Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33402 nr. N |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33402 nr. N |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2013
In relatie met uw Kamer zijn er diverse openstaande fiscale moties en toezeggingen. Ik hecht aan een adequate en voortvarende afdoening van toezeggingen. In dat kader streef ik ernaar het aantal openstaande moties en toezeggingen in de komende periode tot Prinsjesdag terug te brengen. Met deze brief geef ik daarom graag gevolg aan diverse toezeggingen. Ook wordt de stand van zaken met betrekking tot diverse toezeggingen aangegeven. Daarnaast geef ik in deze brief een planning van de moties en toezeggingen die het komende half jaar, en uiterlijk op Prinsjesdag, afgedaan zullen gaan worden. Hierbij wil ik pragmatisch omgaan met niet meer actuele toezeggingen. Ingeval ik een toezegging als afgedaan beschouw, zal ik dit vanzelfsprekend goed gemotiveerd aan uw Kamer aangeven.
De onderstaande toezeggingen beschouw ik als afgedaan.
Btw op «schadelijke zaken»
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2012 c.a. in de Eerste Kamer op 13 december 2011 heb ik toegezegd1 bij de verdere uitwerking van een eventuele verschuiving van de inkomstenbelasting naar de btw de suggestie van de heer Van Boxtel mee te nemen om de btw op bepaalde schadelijke zaken zoals vetten, alcohol en tabak, te verhogen. In de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is besloten om uitsluitend tot een verhoging van het algemene btw-tarief over te gaan, die (deels) wordt gebruikt voor een verlaging van de inkomstenbelasting en loonbelasting. Overigens geldt voor alcohol en tabak reeds het algemene btw-tarief. Het EU-recht staat niet toe bepaalde producten hoger te belasten dan met het algemene btw-tarief. Voorts geldt dat indien schadelijke zaken, zoals de door de heer Van Boxtel genoemde vetten, zijn verwerkt in producten ze opgaan in het btw-tarief dat voor deze producten geldt. Indien dat het verlaagde tarief zou zijn – bijvoorbeeld in geval van voedingsmiddelen – zouden deze producten dan overgebracht moeten worden naar het algemene tarief. Een en ander zou een lastige afbakeningsproblematiek geven, en ook de uitvoering en controle aanzienlijk verzwaren. Overigens is in Denemarken de in 2011 ingevoerde aparte vettaks na een jaar weer afgeschaft vanwege de nadelige economische effecten. Dit alles overziende kom ik tot de conclusie dat het niet wenselijk, dan wel niet mogelijk is om in de toekomst de suggestie van de heer Van Boxtel mee te nemen.
Gerechtigdheid tot werkbonus
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2013 c.a. in de Eerste Kamer heb ik toegezegd2 te bezien of het mogelijk is een cijfermatige onderbouwing te geven van de gerechtigdheid tot de werkbonus en het verschil daarbij tussen mannen en vrouwen. Op basis van gegevens over het belastingjaar 2010 kan ik hierover het volgende mededelen. In 2010 waren er ruim 400.000 belastingplichtigen met inkomen uit arbeid die op grond van hun leeftijd in aanmerking zouden kunnen komen voor de werkbonus die met ingang van 1 januari 2013 geldt. Het betrof ruim 250.000 mannen en bijna 150.000 vrouwen. Van deze groep zou ongeveer 25% recht hebben op een bedrag aan werkbonus omdat zij een arbeidsinkomen van 90% tot 175% van het wettelijk minimumloon (cijfers 2010) hadden. Ruim 6% van de totale groep zou recht hebben op de maximale werkbonus omdat zij een inkomen van 100% tot 120% van het wettelijk minimumloon (cijfers 2010) hadden. Van de totale groep van 400.000 zou dus 75% geen recht hebben op de werkbonus. Bij mannen is dit vooral het gevolg van een te hoog arbeidskomen (43% van de werkende mannen), bij vrouwen vooral het gevolg van een te laag arbeidsinkomen (56% van de werkende vrouwen).
Hoewel in absolute zin meer mannen (ruim 61.000, waarvan bijna 15.000 het maximale bedrag) dan vrouwen (bijna 38.000, waarvan ruim 11.000 het maximale bedrag) recht zouden hebben op de werkbonus, is op grond van deze cijfers in de betreffende leeftijdscategorie een hoger percentage van het aantal werkende vrouwen gerechtigd tot de werkbonus dan van het aantal werkende mannen. Dat geldt zowel voor het totaal aantal gerechtigden tot de werkbonus (23,7% van het aantal werkende mannen, 26,2% van het aantal werkende vrouwen) als voor de gerechtigden op het maximale bedrag aan werkbonus (5,7% van het aantal werkende mannen, 7,7% van het aantal werkende vrouwen). Op grond van deze cijfers concludeer ik dat niet kan worden gesteld dat de vormgeving van de werkbonus tot een indirect onderscheid naar geslacht ten nadele van vrouwen leidt.
Monitoring overheidsvordering
Tijdens de behandeling van de Wet versterking fiscale rechtshandhaving in de Eerste Kamer is door de toenmalig Staatssecretaris van Financiën toegezegd3 om het gebruik van het incasseren van relatief kleine vorderingen met behulp van het instrument overheidsvordering te monitoren. De overheidsvordering biedt de mogelijkheid om via automatische incasso geld van de betaalrekening van de belastingschuldige in te vorderen. De overheidsvordering kan alleen worden toegepast bij een belastingaanslag met een openstaande schuld van ten hoogste € 1000. De overheidsvordering wordt, per keer, ten hoogste voor een bedrag van € 500 geïncasseerd. Aan de overheidsvordering moet een dwangbevel vooraf zijn gegaan. De wetswijziging die toepassing van de overheidsvordering mogelijk maakt, is op 1 november 2009 in werking getreden. Vervolgens is op bescheiden schaal gestart met de toepassing van de overheidsvordering, die eind 2009 voor het eerst is toegepast. Toepassing bleef op dat moment beperkt tot openstaande aanslagen motorrijtuigenbelasting (MRB). Tot en met 2012 is met de overheidsvordering ongeveer een bedrag van € 27,5 miljoen ingevorderd. Hiermee zijn 160.000 aanslagen geheel of gedeeltelijk ingevorderd. Het slagingspercentage was over deze periode ongeveer 37%. In andere gevallen was er bijvoorbeeld een ontoereikend saldo op de betaalrekening van de belastingschuldige, zodat de overheidsvordering niet kon worden uitgevoerd. Het percentage geslaagde overheidsvorderingen dat moest worden gecorrigeerd beliep ongeveer 0,7%. In deze gevallen ging het om kruisposten, bankstorneringen en wijzigingen in de tenaamstelling van de betaalrekening.
In 2012 is de overheidsvordering als pilot toegepast voor openstaande aanslagen in de inkomstenbelasting. Voor deze aanslagen was het slagingspercentage ongeveer 50%. Om belastingschuldigen de mogelijkheid te bieden om klachten over de uitvoering van de overheidsvordering op een eenvoudige en snelle manier kenbaar te maken, wordt een telefoonnummer vermeld op de schriftelijke kennisgeving die na uitvoering van de overheidsvordering wordt verstuurd en op het bankafschrift van de belastingschuldige. Uit de monitoring blijkt dat belastingschuldigen deze weg ook weten te vinden. Veelal kan worden volstaan met een uitleg over wat het middel inhoudt. Soms is doorverwijzing nodig in verband met een inhoudelijke vraag over de onderliggende aanslag of is er aanleiding tot herstel van de overheidsvordering. Uit de monitoring volgt dat het gebruik van de overheidsvordering leidt tot een versterking van de effectiviteit van de invordering. Zonder de overheidsvordering zouden er meer belastingaanslagen onbetaald zijn gebleven.
Verder wijs ik op het in maart 2012 in opdracht van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders verschenen rapport «Paritas Passé debiteuren en crediteuren in de knel door ongelijke incassobevoegdheden». In dit rapport worden de knelpunten in kaart gebracht die worden ervaren door de groep schuldenaars die in een problematische schuldsituatie verkeren. De aanbeveling wordt gedaan om de overheidsvordering niet standaard toe te passen, maar onderscheid te maken naar de aard van de vordering (wel bij aanslagen MRB en niet bij terugvordering van toeslagen) en type debiteur (wel bij niet-willers, niet bij niet-kunners). In het rapport «In het krijt bij de overheid, verstandig invorderen met oog voor maatschappelijke kosten» van de Nationale Ombudsman van 17 januari 2013 wordt aandacht besteed aan de rol van de overheid als schuldeiser en de wijze van invordering. De voorbereidingen voor een kabinetsreactie op het rapport «Paritas passé» zijn thans gaande. Vóór 1 april 2013 zal deze kabinetsreactie aan uw Kamer worden verstuurd.
«Phantom income»
Tijdens de plenaire behandeling van de Wet belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen in de Eerste Kamer op 9 december 2008 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën toegezegd4 voor alle venture capitalfondsen de mogelijkheid te bieden om voor – destijds – bestaande situaties het genietingstijdstip op verzoek te verschuiven naar de daadwerkelijke realisatie. Er heeft zich sindsdien geen nieuwe casuïstiek voorgedaan. Mijn conclusie is dan ook dat er geen aanvullende beleidsregels nodig zijn.
«Collateral damage» van de Wet belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen
Tijdens de plenaire behandeling van de Wet belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen in de Eerste Kamer op 9 december 2008 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën toegezegd5 dat als mocht blijken dat door die wet situaties zouden ontstaan waarbij de werkingssfeer van de wet zich uit zou breiden tot situaties waarvoor de wet niet bedoeld was, beleid ontwikkeld zou worden om dat te voorkomen. Bij de Belastingdienst zijn dergelijke situaties niet bekend geworden, waardoor nadere regelgeving achterwege kan blijven.
Gepercipieerde pakkans adviseurs
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 c.a. in de Eerste Kamer heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën toegezegd6 om een nadere analyse te maken van de gepercipieerde pakkans door fiscaal adviseurs. Elk jaar meet de Belastingdienst met behulp van de Fiscale monitor hoe burgers en bedrijven denken over de Belastingdienst. De door adviseurs gepercipieerde pakkans was in 2008 met 57% historisch laag. Een directe oorzaak hiervoor is niet te geven. Het gaat om de individuele beleving van de respondenten. In de jaren daarna was het percentage hoger. In 2012 was de gepercipieerde pakkans door fiscaal dienstverleners 74%. Op de achtergrond speelt mee dat met de introductie van horizontaal toezicht in het MKB in 2007 de relatie tussen Belastingdienst en de fiscaal adviseurs is veranderd. De Belastingdienst zoekt doelgericht de samenwerking met de fiscaal dienstverleners. Met de koepelorganisaties van fiscaal dienstleners wordt periodiek overlegd. Het is voorstelbaar dat in situaties van horizontaal toezicht bij adviseurs het begrip pakkans steeds minder aansluit bij de gedachte achter horizontaal toezicht, namelijk gerechtvaardigd vertrouwen. De vertrouwensrelatie wordt in het MKB-segment niet rechtstreeks opgebouwd met de belastingplichtige, maar met zijn fiscaal dienstverlener. Met veel fiscaal dienstverleners zijn inmiddels convenanten afgesloten. Individuele ondernemingen kunnen zich daarbij aansluiten. In 2012 heeft de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst (Commissie Stevens) het beleid geëvalueerd.
De Commissie is van mening dat de Belastingdienst met het horizontaal toezicht een goede weg is ingeslagen, maar wijst tegelijk op de noodzaak te blijven investeren in het verticale toezicht. Voor de komende jaren wordt met investeringen in verticaal toezicht concreet invulling gegeven aan de opdracht in het Regeerakkoord om het toezicht te intensiveren. Het aantal verticale controles in het MKB wordt substantieel verhoogd. Met de jaarlijkse Fiscale monitor zal de Belastingdienst de ontwikkelingen in de gepercipieerde pakkans blijven volgen als zijnde één van de indicatoren voor de effectiviteit van het toezicht door de Belastingdienst.
In het kader van mijn streven om het aantal openstaande toezeggingen terug te brengen, geef ik in de onderstaande passage een planning met betrekking tot de moties en toezeggingen, gethematiseerd weergegeven, die in het komende half jaar, maar uiterlijk op Prinsjesdag 2013, zullen worden afgedaan. Dit kan zijn in een brief specifiek over het betreffende onderwerp, of anders uiterlijk in de verzameltoezeggingenbrief die op Prinsjesdag 2013 aan uw Kamer wordt gestuurd. Voorts wordt bij een enkele toezegging gemotiveerd aangegeven waarom een eerder gestelde termijn niet haalbaar is.
Lokale overheden
Tijdens het reguliere Bestuurlijke overleg Financiële verhoudingen (Bofv), dat gepland staat voor eind mei 2013, zullen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en ik met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) onder meer spreken over de ontwikkeling van de onroerendezaakbelasting (OZB) in 2013, mede ook in relatie met de daarover in 2012 met de VNG gemaakte bestuurlijke afspraak. Uiterlijk op Prinsjesdag 2013 zal de Minister van BZK de Tweede Kamer, conform mijn toezegging, over de uitkomsten informeren7.
Winstbox
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2013 in de Eerste Kamer heb ik toegezegd8 dat ik de brief met daarin een schets van de uitwerking van de winstbox zowel aan de Tweede Kamer als ook aan uw Kamer zal toesturen. Mijn streven is om dit uiterlijk op Prinsjesdag 2013 te doen.
Koopkrachtpakket 2014
Bij het Belastingplan 2014 zal ik mijn toezegging9 gestand doen om bij de uitwerking van het koopkrachtpakket voor 2014 nader in te gaan op de in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 opgenomen terugsluis/compensatie voor de in dat akkoord opgenomen btw-verhoging.
Waarderingsregels pensioenen
Uiterlijk op Prinsjesdag 2013 zal ik, zoals toegezegd10, terugkomen op de mogelijkheden om de gevolgen van het huidige onderscheid tussen commerciële en fiscale waarderingsregels bij pensioen in eigen beheer te mitigeren.
Omzetten levenslooptegoed
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2013 in de Eerste Kamer heb ik richting mevrouw Sent toegezegd11 in een later stadium nader in te gaan op de budgettaire en uitvoeringstechnische aspecten van haar voorstel om levenslooptegoeden geruisloos om te kunnen zetten in een oudedagsvoorziening. De inventarisatie van deze effecten en aspecten verkeert in een vrij vergevorderd stadium. Ik zal derhalve voor het zomerreces mijn toezegging gestand doen.
Werkgelegenheidseffecten belastingmaatregelen
Tijdens het debat over het Belastingplan 2013 c.a. heeft de heer Reuten gevraagd naar empirisch onderzoek dat de relatie tussen een hoog toptarief en verminderd arbeidsaanbod onderbouwt. Tevens vroeg hij naar de relatie tussen afnemend arbeidsaanbod en afnemende werkgelegenheid. Ik heb toen toegezegd12 deze vragen te zullen voorleggen aan het CPB. Dat heb ik gedaan en daarbij heeft het CPB mij medegedeeld dat het in mei 2013 een congres over dit onderwerp organiseert waarbij een aantal wetenschappelijke autoriteiten op dit terrein zal worden uitgenodigd. Het CPB wil dat congres graag afwachten alvorens de vragen te beantwoorden. Daar heb ik in toegestemd. Dat betekent dat het antwoord op deze vragen uiterlijk in de verzameltoezeggingenbrief op Prinsjesdag 2013 aan uw Kamer zal worden toegezonden.
Evalueren doelmatigheidsbepaling
De door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën toegezegde evaluatie van de doelmatigheidsbepaling13 zal op korte termijn worden afgerond. De doelmatigheidsbepaling geeft de inspecteur, onder voorwaarden en nadat de belastingschuld is vastgesteld, de wettelijke mogelijkheid om af te wijken van de formele regels. In het tweede kwartaal van dit jaar zal ik in een brief de Eerste Kamer op de hoogte stellen van de uitkomsten van deze evaluatie.
Evaluatie APV-regime
Momenteel wordt het per 2010 ingevoerde regime betreffende afgezonderde particuliere vermogens (APV-regime) geëvalueerd. Ik streef ernaar uw Kamer over de resultaten van die evaluatie uiterlijk in mei per brief te informeren, zoals de toenmalige Staatssecretaris van Financiën uw Kamer heeft toegezegd14.
Periodieke giften
Naar aanleiding van mijn toezegging15 om te bezien of bij een periodieke gift de notariële akte vervangen kan worden door een schenkingsovereenkomst, zal ik uw Kamer per brief in mei informeren.
Quick scan meldingsplicht bodemzaken
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2013 c.a. in de Eerste Kamer heb ik toegezegd16 om de eerste bevindingen van de nieuwe meldingsregeling ter zake van het bodem(voor)recht aan de Eerste Kamer te sturen, zodra deze bekend zijn. De nieuwe maatregel inzake het bodem(voor)recht is op 1 januari 2013 in werking getreden, maar zal materieel pas op 1 april 2013 zijn beslag krijgen. Dit heeft te maken met het overgangsrecht zoals dat in het Belastingplan 2013 is geregeld. Dit betekent dat de eerste ervaringen met de meldingsregeling pas in de loop van 2013 bekend zullen zijn. In de eerstvolgende halfjaarsrapportage van de Belastingdienst, die aan de Tweede Kamer wordt gestuurd, zal ik hierover rapporteren. Naar aanleiding daarvan zal ik ook uw Kamer informeren.
Bedrijfsopvolgingsregeling Successiewet 1956
Als gevolg van het amendement Cramer c.s.17 is de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 aangepast. Hierdoor is de vrijstelling voor verkregen ondernemingsvermogen geen 90%, maar 100% voor zover de verkrijging ziet op MKB-ondernemingsvermogen (objectieve onderneming met een waarde tot € 1.028.132) en 83% voor het meerdere verkregen ondernemingsvermogen. Naar aanleiding van vragen van de Eerste Kamer heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën toegezegd18 om te bezien of dit amendement problemen oplevert ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het kabinet en of daarom voorgesteld zou moeten worden om het amendement terug te draaien. Voorts heeft hij toegezegd om – vooruitlopend op een algehele evaluatie van verschillende bedrijfsopvolgingsregelingen – afzonderlijk op dit punt terug te komen19. In de praktijk is voldoende ervaring met de gewijzigde bedrijfsopvolgingsregeling opgedaan om het toegezegde onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek loopt, zodat ik beide toezeggingen de komende maanden gestand kan doen. Uiterlijk op Prinsjesdag 2013 zal ik uw Kamer over de uitkomst van het onderzoek informeren.
Ik hoop met deze brief diverse toezeggingen van mij en van mijn ambtsvoorganger Staatssecretaris van Financiën De Jager naar tevredenheid van uw Kamer af te hebben kunnen doen en duidelijkheid te hebben gegeven over de afdoening van moties en toezeggingen in de periode tot Prinsjesdag. In overleg met uw Kamer zou ik ernaar willen streven de lijst met openstaande toezeggingen beperkt te houden. Hierbij speelt tevens een rol – en ik hoop dat u daar begrip voor heeft -dat de capaciteit op mijn ministerie de afgelopen tien jaar met ruim een kwart is afgenomen. Uiteraard ben ik te allen tijde bereid om met u in overleg te treden en op Prinsjesdag ontvangt u opnieuw een verzameltoezeggingenbrief.
De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers
Handelingen I 2012/13, EK nr. 8, item 5, blz. 70 en Handelingen I 2012/13, EK nr. 12, item 18, blz. 125.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33402-N.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.