Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 33566 nr. 99 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 33566 nr. 99 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2017
Sociaal Akkoord als startpunt sectorplannen
In de context van de economische crisis sloten het kabinet en de sociale partners op 11 april 2013 het Sociaal Akkoord waarin afspraken zijn gemaakt die de Nederlandse arbeidsmarkt geschikt moeten maken om te voldoen aan de wensen en eisen van de toekomst1. Mensen moeten langer gezond en productief kunnen doorwerken en zo nodig vaker kunnen wisselen van baan. Sociale partners hebben daarbij aangegeven dat zij hun verantwoordelijkheid op de arbeidsmarkt verdergaand willen oppakken bij het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid. De sectorplannen zijn hier een belangrijk onderdeel van.
In deze voortgangsbrief informeer ik u over de actuele stand en voortgang van de sectorplannen en van de maatregelen uit mijn brief Doorstart naar nieuw werk van 27 november 2015.2 In de bijlage bij deze brief is de vijfde quickscan van onderzoeksbureaus SEO en ecbo opgenomen3. Daarin is meer in detail weergegeven hoe de uitvoering van de sectorplannen verloopt.
De vorige (halfjaarlijkse) voortgangsbrief dateert van 5 december 2016.4 De sectorplannen die zijn gestart in 2013 en 2014 (1e en 2e tranche) ronden de komende periode geleidelijk af. Met de Doorstart-maatregelen, waaronder scholing (scholingsvouchers), innovatieve arbeidsmarktprojecten van sociale partners (Regeling DWSRA) en aanvullende dienstverlening aan WW-ers zijn veelbelovende stappen gezet. Deze maatregelen worden gefinancierd uit eerder ontstane onderbenutting in het budget van de sectorplannen.5
Voortgang sectorplannen 1e en 2e tranche
Inhoud sectorplannen 1e en 2e tranche
Bij de start van de sectorplannen werd afgesproken dat de sociale partners en de overheid hiermee een bijdrage zouden leveren aan het aanpakken van de negatieve effecten van de recente recessie op de arbeidsmarkt en tegelijkertijd aan het structureel verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt op lange termijn. De sectorplannen bevatten daarom maatregelen binnen 6 hoofdthema’s:
1) arbeidsmobiliteit;
2) loopbaancheck en -advies;
3) om- en bijscholing;
4) leerwerkplekken (waaronder bbl-plekken);
5) gezondheid;
6) overig (waaronder onderzoek en evaluatie).
Voortgang sinds de vorige quickscan
Ik merk met tevredenheid op dat de opwaartse trend in het aantal deelnemers ook in de afgelopen periode stevig doorzet. Dit blijkt uit de vijfde quickscan die als peildatum eind maart 2017 heeft. De 76 sectorplannen uit de 1e en 2e tranche hebben gezamenlijk bijna 311.000 deelnemers bereikt. Dit betekent een toename van ruim 40.000 deelnemers sinds de vorige quickscan6 die als peilmoment augustus 2016 heeft. Het bereiken van bijna 311.000 deelnemers geeft een krachtige impuls aan de werking van de Nederlandse arbeidsmarkt. In Grafiek 17 zijn de bereikte en beoogde aantallen deelnemers weergegeven, verdeeld over de 6 hoofdthema’s waarop wordt gemonitord.
De impuls op de arbeidsmarkt is het sterkst voelbaar bij het thema scholing, omdat scholingsmaatregelen het hoogste aantal deelnemers kennen. Ook is de toename sinds de vorige quickscan het grootst bij scholingsmaatregelen. De opleidingen bieden werknemers handvatten om beter in te spelen op de steeds veranderende eisen die de arbeidsmarkt aan hen stelt. De maatregelen binnen het thema arbeidsmobiliteit blijven daarentegen achter in de uitvoering. Dit is in lijn met de uitkomsten van de eerdere quickscans. Arbeidsmobiliteit (waaronder van-werk-naar-werktrajecten) blijkt een nieuw en relatief onbekend terrein. De opstart- en uitvoeringsfases van de maatregelen verlopen daardoor weerbarstiger dan de uitvoerders hebben ingeschat bij de start van de sectorplannen.
Ambities en budgetten blijven aan verandering onderhevig
De aanvragers van de sectorplannen blijven inspelen op de actuele behoeften van werkgevers en werknemers. Op de Nederlandse arbeidsmarkt is een duidelijke omslag merkbaar sinds 2014. Het aantal banen groeit vrijwel onafgebroken en er zijn in totaal ruim 350.000 banen bijgekomen. De Nederlandse economie groeide in 2015 en 2016 met respectievelijk 2,0% en 2,1%. In de sectoren bouw en transport is de omslag goed merkbaar. Het eerste sectorplan in de 1e tranche van de transportsector richtte zich op het opvangen van een uitstroom van personeel door de crisis. De instrumenten in het sectorplan helpen de transportsector om het verlies van waardevolle vakkennis en vakkrachten te beperken, wat bijdraagt aan een sneller herstel. De grootste prioriteit van het tweede sectorplan voor de transportsector uit de 3e tranche is om duizenden nieuwe chauffeurs aan te trekken om aan de groeiende behoeften te voldoen.
Ook is zichtbaar dat de totale ambities van alle plannen in de eerste en tweede tranche – in termen van aantallen deelnemers – afnemen van 382.000 beoogde deelnemers per augustus 2016 naar bijna 353.000 beoogde deelnemers per eind maart 2017. Op het thema leerwerkplekken zijn de ambities juist iets naar boven bijgesteld door de uitvoerders. Dit komt omdat binnen de lopende sectorplannen de inzet verschuift naar bbl-plekken. De uitvoerders merken onder werkgevers meer behoefte bestaat aan leerwerkplekken, mede dankzij de aantrekkende economie.
Rapportage |
Peilmoment |
Deelnemers |
|
---|---|---|---|
Beoogde ambities |
|||
Tijdens quickscan 2 |
maart 2015 |
430.000 |
|
Tijdens quickscan 3 |
september 2015 |
395.000 |
|
Tijdens quickscan 4 |
augustus 2016 |
382.000 |
|
Tijdens quickscan 5 |
maart 2017 |
353.000 |
|
Bereikte deelnemers |
|||
Tijdens quickscan 2 |
maart 2015 |
81.000 |
|
Tijdens quickscan 3 |
september 2015 |
147.000 |
|
Tijdens quickscan 4 |
augustus 2016 |
268.000 |
|
Tijdens quickscan 5 |
maart 2017 |
311.000 |
Deze veranderende ambities werken ook door in de cofinanciering die beschikbaar is vanuit het Rijk. Op verzoek van de aanvragers van de sectorplannen neemt de toegekende subsidie vanuit SZW af van € 348 miljoen per augustus 2016 naar € 330 miljoen per maart 2017, zoals weergegeven in tabel 2. Naast de cofinanciering vanuit het Rijk is er vanuit de sociale partners ruim € 714 miljoen beschikbaar gesteld. In totaal is daarmee vanuit het kabinet en de sociale partners dus ruim € 1 miljard beschikbaar voor investeringen in de sectorplannen. De ontwikkelingen in de sectorplanbudgetten lopen mee in de reguliere begrotingscyclus. Voorafgaand aan de behandeling van de SZW-begroting voor 2018 (gepland in november) informeer ik u over de actuele benutting van de sectorplanbudgetten.
Rapportage |
Peilmoment |
Cofinanciering |
|
---|---|---|---|
Rijk1 |
sociale partners |
||
Tijdens quickscan 2 |
maart 2015 |
€ 423 mln. |
€ 776 mln. |
Tijdens quickscan 3 |
september 2015 |
€ 368 mln. |
€ 683 mln. |
Tijdens quickscan 4 |
augustus 2016 |
€ 348 mln. |
€ 716 mln. |
Tijdens quickscan 5 |
maart 2017 |
€ 330 mln. |
€ 714 mln. |
Eerste twaalf plannen definitief afgerond
Uit de eerste en tweede tranche zijn eind maart 2017 twaalf sectorplannen definitief afgerond. In bijlage A en bijlage B bij de quickscan staan deze twaalf plannen dikgedrukt. In totaal hebben deze twaalf afgeronde plannen bijna 45.000 deelnemers ondersteund. De meeste deelnemers zijn bereikt met maatregelen binnen de thema’s om- en bijscholing (ruim 21.000) en gezondheidsmaatregelen (bijna 13.000). In box 1 zijn de resultaten van drie afgeronde plannen geïllustreerd.
Box 1. Resultaten van afgeronde sectorplannen
Sectorplan ICT (eerste tranche)
Knelpunt en resultaten:
– De ICT-sector is de afgelopen jaren flink gegroeid. Daardoor ontstond er een vraag naar nieuwe, voldoende gekwalificeerde medewerkers. Die waren niet voorhanden. Het sectorplan heeft bijgedragen in de aanpak van deze schaarste.
– Er zijn bijna 1.700 opleidingstrajecten uitgevoerd met baangarantie na afloop. Al deze kandidaten hebben een arbeidsovereenkomst voor minimaal één jaar en voor minimaal 28 uur in de week gekregen. Verder is een online scholings- en ontwikkelingsplatform voor werknemers en werkzoekenden in de ICT-sector opgezet, zodat ook in de toekomst mensen gemakkelijker in kunnen stromen.
Sectorplan Transport (eerste tranche)
Knelpunt en resultaten:
– Vanwege de impact van de economische crisis zag de transportsector zich gesteld voor de opgave om waardevol personeel te laten gaan. De sector wilde voorkomen dat daardoor essentiële vakkennis verloren zou gaan. Er is daarom ingezet op het behouden van vakkrachten, duurzame inzetbaarheid en het opzetten van een transfercentrum voor boventallig personeel. Daarmee zijn tienduizenden deelnemers bereikt.
– Tegelijkertijd had de sector een vooruitziende blik: met een herstellende economie voorzagen zij een toename in de werkgelegenheid op iets langere termijn. Daarom is de instroom van (jongere) bbl-leerlingen vergroot. Dit is gedaan met opleidingssubsidies (ruim 1.100 deelnemers) en loonkosten-subsidies (bijna 1.000 deelnemers).
Sectorplan Hoveniers
Knelpunt en resultaten:
– Door de aanhoudende crisis binnen de bedrijfstak stond de werkgelegenheid onder druk. Er was maar weinig ruimte voor scholing. Met de cofinanciering die het sectorplan biedt, is die ruimte sterk vergroot.
– Bijna 1.000 vakkrachten zijn langs deze weg geholpen om zich voor te bereiden op de toekomstige uitdagingen in de hoveniersbranche, zoals het behoud van biodiversiteit en de gevolgen van fijnstof. Daardoor zijn zij nu blijvend duurzamer inzetbaar.
– Verder is de instroom van jongeren vergroot door het realiseren van 174 extra bbl-plekken (leerwerkplekken). Dat betekent dat er ook in de toekomst ruimte is voor jongeren om in deze sector aan de slag te gaan.
Voortgang sectorplannen 3e tranche
Inhoud sectorplannen 3e tranche
Er zijn 26 sectorplannen uit de 3e tranche in uitvoering, waarvan 16 regionale en 10 nationale/sectorale sectorplannen. De 26 sectorplannen uit de derde tranche kennen een ander karakter dan de plannen uit de eerdere tranches. In de eerdere tranches lag de focus vooral op transities binnen een beroep of sector. De derde tranche geeft daarentegen een extra impuls aan trajecten van werk naar ander werk of vanuit werkloosheid naar werk in een kansrijk beroep, in sectoren en regio’s waar juist banen ontstaan of moeilijk vervulbare vacatures zijn. Er worden 4 doelgroepen onderscheiden:
1. van werk naar hetzelfde beroep bij een andere werkgever;
2. van werk naar ander beroep bij een andere werkgever;
3. van WW-uitkering naar hetzelfde of ander beroep bij een andere werkgever;
4. van overig (andere vormen van werkloosheid, zoals bijstand) naar een ander of hetzelfde beroep.
De trajecten naar werk bestaan uit een mix van instrumenten zoals scholing, begeleiding en bemiddeling. De inzet van de instrumenten hangt af van de individuele behoeften en de bredere context van de arbeidsmarkt. Bij het indienen van de plannen hebben de aanvragers een gedetailleerde arbeidsmarktanalyse gemaakt op basis van de arbeidsmarktsituatie op dat moment. Grafiek 28 brengt per doelgroep de ambities en het bereik in termen van aantallen deelnemers in beeld.
Ambities en voortgang 3e tranche
In totaal zijn ruim 5.400 individuele deelnemers gestart met een traject naar nieuw werk binnen een van de 26 sectorplannen. Elk traject bestaat uit één deelnemer die met behulp van bemiddeling en scholing naar ander werk geleid wordt. Ongeveer twee derde van de gestarte deelnemers heeft het traject inmiddels ook afgerond. Ongeveer een derde neemt op dit moment nog deel aan het traject. De doelgroep vanuit de WW-uitkering wordt goed bereikt. Van de 5.400 gestarte trajecten komt namelijk het grootste aantal (bijna 2.300) uit de WW-doelgroep. In totaal beogen de sectorplannen uit de 3e tranche 17.603 trajecten tot stand te brengen.
De voortgang na een jaar loopt achter op de verwachting aan het begin van de derde tranche. In totaal kent de ruime meerderheid van de trajecten een langere opstarttijd dan de uitvoerders vooraf verwachtten. In de eerste en tweede tranche kenden de sectorplannen ook een lange opstarttijd. De fase waarin de sectorplannen in de derde tranche zich nu bevinden, ongeveer een jaar na de start, komt overeen met de fase waarin de sectorplannen uit de eerste en tweede tranche zich bevonden een jaar na de start. De meest genoemde redenen voor het achterlopen zijn dat de maatregel meer voorbereiding vraagt dan verwacht en dat de doelgroep moeilijk bereikbaar is. Hierdoor ontstaat bij de uitvoerders het gevoel dat de animo onder werkgevers en werknemers achterblijft bij hun inschattingen. De ervaringen met de sectorplannen uit de 1e en 2e tranche leren ook dat maatregelen op het gebied van arbeidsmobiliteit lastig van de grond komen. De aanvragers van de sectorplannen in de 3e tranche hebben eventueel de mogelijkheid om de projectperiode met 6 maanden te verlengen.
Rapportage |
Peilmoment |
Cofinanciering |
|
---|---|---|---|
Rijk1 |
sociale partners |
||
Voortgangsbrief juni 2016 |
april 2016 |
€ 71 mln. |
€ 71 mln. |
Tijdens quickscan 4 |
augustus 2016 |
€ 69 mln. |
€ 69 mln. |
Tijdens quickscan 5 |
maart 2017 |
€ 69 mln. |
€ 69 mln. |
De totale cofinanciering vanuit SZW voor de sectorplannen uit de derde tranche blijft stabiel op € 69 miljoen (zie tabel 3), aangevuld met een even hoge bijdrage vanuit de sociale partners. Gezamenlijk investeren sociale partners het Rijk daarmee € 138 miljoen in het stimuleren van trajecten naar nieuw werk binnen de sectorplannen.
