33 506 Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2019

In vervolg op mijn brief van 17 oktober 20191 bied ik u hierbij de kwaliteitstandaard donatiezorg aan ten aanzien waarvan het Zorginstituut Nederland de beoordeling met positief resultaat heeft afgerond2.

De kwaliteitsstandaard ziet op de rolverdeling tussen artsen en nabestaanden bij postmortale donatiezorg voortvloeiende uit het wettelijk kader van de Wet op de orgaandonatie (hierna: Wod), zoals dat per 1 juli 2020 zal luiden. Op grond van de Wod betekent een «geen bezwaar» registratie toestemming voor donatie, net zoals een bij een «ja» registratie. Voor een volledig beeld hecht ik eraan om u op de volgende punten te wijzen.

De motie Nooren c.s. strekt ertoe om vast te leggen dat indien er geen nabestaanden aanwezig zijn, geen donatie zal plaatsvinden. In een specifieke situatie wijkt de kwaliteitsstandaard af van de motie. De werkgroep voorziet namelijk de situatie waarin de betrokkene toestemming heeft gegeven voor donatie («ja» of «geen bezwaar» registratie) maar geconstateerd wordt dat deze betrokkene geen nabestaanden tot en met de tweede graad meer heeft. In dat geval acht de werkgroep het onwenselijk dat om die reden geen uitvoering kan worden gegeven aan de wens van de betrokkene ten aanzien van orgaandonatie. In lijn met artikel 20, tweede, zevende en achtste lid, van de Wod, zoals deze per 1 juli 2020 zullen luiden, wordt in de kwaliteitsstandaard bepaald dat het donatiegesprek ook kan worden gevoerd met een naaste van de betrokkene. Een naaste kan bijvoorbeeld een goede vriend of vriendin zijn die op de hoogte is van de wens van de betrokkene en diens medische en/of sociale voorgeschiedenis. Indien een dergelijke naaste aanwezig is met wie de donatie kan worden besproken, kan donatie wel doorgang vinden.

Artikel 11, tweede lid, van de Wod, zoals dat per 1 juli 2020 zal luiden, bepaalt dat na het vaststellen van de dood van een meerderjarige die in het donorregister is geregistreerd met een «ja» of «geen bezwaar», en waarvan duidelijk of aannemelijk is dat deze niet in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van orgaandonatie, de registratie bevestigd of teniet gedaan moet worden door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Deze bepaling blijkt juridisch niet volledig uitvoerbaar. Ten eerste is een registratie die tot stand is gekomen op een moment waarop de betrokkene wilsonbekwaam was, niet rechtsgeldig, tenzij deze namens betrokkene is gedaan door diens wettelijk vertegenwoordiger. Met andere woorden, als blijkt dat de betrokkene is geregistreerd met «geen bezwaar» op het moment dat hij of zij wilsonbekwaam was, dan is deze registratie niet rechtsgeldig en kan deze niet bevestigd of teniet gedaan worden door diens wettelijk vertegenwoordiger. In de kwaliteitsstandaard is daarom opgenomen dat in dat geval de donatievraag feitelijk nog openligt.

Als de registratie wel rechtsgeldig is, geldt dat in de praktijk een donatiegesprek al kan plaatsvinden vóór het overlijden van de betrokkene. Als de betrokkene wilsonbekwaam is, zal dat gesprek dus worden gevoerd met diens wettelijk vertegenwoordiger. Ingeval de wettelijk vertegenwoordiger een curator of mentor is, geldt echter dat het curatorschap of mentorschap eindigt door de dood van de betrokkene (artikelen 1:389, eerste lid, en 1:461, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Ook een volmacht eindigt in beginsel door de dood van de volmachtgever (artikel 3:72 Burgerlijk Wetboek). Dit betekent dat na overlijden van de betrokkene de rol van de wettelijk vertegenwoordiger in beginsel ophoudt. In dat geval kan evenwel worden teruggevallen op de reeds in het betreffende artikel 11, tweede lid, van de Wod voorziene voorziening. Die voorziening houdt in dat bij afwezigheid van de wettelijk vertegenwoordiger de beslissing – dus de bevestiging of het teniet doen van de registratie – moet worden genomen door de nabestaanden van de betrokkene. Mochten de nabestaanden afwezig of onbereikbaar zijn, dan volgt uit het betreffende artikel 11, tweede lid, dat geen orgaandonatie mag plaatsvinden.

Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer – los van genoemde kwaliteitsstandaard – te informeren over het volgende.

Artikel 10a, vierde lid, van de Wod, zoals dat per 1 juli 2020 zal luiden, bepaalt dat zodra duidelijk of aannemelijk is dat een betrokkene ten aanzien van wie een «geen bezwaar» in het donorregister is geregistreerd, niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, de registratie wordt vervangen door de registratie dat de beslissing wordt overgelaten aan een bepaalde persoon, namelijk de wettelijk vertegenwoordiger van de betrokkene. Toepassing van deze bepaling vereist dat, indien een melding wordt gedaan over mogelijke wilsonbekwaamheid van een geregistreerd persoon, de juistheid van de gestelde wilsonbekwaamheid moet kunnen worden beoordeeld en dat bekend is wie de wettelijk vertegenwoordiger is. Het is juridisch en feitelijk niet realiseerbaar gebleken om de uitvoering van artikel 10a, vierde lid, van de Wob bij het Donorregister te beleggen. Indien een melding over mogelijke wilsonbekwaamheid van een geregistreerd persoon bij het Donorregister wordt gedaan, zal aan de melder worden bericht dat het aan de wettelijk vertegenwoordiger is om desgewenst de registratie van de betrokkene in het donorregister aan te passen. De wettelijk vertegenwoordiger kan dit te allen tijde doen via de website van het donorregister of door gebruikmaking van het papieren donorformulier.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Kamerstuk 33 506, nr. 38 en Kamerstuk 33 506, AE.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven