27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 436 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2011

Hierbij ontvangt u de eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan ISAF (International Security Assistance Force), 2006–2010.1

Zoals gesteld in het Toetsingskader wordt na beëindiging van de Nederlandse inzet in een operatiegebied een eindevaluatie opgesteld onder verantwoordelijkheid van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Het doel van deze evaluatie is, met inachtneming van de aandachtspunten van het Toetsingskader, het toetsen van de mate waarin de doelstellingen van de Nederlandse deelneming aan ISAF, zoals verwoord in de twee Artikel 100-brieven uit 2005 en 2007, zijn verwezenlijkt. Tevens beoogt de regering lessen te trekken uit de Nederlandse inzet.

De eindevaluatie behandelt de periode dat Nederland als lead nation binnen ISAF verantwoordelijk was voor de provincie Uruzgan, van 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2010, de Deployment Task Force (DTF) in 2006 en de Redeployment Task Force (RDTF) die in 2011 wordt voltooid. Voor het ministerie van Defensie is deze evaluatie tevens een beleidsdoorlichting. De evaluatie richt zich op de civiele en de militaire bijdrage aan ISAF, inclusief de Nederlandse diplomatieke inspanningen ter ondersteuning van de missie.

Gezien het bijzondere karakter van de missie in Uruzgan heeft de regering de evaluatie door een commissie van onafhankelijke deskundigen laten begeleiden en beoordelen, in aanvulling op wat gebruikelijk is bij evaluaties conform het Toetsingskader en in lijn met de eisen van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en Beleidsinformatie (RPE) voor een beleidsdoorlichting. De commissie van onafhankelijke deskundigen bestond uit:

Prof. Dr. A. de Ruijter (voorzitter)

Jhr. P.C. Feith

De heer J. Gruiters MSM

Luitenant-generaal b.d. M.L.M. Urlings

Wij zijn de commissieleden zeer erkentelijk voor hun actieve betrokkenheid en scherpe observaties die hebben bijgedragen tot de kwaliteit van de evaluatie. De commissie heeft bij de start van het evaluatieproces het plan van aanpak getoetst. Vervolgens heeft de commissie het evaluatieproces begeleid door dit te toetsen aan het plan van aanpak en door het kritisch beschouwen en beoordelen van de evaluatie in verschillende stadia. Het eindoordeel van de commissie (zie bijlage) wordt gelijktijdig met de eindevaluatie aangeboden aan uw Kamer.

De commissie concludeert dat de methodologische kwaliteit van de evaluatie redelijk is. De commissie is van mening dat de conclusies in de evaluatie voldoende antwoord geven op de hoofd- en deelonderzoeksvragen. De geïdentificeerde lessen zijn over het algemeen praktisch uitvoerbaar. Daarnaast plaatst de commissie ook enkele kanttekeningen bij de methodologische kwaliteit, de reikwijdte en de inhoud van de evaluatie die verder gaan dan de aandachtspunten van het Toetsingkader.

De regering is van mening dat de Nederlandse inspanningen in Uruzgan zichtbare resultaten hebben opgeleverd. De veiligheidssituatie is tussen 2006 en 2010 geleidelijk verbeterd, de economische ontwikkeling van de provincie is op gang gekomen en het provinciale bestuur functioneert langzaam beter.

Met het geleidelijk uitbreiden van de Nederlandse ISAF aanwezigheid is een steeds groter deel van de bevolking binnen de bescherming van ISAF en de Afghaanse overheid gekomen. Dit ondanks de constante druk van de opstandelingen. Mede dankzij Nederlandse inspanningen nam de aanwezigheid van het Afghaanse leger in de provincie Uruzgan ook toe waardoor de veiligheid geleidelijk meer in Afghaanse handen kon komen. De verbeterde veiligheidssituatie is evenwel fragiel en niet onomkeerbaar.

De opbouw van de capaciteit van het provinciale bestuur in Uruzgan verliep langzaam. Voor het structureel verbeteren van het lokale bestuur is veel tijd nodig. Er zijn eerste stappen gezet en resultaten geboekt. De Nederlandse inspanningen om de tribale dialoog en samenwerking te herstellen hebben geleid tot meer betrokkenheid van voorheen gemarginaliseerde stammen bij het lokale bestuur. Op de achtergrond bleven informele machthebbers gedurende de hele missie een rol van betekenis spelen. Verder is het als gevolg van Nederlandse diplomatieke inspanningen gelukt meer fondsen ten behoeve van ontwikkelingsprogramma’s vanuit Kabul naar deze achtergestelde provincie te krijgen.

Aanzienlijk meer kinderen krijgen beter onderwijs in Uruzgan dan vier jaar geleden. Ook zijn de toegang tot en de kwaliteit van gezondheidszorg sterk toegenomen. De toegankelijkheid van de provincie door de lucht en over de provinciale wegen naar Chora en Deh Rawod is verbeterd en er is meer economische bedrijvigheid. De provincie is toegankelijker geworden voor Afghaanse overheidsambtenaren, NGO’s en Internationale Organisaties zoals de VN.

Vier jaar is niet genoeg geweest om de lokale Afghaanse overheid in staat te stellen volledig zelfstandig voor veiligheid, goed bestuur en ontwikkeling te zorgen. De missie heeft wel een stevige basis gelegd voor de opvolgers en de Afghaanse autoriteiten. Uruzgan was in 2010 een geheel andere provincie dan in 2006.

Sommige lessen die in deze evaluatie worden getrokken zullen de komende tijd worden bestendigd; andere zijn algemeen van aard of hebben betrekking op de specifieke context van de Nederlandse deelneming aan ISAF in die periode. Enkele lessen die uit deze evaluatie worden getrokken zijn reeds meegenomen in de totstandkoming van de huidige politietrainingsmissie in Afghanistan. Zo zijn ervaringen uit Uruzgan van grote invloed geweest op de ver doorgevoerde geïntegreerde opzet en aanpak van de huidige politietrainingsmissie in Afghanistan. Daarnaast is bij deze nieuwe missie ook meer aandacht besteed aan de formulering van specifieke resultaatindicatoren met het oog op de integrale aansturing, de monitoring en de evaluatie van de resultaten van de politietrainingsmissie.

De Nederlandse deelname aan ISAF past in een lange Nederlandse traditie om actieve bijdragen te leveren aan de internationale rechtsorde. De Nederlandse inspanningen in Afghanistan, Uruzgan in het bijzonder, zijn groot geweest. Hierbij zijn slachtoffers gevallen. Zoals de commissie ook in haar eindoordeel verwoord, is het van wezenlijk belang dat wij hierbij gezamenlijk stilstaan. De bespreking van deze evaluatie biedt daarvoor de gelegenheid.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven