten voldaan en de gereedheidsdoelstellingen zijn volledig gerealiseerd.

4.6 Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie

1. Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

2. Omschrijving van de samenhang in het beleid

De DMO heeft een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstelling van de krijgsmacht door de levering van modern, robuust, kwalitatief en inzetbaar materieel.

De DMO heeft hiervoor ondersteuning geleverd door de aanschaf van het materieel, de instandhouding hiervan en de afstoting. Hierbij was de DMO verantwoordelijk voor het defensiebrede materieellogistieke beleid en het beleid over wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling. In de paragraaf prestatiegegevens van de DMO staat toegelicht in hoeverre deze doelstellingen zijn bereikt.

3. Verantwoordelijkheid

Gedurende het verantwoordingsjaar was de minister verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht.

4. Externe factoren

De verwerving van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel is onder meer afhankelijk van de productiecapaciteit en levertijden van leveranciers. De Kamer is hierover regelmatig geïnformeerd, zoals bij de materieelprojecten NH-90 en de Boxer.

5. Budgettaire gevolgen van het beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

1.933.323

2.180.072

1.128.782

1.573.828

1.738.102

1.662.832

75.270

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Investeringen zeestrijdkrachten

240.177

411.184

264.813

276.814

255.344

216.911

38.433

Investeringen landstrijdkrachten

637.886

562.788

363.811

239.317

186.998

195.513

– 8.515

Investeringen luchtstrijdkrachten

426.739

159.644

238.256

222.293

207.225

221.735

– 14.510

Investeringen Koninlijke marechaussee

10.452

15.536

15.062

13.515

14.298

13.733

565

Investeringen Defensiebreed

 

37.427

133.190

135.141

142.968

186.512

– 43.544

Investeringen overig

36.298

36.849

21.676

21.514

22.744

10.458

12.286

Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten

246.017

274.912

270.907

275.420

130.709

173.750

– 43.041

Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten

263.339

355.082

292.611

264.830

164.573

241.311

– 76.738

Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten

298.196

299.267

310.050

321.088

239.967

233.262

6.705

Totaal programma-uitgaven

2.159.104

2.152.689

1.910.376

1.769.932

1.364.826

1.493.185

– 128.359

Apparaatsuitgaven

             

Staf Defensie Materieelorganisatie

256.823

270.498

259.127

258.140

8.874

8.259

615

Ondersteuning operationele eenheden

       

326.127

310.367

15.760

Bijdragen aan SSO’s

2.590

2.453

3.105

1.784

1.433

1.758

– 325

Apparaatsuitgaven verdeeld naar categorie:

             
 

personele uitgaven

       

130.587

120.273

10.314

 

huisvesting

       

87.242

81.719

5.523

 

ICT

       

11.407

18.652

-7.245

 

overige exploitatie

       

107.198

99.740

7.458

Totaal apparaatsuitgaven

259.413

272.951

262.232

259.924

336.434

320.384

16.050

Totaal uitgaven

2.418.517

2.425.640

2.172.608

2.029.856

1.701.260

1.813.569

– 112.309

               

Ontvangsten

             

Totale ontvangsten

49.623

300.240

292.916

259.981

229.026

231.325

– 2.299

waarvan Verkoopopbrengsten

       

170 575

180.658

-10.083

waarvan Overige ontvangsten

       

58.451

50.667

7.784

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Verplichtingen

De realisatie van het verplichtingbudget is € 75,3 miljoen hoger dan begroot door een combinatie van over- en onderrealisaties. Aan de ene kant zijn er overrealisaties door herfaseringen bij het onderhoud van wapensystemen (€ 168,7 miljoen) en bij diverse andere projecten (€ 5,4 miljoen). Ook is de realisatie hoger door een overschrijding bij het project GPW Boxer (€ 28,1 miljoen) vanwege een wijziging in het hoofdcontract (de variabele prijzen zijn omgezet naar vaste prijzen). Aan de andere kant zijn er onderrealisaties bij het project Defensiebrede Wielvoertuigen (– € 55,8 miljoen) door vertragingen bij de Europese aanbesteding en bij het project F-16 zelfbescherming ASE (– € 71,1 miljoen) door een vertraging bij de totstandkoming van het contract.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De realisatie van de totale programma-uitgaven is € 128,4 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, die hieronder worden toegelicht.

  • Vanwege de hogere eindrealisatie in 2011 is via de eindejaarsmarge – € 25,2 miljoen ten laste van 2012 gebracht;

  • Er zijn herschikkingen uitgevoerd tussen investeringen en exploitatie van defensieonderdelen. Hierdoor zijn de programma-uitgaven van DMO verminderd met circa – € 54,7 miljoen;

  • Per saldo is – € 1,4 miljoen overgeheveld naar andere departementen;

  • De vertraagde verkoopopbrengsten van roerende goederen bij de DMO (€ 11,4 miljoen) en van onroerende goederen bij het CDC (€ 22 miljoen voor de objecten «Kranenburg Noord», «staf OCKmar» en diverse kleine objecten) zijn in 2012 ten laste van de investeringen van de DMO verwerkt. Ook was in de ramingen rekening gehouden met de verkoop van Leopard-II tanks. Aangezien daarvoor in 2012 geen verkoopcontract is afgesloten, zijn er ook geen deelontvangsten gerealiseerd;

  • Tenslotte is met de 2e suppletoire begroting 2012 de rente voor de periode 2013 tot en met 2018 afgedragen voor de EMU-lening die is aangegaan voor deelneming aan het JSF-programma (– € 13,7 miljoen).

Apparaatsuitgaven

De realisatie van de totale apparaatsuitgaven is € 16,1 miljoen hoger dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, die hieronder worden toegelicht.

  • Vanwege de hogere eindrealisatie in 2011 is via de eindejaarsmarge – € 19,7 miljoen ten laste gebracht van 2012;

  • Tevens zijn er herschikkingen uitgevoerd van investeringen naar exploitatie voor circa € 11,7 miljoen;

  • De facilitaire activiteiten zijn bij Defensie geconcentreerd in het Facilitair Bedrijf Defensie bij de CDC Divisie Facilitair & Logistiek. In 2011 is de formatie overgeheveld en in 2012 zijn de overige personele en materiële budgetten (waaronder ook de werkplekdiensten) naar het Facilitair Bedrijf Defensie overgeheveld (– € 0,5 miljoen);

  • De hogere ontvangsten van Domeinen voor afstoting van infrastructuur zijn verwerkt op het uitgavenbudget (investeringen) van de DMO (+ € 24,6 miljoen).

Het merendeel van bovenstaande mutaties heeft betrekking op meer artikelonderdelen, vandaar dat er in de toelichting geen uitsplitsing naar artikelonderdeel is gemaakt.

De realisatie van grote projecten wordt toegelicht bij «Operationele Doelstelling 1 (Voorzien in nieuw materieel)».

Ontvangsten

Ten opzicht van de Ontwerpbegroting 2012 is er per saldo een neerwaartse bijstelling van € 2,3 miljoen. De verkoopopbrengsten vallen € 10,1 miljoen lager uit, onder meer doordat de verwachte deelontvangsten van de uitgestelde verkoop van Leopard-II tanks niet in 2012 zijn gerealiseerd. Deze neerwaartse bijstelling is deels gecompenseerd door € 7,8 miljoen aan extra overige ontvangsten, onder meer de verkoopopbrengsten F-16 aan Chili, BTW-ontvangsten uit Italië voor de NH-90 en andere ontvangsten van buitenlandse overheden.

Operationele Doelstelling 1: Voorzien in nieuw materieel

Investeringen zeestrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2012)

Fasering tot 1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2011

Verwachte uitgaven in 2012

Gerealiseerde uitgaven in 2012

Verschil uitgaven 2012

Projectvolume (begroting 2013)

Aanpassing Mijnenbestrijdings- capaciteit (PAM)

186,3

2012 (2012)

180,9

2,9

1,3

– 1,6

n.v.t.

Fast Raiding Interception and Special forces Craft (FRISC)

28,6

2014 (2014)

4,9

14,0

9,3

– 4,7

28,6

Instandhouding M-fregatten

57,8

2015 (2014)

21,4

12,0

7,5

– 4,5

57,8

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten

94,1

2019 (2018)

10,1

14,7

11,5

– 3,2

94,1

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons

10,4

2014 (2014)

4,8

2,1

0,0

– 2,1

n.v.t.

Luchtverdedigings- en Commandofregatten

1.553,3

2015 (2014)

1.522,5

13,8

10,1

– 3,7

1.560,3

Patrouilleschepen

529,7

2015 (2014)

423,9

42,6

52,1

9,5

529,6

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

383,2

2015 (2015)

134,8

100,0

88,4

– 11,6

407,9

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Bij de patrouilleschepen is de realisatie € 9,4 miljoen hoger dan begroot, omdat bij het opstellen van de Ontwerpbegroting 2012 rekening is gehouden met een vertraging in de oplevering van de schepen (gebaseerd op de «onderhanden werken»). De vertraging deed zich niet voor en de overeengekomen mijlpalen zijn conform contract betaald.

Bij de JSS is de realisatie € 11,7 miljoen lager dan begroot, omdat naar aanleiding van de «stand onderhanden werken» een deel van de contractuele betalingen van 2012 zijn doorgeschoven naar 2013. Dit geeft geen vertraging in de planning van het opleveren van het platform.

Projecten in planning zeestrijdkrachten

Planning DMP-proces 1

2011

2012

2013

Instandhouding Luchtverdedigings- en commandofregatten

 

(A)

A

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Instandhouding Luchtverdedigings- en commandofregatten

De behoeftestelling van het project Instandhouding LC-fregatten is vertraagd doordat de inventarisatie van de uit te voren activiteiten meer tijd in beslag heeft genomen.

Investeringen landstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2012)

Fasering tot 1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2011

Verwachte uitgaven in 2012

Gerealiseerde uitgaven in 2012

Verschil uitgaven 2012

Projectvolume (begroting 2013)

AGBADS

125,6

2013 (2013)

113,7

2,2

3,2

1,0

126,0

Battlefield Management System (BMS)

62,7

2014 (2013)

42,4

13,4

8,4

– 5,0

62,7

Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO)

42,8

2014 (2013)

33,1

3,2

0,5

– 2,7

42,8

Groot pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) (ontwikkeling)

114,2

2013 (2013)

101,0

1,3

4,3

3,0

108,3

Groot pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) (productie)

729,6

2018 (2017)

157,8

114,0

113,4

– 0,6

735,5

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV), productie en training

1.118,1

2014 (2012)

1.068,1

32,6

8,1

– 24,5

1.118,1

Tactical Indoor Simulation (TACTIS)

84,1

2013 (2012)

83,1

0,7

0,0

– 0,7

n.v.t.

Vervanging genie- en doorbraaktank

87,4

2014 (2013)

32,3

38,9

11,5

– 27,4

87,4

X Noot
1

tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen

Bij het IGV (productie en training) is de realisatie € 24,6 miljoen lager dan begroot (vooral door vertraging van TACTIS).

Bij de Vervanging genie- en doorbraaktank is door vertragingen in het productieproces de realisatie € 27,4 miljoen lager dan begroot.

Projecten in planning landstrijdkrachten

Planning DMP-proces1

2011

2012

2013

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

 

(A)

A

Vervanging 81 mm mortier

   

A

Vervanging bouwmachines grondverzet- en wegherstelmiddelen

 

(A)

A

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

 

(A)

A

Verwerving CE-paketten IGV

 

A

 

Warmtebeeld Light Infrared Observation Mightsight (LION)

 

(A)

A

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

Momenteel zijn de uitgangspunten voor het beleid op dit gebied nog niet vastgesteld. De behoeftestelling voor dit project verschuift hierdoor naar 2013.

Vervanging bouwmachines grondverzet- en wegherstelmiddelen

Het project is door herijking onder de € 25 miljoen gekomen.

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

Het project is herijkt en vertraagd als gevolg van de herschikkingen. De mortieropsporingsradars behoren inmiddels tot het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando. Hierdoor is de inbedding van de eenheid bij Defensie gewijzigd met als gevolg een vertraging in A-fase.

Verwerving CE-paketten IGV

De Kamer is op 11 september 2012 geïnformeerd over de behoeftestelling (Kamerstuk 27 830, nr.11)

Warmtebeeld LION

Het project heeft enige vertraging opgelopen door nadere prioriteitsstelling.

Investeringen luchtstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2012)

Fasering tot1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2011

Verwachte uitgaven in 2012

Gerealiseerde uitgaven in 2012

Verschil uitgaven 2012

Projectvolume (begroting 2013)

Aanschaf C-130 /

(K)DC-10 Simulatoren

36,0

2013 (2012)

31,3

3,1

0,2

– 2,9

n.v.t.

AH-64D Modernised Target Acquisition and Designation Sight (MTADS)

83,5

2013 (2012)

75,8

6,7

0,6

– 6,1

77,5

AH-64D Upgrade

118,0

2015 (2015)

10,1

6,2

0,0

– 6,2

118,0

Chinook uitbreiding en

versterking (4 + 2)

364,6

2014 (2012)

250,9

49,6

73,8

24,2

364,6

F-16 M5 modificatie

51,0

2013 (2014)

34,4

4,2

1,1

– 3,1

46,3

F-16 Mode 5 IFF

39,3

2016 (2018)

12,9

12,1

5,3

– 6,8

39,3

F-16 Verbetering lucht-grond bewapening, fase 1

58,8

2015 (2015)

36,0

0,0

2,7

2,7

58,8

F-16 Zelfbescherming (ASE)

81,0

2015 (2014)

6,1

13,0

1,2

– 11,8

81,0

Vervanging F-16 (System Development and Demonstration)

792,1

2012 (2012)

791,1

1,1

1,0

– 0,1

n.v.t.

Vervanging F-16 NL projecten

41,5

2013 (2012)

37,4

3,8

3,1

– 0,7

n.v.t.

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

De levering van de eerste vier Chinook-helikopters is vertraagd naar 2012. Dit heeft geleid tot een hogere realisatie van € 24,2 miljoen.

De realisatie bij de zelfbeschermingmodule F-16 is € 11,8 miljoen lager dan begroot door een herfasering van het verwervingstraject van de stoorzender ECM-systeem F-16.

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2012)

Fasering tot1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2011

Verwachte uitgaven in 2012

Gerealiseerde uitgaven in 2012

Verschil uitgaven 2012

Projectvolume (begroting 2013)

Vervanging F-16

PSFD MOU

123,0

2024 (2024)

86,1

10,8

18,4

7,6

169,5

Vervanging F-16 NL IOT&E MoU

21,0

2015 (2015)

       

22,2

Testtoestellen inclusief bijkomende middelen

237,1

2013 (2013)

157,8

72,6

39,7

32,9

282,0

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Uit hoofde van het Memorandum voor Production, Sustainment and Follow-on Development voor het project vervanging F-16 wordt jaarlijks een bijdrage aan de programmakosten betaald. Voor 2012 is deze hoger dan gepland, omdat de geraamde betaling voor 2013 eind 2012 is uitgevoerd. Voor de beide testtoestellen is de realisatie achtergebleven bij de planning omdat een aantal facturen bij de eindejaarsrealisatie niet tot betaling is gekomen. Deze facturen zijn overgeheveld naar 2013 en zijn inmiddels betaald. Daarnaast is er door de staking bij Lockheed Martin in de zomer van 2012 een vertraging van ongeveer drie maanden ontstaan in de productie van het tweede testtoestel, waardoor minder is gefactureerd dan voorzien.

Projecten in planning luchtstrijdkrachten

Planning DMP-proces 1

2011

2012

2013

Langer doorvliegen F-16 instandhouding

 

A

 

Langer doorvliegen F-16 Vliegveiligheid en Luchtwaardigheid

 

(A)

A

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw- Milligen

 

(B)

B/C

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Langer doorvliegen F-16 Vliegveiligheid en Luchtwaardigheid

Vanwege de voorziene beschikbaarheid van een volgende softwaremodificatie voor de F-16 is de A-fase verschoven van eind 2012 naar begin 2013.

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw-Milligen

De B-fase is voltooid. Over de resultaten van de B- en C-fasen wordt de Kamer geïnformeerd met een gecombineerde B/C-brief zoals is toegezegd door de staatsecretaris van Defensie tijdens het algemeen overleg van 10 juni 2009 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 125).

Investeringen Koninklijke Marechaussee

De realisatie op de investeringen van de Kmar is conform de begroting.

Investeringen Defensiebreed

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2012)

Fasering tot1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2011

Verwachte uitgaven in 2012

Gerealiseerde uitgaven in 2012

Verschil uitgaven 2012

Projectvolume (begroting 2013)

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) blok 1 en 2

34,2

2015 (2013)

17,9

0,0

2,7

2,7

n.v.t.

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

133,0

2017 (2015)

93,0

9,0

9,8

0,8

130,9

Modernisering navigatiesystemen

36,3

2018 (2015)

13,9

2,3

1,6

– 0,7

36,3

NH-90

1.174,9

2018 (2016)

767,0

122,2

93,3

– 28,9

1.174,9

Richtkijker wapen schutter lange afstand

30,5

2014 (2014)

15,8

4,0

0,2

– 3,8

30,5

X Noot
1

tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Bij het project NH-90 is de realisatie € 28,9 miljoen lager dan begroot door een herfasering in het betaal- en leverschema en het later onder contract brengen van nieuwe behoeftes dan voorzien.

Projecten in planning Defensiebreed

Planning DMP-proces1

2011

2012

2013

Defensiebrede vervanging van ondersteunende Klein Kaliber Wapens

 

(A)

A

Counter Improvised Explosive Devices

 

A

 

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen

 

B

 

Medium altitude long endurance (MALE) UAV

 

(B)

B,C

Verbeterd Operationeel Soldaatsysteem (VOSS)

 

(D)

D

Vernieuwing TITAAN

 

(A)

A

Vervanging Licht Indirect Vurend Systeem (LIVS)

 

(A)

 
X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Counter Improvised Explosive Devices

De Kamer is 2 november 2012 geïnformeerd over de behoeftestelling (Kamerstuk 32 164, nr. 2).

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen

De Kamer is 31 mei 2012 geïnformeerd over de B-fase (Kamerstuk 26 396, nr. 92).

Medium altitude long endurance (MALE) UAV

Door later dan geplande afronding van de A-fase en het later dan gepland beschikbaar komen van informatie ten behoeve van het DMP-B document is de planning van dit project verschoven.

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

Naar verwachting zal de Kamer in 2013 worden geïnformeerd over de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase). De verwerving van het smart vest heeft langer geduurd dan voorzien.

Vernieuwing TITAAN.

Het A-document heeft enige vertraging opgelopen en zal begin 2013 aan de Kamer worden aangeboden.

Vervanging Licht Indirect Vurend Systeem (LIVS)

De planning van dit project is aangepast naar aanleiding van de beleidsbrief. De Kamer is hierover geïnformeerd in het Materieelprojectenoverzicht (MPO) 2011.

Operationele Doelstelling 2: Instandhouding van materieel

Voor een verdere professionalisering van het wapensysteemmanagement wordt een aantal instrumenten gehanteerd, zoals Uniforme systeem- en Integrated Logistic Support-plannen, verbeterde opleidingen, verbeterde en integrale instandhoudingsanalyses, aansluiting bij SAP en kostenmodellen, ketenprocessen en verbetering van informatievoorziening in de keten door het gebruik van portals. Verder maken duurzaamheidscriteria integraal deel uit van de kwalitatieve behoeftestelling van nieuw materieel.

Redeployment ISAF

De bijdrage van de DMO in 2012 bestond vooral uit de afstoting van materieel en het weer operationeel gereed maken van teruggekeerd materieel. Het afstoten van materieel is nagenoeg volledig gerealiseerd in 2012. Daarnaast staat een klein deel van het materieel op dit moment nog in Afghanistan. Naar verwachting keert dit materieel in 2013 terug naar Nederland, waarna het resterende onderhoud kan worden uitgevoerd.

Prestatiegegevens DMO

In onderstaande tabel wordt de gemiddelde leverbetrouwbaarheid van bevoorrading 2012 weergegeven:

Leverbetrouwbaarheid bevoorrading

%

Gem.

Norm

KPU-bedrijf

84

80

Defensie Bedrijfstoffen Bedrijf

90

80

Defensie Munitiebedrijf

84

80

De logistieke bedrijven van de DMO hebben boven de gestelde norm gepresteerd.

Operationele Doelstelling 3: Afstoting overtollig materieel

Bij de afstoting van overtollig materieel wordt onderscheid gemaakt tussen niet-strategische en strategische roerende zaken.

Overtollige niet-strategische roerende zaken zoals tenten, aggregaten en eenvoudige bedrijfswagens worden voor (openbare) verkoop aan Domeinen Roerende Zaken overgedragen. De opbrengsten hiervoor in 2012 bedroegen € 3,1 miljoen.

Overtollige strategische roerende zaken, zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop hiervan gebeurt in goede samenwerking met Domeinen. Het materieel wordt in beginsel verkocht aan overheden van landen die voldoen aan de acht criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Unie van wapenexport.

In 2012 zijn geen verkoopcontracten van grote wapensystemen gesloten. De omvang van de in 2012 gesloten kleinere verkoopcontracten bedroeg circa € 25 miljoen en betrof vooral de verkoop van munitie, voertuigen of onderdelen van de Lynx-helikopter.

De totale verkoopopbrengsten (ontvangsten) in 2012 bedroegen circa € 170 miljoen. De verkoopopbrengsten komen toe aan Defensie. Een groot deel van de ontvangsten betreft termijnbetalingen van in eerdere jaren gesloten verkoopcontracten.

Het MPO 2012 (Kamerstuk 27 830, nr. 105) bevat een overzicht van projecten van materieel in afstoting, vooral overtollige wapensystemen. Voor het materieel is nog niet definitief een koper gevonden. Wel hebben diverse landen serieuze belangstelling getoond voor de Leopard-II tank, de Cheetah, de Pantserhouwitser 2000 en het F-16 jachtvliegtuig.

4.7 Beleidsartikel 26 Commando Dienstencentra

1. Algemene doelstelling

Het Commando Dienstencentra (CDC) voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht. Het CDC levert wereldwijd ondersteunende diensten aan de krijgsmacht en voorziet in randvoorwaarden en faciliteiten zodat de defensieonderdelen zich kunnen concentreren op hun kerntaken.

2. Samenhang met defensiebeleid

Het CDC heeft een scala aan diensten geleverd die voornamelijk indirect hebben bijgedragen aan de door Defensie te behalen operationele doelstellingen. Een deel van de diensten heeft echter een rechtstreekse bijdrage geleverd aan de operationele inzet of de operationele gereedstelling van de eenheden. Deze diensten bevonden zich op het zogenaamde «operationele koppelvlak».

3. Verantwoordelijkheid

Gedurende het verantwoordingsjaar was de minister verantwoordelijk voor een doeltreffende en doelmatige dienstverlening binnen Defensie, waaraan het CDC een bijdrage levert.

4. Externe factoren

Het CDC werkt op grote schaal samen met marktpartijen. Samenwerking met en uitbesteding aan deze partijen heeft veel voordelen, maar brengt ook afhankelijkheden met zich mee (bijvoorbeeld in geval van faillissementen en overnames). Om de risico’s zo beperkt mogelijk te houden, besteedt het CDC veel aandacht aan actuele kennis over de externe markt en maakt het CDC vooraf bij elke samenwerking een risicoafweging. In 2012 zijn geen externe factoren van invloed geweest op de taakuitvoering van het CDC.

5. Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

1.552.006

1.274.914

1.042.011

1.055.941

1.125.525

988.278

137.247

Uitgaven

             

Programma-uitgaven

             

Dienstverlenende eenheden

       

12.984

12.262

722

Investeringen infrastructuur

197.896

220.069

219.435

240.239

255.481

157.749

97.732

Investeringen informatievoorziening

93.355

90.826

88.300

78.518

62.042

69.680

– 7.638

Bedrijfsgroep Informatievoorziening en technologie

54.280

56.254

50.764

57.952

     

Bedrijfsgroep Transport

93.253

99.740

93.032

74.390

     

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg

88.944

93.146

92.562

85.698

     

Bedrijfsgroep Facility Services

188.034

207.986

210.522

191.607

     

Bedrijfsgroep Personele Diensten

88.723

114.462

115.619

90.192

     

Attachés

16.700

20.587

21.939

20.437

     

Exploitatie Informatievoorziening

124.574

127.345

143.657

142.174

     

Nederlandse Defensie Academie

64.249

63.674

58.563

50.210

     

Totaal programma-uitgaven

1.010.008

1.094.089

1.094.393

1.031.417

330.507

239.691

90.816

Apparaatsuitgaven

             

Staf Commando DienstenCentra

67.179

59.628

53.070

188.810

19.302

20.858

– 1.556

Ondersteuning operationele eenheden

       

843.678

769.289

74.389

Bijdragen aan SSO’s

11.454

12.376

12.294

9.562

9.926

9.013

913

Attachés

       

20.245

20.327

– 82

Apparaatsuitgaven verdeeld naar categorie:

             
 

personele uitgaven

       

475.274

423.911

51.363

 

huisvesting

       

135.425

96.365

39.060

 

ICT

       

134.198

143.152

– 8.954

 

overige exploitatie

       

148.254

156.058

– 7.804

Totaal apparaatsuitgaven

78.633

72.004

65.364

198.372

893.151

819.487

73.664

Totaal uitgaven

1.088.641

1.166.093

1.159.757

1.229.789

1.223.658

1.059.178

164.480

Ontvangsten

Totale ontvangsten

58.667

85.418

68.916

131.282

105.747

53.769

51.978

waarvan Verkoopopbrengsten

       

30.706

9.400

21.306

waarvan Overige ontvangsten

       

75.041

44.369

30.672

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 137,2 miljoen hoger dan begroot. De hogere realisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door betalingen in verband met de eigendomsoverdracht van een aantal Infrastructuurprojecten van de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) aan het moederdepartement (zie toelichting programma-uitgaven, investeringen infrastructuur). Daarnaast is voor € 30 miljoen meer verplicht dan begroot in verband met extra onderhoud aan infrastructuur.

Programma-uitgaven

Investeringen Infrastructuur

De hogere uitgaven worden vooral veroorzaakt door betalingen van in totaal € 114,8 miljoen voor de projecten «vliegbasis Gilze Rijen», «opleidingscentrum Kmar» en «Kmar Schiphol» in verband met eigendomsoverdracht van de DVD aan het ministerie van Defensie. De DVD heeft hierdoor de leningen vervroegd kunnen aflossen. Hier tegenover staan € 17 miljoen lagere uitgaven: energiebesparende maatregelen voor bestaande infrastructuur (€ 8 miljoen) en diverse nieuwbouwprojecten (€ 9 miljoen) die waren voorzien voor 2012 maar waarvan de realisatie is doorgeschoven naar 2013 en verder.

Investeringen Infrastructuur

Project volume (2012)

Fasering tot1

Gerealiseerde Uitgaven t/m 2011

Verwachte uitgaven in 2012

Gerealiseerde uitgaven in 2012

Verschil uitgaven

2012

Project volume (2013)

Nieuwbouw Schiphol

140,4

2014 (2013)

120,2

31,2

3,5

– 27,7

140,9

Herbelegging infrastructuur vliegbases

Soesterberg en Gilze-Rijen

206,1

2013 (2012)

211,5

0,9

1,0

0,1

234,7

Infrastructuur en voorziening KMA

52,3

2019 (2018)

20,8

0,0

0,4

0,4

52,3

Aanpassing/renovatie

Plein/Kalvermarktcomplex

26,0

2012 (2012)

17,9

3,8

4,5

0,7

26,0

Hoger onderhoud Woensdrecht

76,6

2018 (2014)

11,3

26,1

0,1

– 26,0

88,9

Nieuwbouw LOKKmar

84,5

2016 (2015)

20,1

19,0

1,5

– 17,5

86,1

EPA Maatregelen

64,4

2019 (2018)

11,4

8,7

0,0

– 8,7

65,3

Strategisch Vastgoedplan Kmar

25,4

2015 (2016)

6,7

0,0

1,7

1,7

25,4

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Nieuwbouw Schiphol

De oplevering van het hoofdgebouw is vertraagd, waardoor € 27,7 miljoen minder is uitgegeven.

Hoger Onderhoud Woensdrecht

De realisatie van de nieuwbouw van het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) zou oorspronkelijk in 2011 en 2012 zijn. Na besluitvorming in het kader van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie is deze nieuwbouw in uitvoering genomen in 2012. Hierdoor is € 26 miljoen minder gerealiseerd.

Nieuwbouw Lokkmar

De realisatie van dit project is vertraagd, waardoor voor € 17,5 miljoen minder is uitgegeven ten opzichte van de begroting.

Epa-maatregelen

Door herprioritering binnen de investeringen infrastructuur zijn er in 2012 geen uitgaven gedaan op dit project.

Investeringen Informatievoorziening

De lagere uitgaven worden veroorzaakt door het niet volledig realiseren van de projecten «SPEER», «Legacy ERP», «Electronic Key Management System (EKMS)» en «Defensiebreed Computer Emergency Response Team (DEFCERT)», zoals in de volgende tabel nader wordt toegelicht:

Bedragen x € 1 miljoen

Project

volume (2012)

Fasering tot1

Gerealiseerde uitgaven t/m 2011

Verwachte uitgaven in 2012

Gerealiseerde uitgaven in 2012

Verschil uitgaven 2012

Project

volume (2013)

SPEER

268,1

2014 (2014)

232,4

16,5

15,7

– 0,8

14,6

Legacy ERP (PALS)

34,2

2014 (2013)

22,9

4,8

1,9

– 2,9

4,2

@migo

19,0

2013 (2012)

15,8

2,6

4,3

1,7

1,0

Electronic Key Management System (EKMS)

18,0

2015 (2015)

0,4

2,4

0,1

– 2,3

6,3

Defensiebreed Computer Emergency Response Team (DEFCERT)

7,5

2013 (2012)

2,2

3,7

1,6

– 2,1

3,8

Defensiebrede vervanging C2000 randapparatuur

7,6

2013 (2013)

3,6

0,0

0,0

0,0

4,1

X Noot
1

Tussen haakjes is de oorspronkelijke planning uit de begroting 2012 opgenomen.

Uit de tabel blijkt dat er geen significante verschillen zijn tussen de gerealiseerde uitgaven en de begroting (groter dan € 5 miljoen).

Nederlandse Defensie Academie

Eind 2011 is de «Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA» (SWOON) opgericht. De stichting verzorgt de wetenschappelijke bachelor en master programma’s als onderdeel van de officiersopleiding, in overeenstemming met de eisen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Verder verleent de stichting graden die behoren bij wetenschappelijk onderwijs, laat zij opleidingen accrediteren en geaccrediteerd houden en verzorgt ze wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de wetenschappelijke opleidingen. In 2012 heeft de stichting haar werkzaamheden naar tevredenheid uitgevoerd en zijn de eerste civiel erkende diploma’s uitgereikt. Defensie heeft de stichting daarbij ondersteund door 102 vte’n ter beschikking te stellen. Op basis van extracomptabele berekening wordt dit in totaal gewaardeerd op € 14,7 miljoen. Vanaf 2013 wordt deze steun (de jaarlijkse subsidie en de beschikbaar gestelde «om niet» middelen) expliciet opgenomen in de begroting en het jaarverslag. In dit jaarverslag wordt volstaan met een paragraaf die gewijd is aan de realisatie van de Stichting.

Apparaatsuitgaven verdeeld naar categorie

Personele uitgaven

De hogere personele uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door overheveling van facilitaire budgetten van de defensieonderdelen naar het Facilitair Bedrijf Defensie (€ 25,7 miljoen). De personele uitgaven zijn voorts bijgesteld door wijzigingen in de ABP-premie en de premie sociale lasten (€ 4,3 miljoen). De overige mutaties betreffen interne herschikkingen en technische mutaties, zoals de aanpassing van middensommen, de loonbijstelling en de ontslagbescherming.

Huisvesting

Voor het inhalen van achterstallig onderhoud aan infrastructuur is er een herschikking van € 30,5 miljoen uitgevoerd. Voorts is de huur van het «Emma Mijn Complex» in Schinnen op grond van het «Soesterberg Agreement» uit 1954 vanaf oktober 2009 overgenomen van het United States Army Garrison (USAG) voor een bedrag van € 6,6 miljoen. Met USAG is afgesproken dat het ter compensatie te zijner tijd verhuist naar het NATO Industrial Complex (NIC) in Brunssum. Dit huurbedrag zal worden aangewend voor het geschikt maken van het NIC. De Kamer is 10 november 2011 geïnformeerd over de verplaatsing van het USAG van Schinnen naar het NIC (Kamerstuk 33 000 X, nr. 26). Verder is een bedrag van € 4,2 miljoen toegevoegd aan de begroting ten behoeve de bruto beschikbaarheidvergoeding van het PPS-project. Tenslotte is € 2,2 miljoen minder uitgegeven aan diverse kleine posten.

ICT

Vanuit Defensie is een bijdrage overgeheveld naar het ministerie van Veiligheid en Justitie voor de centrale exploitatiekosten van het project C2000 (– € 6,3 miljoen). Voorts is het budget aangepast aan de activiteiten (– € 2,5 miljoen).

Overige exploitatie

De lagere uitgaven hebben voor € 2,5 miljoen betrekking op minder uitgaven voor de NLDA. De rest wordt verklaard door minder uitgevoerde activiteiten dan gepland.

Ontvangsten

Verkoopopbrengsten

De hogere ontvangsten hebben vooral betrekking op de verkoop van de Knoopkazerne (€ 20,0 miljoen).

Overige ontvangsten

De meeropbrengst wordt grotendeels veroorzaakt door de afroming van de opbrengsten van de baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie.

Prestatiegegevens CDC

Het CDC leverde een scala aan diensten die voornamelijk indirect hebben bijgedragen aan de door Defensie te behalen operationele doelstellingen. Een deel van de diensten leverde echter een rechtstreekse bijdrage aan de operationele inzet of de operationele gereedstelling van eenheden. Deze diensten bevinden zich op het zogenaamde operationele koppelvlak. Hieronder is de realisatie hiervan per bedrijfsgroep weergegeven.

Bedrijfsgroep

Nakomen afspraken

 

Norm (%)

Realisatie (%)

Divisie Facilitair & Logistiek

   

Strategische voorraad rantsoenen

≥100

63

Kwaliteit & tijdigheid strategische verplaatsingen – inzet

95

100

Kwaliteit & tijdigheid strategische verplaatsingen – OG

95

100

Divisie Personeel & Gezondheid

   

Levering medische ge- en verbruiksartikelen

95

90

Voorraad medische ge- en verbruiksartikelen

≥100

49

Levering bloed en bloedproducten

95

100

Voorraad bloed en bloedproducten

≥100

102

Inzet medisch-specialistische teams

95

100

Medische opleidingen

95

83

Divisie Informatievoorziening

   

Operationele IV JCG – Inzet

80

86

Operationele IV JCG – OG

80

81

Resultaat operationele koppelvlakken in 2012

Over 2012 zijn vier indicatoren op het operationele koppelvlak onder de streefwaarde uitgekomen.

Bij de «strategische voorraad rantsoenen» werd de lagere score veroorzaakt door het uitblijven van besluitvorming over de herijking van de normering. Vooruitlopend op de besluitvorming zijn de voorraden in 2012 verminderd waardoor de streefwaarde onder de «oude» norm is uitgekomen.

De «levering medische gebruiks- en verbruiksartikelen» is onder de norm gebleven door enerzijds de lagere voorraden en anderzijds door de implementatie van SAP bij het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum. Bij de «voorraad medische gebruiks- en verbruiksartikelen» is de score beneden de norm gebleven door verschillende oorzaken, onder meer door problemen bij het vaststellen van de juiste besteladviezen uit de systemen en onderzoek naar de uitbesteding van het beheer van de strategische voorraden. De lagere voorraadniveaus waren wel voldoende om in de dagelijkse (operationele) behoefte van de klanten te voorzien. Bij de «medische opleidingen» is de score beneden de norm gebleven door de ondervulling van opleidingsplaatsen. De lagere scores hebben niet geleid tot knelpunten in de operationele inzet of operationele gereedstelling van de eenheden.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1 Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Uitgaven en verplichtingen

2.106

2.245

2.236

6.238

5.251

5.251

0

Geheime uitgaven

2.106

2.245

2.236

6.238

5.251

5.251

0

Totaal uitgaven

2.106

2.245

2.236

6.238

5.251

5.251

0

De geheime uitgaven worden jaarlijks gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer.

5.2 Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Uitgaven en verplichtingen

         

146.908

– 146.908

Loonbijstelling

             

Prijsbijstelling

             

Onvoorzien

             

Nader te verdelen

         

146.908

– 146.908

Totaal uitgaven

         

146.908

– 146.908

In dit begrotingsartikel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen opgenomen. Met de 2e suppletoire begroting 2012 is het resterende bedrag vrijgegeven en doorgeschoven (via de eindejaarsmarge) naar 2013. Het saldo 2012 is nihil.

5.3 Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2012.

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

206.815

243.351

230.968

198.570

202.930

202.650

280

Programma-uitgaven

             

Milieu-uitgaven

5.230

6.617

6.530

3.842

5.133

5.481

– 348

Subsidies en bijdragen

20.542

14.610

19.697

21.554

21.904

19.282

2.622

Bijdragen aan de Navo

64.113

75.857

74.613

67.248

43.950

73.240

– 29.290

Internationale samenwerking

4.074

4.660

4.121

3.039

2.979

3.904

– 925

Wetenschappelijk onderzoek

78.627

85.416

74.736

69.447

70.663

63.995

6.668

Overige uitgaven

26.687

42.182

53.284

39.857

33.736

36.748

– 3.012

Totaal programma-uitgaven

199.273

229.342

232.981

204.987

178.365

202.650

– 24.285

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

405.073

10.456

3.993

7.464

14.960

518

14.442

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Verplichtingen

Bij de verplichtingen zijn er geen verschillen tussen begroting en realisatie groter dan € 5 miljoen.

Programma-uitgaven

Bijdragen aan de NAVO

De lagere realisatie (€ 29,3 miljoen) wordt vooral veroorzaakt doordat lidstaten minder projecten hebben gerealiseerd, waardoor de Nederlandse bijdrage in de budgetten lager is uitgevallen (€ 9,4 miljoen). Ook is reeds in 2011 al een bijdrage in de gezamenlijke budgetten van het Nationaal Veiligheid Investeringsprogramma (€ 5,1 miljoen) betaald. Verder zijn betalingen voor het Nationaal Veiligheid Investerings Programma voor Nieuw Milligen, Volkel en Brunssum (€ 5,0 miljoen) en het military budget (€ 3,0 miljoen) naar 2013 verschoven. Doordat Canada is teruggetrokken uit de AWACS exploitatie, heeft de NAVO minder in rekening gebracht (€ 2,8 miljoen) voor deze exploitatie. Ook voor investeringen AWACS (€ 1,1 miljoen) en diverse kleinere projecten is minder gerealiseerd (€ 1,1 miljoen). Tevens heeft de NAVO de bijdrage voor het military budget (€ 1,8 miljoen) neerwaarts bijgesteld.

Wetenschappelijk onderzoek

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 6,7 miljoen wordt vooral veroorzaakt door het doorschuiven van projecten (van 2011 naar 2012) van het amendement Ten Broeke (€ 2,0 miljoen) en de Maatschappelijke Innovatie Agenda (€ 3,0 miljoen).

Ontvangsten

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 14,4 miljoen wordt vooral veroorzaakt door ontvangst van BTW op NAVO-projecten.

5.4 Beleidsartikel 91 Centraal apparaat

Op dit artikel zijn alle verplichtingen, personele en materiële uitgaven en ontvangsten van de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst weergegeven. Tevens zijn in dit artikel de defensiebrede uitgaven ondergebracht voor pensioenen en uitkeringen, wachtgelden, inactiviteitswedden, SBK-gelden en de ziektekostenvoorziening .

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012 incl NvW

Verschil

Verplichtingen

1.404.069

1.413.466

1.451.490

1.539.764

1.761.039

1.475.982

285.057

Apparaatsuitgaven

         

Bestuursstaf

107.722

125.259

125.721

116.779

107.015

114.092

– 7.077

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

64.679

70.723

70.848

72.751

70.670

79.592

– 8.922

waarvan personele uitgaven

       

137.888

146.448

-8.560

waarvan ICT

       

20.404

18.648

1.756

waarvan overige exploitatie

       

19.393

28.588

-9.195

Pensioenen en uitkeringen *)

1.103.371

1.069.855

1.147.502

1.224.066

1.380.124

1.167.993

212.131

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

123.669

124.278

109.833

123.102

202.876

111.144

91.732

Ziektekostenvoorziening

15.553

12.128

8.812

5.783

2.845

3.161

– 316

Totaal programma-uitgaven

1.414.994

1.402.243

1.462.716

1.542.481

1.763.530

1.475.982

287.548

Ontvangsten

             

Totaal ontvangsten

4.151

1.054

16.540

6.749

24.839

6.382

18.457

* waarvan niet relevant

30.026

33.840

41.992

81.915

80.976

108.058

– 27.082

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen

Verplichtingen

Er is voor € 285,1 miljoen meer aan verplichtingen gerealiseerd dan begroot. De posten die bij de uitgaven worden genoemd, zorgen tevens voor de hogere verplichtingen.

Apparaatsuitgaven

Bestuursstaf en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

De lagere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 16,0 miljoen is het gevolg van budgettaire aanpassingen (– € 10,8 miljoen), interne herschikkingen binnen de Bestuursstaf (– € 5,5 miljoen), overhevelingen naar andere defensieonderdelen en departementen (– € 1,6 miljoen) en de vertraging van diverse kleinere projecten. Hier tegenover staan meer uitgaven, waaronder de uitdeling van het restant van de loonbijstelling tranche 2011 (€ 0,5 miljoen), de start van het sourcingprogramma van Defensie (€ 0,6 miljoen) en het budget waarover het Programmabureau Cyber kon beschikken (€ 0,8 miljoen).

Pensioenen en uitkeringen

De hogere realisatie (€ 212,1 miljoen) is het gevolg van uitkering van de schadeloosstelling veteranen (€ 169,2 miljoen, inclusief loonheffing). Verder zijn de uitgaven als gevolg van hogere levensverwachting voor pensioenen € 11,9 miljoen hoger. Daarnaast maakt de structurele verbetering van het betaalproces het mogelijk dat de pensioenfactuur van december (€ 58,4 miljoen) tijdig (in december) betaald kan worden. Hier staat tegenover dat € 27,4 miljoen is vrijgegeven voor het niet relevante deel van de ABP-lening in het kader van het volledig op kapitaaldekking brengen van de militaire pensioenen.

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

De hogere realisatie (€ 91,7 miljoen) wordt vooral veroorzaakt door de extra instroom eind 2011 in het SBK 2004 (€ 53,1 miljoen) en de inwerkingtreding van het SBK 2012 (€ 31,4 miljoen).

Ontvangsten

De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van per saldo € 18,5 miljoen is in het bijzonder het gevolg van een incidentele ontvangst van de baten-lastendiensten. Het betreft de voorziening voor wachtgelden die de baten-lastendiensten hebben opgebouwd en die defensiebreed wordt aangewend.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De bedrijfsvoeringsparagraaf kent vier verplichte onderdelen:

  • 1. Rechtmatigheid;

  • 2. Totstandkoming beleidsinformatie;

  • 3. Financieel beheer en materieelbeheer;

  • 4. Overige aspecten bedrijfsvoering.

Naast het verschaffen van een beeld van het feitelijk financieel en materieel beheer over 2012 onder het bovengenoemde derde verplichte onderdeel van de bedrijfsvoeringsparagraaf, wordt tevens ingegaan op de voortgang van het verbeterprogramma voor financieel, materieel en personeelsbeheer en de samenhang met de randvoorwaardelijke projecten. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging om de Kamer twee maal per jaar te rapporteren over de voortgang van het verbeterprogramma. In 2012 was de uitdaging voor de bedrijfsvoering van Defensie om, ondanks de bezuinigingen en de bijbehorende reorganisaties, het beheer te verbeteren of op het niveau van 2011 te houden en defensiebreed structureel in te bedden. De Algemene Rekenkamer heeft, in haar rapport bij het jaarverslag over 2011, in totaal 17 onvolkomenheden geconstateerd voor het financieel, personeel en materieel beheer en de veiligheidsonderzoeken van de MIVD. De belangrijkste doelstelling voor Defensie, geen achteruitgang van beheer in 2012 ten opzichte van 2011, is gehaald. Door alle beheergebieden is het niveau van 2011 behouden en in een aantal gevallen is er vooruitgang geboekt. De ADD heeft de realisatie van de verbeterprogramma’s in 2012 getoetst aan de geleverde onderbouwing en hun eigen bevindingen en heeft geen opmerkingen. De samenhang met de reorganisatie, de opgelopen vertraging en de implementatie van Speer heeft de realisatie van de diverse verbeterprogramma’s in 2012 onder druk gezet. Daarom is, mede op advies van de Algemene Rekenkamer om de ambities te heroverwegen, eind 2012 besloten de doelstellingen en het tijdschema voor het op orde brengen van het beheer te herijken. De Kamer is daarover geïnformeerd op 14 februari 2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 116). Gelet op de lopende reorganisatie en de invoering van SAP/SPEER, wordt in 2013 een mogelijke terugval verwacht.

1. Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast. In de verantwoording voorkomende fouten en onzekerheden zijn binnen de interdepartementaal overeengekomen (artikel)toleranties gebleven.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de niet-financiële informatie van de (beleids)artikelen in het jaarverslag is gecontroleerd op de aspecten ordelijkheid, controleerbaarheid en deugdelijkheid. De huidige rapportagesystematiek over Krijgsmacht op orde levert geen betrouwbaar beeld op van de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Daarnaast is uit onderzoek ADD gebleken dat bij de totstandkoming van de informatie over de krijgsmacht op orde ruimte is voor verschillende interpretaties van de gegevens. In de brief van 14 februari 2013 (32 733 nr. 116) is toegezegd aan de Kamer vanaf 2013 bij het jaarverslag en de begroting te rapporteren over de mate waarin Defensie in staat is de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen. In de nieuwe vorm zal rekening worden gehouden met de opgedane ervaringen uit de beoordeling totstandkoming van de rapportage krijgsmacht op orde.

Stuur- en verantwoordingsinformatie

In 2012 heeft het ministerie de verbetering van de informatie over de operationele gereedheid voortgezet in het programma Basisadministraties. Het programma zorgt ervoor dat gegevens die in meerdere processen worden gebruikt, beschikbaar worden gesteld vanuit basisadministraties. De gegevens over de personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid leiden tot de informatie over de operationele gereedheid van de krijgsmacht. In 2012 is de bepaling van de norm voor personele gereedheid geüniformeerd. De uniformering van de norm voor de materiële gereedheid is de volgende stap in het verbeteren van de stuur- en verantwoordingsinformatie.

3. Financieel en materieelbeheer

Financieel beheer

In 2012 zijn de inspanningen in het financieel beheer gericht geweest op het uitvoeren van het verbeterprogramma. In 2012 voldeed Defensie aan de Rijksbrede norm dat minimaal 90 procent van de facturen binnen 30 dagen wordt betaald. De doelstelling voor het verplichtingenbeheer in 2012 was dat Defensie binnen de wettelijke tolerantiegrenzen van de comptabele rechtmatigheid zou blijven, zonder dat extracomptabele correcties nodig zouden zijn op aangeven van de auditor. In 2012 is het verplichtingenbeheer verbeterd. De afwijking op de aangegane verplichtingen is na een hoger bedrag in 2011 (€ 100 miljoen) aanzienlijk gedaald in 2012 (€ 7,5 miljoen). De gesaldeerde afwijkingen op de openstaande verplichtingen laten een aanzienlijke daling zien vanaf 2010 (€ 143 miljoen in 2010; € 110 miljoen in 2011 en € 39 miljoen in 2012). In 2010 en 2011 was een correctie nodig om binnen de goedkeuringstolerantie te blijven. In 2012 was dit niet het geval.

In 2012 zijn, als onderdeel van het verbeterprogramma, de processen in het financieel beheer geanalyseerd met als doel de belangrijkste beheersingsmaatregelen (key controls) te bepalen, om er op die manier voor te zorgen dat in het vervolg de grootste risico’s in de financiële processen zijn afgedekt en dat de opzet van het financieel beheer deugdelijk is. Voorbeelden van maatregelen zijn functiescheidingen, autorisaties in het financieel systeem en voorafgaand toezicht in verschillende fasen van het proces. Deze activiteit loopt nog door in 2013.

Het financieel beheer wordt naar verwachting structureel verbeterd en ingebed in de bedrijfsvoering met de oprichting van het Financieel Administratie en Beheer Kantoor (FABK). Zodra het FABK is opgericht ondersteunt zij door uniformering en concentratie van kennis en kunde, het administratieve proces van de begrotingsuitvoering. Als gevolg van de vertraging van de defensiebrede reorganisatie is de oprichting van het FABK in 2012 niet gerealiseerd.

Materieelbeheer

In 2012 is de Monitor Kwaliteit Materieelbeheer (MKM) voor het eerst defensiebreed toegepast als beheersinstrument voor de lijnorganisatie. De MKM vormt daarmee tevens de basis voor de externe verantwoording. Het verbetertraject voor het materieelbeheer is hiermee op de helft van de looptijd. De inrichtende fase van het verbetertraject is voltooid en tot en met 2014 wordt ingezet op verdere bewustwording en taakvolwassenheid van de lijnorganisatie.

Voor alle gevoelige materieelsoorten per opslagvorm is voldaan aan de norm dat minimaal 80 procent van de defensieonderdelen een score heeft van minimaal «redelijk». Voor niet-gevoelige materieelsoorten per opslagvorm is eveneens voldaan aan de norm dat minimaal 70 procent van deze eenheden een score heeft van minimaal «redelijk».

De ADD heeft een steekproef genomen van ruim 40 procent op de totale populatie van de uitkomsten MKM. De resultaten hiervan bevestigen de onderbouwing van de conclusies van Defensie.

4. Overige aspecten bedrijfsvoering

Personeelsbeheer

In 2012 is de controle van de personeelsdossiers op de aanwezigheid van de vier wettelijk vereiste documenten voltooid. Het completeren van de dossiers met deze documenten is niet gehaald in 2012. Het behalen van deze doelstelling is namelijk onder andere afhankelijk van het aanleveren van de ontbrekende documenten door de werknemers. Eind 2012 bevatte 49 procent van de dossiers alle vier de wettelijke documenten. In totaal is 61 procent van de dossiers gecontroleerd en geschoond en daarna opengesteld voor de individuele medewerker. Naast het completeren van de personeelsdossiers was de algemene doelstelling om wat betreft fouten en signaleringen in 2012 op het niveau van 2011 te blijven of daaronder te komen. Deze doelstelling is gehaald. Uit door Defensie uitgevoerde controles blijkt dat de datakwaliteit van een vergelijkbaar of hoger niveau is dan in 2011. Over de foutmeldingen is inhoudelijk overleg gevoerd met de defensieonderdelen. Het doel hiervan is tweeledig: het oplossen van de geconstateerde fouten en het voorkomen van fouten. De procesbeschrijving voor personeelsbeheer is in 2012 verder geactualiseerd, maar nog niet volledig afgerond. Deze actie werkt door in 2013. De bestaande autorisatiemix van het informatiesysteem voor het digitaal beheren van de personeelsdossiers is in 2012 geactualiseerd en de toegekende autorisaties zijn door Defensie aan de hand van deze matrix gecontroleerd en zo nodig aangepast.

Veiligheidsonderzoeken

Defensie hanteerde als doelstelling voor 2012 dat de achterstand bij de uitvoering van de veiligheidsonderzoeken is weggewerkt en dat vervolgens 90 procent van de veiligheidsonderzoeken binnen de wettelijke termijn van acht weken wordt voltooid. De achterstand is eind 2012 nagenoeg weggewerkt. Op 31 december 2012 waren nog 399 aanvragen voor veiligheidsonderzoeken van voor 5 november 2012 niet afgehandeld, omdat de MIVD daarvoor in afwachting was van nadere informatie van betrokkene of naslagen in het buitenland. In andere gevallen waren de desbetreffende medewerker of referenten langere tijd niet beschikbaar, of was sprake van een complex onderzoek. Van een achterstand van 6000 onderzoeken medio 2010, naar 2500 onderzoeken medio 2012 is de achterstand eind 2012 teruggebracht naar 399 onderzoeken. Deze trend lijkt samen met de getroffen maatregelen een solide basis voor het halen van de norm van 90 procent in 2013. Voor het proces van de veiligheidsonderzoeken is een verbeterprogramma opgesteld, waarin maatregelen zijn opgenomen die moeten leiden tot een stabiel proces in 2014.

Samenhang verbetering in de bedrijfsvoering met andere verandertrajecten

Er bestaat samenhang tussen verdere verbeteringen in de bedrijfsvoering en een aantal andere verandertrajecten die op dit moment bij Defensie worden uitgevoerd. De reorganisatie en SPEER hebben hiervan de meeste impact. SAP/SPEER moet worden uitgerold in een stabiele organisatie (eerst reorganiseren en dan migreren) de vertraging van de reorganisatie heeft een negatief effect op de migratie SAP/SPEER. Hiermee vertragen ook de verdere verbeteringen in de bedrijfsvoering, waarvoor SAP/SPEER van belang is. Het financieel beheer is gebaat bij een functionerend FABK, maar door de vertraging van de reorganisatie wordt ook het FABK later operationeel dan gepland en kunnen de administratie en beheertaken pas volledig worden overgenomen als de defensieonderdelen zijn omgeklapt. In de kaders voor het materieelbeheer zijn functietypen en formatievoorstellen opgenomen die pas kunnen worden ingebed als de reorganisatie is voltooid. Ter ondersteuning van het materieel moet de noodzakelijke informatievoorziening zijn ingericht met behulp van SAP/SPEER. Bij de veiligheidsonderzoeken van de MIVD heeft de reorganisatie risico’s voor het niet vullen van bestaande vacatures en het ontstaan van vacatures door medewerkers die elders zekerheid zoeken.

Aanschaf ICT-diensten en ICT-producten

De Instructie rijksdienst schrijft voor dat bij de aanschaf van ICT-diensten of ICT-producten in bepaalde gevallen gebruik moet worden gemaakt van open source software en standaarden. Defensie maakt bij investeringen op het gebied van software standaarden een bewuste afweging over het gebruik van open source software. Een belangrijk aspect hierbij is dat de bedrijfsvoering niet in gevaar mag komen. De behoefte aan specifieke software die niet altijd als open source beschikbaar is, beveiligingsdoeleinden en samenwerking met (militaire) partners zijn redenen om specifiek te kiezen voor closed source producten. Daarnaast wordt interoperabiliteit en koppelbaarheid van nieuwe softwaresystemen aan de bestaande software meegenomen in de toets, wat kan leiden tot de conclusie dat het gebruik van open source praktisch niet mogelijk is. Om een geleidelijke overgang op termijn mogelijk te maken worden open source producten naast closed source producten geïmplementeerd. Tevens wordt in grote contracten een clausule opgenomen omtrent migratie van commercial-off-the-shelf (COTS) naar open source (indien van toepassing). Daarmee worden marktpartijen verplicht mee te werken aan de migratie naar een open source variant.

Audit Comité Defensie

Het Audit Comité Defensie is een adviesorgaan van de SG en een platform voor het bespreken van de sturings- en beheersingsvraagstukken met als doel de bedrijfsvoering op het gewenste niveau te krijgen en te houden. Na de publicatie van de rijksbrede regeling Audit Committees in de Staatscourant (mei 2012) is de instellingsbeschikking van het Audit Comité Defensie aan de nieuwe regeling aangepast en goedgekeurd. Conform de nieuwe regeling heeft het Audit Comité Defensie sinds 2012 twee onafhankelijke externe leden. Het Audit Comité is in 2012 zes keer bij elkaar gekomen. Het op orde krijgen van het beheer (personeel, materieel en financieel) was een periodiek terugkerend agendapunt. Begin 2012 zijn afspraken gemaakt over hoe over de voortgang wordt gerapporteerd aan het Audit Comité. Deze procesgang is in het laatste kwartaal 2012 geëvalueerd en leidt in 2013 tot enkele wijzigingen. Andere agendapunten van het Audit Comité waren de overgang van de ADD naar de Audit Dienst Rijk (ADR) en de coördinatie van audits bij de ADD, de defensiebrede risicoanalyse, en stuur- en verantwoordingsinformatie.

C. DE JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2012 van het ministerie van Defensie (X)

Bedragen in EUR 1.000
   

(1)

   

(2)

   

(3)=(2)–(1)

 

Artikel Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (inclusief nota van wijziging)

Realisatie1

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

TOTAAL

7.651.411

7.873.048

347.821

7.967.090

8.066.750

433.648

315.679

193.702

85.827

                   

Beleidsartikelen

5.820.620

6.042.257

340.921

5.997.870

6.119.604

393.849

177.250

77.347

52.928

                   

20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

204.450

204.450

12.607

165.904

191.231

8.384

– 38.546

– 13.219

– 4.223

21 Commando zeestrijdkrachten

650.894

650.894

13.564

679.465

671.975

10.418

28.571

21.081

– 3.146

22 Commando landstrijdkrachten

1.242.946

1.242.946

15.823

1.273.299

1.277.277

18.346

30.353

34.331

2.523

23 Commando luchtstrijdkrachten

699.076

699.076

9.181

627.070

661.877

13.854

– 72.006

– 37.199

4.673

24 Commando Koninklijke marechaussee

372.144

372.144

4.652

388.505

392.326

8.074

16.361

20.182

3.422

25 Defensie Materieelorganisatie

1.662.832

1.813.569

231.325

1.738.102

1.701.260

229.026

75.270

– 112.309

– 2.299

26 Commando Dienstencentra

988.278

1.059.178

53.769

1.125.525

1.223.658

105.747

137.247

164.480

51.978

                   

Niet-beleidsartikelen

1.830.791

1.830.791

6.900

1.969.220

1.947.146

39.799

138.429

116.355

32.899

                   

70 Geheime uitgaven

5.251

5.251

 

5.251

5.251

 

0

0

0

80 Nominaal en onvoorzien

146.908

146.908

       

– 146.908

– 146.908

0

90 Algemeen

202.650

202.650

518

202.930

178.365

14.960

280

– 24.285

14.442

91 Centraal apparaat

1.475.982

1.475.982

6.382

1.761.039

1.763.530

24.839

285.057

287.548

18.457

X Noot
1

De bedragen zijn afgerond (op € 1.000)

8. SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2012 (bedragen x € 1.000)

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

8.066.750

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

433.648

3)

Liquide middelen

33.128

4a)

Rekening-courant RHB

7.593.708

4)

Rekening-courant RHB

 

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

143.997

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband

71.475

     
           

7)

Openstaande rechten

 

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

 

8)

Extra-comptabele vorderingen

278.500

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

278.500

9a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

 

9)

Extra-comptabele schulden

 

10)

Voorschotten

3.131.788

10a)

Tegenrekening voorschotten

3.131.788

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

 

11)

Garantieverplichtingen

 

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

3.727.887

12)

Openstaande verplichtingen

3.727.887

13)

Deelnemingen

 

13a)

Tegenrekening deelnemingen

 
 

Totaal

15.309.528

 

Totaal

15.309.528

Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2012 (alle bedragen x € 1.000).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 33.128 en bestaat uit de volgende saldi:

Kas

11.035

Bank

22.093

Totaal

33.128

ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 71.475.

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).

Commando DienstenCentra

Voor de uitgaven buiten begrotingsverband staat één contract open met een vordering groter dan € 10.000. Dit betreft een contract met de Bedrijfsgroep IVENT inzake salariskosten, waarvan de salarissen voor november en december ad € 30.171 nog te ontvangen waren per 31 december 2012. Intussen is het bedrag ontvangen.

ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 143.997.Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 84.728) en daarnaast voor € 48.679 uit vooruit ontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven, de zogenoemde negatieve derdenrekeningen vorderingen. Het restant (€ 10.590) betreft gelden die door Defensie worden aangehouden voor derden.

ad 7. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.

ad 8. Extra-comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € (alle bedragen x € 1.000).

Aard van de vordering

Bedrag

Personeel

9.905

Baten-lastendiensten Defensie

27.619

CMH/MRC

5.011

Diversen

22.296

Buitenlandse mogendheden

16.899

Koninklijke Schelde Groep lening

14.294

Verkoop overtollige goederen

222.028

Subtotaal

318.052

Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, derdenrekeningen

39.552

Balanssaldo extra-comptabele vorderingen 31-12-2012

278.500

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).

Defensie Materieel Organisatie

In verband met gesloten contracten over de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2012 tot en met 2020 via de Dienst Domeinen Roerende Zaken (ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 222.028 tegoed. Hiervan heeft € 129.307 betrekking op geconditioneerde vorderingen. De Dienst Domeinen Roerende Zaken draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.

De vordering op de Koninklijke Schelde Groep B.V. (ingesteld in 2004) van nominaal € 20.420 betreft een aan de KSG verstrekt krediet ter gedeeltelijke financiering van de investeringen voor herinrichting en verhuizing in verband met een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen op 31 juli 2009. De termijn voor 2012 is niet ontvangen. Het openstaande vorderingenbedrag is € 14.294.

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven. De verkoop van overtollige goederen ten bedrage van € 222.028 is buiten beschouwing gelaten.

Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2012: € 56.472).

Vorderingen groter dan € 2000 die in 2012 buiten invordering zijn gesteld (alle bedragen x € 1.000).

Er zijn geen vorderingen groter dan € 2000 buiten in vordering gesteld.

ad 9. Extracomptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

ad 10. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.131.788.

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Alle voorschotten van voor 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € (alle bedragen x € 1.000).

Jaar van ontstaan

Beginstand

verstrekt

verrekend

Openstaand voorschot

<2009

354.644

 

23.430

331.214

2009

126.061

 

17.441

108.620

2010

326.068

 

75.792

250.276

2011

1.728.887

 

1.270.054

458.833

2012

0

2.046.825

63.980

1.982.845

Totaal

2.535.660

2.046.825

1.450.697

3.131.788

Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).

Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven is in 2012 een bedrag van € 1.203.872 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2012 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de ereschulden veteranen is in 2012 een bedrag van € 169.317 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2012 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de declaraties van KPMG met betrekking tot de wachtgelden is in 2012 een bedrag van € 105.387 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2012 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Een voorschot van € 181.712 betreft de aanschaf van zes Chinook-helikopters. De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats in 2012 en 2013. Er is enige vertraging in de levering.

Een voorschot van € 132.863 betreft de aanschaf van het eerste JSF testtoestel. De levering is gedaan in 2012 en verrekening van het verstrekte voorschot start in 2013.

Een voorschot van € 221.646 betreft de aanschaf van 200 Boxers (Groot pantser wielvoertuig). De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats tussen 2013 en 2017.

Een voorschot van € 112.623 betreft de aanschaf van twintig NH-90 helikopters. De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats tussen 2010 en 2015.

ad 11. Garantieverplichtingen

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2012 is er één openstaande garantie, die voor een nihil bedrag is opgenomen. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen weg te nemen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning. In 2012 zijn er geen aanspraken geweest.

ad 12. Openstaande verplichtingen (alle bedragen x € 1.000)

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.727.887. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers. De niet op termijn afgedekte US $-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen de plandollar koers van € 0,775.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.

Verplichtingen 1/1/2012

3.851.647

Aangegane verplichtingen in verslagjaar

8.317.736

Subtotaal

12.169.383

Tot betaling gekomen in verslagjaar

8.441.496

Openstaande verplichtingen per 31/12/2012

3.727.887

Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).

Openstaande verplichtingen van € 161.706 hebben betrekking op het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De hoofdleverancier is NAHEMA en de levering heeft plaats in de jaren 2012 tot en met 2015. Ten opzichte van het oorspronkelijke leverschema is de levering vertraagd.

Openstaande verplichtingen van € 497.528 betreffen de aanschaf van 200 Boxers in verschillende uitvoeringen inclusief toebehoren, documentatie voor training en reservedelen. De leveringen en betalingen volgen vanaf 2013 tot en met 2017.

Met het MoU Production Sustainment & Follow-on Development (PSFD) uit 2006 wordt de samenwerking tussen Nederland, de Verenigde Staten en de zeven andere partnerlanden op het gebied van de JSF voortgezet. Deze MoU heeft een geldigheidsduur van 45 jaar en heeft tot doel de productie, instandhouding en doorontwikkeling van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het MoU afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten. De openstaande verplichting van € 78.913 wordt in de periode 2012 tot en met 2046 betaald.

Voor de twee Nederlandse JSF-testtoestellen staan respectievelijk verplichtingen open van € 30.212 voor het eerste en € 42.783 voor het tweede testtoestel. Deze worden in 2013 betaald en afgeleverd.

Voor overige aan het project «Vervanging F-16» gerelateerde deelprojecten zijn voor een bedrag van € 16.791 openstaande verplichtingen opgenomen. Daarnaast staat voor de doorontwikkeling € 11.288 aan verplichtingen open.

Een openstaande verplichting van € 134.294 betreft de aanschaf van een Joint Support Ship (JSS), te leveren door Damen Schelde Naval Shipbuilding. De betalingen hebben plaats in de periode 2012 tot en met 2014 en de levering is voorzien in 2014. De levering ligt op schema.

Een openstaande verplichting van € 378.406 betreft het deel waarvoor Nederland participeert in een multinationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, het Strategic Airlift Capability programma van de NAVO waarbij gevlogen wordt met drie Boeing C-17 Globemasters van de NATO Airlift Management Agency (NAMA) naar missies in Kosovo, Afghanistan en Irak vanuit Hongarije. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2033.

ad 13. Deelnemingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

BATEN-LASTENDIENSTEN

9. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2012 inzake baten-lastendiensten van het ministerie van Defensie (X)

Bedragen in € 1.000

1

2

3=2–1

 
 

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

01

Baten-lastendienst Defensie Telematica

Organisatie

       
 

Totale baten

341.200

378.671

37.471

393.811

 

Totale lasten

341.200

339.151

– 2.049

352.588

 

Saldo van baten en lasten

0

39.520

39.520

41.223

           
 

Totale kapitaalontvangsten

60.000

12.588

– 47.412

225

 

Totale kapitaaluitgaven

105.000

80.401

– 24.599

78.884

           

02

Baten-lastendienst Dienst Vastgoed

Defensie

       
 

Totale baten

223.880

240.099

16.219

208.000

 

Totale lasten

223.880

239.411

15.531

215.390

 

Saldo van baten en lasten

0

688

688

– 7.390

           
 

Totale kapitaalontvangsten

60.841

154.360

93.519

73.647

 

Totale kapitaaluitgaven

62.034

164.265

102.231

74.758

           

03

Baten-lastendienst Paresto

       
 

Totale baten

91.535

87.687

– 3.848

88.526

 

Totale lasten

91.535

89.016

– 2.519

89.267

 

Saldo van baten en lasten

0

– 1.329

– 1.329

– 741

           
 

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

291

 

Totale kapitaaluitgaven

200

0

– 200

2.941

10. BATEN-LASTENDIENST DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Baten

       

Omzet moederdepartement

303.055

335.401

32.346

355.555

Omzet overige departementen

38.000

43.083

5.083

37.830

Omzet derden

145

121

– 24

89

Rentebaten

 

66

66

323

Vrijval voorzieningen

     

14

Bijzondere baten

       

Totaal baten

341.200

378.671

37.471

393.811

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

197.962

164.446

– 33.516

172.508

– materiële kosten

99.038

145.552

46.514

144.504

Afschrijvingskosten

     

– immaterieel

3.000

2.829

– 171

2.257

– materieel

36.000

24.879

– 11.121

29.601

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

       

– rente

5.200

1.327

– 3.873

3.718

– bijzondere lasten

 

118

118

Totaal lasten

341.200

339.151

– 2.049

352.588

Saldo van baten en lasten

0

39.520

39.520

41.223

Algemeen

Nieuwe investeringen zijn beperkt gebleven. Investeringen zijn voornamelijk gedaan ten behoeve van software voor het inrichten van de virtuele desktop infrastructuur. De traditionele werkplek bestaande uit desktop of laptop wordt in de komende jaren vervangen door de veel goedkopere thin client en de virtualisatie van werkplekken via de telestick. De kosten van beide middelen worden beschouwd als exploitatie en niet als investering/activa. Het resultaat van de Defensie Telematica Organisatie (DTO) in 2012 staat deze eenmalige kosten toe. Een bijkomend voordeel hiervan op de langere termijn is dat er minder druk staat op de IV-begroting van Defensie. Vanwege de geringe waarde is materieelbeheer niet langer vereist.

Omzet algemeen

De omzet van DTO bestaat voor het merendeel uit ontvangsten voor geleverde producten en diensten die zijn opgenomen in de Producten- en Dienstencatalogus (PDC). De nadere toelichting is opgenomen bij de tabel doelmatigheidsindicatoren.

Omzet per productgroep (bedragen x € 1 miljoen)

2009

2010

2011

2012

Omzet categorie Generiek

240,3

253,1

235,7

225,2

Omzet categorie Specifiek

162,8

154,8

157,8

153,3

Omzet moederdepartement

De substantieel hogere omzet van het moederdepartement is grotendeels het gevolg van het minder snel dalen van de vraag vanuit de defensieonderdelen dan in de begroting was voorzien. Ook was er een eenmalige onvoorziene omzet bij de investeringsprojecten «ARGO2» en «@MIGO BORAS» en was de omzet bij handelsgoederen hoger dan geraamd.

Omzet overige departementen

De dienstverlening aan de overige departementen heeft pas plaats na goedkeuring door de Secretaris-Generaal. De omzet is ten opzichte van 2011 met € 5 miljoen toegenomen. Binnen het standaardportfolio was meer vraag naar deze diensten.

Omzet derden

Een klein deel van de dienstverlening aan derden betreft de NAVO en haar partners. De dienstverlening bestond in 2012 uit incidentele kleine opdrachten.

Personele kosten

Als gevolg van vacaturemanagement is er vrijwel geen instroom van personeel. De inhuur van personeel wordt al enkele jaren beperkt. Aflopende contracten worden in principe niet meer verlengd. Ook zijn de tarieven van inhuur verlaagd met het oog op de marktomstandigheden.

Materiële kosten

(Bedragen x € 1.000)
 

Begroting 2012

Realisatie 2012

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Directe kosten

44.560

78.157

 

33.597

Huisvestingskosten

9.000

9.349

 

349

Kantoorkosten

2.975

5.203

 

2.228

Algemene kosten

4.500

541

 

– 3.959

Kosten hard- en software

38.003

52.302

 

14.299

Totaal materiële kosten

99.038

145.552

 

46.514

De directe kosten zijn in 2012 hoger dan begroot als gevolg van de hogere omzet.

De kosten voor hard- en software zijn hoger dan begroot vanwege hogere onderhoudskosten voor software en de aanschaf van 30.000 «thin clients» ter vervanging van de desktop en laptop.

Rentelasten

Da lagere rentelasten zijn voornamelijk veroorzaakt door lagere investeringen, een goede liquiditeitsbeheersing, vervroegde aflossing van leningen en een gunstige stand op de rekening-courant bij het ministerie van Financiën.

Bijzondere lasten

Het bedrag van € 0,1 miljoen betreft een «verlies» op de begroting van het kas/verplichtingendeel. Er is meer budget uitgegeven dan beschikbaar gesteld.

Resultaat

Het saldo van baten en lasten over 2012 bedraagt € 39,5 miljoen positief. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen. Dit positieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere omzet moederdepartement, minder inhuur personeel en lagere afschrijvingskosten door minder investeringen.

Balans per 31 december 2012

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2012

Balans 2011

Activa

   

Immateriële activa

10.482

7.317

Materiële activa

   

– gebouwen en terreinen

16.447

19.126

– machines en installaties

6.340

8.369

– computerapparatuur

51.550

55.187

– overige bedrijfsmiddelen

1.100

1.611

Voorraden

2.571

2.194

Debiteuren

12.406

14.466

Nog te ontvangen/overlopende activa

28.764

27.974

Liquide middelen

61.017

69.761

Totaal activa

190.677

206.005

Passiva

   

Eigen Vermogen

20.099

 

– exploitatiereserve

12

12

– verplichte reserve

   

– onverdeeld resultaat

39.520

41.223

Subtotaal eigen vermogen

59.631

41.235

Voorzieningen

 

198

Leningen bij het ministerie van Financiën

13.192

25.061

Crediteuren

48.027

61.139

Nog te betalen/overlopende passiva

69.827

78.372

Totaal passiva

190.677

206.005

Materiële vaste activa

In 2012 is een inventarisatie uitgevoerd naar het bestaan van vaste activa. Deze inventarisatie heeft geleid tot een desinvestering van niet meer aanwezige activa, voor een belangrijk deel zonder boekwaarde.

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten over 2012 bedraagt € 39,5 miljoen positief. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen. Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie jaar (€ 407,9 miljoen in 2010, € 393,4 miljoen in 2011 en € 378,6 in 2012) bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 19,7 miljoen. Dit betekent dat € 40,0 miljoen zal worden afgedragen aan het moederdepartement.

Debiteuren

De stand debiteuren is lager dan ultimo 2011 door stringente bewaking van open posten.

Leningen bij het ministerie van Financiën (langlopend)

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2012

Stand 31-12-2011

Leningen bij het ministerie van Financiën

   

Vermogensconversielening

Investeringsleningen

13.192

25.061

Totaal leningen

13.192

25.061

De leningen zijn opgenomen ter financiering van de vaste activa. Een bedrag van € 24,0 miljoen is naar kortlopende leningen geboekt, € 12,0 miljoen is daadwerkelijk geleend voor de investeringen van 2012. De lagere rentelasten worden verwerkt in de tarieven 2013.

Voorzieningen

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2011

Dotaties 2012

Vrijval 2012

Onttrekkingen 2012

Stand 31-12-2012

Wachtgelduitkeringen

FPU57

198

   

– 198

Totaal aan voorzieningen

198

0

0

– 198

0

De voorziening wachtgelduitkering dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit de wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. Vanaf 2011 wordt geen voorziening meer getroffen voor wachtgelden. Deze kosten worden vanaf 2011 verantwoord door het moederdepartement.

Nog te betalen/overlopende passiva

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2012

Stand 31-12-2011

Salarissen en sociale lasten

19.581

7.865

Aflossing leningen ministerie van Financiën

24.029

36.831

Overige overlopende passiva

26.217

33.676

Totaal overlopende passiva

69.827

78.372

De post «salarissen en sociale lasten» betreft reserveringen voor vakantiedagen, de opbouw van vakantiegeld en de verschuldigde afdrachtskosten voor de salarissen van december.

Kasstroomoverzicht

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

34.769

69.761

34.992

         

2.

Totaal operationele kasstroom

48.000

59.069

11.069

         
 

Totaal investeringen (-/-)

– 60.000

– 22.445

37.555

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

428

428

3.

Totaal investeringskasstroom

– 60.000

– 22.017

37.983

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

– 21.124

– 21.124

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

   

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 45.000

– 36.832

8.168

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

60.000

12.160

– 47.840

4.

Totaal financieringskasstroom

15.000

– 45.796

– 60.796

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

37.769

61.017

23.248

Operationele kasstroom

In de operationele kasstroom is het positieve resultaat de belangrijkste factor.

Investeringsstroom

De gerealiseerde investeringen zijn, zoals eerder vermeld, lager dan vorig jaar en lager dan begroot. In 2012 is onder andere geïnvesteerd in het opwaarderen van het NAFIN glasnetwerk en het inrichten van een nieuwe virtuele desktop infrastructuur

Financieringskasstroom

In 2012 is een beroep gedaan op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. Aan het moederdepartement is het onverdeeld resultaat 2011 ad € 21,1 miljoen uitgekeerd.

Doelmatigheidsparagraaf

Door het omvangrijke portfolio dat wordt gevoerd, is het niet mogelijk de doelmatigheidstabel van model 3.33 van de Rijksbegrotingsvoorschriften te voeren. Vanaf 2012 worden de doelmatigheidsindicatoren «Leverbetrouwbaarheid Service Level Agreements» en «Oplossend vermogen Service Desk Defensie» niet meer vermeld omdat deze geen relevante informatie verschaffen. Hiervoor is de doelmatigheidsindicator «Betrouwbaarheid Informatievoorziening» in de plaats gekomen. Deze indicator geeft de beschikbaarheid van de IV-systemen weer zoals de gebruiker die ervaart. De norm voor deze indicator wordt ontleend aan het «standaard Diensten Niveau» op het niveau «Brons». De norm is op 97 procent gesteld.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2012

Omschrijving generieke deel

realisatie

realisatie

realisatie

realisatie

oorspronkelijke begroting

 

2009

2010

2011

2012

2012

Betrouwbaarheid informatievoorziening

     

99,1%

 

Leverbetrouwbaarheid SLA’s

87,8%

86,0%

83,7%

 

85,0%

Oplossend vermogen Service Desk Defensie

75,6%

69,0%

65,6%

 

70,0%

Tijdigheid klachtafhandeling

89,9%

90,0%

   

70,0%

Opdrachtgeverstevredenheid

72,8%

70,0%

   

70,0%

Vte’n totaal

2.178

2.181

2.062

1.836

2.242

– Burgers

2.056

2.083

1.965

1.755

 

– Militairen

122

98

97

81

 
           

Saldo baten/lasten als % van totale baten

0,03%

0,05%

1,00%

0,10%

0,00%

           

Omschrijving specifiek deel

         
           
 

2009

2010

2011

2012

 

Kostprijs per werkplek (norm)

98%

88%

85%

82%

82%

Kostprijs per werkplek (realisatie)

87%

82%

80%

77%

 

Omzet categorie Generiek (in € miljoen)

240,3

253,1

235,7

225,2

204,7

Housing

 

2,4

2,7

2,6

 

Defensiepas en MFCS

 

8,1

6

5,7

 

Handelsgoederen

 

16,5

14,5

16,4

 

Evenementen

 

0,1

     

Dienstontw & klantopdracht

   

1,4

7,0

 

WDD intern

 

134,3

120,9

114,4

 

WDD extern

 

10,8

17,5

11,9

 

Communicatie dienst basis

 

31,4

27,2

26,9

 

Communicatie dienst specifiek

 

9,3

7,8

0,6

 

Connectivity

 

40,2

37,7

39,7

 
           

Omzet categorie Specifiek (in € miljoen)

162,8

154,8

157,8

153,3

136,5

Dienstontw& klantopdracht specifiek

 

1,0

     

Advies en applicaties

 

36,0

23,3

21,6

 

IV diensten

 

13,7

74,3

65,7

 

Externe applicatie diensten

 

3,4

1,8

   

Software

 

0,9

0,7

0,1

 

Hosting ERP

 

27,7

25,5

25,8

 

Hosting MF

 

10,0

1,0

   

Applicatie hosting

 

11,0

2,0

0,5

 

Exploitatie connectivity

 

0,2

0,1

   

Hosting Overig

 

0,1

     

Marktkosten IV-I & IV-E gelden

 

48,0

28,2

39,1

 

NSA

 

1,4

0,9

0,5

 

Dubbele beheerlasten

 

1,0

     

Kleine diverse omzetposten

 

0,4

     

Het personeels- en arbeidsplaatsbestand van het baten-lastendeel is voor het personeel beneden de grenzen van het dubbelslot baten-lastendienst gebleven. Dit dubbelslot stelt grenzen aan aantallen en kosten. Per einde boekjaar had DTO een bezetting van 1836 vte’n aan eigen personeel. Doelmatigheid op het gebied van personeel is vooral zichtbaar geworden in de terugdringing van de inhuur. Door vacaturemanagement is het personeelsbestand afgenomen (zie toelichting personele kosten).

Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek voor 2007 is gesteld op 100. De daling van de kostprijs per werkplek komt door de verhoging van de doelmatigheid. In 2012 is de prijs verder gedaald tot 77 procent. Samen met een afname van het aantal werkplekken in 2012 is derhalve een aanzienlijke doelmatigheid bereikt.

In 2012 zijn wijzigingen doorgevoerd in de administratie die leiden tot een andere verdeling over de omzetcategorieën, omdat het een beter inzicht geeft in de mutaties per categorie. De wijziging heeft geen effect op de totale omzet, maar wel op de omzet per categorie.

De omzet van DTO bestaat voor het merendeel uit ontvangsten voor geleverde producten en diensten die zijn opgenomen in de Producten- en Dienstencatalogus. De meest omvangrijke diensten zijn de werkplekdiensten en telefonie (40 procent van de omzet). De volgende grote omzetcategorie betreft de IV-diensten (17 procent van de omzet).

De omzet voor Werkplekdiensten Defensie (WDD) intern is met € 15,5 miljoen afgenomen. Dit is het gevolg van een tariefdaling van de werkplek (– € 25 miljoen). Daarentegen is de omzet van het account gestegen (€ 13 miljoen). Tevens was er binnen de specifieke omzet een tariefsdaling op applicaties.

11. BATEN-LASTENDIENST DIENST VASTGOED DEFENSIE

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Realisatie 2011

Baten

     

Omzet moederdepartement

66.361

78.321

11.960

76.126

Omzet inzake programmafacturen

instandhouding

137.065

151.033

13.968

126.460

Omzet huisvesting

20.454

8.919

– 11.535

10.526

Omzet overige departementen

 

1.373

1.373

558

Omzet derden

 

12

12

10

Mutatie onderhanden werk

 

– 2.954

– 2.954

– 7.659

Rentebaten

   

0

Rentebaten huisvestingsactiviteiten

   

0

Vrijval uit voorzieningen

 

37

37

142

Bijzondere baten

 

3.358

3.358

1.837

Totaal baten

223.880

240.099

16.219

208.000

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

55.224

54.201

– 1.023

62.415

– uitbesteding

1.000

3.909

2.909

2.626

– materiële kosten

19.508

13.589

– 5.919

11.736

– programmagelden instandhouding

137.065

153.889

16.824

125.128

Rentelasten investeringen DVD

1.222

1.217

– 5

1.233

Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie

13.860

6.737

– 7.123

7.603

Rentelasten rekening-courant

 

4

4

38

Afschrijvingskosten

     

– materieel

1.402

903

– 499

1.272

– materieel huisvestingsactiviteiten

6.594

2.123

– 4.471

2.722

Effect reorganisatiemaatregelen

– 11.995

 

11.995

Overige lasten

     

– dotaties voorzieningen

 

15

15

466

– bijzondere lasten

 

2.824

2.824

151

Totaal lasten

223.880

239.411

15.531

215.390

Saldo van baten en lasten

0

688

688

– 7.390

Algemeen

Bij het opstellen van de begroting 2012 werd uitgegaan van een sterke daling van de omzet. Deze verwachte daling was het gevolg van de maatregelen uit de beleidsbrief. Dit was voor de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) reden om reorganisatiedoelstellingen op te nemen in de begroting. Doordat extra budgetten beschikbaar zijn gesteld door het moederdepartement, waardoor sprake was van hogere omzetten, waren de financiële taakstellingen dit jaar niet nodig.

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is opgebouwd uit het honorarium voor het totale dienstverleningspakket van de DVD. In 2012 is door het moederdepartement extra budget beschikbaar gesteld voor instandhouding. De omzet Verwerving en Afstoting is gestegen ten opzichte van de begroting. Extra werkzaamheden in verband met de start van de uitvoering van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie hebben geleid tot extra inkomsten Expertise & Advies.

Omzet huisvesting

De omzet huisvesting is de ontvangen tegemoetkoming voor het beschikbaar stellen van investeringen in gebouwen en werken & terreinen voor de «leenfaciliteitprojecten» (afschrijvingen en rente) en de rentebaten over de investeringen van nog niet opgeleverde leenfaciliteitprojecten (inclusief voorfinanciering). Door de vertraging in de uitvoering van deze projecten zijn er minder investeringen gedaan, waardoor minder leningen zijn opgevraagd en dus minder rente in rekening is gebracht bij het moederdepartement. Daarnaast is over het deel van de gebouwen die eind 2011 zijn overgedragen aan het moederdepartement geen huisvestingsvergoeding ontvangen.

Mutatie onderhanden werk

In de begroting is deze post nihil gesteld. De negatieve mutatie «onderhanden werk» hangt samen met het ontbreken van aanwas van nieuwe opdrachten aan het eind van het boekjaar en een lagere voorziening voor verwachte verliesgevende projecten.

Rentebaten

Over het positief saldo van rekening Courant bij het ministerie van Financiën is in 2012 geen rentevergoeding ontvangen.

Vrijval voorzieningen

Ten opzichte van de begroting is een deel van de voorzieningen vrijgevallen door een neerwaartse bijstelling voor FPU-voorzieningen en wachtgeldvoorziening.

Bijzondere baten

De bijzondere baten worden gevormd door de omzet uit de normale bedrijfsvoering van voorgaande boekjaren. Het betreft vrijval van transitoria en diverse kleine posten.

Uitbesteding

De gerealiseerde kosten voor uitbesteding bedragen € 3,9 miljoen. Voor een aantal projecten is de projectvoering uitbesteed.

Programmagelden instandhouding

De hogere lasten hangen samen met het de extra gelden die door het moederdepartement beschikbaar zijn gesteld voor instandhouding.

Materiële kosten

De materiële kosten bevatten lopende exploitatielasten. De daling ten opzichte van de begroting is het gevolg van maatregelen die door de DVD zijn doorgevoerd.

Rentelasten huisvestingsactiviteiten

Dit betreft de verschuldigde rente voor de leningen ten behoeve van de investeringen inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen. Voor de verklaring van de daling van € 7,1 miljoen wordt verwezen naar de omzet huisvesting.

Afschrijvingskosten materieel

Op automatiseringsmiddelen, transportmiddelen en gebouwen is minder afgeschreven dan was voorzien in de begroting. De voorgenomen vervangingsinvesteringen zijn uitgesteld als gevolg van onzekere toekomstige ontwikkelingen.

Effect reorganisatiemaatregelen

Door niet geraamde hogere omzetten in 2012 zijn financiële taakstellingen niet nodig geweest in 2012.

Dotaties aan voorzieningen

Eind 2012 is een geringe dotatie gedaan voor de voorziening garantieverplichtingen.

Bijzondere lasten

Dit zijn lasten van de gewone bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren. Voor een bedrag van € 2,8 miljoen betreft dit de afwaardering van de panden Zwolle en Tilburg op basis van de WOZ-waarde.

Omzet per productgroep van het moederdepartement, overige departementen en derden.

(Bedragen x € 1.000)
 

Begroting 2012

Realisatie 2012

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2011

Expertise & Advies

6.321

8.562

2.241

9.059

Verwerving & afstoting

13.572

19.106

5.534

20.394

COVO

2.000

2.225

225

1.980

Instandhouding

44.468

49.813

5.345

45.262

Beveiliging

   

Overig

   

De producten instandhouding en COVO genereren meer dan de helft van de omzet. Ten opzichte van 2011 is de omzet licht gestegen. Dit is een saldo van minder opdrachten nieuwbouw en eenmalig extra budget voor instandhouding.

Balans per 31 december 2012

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2012

Balans 2011

Activa

   

Materiële activa

   

– grond en gebouwen

47.353

95.670

– gebouwen in aanbouw

69.456

102.940

– transportmiddelen

1.606

2.010

– overige

203

458

Vlottende activa

   

Onderhanden werk

7.177

10.131

Debiteuren

1.038

372

Vorderingen op moederdepartement

450

353

Overlopende activa

7.440

16.974

Liquide middelen

58.569

58.278

Totaal activa

193.292

287.186

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

701

8.091

– verplichte reserve

   

– onverdeeld resultaat

688

– 7.390

Leningen bij het ministerie van Financiën

110.318

195.484

Voorzieningen

 

942

Crediteuren

15.917

17.946

Schulden aan moederdepartement

2.275

22.983

Overlopende passiva

63.393

49.130

Totaal passiva

193.292

287.186

Materiële activa

Door de verkoop van de projecten Gilze Rijen en Opleidingcentrum Kmar en overdracht van gebouwen in aanbouw aan het moederdepartement is de boekwaarde van de materiële activa gedaald.

Onderhanden werk

Het onderhanden werk omvat de kosten van lopende projectfasen van nieuwbouwprojecten waarvan nog geen omzet is ontvangen. De daling van € 2,2 miljoen ten opzichte van 2011 wordt enerzijds veroorzaakt door een afname van het onderhanden werk als gevolg van afgewikkelde oude projecten en het ontbreken van nieuwe opdrachten, en anderzijds door een lagere voorziening voor verliesgevende projecten.

Overlopende activa

De post overlopende activa bedraagt ultimo 2012 € 7,4 miljoen. In 2011 was dit € 17,0 miljoen. De daling wordt vooral veroorzaakt door minder te vorderen programmageld vanwege minder nieuwbouwprojecten.

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten wordt ten gunste van het eigen vermogen geboekt. Op basis van vijf procent van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 11,8 miljoen. De stand aan het eind van 2012 bedraagt € 1,4 miljoen.

Leningen bij het ministerie van Financiën

(Bedragen x € 1.000)

Leningen bij het ministerie van Financiën

Stand 31-12-2012

Stand 31-12-2011

Vermogensconversielening

5.210

5.325

Investeringsleningen

105.108

190.159

Totaal leningen

110.318

195.484

Met de leningen van het ministerie van Financiën worden de materiële vaste activa gefinancierd. De looptijden van de leningen worden bepaald in overeenstemming met de economische levensduur van de materiële vaste activa. De vermogensconversielening loopt tot 2038 met een rente van 5,0 procent. De overige leningen hebben een looptijd variërend van drie jaar tot ongeveer 50 jaar tegen rentepercentages variërend van 1,7 procent tot 5,6 procent.

Voorzieningen

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2011

Dotaties 2012

Vrijval 2012

Onttrekkingen 2012

Stand 31-12-2012

Garantieverplichtingen

 

15

 

– 15

0

Wachtgelduitkeringen

558

 

– 23

– 535

0

FPU 57+ voorziening

384

 

– 14

– 370

0

Totaal aan voorzieningen

942

15

– 37

– 920

0

Toelichting voorzieningen

De voorziening garantieverplichtingen dient ter dekking van aansprakelijkheidsrisico’s met inbegrip van beroepsaansprakelijkheid. Conform de «Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau (RVOI)» is de DVD in bepaalde gevallen aansprakelijk te stellen tot de hoogte van het honorarium van het betreffende project.

De voorziening wachtgelduitkering dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit de wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. Vanaf 2011 wordt geen voorziening meer getroffen voor wachtgelden. Deze worden vanaf 2011 verantwoord door het moederdepartement.

Schulden aan moederdepartement

De schuld aan het moederdepartement bedraagt € 2,3 miljoen. In 2011 was dit € 23,0 miljoen. De daling wordt veroorzaakt doordat in 2012 de wachtgeldvoorzieningen die in 2011 op de balans stonden, zijn overgedragen aan het moederdepartement.

Overlopende passiva

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2012

Stand 31-12-2011

Aflossing leningen ministerie van Financiën

6.265

7.626

Vooruitontvangen bedragen

11.591

2.650

Met betrekking tot huidig boekjaar te betalen

39.340

35.501

Te betalen vakantiegelden

1.711

1.776

Betalingen onderweg

2.747

 

Te betalen vakantiedagen

1.739

1.577

Totaal overlopende passiva

63.393

49.130

De post «vooruitontvangen bedragen» is ten opzichte van 2011 gestegen met € 8,9 miljoen. Dit wordt verklaard doordat een bedrag vooruit is ontvangen voor de in 2014 en 2015 geplande financiering van bouwwerkzaamheden in Brunssum ten behoeve van het United States Army Garrison.

De post «met betrekking tot huidig boekjaar te betalen» bestaat onder meer uit te betalen programmagelden en apparaatskosten. De stijging ten opzichte van 2011 wordt vooral verklaard doordat de werkelijke uitgaven voor COVO’s lager zijn dan de ontvangen voorschotten.

De reservering voor gratificaties in het kader van ambtsjubilea van € 0,2 miljoen is ook opgenomen in deze post.

Kasstroomoverzicht

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

   

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2012 + stand

depositorekeningen

1

58.278

58.277

       

2.

Totaal operationele kasstroom

2.201

10.196

7.995

       

 

Totaal investeringen (-/-)

– 60.841

– 42.961

17.880

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

119.582

119.582

3.

Totaal investeringskasstroom

– 60.841

76.621

137.462

       

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

 

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

   

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 1.193

– 121.304

– 120.111

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

60.841

34.778

– 26.063

4.

Totaal financieringskasstroom

59.648

– 86.526

– 146.174

       

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2012+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

1.009

58.569

57.560

Kasstroom uit operationele activiteiten

De liquiditeit uit operationele activiteiten is gestegen ten opzichte van het plan. Dit wordt vooral veroorzaakt door de effecten van de daling van het onderhanden werk en overlopende activa.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Het betreft hier vooral investeringen in activa en gebouwen en voor een gering deel in activa voertuigen. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de lagere afroep van de leenfaciliteit in verband met de vertraging van het project Hoger Onderhoud Woensdrecht en Opleidingscentrum Kmar. Tevens zijn panden als onderdeel van de leenfaciliteit projecten Gilze Rijen, Opleidingscentrum Kmar en kazerne Kmar Schiphol verkocht aan het moederdepartement.

Kasstroom uit Financieringsactiviteiten

De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn als gevolg van een kleiner beroep op de leenfaciliteit voor investeringen lager dan geraamd. Verder zijn de leningen aan het ministerie van Financiën afgelost ad € 114,8 miljoen in verband met de overdracht in economisch eigendom aan het moederdepartement van de panden vliegbasis Gilze-Rijen, het opleidingscentrum Kmar en Kmar Schiphol.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2012

omschrijving generiek deel

realisatie 2009

realisatie 2010

realisatie 2011

realisatie 2012

oorspronkelijke begroting 2012

VTE-totaal (excl. externe inhuur) 1

1.412,0

1.408

1.008

849,0

853,0

Saldo van baten en lasten (%)

1,1%

– 2,0%

– 3,5%

0,6%

0,0%

Servicelevels (norm = 90%)

88%

85%

81%

74%

90%

Projecttevredenheid (norm = 90%)

77%

94%

95%

98%

83%

Productiviteit (omzet K€ per directe medewerker)

94,4

87,9

80,7

103,7

89,2

           

omschrijving specifiek deel

         
 

2009

2010

2011

2012

 
           

kostprjzen per product(groep)

         

Expertise & Advies

77,06

76,69

81,96

77,25

71,05

Verwerving & afstoting

74,06

73,24

69,94

71,55

69,51

COVO

64,07

62,07

53,87

63,00

61,28

Instandhouding

60,93

59,67

63,97

64,59

62,84

Gemiddelde kostprijs per product

65,94

65,18

64,18

65,07

63,22

           

Omzet per productgroep (pxq) in K€

         

Expertise & Advies (honorarium)

10.160

8.219

9.059

7.321

6.321

Verwerving & afstoting (excl ohw)

31.482

28.011

20.394

16.952

13.572

COVO

7.130

4.310

1.980

2.225

2.000

Instandhouding

47.833

45.226

45.262

49.813

44.468

Beveiliging

29.014

28.141

   

0

Overig

1.482

1.230

   

0

X Noot
1

Vanwege de vergelijkbaarheid zijn de vte’n t/m 2011 aangepast. Tot en met 2011 zijn de directe vte’n opgenomen, vanaf 2012 zijn de totale vte’n opgenomen

Kostprijs per productgroep.

De kostprijzen per productgroep of de tarieven per uur laten in 2012 gemiddeld een hogere kostprijs zien ten opzichte van 2011. Het verschil is gerelateerd met de verschillende mix van de salarisschalen en de inhuurschalen die nodig zijn om de producten te realiseren.

Omzet per product

De producten instandhouding en COVO genereren meer dan de helft van de omzet. Ten opzichte van 2011 is de omzet licht gestegen. Dit is een saldo van minder opdrachten nieuwbouw en eenmalig extra budget voor instandhouding.

Een aandachtspunt voor de DVD is de doelmatigheid van de inzet van middelen. Uitgangspunt is daarbij dat de kwaliteit van de dienstverlening minimaal overeind blijft. In dit doelmatigheidsstreven in combinatie met de kwaliteit wordt gewerkt langs de volgende sporen:

  • de periodieke uitvoering van benchmarkonderzoeken;

  • het voortdurend nastreven van productiviteitsgroei;

  • de sturing op serviceniveaus, project- en gebruikerstevredenheid (kwaliteitsindicatoren).

Benchmarkonderzoeken

In 2011 is een Public Private Comparitive uitgevoerd met betrekking tot de DVD en de eventueel uit te besteden diensten. Binnenkort wordt het ambitiedocument voltooid en opgeleverd. Een prestatie-indicator is opgezet om het verkooptarief en het kostprijstarief met de markt te vergelijken. De berekening voor deze prestatie-indicator wordt in het eerste kwartaal van 2013 gemaakt.

Productiviteit

De productiviteit is het quotiënt van de omzet (inclusief mutatie onderhanden werk en exclusief programmagelden instandhouding en huisvestingsactiviteiten) en de hiervoor benodigde directe vte’n. Vanaf het tweede kwartaal van 2011 is een lichte stijging van de bouwmarktprijzen te zien. Dit effect (van herstel) was ook in enige mate terug te zien in aanbestedingsresultaten van de DVD dit jaar ten opzichte van 2011.

Kwaliteitsindicatoren(sturing op serviceniveaus, project- en klanttevredenheid)

De divisie werkt reeds een aantal jaren met een pakket aan indicatoren waarmee de kwaliteit van de dienstverlening gemeten wordt. Op basis van de uitkomsten wordt de dienstverlening indien nodig aangepast. De doelstelling van de divisie is een voortdurende toename van de kwaliteit van de dienstverlening. Door de verlaging van het beschikbare budget is de kwaliteit (perceptie van de klant) van de dienstverlening in 2011 gedaald naar 81 procent. In 2012 is dit percentage verder gedaald naar een gemiddelde van 74 procent.

12. BATEN-LASTENDIENST PARESTO

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst Paresto

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Baten

       

Omzet moederdepartement

90.845

86.155

4.690-

86.228

Omzet overige departementen

   

Omzet derden

680

700

20

680

Rentebaten

10

52

42

94

Overige omzet

 

668

668

1.524

Vrijval voorzieningen

   

 

Bijzondere baten

 

112

112

 

Totaal baten

91.535

87.687

3.848–

88.526

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

55.162

50.586

4.576–

53.232

– materiële kosten

35.428

35.669

241

34.815

Rentelasten

       

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

       

– materieel

946

934

12-

946

– desinvesteringen

   

249

Overige lasten

   

 

– dotaties voorzieningen

 

1.397

1.397

 

– rentelasten

   

25

– bijzondere lasten

 

430

430

 

Totaal lasten

91.535

89.016

2.519–

89.267

Saldo van baten en lasten

0

1.329–

1.329–

741–

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit twee delen. Het betreft hier de omzet bedrijfsvoering (verkopen) en de omzet bijdrage defensieonderdelen.

Omzet bedrijfsvoering (verkopen)

Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte omzet verkopen voor in het boekjaar verrichte leveranties en diensten.

Opbrengst verkopen naar productgroep

Bedragen x € 1.000

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Omzet regulier

28.741

25.014

Omzet niet-regulier

7.319

8.358

Omzet logistiek ondersteuning

9.703

11.682

Totaal opbrengst verkopen

45.764

45.054

De omzet bedrijfsvoering is wat betreft de omzet verkopen onder te verdelen naar de volgende productgroepen:

  • De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de kantines en toko’s op locaties;

  • De niet reguliere omzet is omzet van onder andere vergaderingen, diners en recepties die op locaties gehouden worden;

  • De omzet logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder.

Door het sluiten van locaties blijft de reguliere omzet in 2012 achter op de begroting. Een tweede verklaring is het gastenaantal dat is gedaald met 12,4 procent naar 6,0 miljoen (6,9 miljoen in 2011). De besteding per gast is wel gestegen, met 0,4 procent naar € 3,1 miljoen (€ 3,0 miljoen in 2011).

De niet-reguliere omzet is met € 8,4 miljoen 14,2 procent hoger uitgevallen dan begroot (€ 8,8 miljoen in 2011). De bezuinigingen waren nog niet te merken in de besteding van de niet-reguliere budgetten bij de eenheden. De omzet logistieke ondersteuning ligt hoger dan begroting doordat de oefenbudgetten van de krijgsmachtdelen weer volledig zijn benut.

Omzet bijdrage Defensieonderdelen

De omzet bijdrage defensieonderdelen betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties. De onderverdeling van deze bijdrage naar de defensieonderdelen is als volgt:

Opbrengst uit bijdragen defensieonderdelen

Bedragen x € 1.000

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Commando landstrijdkrachten

18.625

17.082

Commando zeestrijdkrachten

5.190

4.607

Commando luchtstrijdkrachten

6.321

5.558

Commando Koninklijke marechaussee

2.632

2.405

Commando Dienstencentra

7.819

7.243

Defensie Materieelorganisatie

1.571

1.505

Bestuursstaf

2.923

2.702

Overig

   

Totaal bijdrage defensieonderdelen

45.081

41.102

De omzet bijdrage defensieonderdelen ligt € 4,0 miljoen lager dan begroot voor 2012. De voornaamste verklaring voor dit verschil zit in de dekking van de personeelskosten. In de begroting waren diverse vacatures opgenomen waarvan later bleek dat die als gevolg van het lagere gastenaantal niet of niet geheel opgevuld hoefden te worden. De omzet derden betreft de omzet die Paresto in rekening brengt bij het CDC voor de cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum. CDC berekent deze als ziektekosten door aan de ziektekostenverzekeraars.

Rentebaten

Dit betreft de rente die Paresto heeft ontvangen op deposito (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0,32 procent) en de lopende rekening courant met het ministerie van Financiën (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0 procent).

Overige omzet

Deze post betreft voornamelijk de retour ontvangen bedragen conform de contractuele afspraken met onze grootste leverancier en de producentenbonussen van toeleveranciers.

Bijzondere baten

Dit betreft voornamelijk baten uit het vorige boekjaar.

Personele kosten

De realisatie van gemiddelde bezetting over 2012 ten opzichte van de begroting is als volgt:

Bedragen x € 1
 

Budget

Realisatie

 

Vte’n

Prijs per vte

Vte’n

Prijs per vte

Militair personeel

154

51.658

142

51.204

Burger personeel

995

45.810

869

45.408

Overige categorieën:

       

Inhuur en uitzendkrachten

30

46.590

38

54.118

Herplaatsers en SBK

5

45.810

13

45.408

Totaal/Gemiddeld

1.184

46.590

1.062

46.493

Vooruitlopend op de reorganisatie 2.0 is op locaties en het servicekantoor een strikte personeelsplanning en vacaturemanagement toegepast. Operationele knelpunten zijn opgevangen met inhuur en voor een groter deel dan gebudgetteerd was.

Materiële kosten

De materiële kosten bevatten de lopende exploitatiekosten. Deze post bestaat uit kosten ingrediënten (€ 31,5 miljoen), automatiseringskosten (€ 2,2 miljoen) en overige exploitatiekosten (€ 2,0 miljoen). De materiële kosten zijn hoger dan de begroting (zie tabel Staat van Baten en Lasten) door onder andere de niet begrote reservering incourante voorraden Bathmen.

Overige lasten

Deze lasten zijn onder te verdelen naar dotaties voorzieningen, rentelasten en bijzondere lasten. De dotaties voorzieningen bestaan uit een dotatie van € 0,6 miljoen voor externe expertise met betrekking tot het project outsourcing en een dotatie van € 0,8 miljoen voor de verlieslatende overdracht van voorraden logistieke ondersteuning aan het CLAS. Er zijn in 2012 geen rentelasten geweest. De bijzondere lasten bestaan voornamelijk uit lasten uit het vorig boekjaar.

Resultaatbestemming

Het resultaat over 2012 bedraagt € 1,3 miljoen verlies. Het resultaat komt conform de vigerende regelgeving ten laste van het eigen vermogen, dat hier groot genoeg voor is. De grens voor de exploitatiereserve voor 2012 is € 4,7 miljoen, te weten maximaal vijf procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Paresto komt eind 2012 niet boven de gestelde grens voor de exploitatiereserve uit.

Balans per 31 december 2012

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2012

Balans 2011

Activa

   

Immateriële activa

   

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

   

– installaties en inventarissen

59

979

– overige materiële vaste activa

27

41

Voorraden

1.957

4.975

– voorziening incourante voorraden

174–

800–

Debiteuren

779

930

Nog te ontvangen

3.125

3.498

Liquide middelen

15.396

20.167

Totaal activa:

21.169

29.790

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

5.067

5.808

– onverdeeld resultaat

1.329–

741–

Voorzieningen

2.197

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Crediteuren

9.100

10.528

Nog te betalen

6.134

14.195

Totaal passiva

21.169

29.790

Materiële vaste activa

Bij de installaties en inventarissen is rekening gehouden met het eindscenario van outsourcing conform het Project Initiatie Document. Daarom is er toegewerkt naar bijna volledige afschrijving van activa ultimo 2012.

Eigen vermogen

In 2012 is er geen uitkering aan het moederdepartement geweest. De grens voor de exploitatiereserve voor 2012 is € 4,7 miljoen (maximaal vijf procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar). Het eigen vermogen van Paresto is groot genoeg om het verlies van 2012 op te vangen en komt met € 3,7 miljoen onder de maximaal gestelde grens voor de exploitatiereserve uit.

Leningen

Alle door Paresto opgenomen gelden bij het ministerie van Financiën (leningen) zijn volledig afgelost.

Voorzieningen

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2011

Dotaties 2012

Vrijval 2012

Onttrekkingen 2012

Stand 31-12-2012

Wachtgelduitkeringen

0

0

0

0

0

Externe expertise outsourcing

0

597

0

0

597

Verlieslatende overdracht voorraad LogOst

0

1.600

0

0

1.600

Totaal aan voorzieningen

0

2.197

0

0

2.197

Conform de wijziging in de wachtgeldsystematiek voor baten-lastendiensten in 2011 wordt centraal door de Hoofddirectie Personeel voorzien in de aanspraken op wachtgeld en niet meer door Paresto. De opgebouwde voorziening wachtgeld van vóór 2011 is in 2012 afgedragen aan het CDC. In 2012 zijn wel twee nieuwe voorzieningen aangemaakt voor externe expertise met betrekking tot het project outsourcing ter waarde van € 0,6 miljoen en voor de verlieslatende overdracht van voorraden logistieke ondersteuning aan het CLAS ter waarde van € 1,6 miljoen. Omdat hiervan € 0,8 miljoen in 2011 al als Overige schuld was opgenomen, bedraagt de resterende dotatie ten laste van het jaar 2012 slechts € 0,8 miljoen.

Nog te betalen

(Bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2012

Stand 31-12-2011

Vakantieverplichting personeel

2.725

3.253

Aflossingen leningen die binnen een jaar vervallen

0

0

Restitutie defensieonderdelen

0

0

Overige schulden

3.409

10.942

Totaal nog te betalen

6.134

14.195

De vakantieverplichtingen aan het personeel bestaan uit € 1,4 miljoen te betalen vakantiedagen en € 1,3 miljoen te betalen aan vakantiegelden. De daling van de overige schulden is grotendeels te verklaren door de afdracht van de voormalige voorziening wachtgeld (€ 9,0 miljoen). Tegelijk is op deze post een reserveringen opgenomen van € 1,6 miljoen met betrekking tot de eerder genoemde vertraging van de reorganisatie.

Kasstroomoverzicht 2012

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

   

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2012 + stand

2.004

19.949

17.945

 

depositorekeningen

     
         

2.

Totaal operationele kasstroom

272

4.664–

4.936–

         
 

Totaal investeringen (-/-)

200–

200

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

200–

200

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2012+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

2.076

15.285

13.209

Onder de kasstroom uit operationele activiteiten zijn opgenomen de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. Door het afdragen van de voormalige voorziening wachtgeld, die als kortlopende schuld was opgenomen, is de operationele kasstroom lager dan begroot.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

In 2012 zijn in tegenstelling tot de begroting geen investeringen of desinvesteringen gedaan.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

In 2012 zijn er geen activiteiten geweest die een wijziging in een financieringskasstroom tot gevolg hebben.

Doelmatigheidsparagraaf

Het is niet mogelijk om model 3.33 van de Rijksbegrotingsvoorschriften (doelmatigheidsindicatoren) volledig te voeren. De omzet bij Paresto bestaat uit verkopen van ingekochte producten. Er is geen sprake van productie. De gekozen indeling in een specifiek deel en een generiek deel vloeit voort uit de aard van de dienstverlening door Paresto. Gestuurd wordt op de bruto-marge van de locaties. Hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom als specifiek benoemd.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2012

Omschrijving generieke deel

realisatie

     

oorspronkelijke begroting

 

2009 1

2010

2011

2012

2012

Omzet verkopen (x € 1000)

59.746

57.331

43.840

45.054

45.238

Vte’n totaal

1.429

1.272

1.122

1.062

1.184

– waarvan in eigen dienst

1.285

1.195

1.085

1.024

1.154

– waarvan inhuur

144

76

36

38

30

           

saldo baten/lasten als % van totale baten

0,6%

2,0%

– 0,1%

– 1,5%

0,0%

           

Omschrijving specifiek deel

         
 

2009

2010

2011

2012

2012

Aantal locaties

140

130

125

108

120

Productiviteit per medewerker (omzet per vte)

41.810

45.087

39.082

42.422

38.208

% Ziekteverzuim

8,1%

8,6%

8,9%

8,3%

8,0%

% Bruto marge locaties

32,0%

32,8%

37,7%

37,4%

35,0%

Gasttevredenheid2

0

7,3

0

0

7

X Noot
1

Omzet exclusief correctie € 4,3 miljoen

X Noot
2

Niet gehouden in 2009 en 2011

Het overgrote deel van de kosten van Paresto (ruim 90 procent) bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten. De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo doelmatig mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

De productiviteit per medewerker is zowel door een gestegen omzet verkopen als door de afname van het aantal vte’n gestegen ten opzichte van 2011. De brutomarge heeft zich gestabiliseerd op het hoge niveau van 2011.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES EN ZBO’s/RWT’s

Het ministerie van Defensie kent één rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT), namelijk de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) die tot taak heeft te zorgen voor het beheer en het uitvoeren van de ziektekostenverzekering voor militairen in actieve dienst. Deze militairen zijn niet verzekerd op grond van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar zijn wettelijk verplicht gebruik te maken van de zorgverlening door of vanwege de militair geneeskundige diensten van de krijgsmacht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9 Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) en de Regeling ziektekostenverzekering militairen.

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Financiering(realisatiecijfers)(1)

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

         

begroting

premies

Tarieven

     

SZVK

X

 

Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

Wordt per Defensieonderdeel betaald uit de post salarissen en sociale lasten

 

€ 84.517.276,57.

 

www.szvk.nl

 

BIJLAGE 2: OVERZICHT NIET-FINANCIELE INFORMATIE OVER INSCHAKELING VAN EXTERNE ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL (EXTERNE INHUUR)

Ministerie van Defensie Verslagjaar 2012

Uitgaven (in € x 1.000)

Programma- en apparaatskosten

   

1. Interim-management

0

 

2. Organisatie- en formatieadvies

1.866

 

3. Beleidsadvies

89

 

4. Communicatieadvisering

0

 

Beleidsgevoelig

 

1.955

5. Juridisch advies

0

 

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

478

 

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

1.400

 

(Beleids)ondersteunend

 

1.878

8. Uitzendkrachten (formatie en piek)

73.813

 

Ondersteuning bedrijfsvoering

 

73.813

Totaal uitgaven inhuur externen

 

77.646

Afgezet tegen de totale loonsom van Defensie inclusief de baten-lastendiensten en de inhuuruitgaven, bedroeg het inhuurpercentage over 2012 2,3 procent. De berekening van dit percentage is conform de definities in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2013.

Het percentage voor externe inhuur valt daarmee ruim onder de norm van maximaal tien procent externe inhuur die is vastgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2012 door het ministerie (in Nederland) buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen buiten mantelcontracten

2012

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

1

Toelichting

Binnen het project «Sourcing Wielvoertuigen» is financiële expertise van «PricewaterhouseCoopers» ingehuurd. Het betreft in totaal 14 uur met een uurtarief van 228 euro (exlusief BTW). Het totaalbedrag bedraagt 3192 euro (exclusief BTW).

BIJLAGE 3: OVERZICHT VOLTOOIDE ONDERZOEKEN

Overzicht voltooide onderzoeken

In 2012 heeft Defensie de beleidsdoorlichtingen «Mensenhandel/mensensmokkel» en «Strategische luchttransportcapaciteit» uitgevoerd. De beleidsdoorlichting «Actieplan Werving en Behoud», die oorspronkelijk gepland was voor 2011, is eveneens in 2012 uitgevoerd.

Soort onderzoek

Onderwerp

Status

Kamerstuk

Beleidsdoorlichtingen

Mensenhandel/Mensensmokkel

Gereed. De Kamer ontvangt de beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal van 2013.

Volgt

 

Strategische luchttransportcapaciteit

Gereed. De Kamer ontvangt de beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal van 2013.

Volgt

 

Actieplan Werving & Behoud

Gereed. De Kamer ontvangt de beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal van 2013.

Volgt

       

Overig onderzoek

Tussentijdse evaluatie kleine missies

Afgerond in 2012

29 521 nr. 185

 

Evaluatie Bos en Van Geel-gelden

Reeds afgedaan1

27 925 nr. 436 en 32 733 nr. 12

 

Eindevaluatie EUFOR Althea

Afgerond in 2012

29 521 nr. 187

 

Eindevaluatie UNMIS

Afgerond in 2012

29 521 nr. 184

 

Eindevaluatie Unified Protector

Afgerond in 2012

32 623 nr. 64

X Noot
1

Toelichting

Met de eindevaluatie ISAF (27 925 nr. 436) zijn de Bos en Van Geel-gelden geëvalueerd. Met het verruimen van de HGIS-criteria (32 733 nr. 12) is de hieruit voorkomende motie Knops/Ten Broeke afgehandeld.

BIJLAGE 4: INTEGRITEITSMELDINGEN

Defensie heeft in 2012 de rapportagesystematiek inzake integriteit in overeenstemming gebracht met de sector Rijk. Om dit jaar een vergelijking mogelijk te maken met 2011 zijn de cijfers uit dat jaar opnieuw ingedeeld naar de huidige indeling van type schendingen.

In 2012 zijn 434 meldingen in de registratiesystemen over een vermoedelijke integriteitschending gedaan. Dit is een daling ten opzichte van 2011. De meest voorkomende typen van vermoedelijke integriteitschendingen zijn misdragingen in de privésfeer en het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of de overschrijding interne regels. De meldingen over misdragingen in de privésfeer zijn vaak agressiemeldingen die betrekking hebben op gedragingen in de vrije tijd van de defensiemedewerkers. De meldingen over het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of overschrijding gaan voornamelijk over de overschrijding van interne regels, zoals drugsgebruik.

Type schending

Aantal vermoedelijke

2012

2011

Financiële schendingen

71

77

Misbruik positie en belangenverstrengeling

10

9

Lekken en misbruik van informatie

20

20

Misbruik van bevoegdheden

2

32

Misbruik van geweldsbevoegdheid

2

1

Ongewenste omgangsvormen

65

66

Misdragingen in de privésfeer

130

183

Oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen/

overschrijding interne regels

134

111

Misstand volgens de klokkenluidersregeling

Totaal

434

499

Bron: registratiesysteem «Melding Voorvallen» en «Politie Bedrijfs Processen Systeem»

De 434 meldingen van vermoedelijke integriteitschendingen hebben in 2012 geleid tot 356 onderzoeken naar deze vermoedens. De onderzoeken zijn door de defensieonderdelen uitgevoerd. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn in 2012 in totaal 295 integriteitschendingen geconstateerd. Hierbij zijn de volgende maatregelen genomen:

  • 52 werknemers zijn ontslagen;

  • In 102 zaken is een ambtsbericht opgemaakt of is de medewerker berispt;

  • In 72 zaken is een andere maatregel genomen;

  • In 50 zaken is geen maatregel genomen.

In de overige gevallen is over de afdoening van het incident nog niet besloten of de afdoening is nog niet geregistreerd. In sommige gevallen is ook aangifte gedaan bij de Koninklijke marechaussee.

BIJLAGE 5: MILIEU

Algemeen

Defensie meet en registreert de milieubelasting als gevolg van haar activiteiten. Hierbij spelen energieverbruik, geluidemissie, milieugevaarlijke stoffen, bodem –, water- en luchtverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Daarnaast volgt Defensie hiermee de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009). Deze informatie gebruikt Defensie zowel voor verantwoording via dit jaarverslag, als voor bijsturing van de defensieactiviteiten.

Sinds 1993 voert het ministerie van Defensie een specifiek beleid op milieugebied, voortgezet in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009. De looptijd van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 bedraagt vier jaar, te weten van 2009 tot en met 2012. Uitgangspunt voor het duurzaamheidsbeleid van Defensie is het voldoen aan wet- en regelgeving en uitvoering van het Rijksbeleid. Hierbij geldt als belangrijke randvoorwaarde dat het primaire doel van de defensieorganisatie, de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, gegarandeerd moet blijven.

In 2011 is een tussentijdse evaluatie van het duurzaamheidsbeleid van Defensie uitgevoerd die heeft geleid tot bijsturing van het beleid in 2012. Daarbij zijn van invloed de wijziging van het Rijksbeleid onder het kabinet-Rutte II, nieuwe Europese en nationale regelgeving, inkrimping van en bezuiniging op de defensieorganisatie, toepassing van het «Nieuwe Werken» en de invoering van Systeemgericht Toezicht, gezamenlijk met de Inspectie Leefomgeving en Transport. Tevens is met deze evaluatie een aanzet gegeven voor de nieuwe duurzaamheidsnota: de Defensie Energie- en Milieubeleidsnota 2013–2016.

De drie belangrijkste elementen van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 betreffen energiebesparing en gebruik van duurzame energie, duurzaam inkopen en milieumanagement. Jaarlijks wordt de voortgang van de realisatie van de doelstellingen uit de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 gevolgd en vastgelegd. Bij de evaluatie is geconstateerd dat de uitvoering van de maatregelen uit de DDN2009 vertraagd is als gevolg van verlaging van budgetten en capaciteitsgebrek in de uitvoeringsorganisaties.

Energie en klimaat

De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op Rijksbeleid en wettelijke verplichtingen. De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totale energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen. Op energiegebied is de belangrijkste beleidswijziging dat Nederland het minimale percentage duurzame energie ten opzichte van het totale energieverbruik heeft bijgesteld naar 16 procent in het jaar 2020. Dit is gelijk aan de Europese doelstelling. Ook de normen voor CO2-uitstoot zijn bijgesteld naar 20 procent in 2020 ten opzichte van 1990.

Doelstellingen energie

Eindjaar

D1

Defensie realiseert bij de combinatie van vastgoed en voertuigen een energiebesparing van 2% per jaar.

jaarlijks

D2

Defensie zal in 2012 wat betreft het gebruik van elektriciteit, aardgas en huisbrandolie voor verwarming van gebouwen 100% duurzaam zijn.

2012

Toelichting Doelstelling 1: Energiebesparing

De energiecijfers van gas en elektriciteit bij het onroerend goed zijn in 2012 bij de grote aansluitingen met behulp van op afstand afleesbare elektronische meters vastgelegd. Dit levert kwalitatief goede en betrouwbare gegevens op. Aan het aanbrengen van op afstand afleesbare meters bij de kleinverbruikers wordt gewerkt.

Figuur 1: Totaal energieverbruik (in 1.000 GJ) onderverdeeld in het energieverbruik van roerende en onroerende goederen

Figuur 1: Totaal energieverbruik (in 1.000 GJ) onderverdeeld in het energieverbruik van roerende en onroerende goederen

Het totale energieverbruik in 2012 is ten opzichte van 2011 met 3 procent gestegen. Daarbij zijn de hoeveelheden brandstof voor het roerend goed gelijk gebleven, maar de hoeveelheid energie ten behoeve van het onroerend goed is afgelopen jaar met 7 procent gestegen. Dit is toe te wijzen aan de lagere gemiddelde temperatuur in 2012 (10 procent meer graaddagen) waardoor 8 procent meer aardgas is gebruikt, maar ook het elektriciteitsverbruik is met 12 procent gestegen. Ten opzichte van 2009 is de doelstelling van twee procent energiebesparing bij het onroerend goed en de voertuigen per jaar niet gerealiseerd. Er is een besparing van 7 procent gerealiseerd en dat had 8 procent moeten zijn.

Figuur 2: Energie-efficiency onroerende zaken ten behoeve van ruimteverwarming (excl. elektriciteit)

Figuur 2: Energie-efficiency onroerende zaken ten behoeve van ruimteverwarming (excl. elektriciteit)

Als gevolg van nieuwbouw, het uitvoeren van energiebesparende maatregelen aan de gebouwen en door afstoting van energetische slechte gebouwen is de energie-efficiency van de ruimteverwarming van het gebouwenbestand (gecorrigeerd naar de strengheid van de winters) het afgelopen jaar opnieuw verbeterd. Het energiebesparingsprogramma bij het vastgoed wordt uitgevoerd maar vanwege bezuinigingen minder snel dan wenselijk is. Er is nu bijna een kwart van het programma uitgevoerd.

Er is voortgang te zien bij het verder introduceren van het «Nieuwe Werken» met daaraan gekoppeld een vermindering van het woon-werkverkeer en een reductie van het benodigde oppervlak aan kantoorgebouwen. Door een verdere vermindering van het aantal werkplekken ontstaat een compactere organisatie. De Kromhoutkazerne in Utrecht fungeert als proeftuin voor deze ontwikkelingen.

Bij de Koninklijke Luchtmacht zijn twee nieuwe simulatoren in gebruik genomen voor transporttoestellen. Hiermee kan de training worden gedaan in Nederland en hoeft minder gereisd te worden naar de Verenigde Staten of Groot-Brittannië en wordt ook brandstof voor oefenvluchten bespaard.

Het onderzoek naar de haalbaarheid van de inzet van Energy Service Companies (ESCO’s) op militaire complexen is in 2012 voltooid. Een ESCO investeert in principe in energiebesparende maatregelen, waarna het bedrijf uit de bespaarde energiekosten wordt betaald. Conclusie is dat dit momenteel geen kansrijke optie is omdat het energieverbruik en de bezettingsgraad op gebouwniveau onvoldoende bekend is.

In samenwerking met het Directoraat-Generaal Organisatie Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) is gekeken naar de mogelijkheden van energieopwekking en -besparing op en rond de defensieterreinen in Den Helder. In 2012 is deze studie voortgezet. Bij de voltooing in 2013 is het nadrukkelijk de bedoeling om naar gebiedsgerichte concepten te kijken, waarbij Defensie, de gemeente Den Helder en andere partijen tot innovatieve en betaalbare energieoplossingen komen.

Toelichting Doelstelling 2: 100 procent duurzame energie in de gebouwde omgeving

In 2012 was 100 procent van de ingekochte elektriciteit duurzaam opgewekt. Een klein deel van het elektriciteitsverbruik wordt door Defensie zelf opgewekt in de warmtekracht(WKK)-centrale te Den Helder en in een aantal kleinere WKK-installaties met behulp van aardgas. De WKK-installaties produceren naast elektriciteit ook warm water voor het verwarmen van gebouwen. Aan het eind van 2012 is de totale door Defensie verbruikte hoeveelheid aardgas verduurzaamd door het aanschaffen van Verified Emission Rights. Er is voor deze manier gekozen omdat er nog onvoldoende duurzaam geproduceerd gas op de markt aanwezig is. Hiermee is het aandeel duurzaam geproduceerde energie voor het onroerend goed gestegen van 38 procent in 2011 naar 96 procent in 2012. De laatste procenten worden ingevuld door huisbrandolie en propaan, dat gebruikt wordt voor verwarming van gebouwen die te ver van het aardgasnetwerk liggen. Er is vooralsnog niet gekozen voor het verduurzamen van deze brandstoffen.

In 2011 zijn de drie windturbines in Coevorden in gebruik genomen. Het totaal vermogen van het windturbinepark bedraagt 9 Megawatt. In 2012 is 17,8 miljoen kWh duurzame elektriciteit geproduceerd, goed voor vijf procent van het Defensieverbruik in 2012. Defensie is verantwoordelijk voor de veiligheid in het Nederlandse luchtruim en houdt dat met diverse radarposten in de gaten. Hoge objecten zoals windmolens in de buurt van deze radars veroorzaken verstoringen. Na uitvoerig overleg tussen de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Defensie is in 2012 het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening aangepast en zijn de regels voor radarverstoring vastgelegd.

Defensie berekent op basis van het energieverbruik onder andere de uitstoot van kooldioxide, stikstofoxiden, zwaveldioxiden en koolmonoxide. Hierbij is de belangrijkste indicator voor broeikasgassen de emissie van kooldioxide (CO2). De uitstoot van CO2 is in 2012 met 22 procent gedaald ten opzichte van 2011. Dit is volledig toe te rekenen aan de verduurzaming van het aardgas in 2012 door de aankoop van CO2 certificaten.

Figuur 3: Emissie kooldioxide (CO2) in ton, onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende zaken

Figuur 3: Emissie kooldioxide (CO) in ton, onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende zaken

Ozonlaag-aantastende stoffen

Lekverliezen bij koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals halonen, HCFK’s en CFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten. In 2012 is de emissie van ozonlaagaantastende stoffen uit zowel de roerende zaken als de onroerende zaken gedaald. Vanuit het roerend goed lekte afgelopen jaar 1,6 procent van de geïnstalleerde hoeveelheid weg. Bij het onroerend goed was dit 3,1 procent. In 2012 heeft de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een onderzoek gedaan naar de naleving bij de mobiele installaties van Defensie, mede naar aanleiding van wijzigingen in de Europese verordeningen over ozonlaag aantastende stoffen en broeikasgassen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de wetgeving goed wordt nageleefd bij de gecontroleerde installaties. De administratieve afhandeling laat echter te wensen over. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is op de hoogte gesteld dat dit in 2013 op orde wordt gebracht.

Geluid

Doelstellingen geluid

Eindjaar

D3

Defensie zal niet meer indirect geluidruimtebeslag hebben dan voor haar taakuitoefening noodzakelijk is.

jaarlijks

D4

Defensie zal zich inzetten om uiterlijk 2012 voor het Infanterie Schietkamp en het Artillerie Schietkamp geluidszones voor schietgeluid door VROM te laten vaststellen.

2012

Toelichting doelstelling 3: Geluidruimtebeslag

Vanaf 31 december 2008 ziet Defensie erop toe dat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag van vliegvelden en Wm-inrichtingen niet stijgt. Bij alle objecten waar op grond van de Wet geluidhinder een 50dB(A)-zone is vastgesteld, is de oppervlakte berekend en wordt bezien of de zone kan worden aangepast. Dit vindt plaats gekoppeld aan de actualisatie van de omgevingsvergunning.

In 2012 is het ontwerp-luchthavenbesluit Leeuwarden voltooid voor behandeling in de Ministerraad en ter advisering door de Raad van State. De voorbereidingen voor de luchthavenbesluiten van de andere militaire luchthavens is in gang gezet. Het Besluit militaire luchthavens krijgt per luchthaven doorwerking op het moment dat voor die luchthaven een luchthavenbesluit is vastgesteld. Wettelijk dient voor elke luchthaven een luchthavenbesluit te zijn vastgesteld binnen vijf jaren na inwerkingtreding van de gewijzigde Wet luchtvaart op 1 november 2009. Het project ligt op schema en moet dus op 1 november 2014 zijn voltooid.

Toelichting doelstelling 4: Schietgeluid

De door Defensie ontwikkelde rekenmethodiek voor de beoordeling van schietgeluid is aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu aangeleverd. In september 2010 is door het ministerie van Infrastructuur en Milieu in overleg met Defensie een aangepast beleidsstandpunt «militair schietgeluid» vastgesteld. In 2012 is door deze partijen ook de juridische inpassing van de nieuwe rekenmethodiek vormgegeven. Deze inpassing vindt plaats in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. De voorgestelde wijzigingen worden meegenomen in de vierde tranche met wijzigingen van het Activiteitenbesluit. De inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2015.

Gevaarlijke stoffen

Doelstelling gevaarlijke stoffen

Eindjaar

D5

Defensie beperkt het gebruik van ongewenste stoffen en draagt zorg voor een veilig gebruik van gevaarlijke stoffen.

jaarlijks

Toelichting doelstelling 5: Veilig gebruik gevaarlijke stoffen

In 2009 heeft Defensie haar aandacht gericht op een inventarisatie van de stoffen die zij van buiten de EU importeert boven de in REACH vermelde drempelwaarde van één ton per jaar. Uiteindelijk betreft het één stof (torpedobrandstof), waarvoor door zorg van Defensie een registratiedossier wordt opgesteld. Voor deze torpedobrandstof zal Defensie een beroep doen op de in de Wabo opgenomen defensie-uitzondering, omdat de leverancier uit vertrouwelijkheidsoverwegingen geen registratie bij het Europees Chemie Agentschap heeft gedaan. Defensie zal zelf de registratie ter hand nemen, uiteraard zonder dat deze openbaar gemaakt wordt. TNO heeft in opdracht van Defensie in 2012 een vooronderzoek afgerond om de systematiek en de hiermee gemoeide kosten in beeld te brengen. In 2013 zal een uitzondering bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu aangevraagd worden zodat de gehele procesgang in beeld is.

In 2012 is een onderzoek opgestart naar vliegtuigcoatings die Chroom (VI) bevatten, met als uiteindelijk doel het vervangen van Chroom (VI) houdende coatings.

Luchtkwaliteit

Doelstelling luchtkwaliteit

Eindjaar

D6

Defensie neemt ter verbetering van de luchtkwaliteit bij nieuw en bestaand materieel technische maatregelen waardoor de uitlaatgassen minder schadelijk zijn.

jaarlijks

Toelichting doelstelling 6: Luchtkwaliteit

Bij de keuze van nieuw materieel zijn regels gesteld voor het meenemen van energie-efficiency van de motoren. Dit behoort intussen tot de normale werkzaamheden waardoor bijvoorbeeld binnen het Rijksbrede contract voor personenauto’s ook elektrische en hybride dienstauto’s aangeboden worden.

Bodem

Defensie werkt sinds 1991 aan de uitvoering van haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en bij nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht, waarna ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst. Op basis van nationaal beleid moeten «spoedlocaties» uiterlijk in 2015 zijn gesaneerd.

Doelstellingen bodem

Eindjaar

D7

Defensie zal eind 2012 alle oriënterende bodemonderzoeken hebben afgerond en 60% van de spoedeisende bodemverontreinigingen hebben gesaneerd. De einddatum voor afronding van de bodemsaneringsoperatie blijft gehandhaafd op 2023.

2012

 
 

2023

D8

Defensie besluit in 2011 over invoering van maatregelen om bodemverontreiniging door schietoefeningen met klein kaliber wapens te verminderen.

2011

Toelichting doelstelling 7: Bodemsaneringsoperatie

Eind 2012 was het aantal nog te onderzoeken locaties van het bodemprogramma van Defensie gedaald tot 13 stuks. Van de 3800 onderzochte verdachte locaties is inmiddels 85 procent gereed. Dat wil zeggen dat uit onderzoek is gebleken dat de locatie schoon was of dat de noodzakelijke sanering is voltooid.

Figuur 4: Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 2000 en 2016

Figuur 4: Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 2000 en 2016

In 2012 zijn bij graaf- en bouwactiviteiten geen nieuwe verdachte locaties bijgekomen. Defensie ligt nog steeds op schema om de spoedeisende saneringen in 2015 te hebben voltooid en alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen in 2023 gesaneerd of beheerst te hebben. Het aantal ernstige en spoedeisende bodemsaneringlocaties is in 2012 met vijf procent afgenomen tot 62 stuks.

Toelichting doelstelling 8: Bodemverontreiniging door schietoefeningen

Het onderzoek naar de ballistische eigenschappen van «groene» munitiesoorten die bij schietoefeningen gebruikt zouden kunnen worden is in 2012 uitgevoerd. Bij deze munitie, waarin niet of nauwelijks lood voorkomt, treedt geen vervuiling van de zandkogelvangers op. Mede op grond van Noors onderzoek is gebleken dat er problemen zijn met de schietkarakteristieken en met de dampen die tijdens het schieten vrijkomen en waardoor schutters onwel kunnen worden. De productie van de «groene» munitie blijkt ook grotere milieubelasting met zich mee te brengen. Om deze redenen is verder onderzoek en gebruik van deze munitiesoort stopgezet.

De proeven met alternatieve kogelvangers naar Zwitsers model, waarbij de hoeveelheid loodhoudend afval aanzienlijk kan verminderen, is in 2012 afgerond. Op dit moment vindt een evaluatie plaats om te bezien of deze methodiek breder kan worden toegepast.

Water

Doelstellingen water

Eindjaar

D9

Defensie zal uiterlijk 2012 een besparing op het leidingwaterverbruik realiseren van 5% t.o.v. 2008.

2012

D10

Defensie zal uiterlijk in 2010 onderzoek hebben afgerond naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater en zal uiterlijk in 2012 130 watertoetsen en -balansen hebben opgesteld.

2010

D11

Defensie zal uiterlijk in 2012 uitvoering hebben gegeven aan 50% (in kosten) van de maatregelen met een hoog milieurendement uit de ruim twintig waterbeheerplannen (DMB2004) en zijn gestart met uitvoering van de maatregelen uit de in doelstelling D10 genoemde onderzoeken.

2012

Toelichting doelstelling 9: Besparing op leidingwatergebruik

In 2012 is het leidingwaterverbruik met vijf procent gedaald. Dit is volledig toe te wijzen aan een vermindering van het aantal medewerkers. Het verbruik is namelijk al jaren stabiel met ongeveer 20 m3 per vte. Ten opzichte van 2008 is een vermindering van 13 procent gerealiseerd.

Toelichting doelstelling 10: Onderzoek, watertoetsen en -balansen

Watertoetsen en -balansen geven een beeld van alle hemel-, grond-, drink- en afvalwaterstromen op een defensieterrein en leiden tot maatregelen om waterbesparing te realiseren en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze toetsen op in nauw overleg met gemeenten, het drinkwaterbedrijf, de provincie en overige belanghebbenden. In 2012 zijn geen nieuwe watertoetsen en -balansen opgesteld vanwege budgettaire redenen.

Toelichting doelstelling 11: Uitvoering waterbesparende maatregelen

In 2008 zijn 21 waterbeheerplannen op de grotere kazernes en vliegbases voltooid. Met de uitvoering van waterbesparende voorzieningen, die in de plannen worden geadviseerd, is in 2009 gestart. Bij de voorzieningen moet bijvoorbeeld gedacht worden aan waterbesparende douchekoppen, beperking doorspoelhoeveelheden van toiletten en bemetering. Ongeveer 30 procent van de maatregelen is tot nu toe in uitvoering genomen en voltooid. Vanwege budgettaire redenen is de realisatie van het uitvoeringsprogramma waterbeheermaatregelen in 2012 tot stilstand gekomen.

Afval

Defensie heeft gekozen voor het zo veel mogelijk scheiden van afval in herbruikbare deelstromen. Hierdoor wordt vooral gestuurd op het verminderen van de hoeveelheid restafval.

Doelstellingen afval

Eindjaar

D12

Defensie implementeert het nationale en EU-beleid op het gebied van afvalstoffen. De overgang van beheersen naar preventie wordt vormgegeven binnen de organisatorische en operationele mogelijkheden.

Jaarlijks

D13

Defensie produceert in 2012 niet meer restafval dan in 2007.

2012

Toelichting doelstelling 12: Implementatie afvalbeleid

De totale hoeveelheid afval die Defensie produceert, daalt al een aantal jaren. In het verslagjaar is ook de hoeveelheid bedrijfsafval opnieuw gedaald. In 2012 is de applicatie waarmee de hoeveelheden afvalstoffen gevalideerd worden verder ontwikkeld. De totale hoeveelheid afval is met vier procent afgenomen. Hierbij is de hoeveelheid gevaarlijk afval gestegen en de hoeveelheid bedrijfsafval fors gedaald.

Figuur 5: De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval

Figuur 5: De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval

Toelichting doelstelling 13: Reduceren hoeveelheid restafval

Het milieubeleid van Defensie stuurt op het verminderen van de hoeveelheid restafval door een betere scheiding van afval aan de bron en door middel van preventie. Door aanhoudende aandacht voor afvalscheiding is ook in 2012 opnieuw minder restafval afgevoerd en wordt dus aan de doelstelling voldaan.

Figuur 6: Hoeveelheid restafval (in ton)

Figuur 6: Hoeveelheid restafval (in ton)

Om preventie van het ontstaan van afval vorm te geven, is in 2010 vastgesteld op welke defensielocaties meer dan 150 kilo restafval per medewerker per jaar vrijkomt. Voor deze 20 objecten worden uiterlijk in 2012 afvalpreventie- en scheidingsplannen opgesteld. In 2012 zijn diverse plannen opgeleverd, maar de kwaliteit van deze plannen is nog onvoldoende. Er is gewerkt aan het verbeteren van de systematiek zodat de kwaliteit van de plannen kan verbeteren. In 2012 is de verwerking van uniformen verduurzaamd. In plaats van het verbranden van gebruikte uniformen worden de vezels teruggewonnen voor hergebruik.

Externe veiligheid

Doelstelling externe veiligheid

Eindjaar

D14

Defensie zal in 2012 in samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu extern veiligheidsbeleid geïmplementeerd hebben voor munitiecomplexen, luchtvaartterreinen met voornamelijk vaste vleugelvliegtuigen en buisleidingen.

2012

Toelichting doelstelling 14: Implementatie extern veiligheidsbeleid

Veiligheidszones rondom munitiecomplexen zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening dat in 2011 in werking is getreden. In 2012 zijn in overleg met ministerie van Infrastructuur en Milieu algemene regels opgesteld om de externe veiligheid rondom de opslag van munitie bij de krijgsmacht in te bedden. Deze algemene regels worden in de vierde tranche met wijzigingen van het Activiteitenbesluit opgenomen. Verwacht wordt dat deze op 1 januari 2015 in werking treden.

De sinds 2005 toegepaste berekeningsmethodiek voor militaire vaste vleugelvliegtuigen is door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium in 2012 geëvalueerd. Hierbij zijn verbeteringen en aanbevelingen naar voren gekomen die in de komende jaren worden geïmplementeerd.

De ontwikkeling van een berekeningsmethodiek externe veiligheid voor militaire helikopters is nog steeds niet afgerond. Probleem blijft het vinden van een geschikte database met helikopterongevallen.

De Wet luchtvaart bepaalt dat een luchthavenbesluit voor militaire luchthavens een externe veiligheidszone kan bevatten. Zolang bovenstaande methodieken nog niet zijn vastgesteld worden de luchthavenbesluiten voorbereid zonder externe veiligheidszone.

Biodiversiteit en natuur

Doelstellingen biodiversiteit en natuur

Eindjaar

D15

Defensie wil, bij het ontplooien van haar activiteiten en het beheer van haar terreinen, naar vermogen blijven bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland en aan de doelstellingen van Natura2000.

Jaarlijks

D16

Defensie zal, bij haar activiteiten voor vrede en veiligheid, de (Noord)zee op een duurzame manier blijven gebruiken om daarmee bij te dragen aan een goede milieukwaliteit op zee.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 15: Biodiversiteit

Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. Afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen vindt op een zodanige wijze plaats dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en te behouden. Defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd. Daaruit blijkt dat deze terreinen – als gevolg van het specifieke gebruik en beheer – gekenmerkt worden door de aanwezigheid van bijzondere flora en fauna. Defensie heeft 14 terreinen waarop een monitoringsverplichting rust. Deze monitoring is in 2012 volledig uitgevoerd. Daarnaast is in 2012 het rapport «De bijdrage van Defensie aan de Nederlandse natuur» aan de Kamer aangeboden. Het rapport toont aan dat Defensie een belangrijke bijdrage levert aan de biodiversiteit in Nederland en aan de doelstellingen van Natura2000.

In 2012 is door het ministerie van Economische Zaken vastgesteld dat Defensie waarschijnlijk voor een aantal terreinen een significante bron is binnen de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In overleg zijn afspraken gemaakt over de aanlevering van gegevens.

Het ministerie van Defensie heeft in 2012 een Natuurbeschermingswetvergunning verkregen voor laagvliegen met helikopters in de helikopterlaagvlieggebieden in en nabij Natura2000-gebieden. Voor de overige militaire vliegactiviteiten is een toets in het kader van de Natuurbeschermingswet voorbereid. De uitwerking hiervan loopt door in de periode 2013–2016.

Toelichting doelstelling 16: Milieu op zee

De operationele introductie van het onderwatergeluidbeheersysteem SAKAMATA heeft in 2010 plaatsgevonden, gecombineerd met een formeel voorschrift van het CZSK en de benodigde opleidingen op de Operationele School. De doorontwikkeling van het systeem duurt langer dan gedacht wegens vertraging van het Europese Protection of Marine Mammals-project. Wel is de norm voor maximale blootstelling vastgesteld. Deze norm geeft aan wanneer sonaractiviteiten gestaakt moeten worden. Een tweede bron van onderwatergeluid die een bedreiging kan vormen voor zeezoogdieren zijn onderwaterexplosies. Defensie laat een tot twee keer per week oude munitie springen op zee. Deze munitie is vooral afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Defensie is gestart met een onderzoek dat tot 2015 doorloopt met als centrale vraag wat de impact van onderwaterexplosies op zeezoogdieren is.

Milieumanagement

Goed werkende milieumanagementsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de gestelde milieudoelen. De milieumanagementsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14001 norm voldoen. Defensie zal haar milieuzorgsystemen extern laten certificeren.

Doelstellingen milieumanagement

Eindjaar

D17

Defensie verbetert voor de gehele organisatie de aantoonbaarheid van de goede werking van milieumanagementsystemen.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 17: Milieumanagement

In 2012 zijn de milieumanagementsystemen verder ontwikkeld en onderhouden. CZSK en CKmar hebben hun certificaten behouden. Er zijn geen nieuwe gecertificeerde systemen bijgekomen. Een aantal elementen van milieuzorg zijn in 2012 als defensiebrede procedures opgenomen in het veiligheidsmanagement systeem van Defensie namelijk het meten en registreren van milieucijfers en de eisen aan een defensiebreed milieuaspectenregister. Voor het opslaan van milieucijfers is in 2012 de eerste module van het systeem MiMiS (Milieu Management-informatie Systeem) getest. De verdere ontwikkeling vindt in 2013 plaats. MiMiS haalt de benodigde informatie zoveel mogelijk uit bestaande bronsystemen over energieverbruik, brandstof leveringen, installaties etc., waardoor minder tijd nodig is voor bijvoorbeeld dit departementaal milieujaarverslag.

Handhaving

Uiteindelijk moet milieuzorg leiden tot minder overtredingen van milieuregels. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de handhaving van milieuregels op de defensieobjecten met een nationaal belang. De overige objecten vallen onder het bevoegd gezag van de gemeente. Inspecteurs bezoeken de objecten en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het niet tijdig opheffen daarvan het voornemen tot het opleggen van een dwangsom verbonden.

In 2012 is in nauw overleg met de inspectiedienst verder gewerkt aan de invoering van «Systeemgericht Toezicht» bij Defensie. Hierbij wordt door de ILT gebruik gemaakt van controles die door Defensie zelf zijn uitgevoerd en wordt bezien of de milieumanagementsystemen goed genoeg werken om het voldoen aan wet- en regelgeving te garanderen. Er is een start gemaakt met het opzetten van een geautomatiseerd systeem dat controlelijsten genereert en dat de resultaten van interne controles vastlegt. Dit systeem heeft de werktitel NaBoS (Naleving Borgings-Systeem) gekregen en zal zowel door ILT als Defensie gebruikt worden.

In 2012 zijn door het bevoegd gezag 97 inspectiebezoeken uitgevoerd, zowel klassiek als systeemgericht. In 20 gevallen (21 procent) is een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. Dit heeft in twee situaties tot het opstellen van een dwangsombeschikking geleid.

Figuur 7: Percentage van het aantal voornemens tot het opleggen van een dwangsom ten opzichte van het aantal milieu handhavingsbezoeken

Figuur 7: Percentage van het aantal voornemens tot het opleggen van een dwangsom ten opzichte van het aantal milieu handhavingsbezoeken

Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu. Defensie is in 2012 actief geweest in onder andere Afghanistan, Bosnië Herzegovina, voor de kust van Somalië en in Soedan.

Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Eindjaar

D18

Defensie zal bij oefeningen en operaties milieuaspecten vroegtijdig in de planning meenemen en een eenvoudig milieumanagementsysteem implementeren.

Jaarlijks

D19

Defensie zal de bedrijfsprocessen van militaire kampementen op milieuaspecten analyseren en verbeteren. De resultaten worden in orders, aanwijzingen en instructies opgenomen.

Jaarlijks

Toelichting doelstelling 18: Oefeningen en operaties

Binnen de NAVO is de afgelopen jaren milieubeleid ontwikkeld en op het hoogste militaire niveau vastgesteld. Dit beleid gaat er van uit dat tijdens de planning en de uitvoering van oefeningen en operaties binnen de operationele mogelijkheden zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met milieuaspecten. Het beleid is uitgewerkt in NAVO-procedures op het gebied van milieumanagement, afvalmanagement en brandstofbehandeling tijdens operaties. Deze Standardization Agreements (STANAG’s) zijn gericht op de milieuverantwoordelijkheden van de operationele commandant in het veld en dienen als basis voor de milieubijlage van operatiebevelen voor oefeningen en operaties. Elk Nederlands schip heeft een eigen milieumanagementsysteem aan boord. Bij de overige operaties in 2012 werd over het algemeen gebruik gemaakt van faciliteiten van bondgenoten.

Toelichting doelstelling 19: Milieu op compounds

Het afgelopen jaar zijn enkele initiatieven genomen om compounds energiezuiniger en milieuvriendelijker te maken. Zo zijn in Kunduz zonnepanelen geplaatst voor de opwekking van elektriciteit. Defensie blijft deelnemen aan de NATO Science for Peace and Security projecten. Nieuwe inzichten op milieugebied voor compounds worden in de interne defensieregelgeving verwerkt.

Materieel

Doelstellingen materieelkeuzeproces

Eindjaar

D20

Defensie streeft binnen de kaders van operationele geschiktheid en bescherming van het personeel naar toepassing van milieu- en sociale criteria bij de keus van militair materieel.

Alle overige inkopen en investeringen van Defensie voldoen vanaf 2010 aan de beschikbare criteria voor duurzaam inkopen.

Jaarlijks

2010

Toelichting doelstelling 20: Milieuaspecten bij materieelkeuze

Materieel kan duurzaam ingekocht worden. Dit betekent dat een organisatie bij haar inkoopbeslissingen, naast prijs en kwaliteit, ook rekening houdt met de milieu- en sociale aspecten van de aan te schaffen producten en diensten. Hierbij lopen duurzaamheidsaspecten gezamenlijk op met operationele eisen. Tijdens operaties betekent een laag energieverbruik van kampementen en materieel bijvoorbeeld minder logistieke opvoer van brandstof onder gevaarlijke omstandigheden. Als ondersteuning voor de inkopers en verwervers is een werkinstructie Duurzaam Inkopen opgesteld. Er wordt actief naar gestreefd om bij aanschaf van materieel en materialen de milieu- en sociale criteria een rol te laten spelen. Dit alles met behoud van operationele doelstellingen. In 2012 is dit beleid bestendigd.

Infrastructuur

Defensie is beheerder van ongeveer 12.000 gebouwen en is verantwoordelijk voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel bij nieuwbouw als in de exploitatiefase, worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij douches en toiletten), hergebruik van sloopmaterialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de vastgoednormen van Defensie is het aspect Duurzaam Bouwen dwingend voorgeschreven.

Doelstelling infrastructuur

Eindjaar

D21

Defensie hanteert vanaf 2010 bij het ontwerp van alle nieuwbouw- en onderhoudsprojecten de door het ministerie van VROM vastgestelde GPR Gebouw®-minimumscores.

2010

D22

Defensie draagt er vóór 2010 zorg voor dat het aspect duurzaamheid is opgenomen in alle vastgoedplannen en programma’s van eisen en dat alle infrastructurele projecten inhoudelijk en procedureel voldoen aan het beleid op het gebied van duurzaam inkopen.

2009

Toelichting doelstelling 21: Toepassing GPR

Het softwareprogramma GPR-Gebouw, waarmee de duurzaamheid van een gebouwontwerp kan worden vastgesteld, is bij vrijwel alle nieuwbouw- en renovatieprojecten toegepast. De door het ministerie van Infrastructuur en Milieu vastgestelde minimumscore van zeven punten wordt bij de gangbare ontwerpsystematiek van Defensie goed gehaald. Vanwege problemen in het geautomatiseerde systeem kon de procentuele toepassing van duurzaam bouwen in 2012 nog niet bepaald worden. Het aandeel HR-ketels in het gebouwenbestand van Defensie is in 2012 procentueel gezien niet gegroeid.

Figuur 8: Percentage opgesteld vermogen naar type ten behoeve van ruimteverwarming onroerend goed

Figuur 8: Percentage opgesteld vermogen naar type ten behoeve van ruimteverwarming onroerend goed

Toelichting doelstelling 22: Duurzaamheid in Programma’s van Eisen en vastgoedplannen

In 2012 heeft de DVD een oriënterende studie uitgevoerd naar energieneutraal bouwen. Dit is nodig vanwege de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen die eist dat bepaalde typen nieuwbouw zoals kantoren en legeringsgebouwen vanaf 2018 vrijwel geen energie meer gebruiken.

Naar aanleiding van een inspectie van de ILT in 2012 naar de concernbenadering op het gebied van energiebesparende maatregelen, is geconcludeerd dat het energie- en milieubeleid van Defensie adequaat en op orde is. De uitvoering van energiebesparende maatregelen blijft, door de omvang van de toegekende budgetten, achter bij de planning.

Bij de DVD is een project uitgevoerd met de functionele inspectiemethode «Duurzaam Beheer en Onderhoud bestaande gebouwen». Het doel is om snel te bepalen hoe efficiënt het beheer en onderhoud is georganiseerd in een specifiek gebouw.

Voor het toepassen van duurzame maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) is eind 2012 binnen de DVD een Praktijkgroep Duurzaam GWW opgericht. Deze praktijkgroep bereidt een project voor waarin dit onderwerp zal worden toegepast en gemonitord.

Veiligheid, Arbeidsomstandigheden en Milieu

Het Defensie milieubeleid richt zich op het beheer van risico’s voor de leefomgeving. Bij arbeidsomstandigheden (arbo) wordt gekeken naar de gezondheid en het welzijn van individuele medewerkers in de arbeidssituatie. Bij diverse onderwerpen bestaan er raakvlakken tussen arbo en milieu zoals bij geluid (voorkomen gehoorschade en voorkomen hinder), externe veiligheid (bescherming medewerkers en voorkomen van schade buiten een inrichting), gevaarlijke stoffen (voorkomen van blootstelling medewerker en voorkomen van verspreiding naar bodem, water en lucht). Beheersing van deze risico’s levert een hogere veiligheid op voor beide vakgebieden. Door een wijziging in het besturingsmodel van Defensie zullen op dit gebied meer integrale kaders gesteld worden.

Financiën

Zowel op het gebied van het vastgoed als bij het materieel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de methodiek van life cycle costing (LCC), waarbij investerings- en exploitatiekosten in samenhang worden bezien. In 2012 zijn drie pilot-gebouwen op LCC-kosten doorgerekend en zijn door aanpassingen in het ontwerp de kosten vervolgens geminimaliseerd. De terugverdien termijn die bij LCC berekeningen wordt gehanteerd is acht jaar. In 2012 is bekeken of deze termijn flexibeler gehanteerd kan worden, zodat ook investeringen die zich binnen de technische en economische levensduur terugverdienen kunnen worden meegenomen.

BIJLAGE 6: VOORTGANG REORGANISATIE EN KRIJGSMACHT OP ORDE

In het jaarverslag over 2011 is de Kamer toegezegd dat de Kamer twee keer per jaar key performance indicators zou ontvangen. De Kamer heeft een eerdere rapportage ontvangen op 18 september (Kamerstuk 32 733, nr. 81). Hierbij ontvangt u de rapportage over de herinrichting en verkleining van de organisatie en de uitvoering van de krijgsmacht op orde.

Heringericht en verkleind (reorganisaties)

Heringericht en verkleind (reorganisatie)

Prognose

1.

Eenheden opgeheven

behaald

2.

Wapensystemen afgestoten (2013–2019)

oranje

Nieuwe organisatie ingericht in 2013

3.

Bestuursstaf heringericht en staven dertig procent verkleind

groen

4.

Systeemlogistieke bedrijven geheel bij Operationele commando’s

behaald

5.

DPOD opgericht bij CDC

groen

6.

JIVC opgericht bij DMO

groen

Omvang en opbouw van formatie en personeel in 2016 conform numerus fixus

7.

Omvang: ongeveer 53.000

groen

8.

Onder – bovenbouw: 60/40

groen

 

Militair – burger: 80/20

groen

9.

Minder topfunctionarissen: 80 +10 in projectpool

groen

10.

Gemiddelde leeftijd met 1 jaar gedaald t.o.v. 2011

oranje

Vastgoed gereduceerd en herbelegd

 

11.

2012–2016: uitvoering herbeleggingsplan vastgoed

oranje

12.

Vanaf 2017: structurele besparing € 61 miljoen

oranje

LEGENDA

Prognose

Groen

Doelstelling wordt naar verwachting behaald.

Oranje

Behalen doelstelling is nog niet volledig zeker, maar aanvullende maatregelen zijn nog niet aan de orde.

Rood

Doelstelling wordt naar verwachting niet behaald. Aanvullende maatregelen zijn vereist.

Toelichting op de tabel

Eenheden opgeheven

  • 1. De desbetreffende eenheden staan sinds mei 2011 stil en zijn formeel opgeheven.

Wapensystemen afgestoten

  • 2. Voor enkele wapensystemen die zullen worden afgestoten bestaat belangstelling. De markt voor defensiematerieel is als gevolg van de economische crisis en het grote aanbod echter moeilijk. Onderzocht is in hoeverre het aanhouden van materieel voor reservedelen doelmatiger is dan verkoop. Op grond daarvan heb ik eerder besloten alle 40 Fenneks, drie van de zes pantserhouwitsers en vier van de negentien F-16’s aan te houden voor hergebruik van de reservedelen (Kamerstuk 32 733, nr. 64). Het bevoorradingsschip Hr.Ms. Zuiderkruis zal, vanwege gebrek aan capaciteit bij CZSK en de naar verwachting geringe netto-opbrengst bij verkoop, worden ontmanteld.

Nieuwe defensieorganisatie ingericht in 2013

  • 3. Een behoorlijk aantal reorganisaties, waaronder die van de Staven en de DPOD, is in 2012 geheel gereed met het opstellen van alle documenten, inclusief het voltooien van het formele overleg met de medezeggenschap en de bonden. Deze reorganisaties staan daarmee op het punt om te worden geïmplementeerd, echter het overleg met de bonden is eind 2012 opgeschort. Tot eind 2012 lagen de reorganisaties op schema.

  • 4. Per 1 januari 2012 zijn de onderhoudsbedrijven Logistiek Centrum Woensdrecht, het Marine Bedrijf en het Defensie Bedrijf Grondgebonden Systemen overgeheveld naar de operationele commando’s en is IVENT overgeheveld naar de DMO. Ook het personeel is hierbij overgegaan. De Kamer is over de financiële consequenties van de overheveling geïnformeerd met een Nota van Wijziging (Kamerstuk 33 000, nr. 15). De financiële overgang van deze organisatieonderdelen is bij de jaarovergang naar 2013 probleemloos gerealiseerd. Dit positieve resultaat toont aan dat de draaiboeken en instrumenten werken voor de komende reorganisaties.

  • 5/6. De DPOD en het Joint IV Commando (JIVC) worden in 2013 formeel opgericht bij het CDC en de DMO. In 2013 zullen ook het FABK en de (Staf) Defensie Gezondheidsorganisatie (DGO) worden opgericht. De voorbereidingen voor de personele vulling, maar ook voor de ontvlechting en de overheveling van budgetten, materieel, IV, dossiers en taken en verantwoordelijkheden, liggen op schema. In verband met de benodigde ondersteuning tijdens de reorganisaties worden de personele dienstencentra per 1 januari 2013 ongewijzigd in de DPOD opgenomen, maar worden zij pas in 2014 gereorganiseerd als onderdeel van de doorontwikkeling van de DPOD.

Omvang en opbouw van formatie en personeel in 2016 conform numerus fixus

  • 7. Alle maatregelen uit de beleidsbrief zijn verwerkt in het nieuwe formatieplan van Defensie. In totaal betreft het een vermindering van 11.182 vte’n. Met de uitvoering van de verschillende reorganisaties wordt deze doelstelling bereikt.

  • 8. De numerus fixus-aantallen in rangen en schalen, gekoppeld aan een tijdschema en volgens de defensiebrede 60/40 en 80/20 verhoudingen, zijn toebedeeld aan de defensieonderdelen die binnen deze kaders hun organisatie vormgeven. Het bereiken van de verhoudingen maakt daarmee deel uit van de reorganisatietrajecten van de defensieonderdelen.

  • 9. Ook de vermindering van het aantal topfunctionarissen maakt deel uit van de kaders van de numerus fixus waarbinnen de defensieonderdelen hun nieuwe organisaties vormgeven.

  • 10. In 2012 zijn er nog geen vorderingen gemaakt met de gewenste verjonging van het personeelsbestand. De verjonging is de resultante van twee factoren: voldoende instroom van jong personeel aan de onderkant van de organisatie en de uitstroom, in lijn met de numerus fixus, van ouder personeel in de bovenbouw. De instroom blijft momenteel achter. De komende jaren komt de nadruk nog meer te liggen op het aantrekken van nieuw, jong personeel om de operationele eenheden maximaal gevuld en inzetbaar te houden. Ook vanuit het oogpunt van de continuïteit van werkzaamheden en een gezondere leeftijdsopbouw is de aanwas van jong personeel onontbeerlijk. De uitstroom voltrekt zich weliswaar kwantitatief volgens plan, maar de reorganisaties die voor de uitstroom in de bovenbouw gaan zorgen, krijgen pas vanaf 2013 hun beslag. De effecten op de uitstroom zullen daardoor pas vanaf 2014 zichtbaar worden. Beide factoren combinerend zal de verjonging vooral in 2014 en 2015 vorm krijgen.

Vastgoed gereduceerd en herbelegd

  • 11/12. In 2012 is verder gewerkt aan de invulling van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. Fase 1 is voltooid en besproken met de Kamer. In het jaarverslag over 2011 is gemeld dat ook de besluiten over fase 2 en fase 3 van de vastgoedoperatie zouden volgen in 2012. De uitwerking van enkele maatregelen heeft echter langer op zich laten wachten dan gepland, omdat deze veelal samenhangen met reorganisaties die nog niet zijn voltooid. Ook is er nog overleg gaande met lagere overheden. Hierdoor kon ook de besluitvorming over een aantal vastgoedtrajecten nog niet worden voltooid in 2012. De maatregelen uit de eerste fase van het herbeleggingsplan leiden tot een structurele bezuiniging die oploopt tot € 37 miljoen in 2017. Met fase 2a is daar € 4 miljoen aan toegevoegd. De maatregelen in fase 2b moeten nog worden vastgesteld en de Kamer ontvangt deze naar verwachting in het eerste kwartaal van 2013. Bij dit jaarverslag ontvangt de Kamer een uitgewerkt overzicht met alle maatregelen die in het kader van de herbelegging zijn genomen. Daarin wordt ook zichtbaar gemaakt in hoeverre de uitvoering van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie de beoogde besparingen heeft opgeleverd.

Krijgsmacht op orde

Op orde en inzetbaar

Huidige status

Prognose

Personeel gereed

1. 2013 (eind): operationele eenheden gevuld

rood

rood

2. 2014 (eind): overige eenheden gevuld

rood

rood

Voorraden op niveau

3. 2012 (eind): brandstof voor inzet, inzetvoorbereiding en oefenprogramma

groen

behaald

4. 2012 (eind): kleding en uitrusting

groen

behaald

5. 2013: urgente munitievoorraden

rood

oranje

6. 2014: overige munitievoorraden

rood

oranje

7. 2014: voorraad reservedelen en onderhoud gestabiliseerd

rood

oranje

Normering

8. 2013: normering instandhouding gereed

groen

oranje

9. 2013: normering ondersteuning gereed

groen

oranje

Eenheden geoefend

10. 2013 (eind): een bij de operationele doelstellingen passend oefenprogramma gerealiseerd, trainingsniveau voldoende

rood

groen

LEGENDA

Huidige status

Prognose

Groen

Doelstelling is op dit moment behaald.

Doelstelling wordt naar verwachting behaald.

Oranje

N.v.t.

Het behalen van de doelstelling is nog niet geheel zeker, maar aanvullende maatregelen zijn nog niet aan de orde

Rood

Doelstelling is op dit moment niet behaald.

Doelstelling wordt naar verwachting niet behaald. Aanvullende maatregelen zijn vereist.

Personeel gereed

  • 1. De operationele eenheden zijn op dit moment niet volledig gevuld. Ook in 2013 zal dit het geval zijn omdat de instroom in 2012 is achtergebleven bij de planning.

  • 2. De vulling van de overige eenheden is op dit moment evenmin volledig. Voor de schaarse categorieën van technisch en medisch personeel worden ook in 2014 problemen voorzien.

Voorraden op niveau

  • 3. De brandstofvoorraden zijn volledig aangevuld en worden op peil gehouden. Deze doelstelling is daarmee behaald.

  • 4. De kledingpakketten voor de voorbereiding en de uitvoering van missies zijn op orde. Dit geldt ook voor de opkomst- en de functionele pakketten. Deze doelstelling is daarmee behaald.

  • 5. De beschikbaarheid van de munitievoorraden zal de komende jaren verbeteren. Voor sommige munitiecategorieën vormen munitie-technische problemen en lange levertijden wel een risico.

  • 6. Zie punt 5.

  • 7. De voorraden reservedelen en het onderhoud zijn op dit moment nog niet op orde. De verbeteringen liggen wel op schema. Onvoldoende technisch personeel vormt wel een risico voor onderhoud.

Normering

8/9. De normering voor instandhouding en ondersteuning wordt op dit moment verder uitgewerkt.

De voltooiing daarvan is voorzien in voor 2013 en de maatregel ligt daarmee op schema.

Eenheden geoefend

Defensie kan in 2013 het oefenprogramma uitvoeren. Wel is dit een programma dat passend is bij een gereedstellingsopdracht die lager is dan op grond van de beleidsbrief uit 2011 wenselijk wordt geacht. Dit geldt ook nog voor 2014.

BIJLAGE 7: LIJST MET AFKORTINGEN

AC

=

Aanmeldcentrum

AD

=

Algemene Dienst

AE

=

Aanhoudingseenheid

AMB

=

Air Manoeuvre Brigade

AMBV

=

Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse

AMET

=

Aero Medical Evacuation Team

AMISOM

=

African Union Mission in Somalia

AOM

=

Allied Operations and Missions

AOCS (NM)

=

Air Operations Control Station (Nieuw Milligen)

ATF

=

Air Task Force

BE

=

Bijstandseenheid

BG

=

Battle Group

BG

=

Bedrijfsgroep

BINUB

=

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi

BLOW

=

Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie

BMS

=

Battlefield Management System

BTW

=

Belasting Toegevoegde Waarde

BZK

=

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CARIB

=

Caribisch Gebied

CDC

=

Commando DienstenCentra

CFK

=

Chloorfluorkoolwaterstof

CFMCC

=

Combined Force Maritime Component Command

CIED

=

Counter Improvised Explosive Devices

CIMIC

=

Civil-military Cooperation

CIS

=

Communicatie- en Informatiesystemen

CKMAR

=

Commando Koninklijke marechaussee

CLAS

=

Commando landstrijdkrachten

CLSK

=

Commando luchtstrijdkrachten

CMH

=

Centraal Militair Hospitaal

COID

=

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

CONTCO

=

Contingentscommando

CSTC(A)

=

Combined Security Transition Command Afghanistan

CTF

=

Commander Task Force

COVO

=

Commandanten Voorziening

CUP

=

Capability Upgrade Programme

CZSK

=

Commando zeestrijdkrachten

DBBO

=

Defensie Beveiligings- en BewakingsOrganisatie

DBV

=

Dienst Beveiliging Vastgoed

DCHR

=

Dienstencentrum Human Resources

DCIVB

=

Dienstencentrum IV-beheer

DCOID

=

Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie

DDG

=

Duik- en Demonteergroep

DDN

=

Defensie Duurzaamheidsnota

DGI

=

Defensiegerelateerde industrie

DHC

=

Defensie Helikopter Commando

DIS

=

Defensie Industrie Strategie

DMO

=

Defensie Materieel Organisatie

DMP

=

Defensie Materieelkeuze Proces

DR&D

=

Defence Research&Development

DRC

=

Democratische Republiek Congo

DTO

=

Defensie Telematica Organisatie

DUBO

=

Duurzaam Bouwen

DVD

=

Dienst Vastgoed Defensie

EATC

=

European Air Transport Command

EDA

=

Europees Defensie Agentschap

EGF

=

Europese Gendarmerie Force

EL&I

=

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

EODD

=

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

EOV

=

Elektronische oorlogsvoering

EPA

=

Energie Prestatie Adviezen

ERP

=

Enterprise Resource Planning

EU

=

Europese Unie

EUBAM

=

EU Border Assistance Mission

EUFOR

=

European Force

EULEX

=

European Union Rule of Law Mission (Kosovo)

EUMM

=

European Union Monitor Mission

EUNAVFOR

=

EU Naval Force

EUPM

=

European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina)

EUPOL

=

European Police

EUSEC

=

European Security

EVDB

=

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

FBUH

=

Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners

FCSS

=

Fast Combat Support Ship

FES

=

Fonds Economische Structuurversterking

FGBADS

=

Future Ground Based Air Defence System

FHQ

=

Field Headquarters

FINAD

=

Financiële Administratie

FMS

=

Foreign Military Sales

FPS

=

Flexibel Personeelssysteem

FPU

=

Flexibel Pensioen en Uittreden

HCFK

=

Hydrochloorfluorkoolwaterstof

HGIS

=

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HLD

=

High Level Design

HQ

=

Headquarter

HRF(L)HQ

=

High Readiness Forces (Land) Headquarters

HRM

=

Human Resource Management

ICMS

=

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

IED

=

Improvised Explosive Devices

IG

=

Innovation Game

IGV

=

Infanterie Gevechtsvoertuig

ILS

=

Integrated Logistic Support

ILT

=

Inspectie Leefomgeving en Transport

IND

=

Immigratie- en Naturalisatie Dienst

INK

=

Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg

IPU

=

Integrated Police Unit

ISAF

=

International Security Assistance Force

ISR

=

Information Storage and Retrieval

ISTAR

=

Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance

IV

=

Informatievoorziening

IVENT

=

Informatievoorziening en Telematica

JISTARC

=

Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command

JSF

=

Joint Strike Fighter

JTFC

=

Joint Task Force Counter

KAF

=

Kandahar Airfield

KFOR

=

Kosovo Force

KMA

=

Koninklijke Militaire Academie

LCF

=

Luchtverdedigings- en Commandofregat

LCW

=

Logistiek Centrum Woensdrecht

LOKKMAR

=

Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum Kmar

LOT

=

Liaision and Observation Team

LRIP

=

Low Rate Initial Production

LSV

=

Luchtmobiel Speciaal Voertuig

LZV

=

Landelijk Zorgsysteem Veteranen

MARIN

=

Maritiem Research Instituut Nederland

ME

=

Mobiele eenheid

MECHBRIG

=

Gemechaniseerde Brigade

MGGZ

=

Militair Geestelijke Gezondheidszorg

MILSATCOM

=

Militaire Satellietcommunicatie

MIVD

=

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MKB

=

Midden- en Kleinbedrijf

MKM

=

Monitor Kwaliteit Materieelbeheer

MoU

=

Memorandum of Understanding

MRAT

=

Medium Range Anti-Tank

MRC

=

Militair Revalidatie Centrum

MTADS

=

Modernized Target Acquisition and Designation Sight

NATO

=

North Atlantic Treaty Organisation

NATRES

=

Nationale Reserve

NAVO

=

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBC

=

Nucleair, Biologisch, Chemisch

NDMC

=

Nationale Datalink Management Cel

NEC

=

Network Enabled Capabilities

NFO

=

Normal Framework Operations

NGO

=

Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie

NH-90

=

Naval Helicopter – 90

NIC

=

National Intelligence Cell

NIMCIS

=

Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem

NIST

=

National Institute for Standards and Technology

NLMARFOR

=

Netherlands Maritime Forces

NLR

=

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NLTC

=

Netherlands Liaison Team Centcom

NRF

=

NATO Response Force

NSE

=

National Support Element

NTM-A

=

NATO Training Mission Afghanistan

NTM-I

=

NATO Training Mission Iraq

NTP

=

Nationaal Technologie Project

OD

=

Operationele doelstelling

OGRV

=

Operationele Grondverdediging

OHQ

=

Operational Headquarters

OM

=

Openbaar Ministerie

OMLT

=

Operational Mentoring and Liaison Teams

OOCL

=

Operationeel Ondersteuningscommando Land

OPCO

=

Operationeel Commando

PAC

=

Patriot Advanced Capability

PAM

=

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit

PMD

=

Professionaliseren Materieelbeheer Defensie

POP

=

Persoonlijk Ontwikkelplan

PPS

=

Publiek-Private Samenwerking

PRT

=

Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)

PSFD

=

Production, Sustainment and Follow-on Development

RCA

=

République Central Africaine

RCP

=

Rafah Crossing Point

RC(S)

=

Regional Command (South)

RDTF

=

Redeployment Task Force

R&D

=

Research and Development

RHB

=

Rijkshoofdboekhouding

ROC

=

Regionaal Opleidingscentrum

RPV

=

Remotely Piloted Vehicles

RWT

=

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SAR

=

Search and Rescue

SBIR

=

Small Business Innovation Research

SBK

=

Sociaal Beleidskader

SFIR

=

Stabilization Force Iraq

SLA

=

Service Level Agreement

SPEER

=

Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering

SSD

=

Security Sector Development

SSO

=

Shared Service Organisatie

SSR

=

Security Sector Reform

STANAG

=

Standardisation Agreement

STARS

=

Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security

SVP

=

Strategisch Vastgoedplan

SZVK

=

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

TACTIS

=

Tactische Indoor Simulator

TF(U)

=

Task Force (Uruzgan)

TNO

=

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

UAV

=

Unmanned Aerial Vehicle

UNAMID

=

United Nations African Union Mission in Dafur

UNIFIL

=

United Nations Interim Forces in Lebanon

UNMIS

=

United Nations Mission in Sudan

UNPOL

=

United Nations Police

UNTSO

=

United Nations Truce Supervision Organisation

VMS

=

Veiligheidsmanagementsysteem

VN

=

Verenigde Naties

VTE

=

Voltijdsequivalent

WABO

=

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

WDD

=

Werkplekdienst Defensie

ZBO

=

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZUIS

=

Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem


X Noot
1

Met ingang van 1 januari 2013 zijn de specifieke taken van het CKMar limitatief opgesomd in artikel 4 van de Politiewet 2012.

Naar boven