Verbeterde samenwerking door sectorplannen
De samenwerkingspartners binnen de sectorplannen in de 3e tranche oordelen positief over de samenwerking in het sectorplan. Dit blijkt uit de enquête die de samenwerkingspartners hebben ingevuld. Hierbij zijn partners vanuit drie groepen ondervraagd: vakbonden, werkgeversorganisaties en regionale overheden. Het merendeel geeft aan dat door het sectorplan de samenwerking tussen deze partijen ook is verbeterd. Dit strookt met de uitkomsten uit de 1e en 2e tranche. Onder de samenwerkingspartners in de 1e en 2e tranche is dezelfde enquête afgenomen bij quickscan 3.9
De maatregelen uit «Doorstart naar nieuw werk» zijn een pakket van aanvullende maatregelen met als doel transities naar nieuw, kansrijk werk te ondersteunen. Zo wordt een bijdrage geleverd aan het realiseren van baanwisselingen van met ontslag bedreigde werknemers en werklozen naar kansrijke beroepen in sectoren en regio’s waar juist banen ontstaan of moeilijk vervulbare vacatures zijn. De maatregelen richten zich op scholing (scholingsvouchers en brug-WW), op innovatieve arbeidsmarktprojecten (Regeling DWSRA) en aanvullende, meer persoonlijke dienstverlening door UWV aan WW’ers.
Scholing
Scholingsvouchers voor werkzoekenden
Sinds mei 2016 ondersteun ik scholing richting een kansberoep voor werkzoekende werknemers, werklozen en zelfstandigen door scholingsvouchers beschikbaar te stellen. Deze stappen heb ik gezet na de motie van de leden Anne Mulder en Vermeij van 4 november 201510, alsmede de motie van Van Weijenberg c.s. van 27 november 2014.11 Voor de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep is in totaal € 45 miljoen (exclusief uitvoeringskosten) beschikbaar gesteld, waarvan € 9 miljoen specifiek gereserveerd voor werkzoekenden uit de langdurige zorg. Voor de economiebrede doelgroep was aanvankelijk een budget beschikbaar van € 18 miljoen (exclusief uitvoeringskosten)12. Naar aanleiding van het signaal dat het subsidieplafond begin december 2016 in zicht kwam, is bij amendement13 nogmaals € 18 miljoen aan het subsidiebudget voor deze regeling toegevoegd.
Sinds de start is de regeling in toenemende mate populair gebleken. In mijn brief14 van 23 februari jl. heb ik u geïnformeerd over de aanstaande uitnutting van het beschikbare budget voor de doelgroep economiebreed. Inmiddels kunnen geen aanvragen voor scholingsvouchers uit deze doelgroep meer worden gehonoreerd, omdat het subsidieplafond is bereikt. Het budget voor scholingsvouchers voor mensen uit de langdurige zorg is vooralsnog toereikend.
In de periode van mei 2016 tot medio februari 2017 zijn er ruim 17.000 scholingsvouchers toegekend. Ik ben blij dat ik met deze regeling werkzoekenden met een scholingsvoucher heb kunnen ondersteunen om scholing te volgen naar een beroep met goede baankansen. De doelstelling van de regeling, om 8.000 werkzoekenden te ondersteunen bij het volgen van een opleiding om hun baankansen te vergroten, wordt dan ook ruimschoots overtroffen, mede dankzij de verhoging van het subsidieplafond.
Bijna 70% van de toegekende vouchers is aangevraagd door werkzoekenden die een WW-uitkering ontvangen en in ieder geval een transitie naar nieuw, kansrijk werk moeten maken. Ruim een kwart van de vouchers is aangevraagd door werkzoekenden in loondienst (inclusief uitzendkrachten) en ruim 5% door werkzoekenden die als zelfstandige werken. Door te kiezen voor het stimuleren van scholing richting een kansberoep, worden naar verwachting de baankansen van deze werkzoekenden, nu en in de toekomst vergroot. Een kansberoep biedt een meer dan gemiddelde kans op (nieuw) werk.
Ruim 40% van de vouchers is toegekend aan werkzoekenden met een mbo-opleiding als hoogst genoten opleiding. Populaire sectoren waarnaar mensen zich scholen zijn transport & logistiek, ICT en economisch-financieel-commercieel. Het gaat dan om beroepen als vrachtwagenchauffeur, programmeur-ICT en marketing medewerker/online marketeer.
Van de ruim 17.000 toekenningen zijn ruim 700 vouchers toegekend aan werknemers uit de langdurige zorg. Hiermee is € 1,6 miljoen van de € 9 miljoen benut. Bijna 200 aanvragen moeten nog worden beoordeeld. De inzet van specifiek budget voor deze doelgroep kent zijn oorsprong in de onbenutte middelen van het landelijk sectorplan zorg. Hierover is afgesproken dat dit beschikbaar blijft voor initiatieven die in lijn zijn met de doelstellingen van de sectorplannen. Het blijft mijn inzet de beoogde doelgroep, zorgmedewerkers die werkloos zijn geraakt, of waarbij dit dreigt te gebeuren, te ondersteunen met een scholingsvoucher om hun baankansen te vergroten. Ik ben met mijn collega van VWS en met UWV in gesprek om het gebruik van deze vouchers een extra impuls te geven.
Zoals is vastgesteld in de regeling vindt de beoordeling plaats aan de hand van een lijst met kansberoepen. Deze lijst wordt twee maal per jaar geactualiseerd, omdat de arbeidsmarkt continu verandert. Ik vind het belangrijk dat de lijst met kansberoepen de dynamiek op de arbeidsmarkt reflecteert. UWV stelt de lijst vast. De geactualiseerde lijst zal in juli 2017 worden gehanteerd in de uitvoering voor aanvragen van werkzoekenden afkomstig uit de langdurige zorg.
Brug-WW
Samen met de scholingsvouchers dient de brug-WW ter ondersteuning van noodzakelijke scholing om een transitie te maken naar nieuwe werkgevers. De brug-WW maakt het mogelijk om noodzakelijke scholing te combineren met een baan bij een nieuwe werkgever en een (gedeeltelijke) WW-uitkering.
In mijn vorige voortgangsbrief van 5 december 2016 (Kamerstuk 33 566, nr. 96) heb ik aangegeven dat de brug-WW in 10 gevallen een transitie ondersteunde waar scholing noodzakelijk was om volwaardig in dienst te treden bij een nieuwe werkgever. Inmiddels is dit opgelopen naar ruim 30 transities, afkomstig uit meer dan 10 verschillende sectoren. Het gaat daarbij om WW-gerechtigden uit de zakelijke dienstverlening, uit de zorg en uit de detailhandel. De helft van alle deelnemers heeft minimaal opleidingsniveau mbo-4.
Het gebruik van het instrument is gegroeid, maar blijft nog steeds achter bij de verwachtingen ondanks inspanningen van alle betrokken partijen, gericht op het bekendheid geven aan de regeling. De effectiviteit van de regeling zal na afloop worden onderzocht door onderzoeksbureau Panteia. Ik wil echter al eerder inzicht hebben in het achterblijvende gebruik. Ik zal daarom vooruitlopend op de evaluatie onderzoek laten doen naar het achterblijvende gebruik en op basis daarvan te bekijken of bijsturing nodig is. Mijn inzet is om dit onderzoek voor de begrotingsbehandeling naar de Kamer te sturen.
Regeling DWSRA
In juni 2016 heb ik de tijdelijke regeling cofinanciering Projecten Dienstverlening werkzoekenden en Projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt (DWSRA) vastgesteld. Hiermee geef ik uitwerking aan de kabinetsreactie15 op het SER-advies «Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren».16 Voor de regeling, die loopt tot en met 31 december 2018, heb ik € 37,5 miljoen beschikbaar gesteld (exclusief uitvoeringskosten). De projecten komen op grond van de regeling in aanmerking voor 60% SZW-subsidie en de overige 40% wordt door sociale partners zelf gefinancierd.
Sociale partners hebben veel belangstelling getoond sinds de openstelling van de regeling. Een aantal projectaanvragen wordt nu nog beoordeeld. Uiteindelijk zal voor circa 50 projecten subsidie worden toegekend. Daarmee zal het beschikbare budget vrijwel geheel zijn benut. Met de projecten willen sociale partners ervaring opdoen hoe door adequate dienstverlening en samenwerking en regie werkloosheid kan worden voorkomen en WW’ers snel aan nieuw werk kunnen worden geholpen. De projecten bevatten onder andere activiteiten op het gebied van scholing, ondersteuning bij oriëntatie op de loopbaan, uitwisseling van arbeidsmarktinformatie en ontwikkeling van samenwerkingsverbanden en sturing op de arbeidsmarkt door sociale partners.
Dienstverlening WW
Per 1 oktober 2016 is bij het WERKbedrijf UWV de landelijke uitrol van de nieuwe dienstverlening WW afgerond. De dienstverlening is gestoeld op een persoonlijke, gerichte aanpak voor wie dat nodig heeft, waarbij de arbeidsmarktpositie van de WW-gerechtigde leidend is. Uit onderzoek blijkt dat het zo snel mogelijk in contact komen met werkloze of met werkloosheid bedreigde werknemers en het voeren van regelmatige (individuele of groeps-) gesprekken de kans op het vinden van een andere baan vergroot. In het VAO van 4 november 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 20, item 7) is bovendien in de motie Vermeij/Krol gevraagd om meer persoonlijke en effectieve begeleiding van werklozen door UWV mogelijk te maken.17
De arbeidsmarktpositie bepaalt UWV aan de hand van de Werkverkenner (een online vragenlijst). De Werkverkenner voorspelt de kans op werkhervatting binnen één jaar na intreden van werkloosheid. Op basis van de uitkomst ontvangen werkzoekenden dienstverlening op maat. WW-gerechtigden met minder dan 50% kans op werkhervatting binnen één jaar, worden uitgenodigd voor een persoonlijk werkoriëntatiegesprek.
Vanaf de implementatie is aan circa 188.000 werkzoekenden een WW-uitkering toegekend. Zij hebben een digitale uitnodiging gekregen om de werkverkenner in te vullen. Circa 70% van de 188.000 werkzoekenden heeft de Werkverkenner ingevuld. Daarmee ligt de respons 10% hoger dan eind vorig jaar. Ongeveer 40.000 WW-ers zijn uitgenodigd voor een werkoriëntatiegesprek, dat gericht is op persoonlijke dienstverlening om de arbeidsmarktpositie te verbeteren.
UWV heeft na de implementatie van de nieuwe dienstverlening een aantal verbeterslagen gemaakt, zoals een ontwikkeltraject voor adviseurs om hun vakmanschap te vergroten en het vergroten van de respons op de Werkverkenner door werkzoekenden die deze nog niet hebben ingevuld gericht te benaderen.
Evaluatie sectorplannen
Ik hecht eraan dat de evaluatie van de sectorplannen waardevolle input geeft voor toekomstig arbeidsmarktbeleid. Binnen de sectorplannen is gebruikgemaakt van een scala aan instrumenten voor verschillende groepen deelnemers, wat kan bijdragen aan het inzicht in de effectiviteit van deze instrumenten. De evaluatie van de sectorplannen bestaat uit twee componenten: de reguliere monitorrapporten (de quickscans) en de evaluatierapporten. De quickscans bevatten feitelijke voortgangscijfers over de uitvoering van de sectorplannen. De quickscan die u in de bijlage vindt, is de vijfde in de reeks. In 2018 volgt de zesde (laatste) quickscan.
De evaluatierapporten zijn breder en beantwoorden vier metavragen zoals toegelicht in de SEO-notitie van 29 september 2016.18 In de evaluaties wordt o.a. antwoord gegeven op de vraag in hoeverre de sectorplannen hebben bijgedragen aan hun twee belangrijkste doelstellingen: het overbruggen van de economische crisis en het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt. Komend najaar verschijnt de eerste tussenevaluatie. In 2018 verschijnt de tweede tussenevaluatie, en de eindevaluatie in 2019. Deze timing is gebaseerd op het tempo van afronding van de verschillende sectorplannen.
Evaluatie scholingsvouchers en brug-WW
De effectiviteit van de scholingsvouchers en brug-WW wordt momenteel onderzocht door onderzoeksbureau Panteia. De evaluatie moet onder andere in kaart brengen in hoeverre het vinden van werk effectief beïnvloed is door de scholingsvouchers. Zoals eerder gemeld kunnen deze effecten pas enige tijd na het afronden van de opleiding goed worden gemeten. In mijn brief van 5 december 201619 heb ik aangegeven dat de gegevens gedurende 24 maanden na afloop van de opleiding zullen worden geanalyseerd. Vanwege deze doorlooptijd wordt het eindrapport in 2019 aan de Kamer gestuurd. Een tussenrapportage van de uitkomsten van de evaluatie wordt in 2018 verwacht.
Evaluatie regeling DWSRA en dienstverlening WW
Deze regeling heeft tot doel dienstverlening aan werkzoekende werknemers en samenwerking tussen sectorale en regionale arbeidsmarktpartijen te stimuleren.
Ik vind het van belang om te bezien of de ingezette middelen tot gewenste resultaten leiden. Daarom richt ik de evaluatie op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de projecten en de toegevoegde waarde van de activiteiten op de arbeidsmarktregio’s. Op basis van de resultaten van de evaluatie kunnen besluiten worden genomen over de eventuele structurele invoering van bepaalde activiteiten. De evaluatie start in het najaar van 2017 en ik verwacht in 2018 de eerste bevindingen gereed te hebben.
Het evaluatieonderzoek van de dienstverlening WW start eveneens in 2017. Ik wil weten of het gestelde doel van de dienstverlening – de vergroting van de kans op het vinden van werk – inderdaad wordt gerealiseerd.
De quickscan voor de sectorplannen laat positieve opbrengsten zien. Twaalf sectorplannen zijn op dit moment afgerond en in de loop van 2017 zullen steeds meer sectorplannen afronden. Ook over de voortgang van de overige maatregelen ben ik positief. Er is een veelbelovende weg ingeslagen voor het ondersteunen van werkzoekenden in hun transities naar werk en voor het bevorderen van de samenwerking en de regie op de arbeidsmarkt. In het najaar van 2017 ontvangt uw Kamer de eerste tussenevaluatie, waarin wordt ingegaan op de bijdrage van de sectorplannen aan het overbruggen van de crisis en het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt. Samen met sociale partners blijf ik het belangrijk vinden dat sectoren en regio’s in staat zijn in te spelen op de wensen en de eisen van de toekomst en dat de onderlinge samenwerking goed is. Maar ook is het van belang om de sectoren te versterken door te leren van de bij de sectorplannen opgedane ervaringen. Daarom heeft mijn ministerie in de eerste helft van 2017 kennisbijeenkomsten geïnitieerd voor betrokkenen bij de sectorplannen en heeft de Stichting van de Arbeid in maart 2017 een werkconferentie georganiseerd. Bij deze bijeenkomsten zijn ideeën uitgewisseld en zijn goede voorbeelden gedeeld20. De opgedane ervaringen en geleerde lessen kunnen helpen bij het vormgeven van maatregelen in de toekomst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Sociaal Economische Raad (2015). Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren. Een toekomstbestendige arbeidsmarktinfrastructuur en Werkloosheidswet. Den Haag: SER
Brochure «Sectorplannen, pleister op de crisispijn, steen in de vijver van de uitvoering en katalysator voor het arbeidsmarktbeleid» en film «Sectorplannen 15 maart 2017» beschikbaar via http://www.stvda.nl/nl
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33566-99.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.