33 529 Gaswinning

Nr. 384 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2017

Op 4 juli 2017 heb ik uw Kamer het Meet- en regelprotocol gestuurd dat NAM hanteert voor de gaswinning uit het Groningenveld (Kamerstuk 33 529, nr. 359). Tevens heb ik een brief van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) meegezonden, gedateerd 30 juni 2017, met een beoordeling van dit protocol en enkele aanbevelingen. Ik heb destijds aangegeven dat ik nog nader op de beoordeling en de aanbevelingen van SodM zou terugkomen. Dat doe ik door middel van deze brief. Eerst ga ik in op de beoordeling van SodM, vervolgens op de aanbevelingen en ten slotte op de toepassing van het Meet- en regelprotocol in de praktijk. Dat laatste houdt verband met enkele recente bevingen in Groningen.

Beoordeling SodM van het Meet- en regelprotocol

In mijn instemmingsbesluit van 30 september 2016 inzake het winningsplan Groningenveld1 is in artikel 5, 1e lid, opgenomen, dat NAM bij de gaswinning uit het Groningenveld gebruik maakt van een Meet- en regelprotocol. Dit Meet- en regelprotocol heeft als doel de gaswinning op zo’n manier in te richten dat het seismisch risico zoveel mogelijk wordt beperkt. Mochten er signalen zijn die afwijken van wat verwacht wordt, dan wordt in het Meet- en regelprotocol aangegeven welke maatregelen worden genomen naar aanleiding van die afwijkende signalen.

Toen ik het instemmingsbesluit nam, was er nog geen Meet- en regelprotocol beschikbaar dat de goedkeuring van de Inspecteur-generaal der Mijnen kon wegdragen. Om die reden heb ik aan het instemmingsbesluit drie voorschriften verbonden (artikel 5: 3e, 4e en 5e lid), die dienden als een tijdelijk protocol. Daarmee kon de periode overbrugd worden tot het beschikbaar komen van een definitief protocol.

Het Meet-en regelprotocol dat NAM op 1 juni 2017 bij mij heeft ingediend, is door SodM getoetst aan de vereisten in artikel 5, 1e lid, van het instemmingsbesluit. SodM merkt op dat het risicomanagementsysteem in het Meet- en regelprotocol uitgebreider is dan in het tijdelijke protocol. Waar het tijdelijke protocol alleen een «alarmeringsniveau» kende, gebaseerd op twee signaleringsparameters, kent het nieuwe protocol drie niveaus: waakzaamheidniveau, signaleringsniveau en interventieniveau. Bovendien is het aantal signaleringsparameters uitgebreid van twee naar vijf. SodM merkt op dat de introductie van twee extra niveaus, en de uitwerking daarvan, het protocol completer maken. Het nieuwe protocol geeft duidelijker aan welke stappen ondernomen moeten worden in het geval er een signaleringsparameter wordt overschreden. Daar waar afwijkingen zijn geconstateerd tussen het tijdelijke protocol en het nieuwe protocol heeft SodM de afwijkingen gevalideerd. Volgens SodM zijn ze uitlegbaar en akkoord bevonden. De Inspecteur-generaal der Mijnen heeft geconcludeerd dat het nieuwe Meet- en regelprotocol «tot zijn genoegen is».

Daarmee heeft NAM voldaan aan voorschrift 5, 1e lid, van mijn instemmingsbesluit van 30 september 2017 en is het Meet- en regelprotocol, dat NAM op 1 juni 2017 bij mij heeft ingediend, op 30 juni 2017 (datum brief van SodM) operationeel geworden. Het nieuwe protocol komt hiermee in de plaats van het tijdelijke protocol.

Aanbevelingen van SodM

Aan de beoordeling van het nieuwe Meet- en regelprotocol heeft SodM enkele aanbevelingen toegevoegd. Zo adviseert SodM om NAM te verzoeken een website in te richten waarop de ontwikkeling van signaalparameters binnen 24 uur na een beving gevolgd kan worden. Ook adviseert SodM om NAM te verzoeken bij het bepalen van beheersmaatregelen met de relevante partijen (zoals SodM, GTS en GasTerra) een overlegmoment in te bouwen in de beslis- en escalatiestructuur die in het Meet- en regelprotocol is beschreven. NAM zou dan haar evaluatie en aanbevelingen voor eventuele beheersmaatregelen kunnen toelichten. SodM acht het niet nodig om hiervoor een speciale Technische Commissie in het leven te roepen. Voorts adviseert SodM om de signaalparameter die betrekking heeft op gebouwenschade concreet en meetbaar te maken. SodM geeft overigens aan, dat dat pas mogelijk is nadat NAM het onderzoek over het verband tussen aardbevingen en schade heeft afgerond. Het rapport over dit onderzoek dient uiterlijk 1 november 2017 opgeleverd te worden, op grond van artikel 7, 2e lid, van het instemmingsbesluit. Ten slotte adviseert SodM om NAM te verzoeken om na 12 maanden de werking van het nieuwe Meet- en regelprotocol te evalueren en te actualiseren.

Ik kan me vinden in de aanbevelingen van SodM en heb NAM verzocht om ze uit te voeren. Daarbij teken ik aan, dat het Meet- en regelprotocol geen statisch document is. NAM heeft getracht het protocol zoveel mogelijk «tijdloos» te maken. Maar er kunnen redenen zijn om het aan te passen. Bijvoorbeeld door feitelijke ontwikkelingen en technisch-wetenschappelijke ontwikkelingen (nieuwe onderzoeksresultaten), of als (bouw)normen en richtlijnen wijzigen. Het protocol voorziet daarin. Bij een wijziging van het protocol dient NAM een schriftelijk verzoek in bij de Minister van Economische Zaken. Vervolgens stelt SodM hierover een advies op. Een wijziging wordt pas operationeel, nadat ik heb vastgesteld dat de wijziging de instemming van de Inspecteur-generaal der Mijnen kan wegdragen.

Recente ontwikkelingen

Op 29 augustus 2017 is door een aardbeving bij Appingedam, met een sterkte van 1,8 op de Schaal van Richter, de grenswaarde van de aardbevingsdichtheid overschreden. Die grenswaarde bedraagt 0,25 bevingen/km2/jaar. Door de beving bij Appingedam kwam de aardbevingsdichtheid op 0,26 bevingen/km2/jaar. Volgens de terminologie van het nieuwe Meet- en regelprotocol werd daarmee het signaleringsniveau bereikt.

Kort na de aardbeving bij Appingedam, namelijk op 30 augustus 2017, vond een aardbeving plaats bij Scharmer, met een sterkte van 1,5 op de Schaal van Richter. Daarmee kwam de «activity rate» (dat is het aantal aardbevingen met een sterkte van meer dan 1,5 in de voorgaande 12 maanden) op het waakzaamheidsniveau.

Naar aanleiding van deze aardbevingen heeft NAM overeenkomstig het nieuwe protocol gehandeld. Eén van de stappen die NAM heeft ondernomen is het informeren van SodM. Daarnaast heeft NAM een rapport aan SodM voorgelegd. Dit rapport heeft NAM tevens openbaar gemaakt2.

SodM heeft mij per brief van 1 september 2017 op de hoogte gebracht van deze ontwikkelingen. Een afschrift van de brief heb ik bijgevoegd3. SodM verwijst hierin naar een eerder advies van 13 april 2017, naar aanleiding van de toegenomen seismiciteit rond Loppersum. In dat advies heeft SodM aangegeven welke maatregelen in de toekomst genomen zouden kunnen worden bij een overschrijding van een aardbevingsdichtheid van 0,25 bevingen/km2/jaar. SodM merkt in dat advies op dat een verlaging van de gasproductie met 10%, gelijktijdig met het vermijden van fluctuaties in de winning, het aantal bevingen en daarmee de kans op zwaardere bevingen kan verminderen (Kamerstuk 33 529, nr. 331).

Ik heb op die mogelijke toekomstige overschrijding van de aardbevingsdichtheid al geanticipeerd door de totale gasproductie uit het Groningenveld terug te brengen met 10% en te maximeren op 21,6 miljard Nm3 per gasjaar met ingang van 1 oktober 2017 (Kamerstuk 33 529, nr. 311). In mijn wijzigingsbesluit inzake het winningsplan Groningenveld van 24 mei 20174 heb ik dat nader toegelicht.

In bijgaande brief geeft SodM aan op dit moment geen noodzaak te zien om aanvullende maatregelen, anders dan reeds opgenomen in mijn besluit van

24 mei 2017, te adviseren. Ik zie geen reden om van dit advies af te wijken.

Uit de rapportages van NAM en SodM blijkt dat het Meet- en regelprotocol in de praktijk werkt. Het is een effectief instrument om bij de gaswinning in Groningen de vinger aan de pols te houden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
2

NAM, Special Report on the earthquake density and activity rate following the earthquakes in Appingedam (ML=1.8) and Scharmer (ML=1.5) in August 2017, september 2017.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven