Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33402 nr. 20 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33402 nr. 20 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2012
Tijdens het wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan 2013 van 9 november jongstleden heb ik toegezegd op een aantal onderwerpen schriftelijk terug te komen. Hieraan wordt uitvoering gegeven in deze brief.
In de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2013 (Kamerstuk 33 403, nr. 8) heb ik toegezegd een concept van de aanvulling van het Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst (BBBB) in verband met de voorgestelde wijziging van artikel 67a van de AWR voor de plenaire behandeling aan de leden van uw Kamer te doen toekomen. Hierop wordt in deze brief nader ingegaan.
Deze brief gaat vergezeld van een nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2013 (Kamerstuk 33 402, nr. 21).
Toezeggingen
Overgangsrecht levensloopregeling
Mevrouw Neppérus, de heer Groot en de heer Dijkgraaf hebben gevraagd een overzicht te geven van de opbrengst in netto contante waarde en in kasbedragen nu en in de toekomst van het in de nota naar aanleiding van het nader verslag inzake het wetsvoorstel Belastingplan c.a. (Kamerstuk 33 402, nr. 11) geschetste overgangsrecht levensloopregeling ten opzichte van de nu geldende overgangsrecht. Tevens hebben zij gevraagd de mogelijkheden te schetsen voor aanwending van deze opbrengsten voor een verruiming van de maatregel waardoor rente op restschulden aftrekbaar wordt gemaakt.
Het thans geldende overgangsrecht levensloopregeling geldt voor deelnemers aan de levensloopregeling met een levenslooptegoed van ten minste € 3 000 tot aan hun pensioengerechtigde leeftijd. In de nota naar aanleiding van het nader verslag inzake het wetsvoorstel Belastingplan c.a. wordt de mogelijkheid geschetst om het overgangsrecht met ingang van 2013 te beperken tot 9 jaar, waardoor het overgangsrecht wordt afgeschaft per 1 januari 2022.
Dit nieuwe overgangsrecht zou verder in kunnen houden dat de opname van het levenslooptegoed bestedingsvrij mogelijk wordt en dat het in 2013 mogelijk wordt om het gehele tegoed ineens op te nemen, waarbij maar 80% van het tegoed in de heffing wordt betrokken (de 80%-regeling).
Door dit nieuwe overgangsrecht zou een budgettaire opbrengst optreden. In de eerste plaats omdat er minder en minder lang ingelegd zal worden in de levensloopregeling. In de tweede plaats omdat de overheid, ten opzichte van het huidige langlopende overgangsrecht, eerder de belasting ontvangt over het opgenomen levenslooptegoed, waardoor er voor de schatkist een rentevoordeel optreedt. Bij de budgettaire raming van dit nieuwe overgangsrecht wordt verondersteld dat de helft van het huidige levenslooptegoed in 2013 opgenomen zou worden (vanwege de 80%-regeling) en dat de andere helft gespreid zou worden opgenomen in de resterende 8 jaar.
Vanwege de verschuiving van belastingopbrengst van latere jaren naar eerdere jaren, zouden er in het begin (forse) kasopbrengsten en vervolgens kasdervingen zijn ten opzichte van het huidige overgangsrecht. De kasopbrengst bedraagt in 2013 ca. € 1 miljard en van 2014 tot en met 2021 ca. € 300 miljoen per jaar. Vanaf 2022 treedt er een jaarlijkse kasderving op, oplopend tot ca. € 200 miljoen in 2043. Per saldo leidt het nieuwe overgangsrecht in termen van netto contante waarde (alle opbrengsten en dervingen gesaldeerd tegen een discontovoet) tot een structurele budgettaire opbrengst van € 15 miljoen.
Voor wat betreft de vraag welke mogelijkheden er bestaan om deze opbrengsten aan te wenden voor een verruiming van de aftrekbaarheid van rente op restschulden het volgende. In het regeerakkoord VVD-PvdA (het regeerakkoord) is afgesproken dat de rente op restschulden voor een termijn van 5 jaar aftrekbaar wordt, voor zover die restschulden in de periode 2013–2017 ontstaan. Voorgesteld zou bijvoorbeeld kunnen worden om de termijn van aftrek van rente op die restschulden te verruimen tot 10 jaar. De budgettaire derving van deze verruiming zou in totaal € 250 miljoen bedragen over de looptijd van de regeling. Dit bedrag zou gedekt kunnen worden uit de opbrengst van het hiervoor geschetste nieuwe overgangsrecht voor de levensloopregeling.
De extra belastingderving van een verlenging van de tijdelijke regeling voor aftrek van rente op restschulden zou in kastermen meer dan gecompenseerd worden door de opbrengst van het aangepaste overgangsrecht levensloopregeling. Met andere woorden: door de combinatie van beide maatregelen verbetert het EMU-saldo in deze kabinetsperiode. Daar staan voor de langere termijn echter negatieve budgettaire effecten bij het overgangsrecht levensloopregeling tegenover. De begrotingsregels stellen in dat licht dat voor het lastenkader bij maatregelen waarbij sprake is van een omkeerregel de opbrengst op basis van een netto contante waarde berekening moeten worden bepaald.
Maatregel specifieke zorgkosten in Belastingplan 2013
Met ingang van 1 januari 2013 worden van de fiscale aftrek uitgaven voor specifieke zorgkosten uitgesloten de producten en diensten die vanaf die datum niet langer worden vergoed vanuit het basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De heer Bashir heeft gevraagd wat deze maatregel voor gevolgen heeft voor de mensen met hoge zorgkosten en een laag inkomen. Voorop staat dat de gevolgen voor genoemde groep primair een gevolg zijn van het niet langer vergoeden vanuit het basispakket Zvw.
De fiscale aftrek van de betreffende kosten zou die gevolgen hooguit enigszins hebben gedempt. De mate van die demping en dus de gevolgen van het niet aftrekbaar zijn van de betreffende kosten laat zich moeilijk becijferen. Hierbij spelen allerlei factoren een rol, zoals het inkomen, het van toepassing zijnde tarief inkomstenbelasting, of iemand de voor de aftrek vereiste drempel haalt, of iemand ook nog andere zorgkosten in aftrek kan brengen, of iemand ouder of jonger is dan 65 jaar en of de vermenigvuldigingsfactor van toepassing is.
Overgangsmaatregel afdrachtvermindering onderwijs
Mevrouw Schouten heeft gevraagd naar een overgangsmaatregel met betrekking tot de afschaffing van de afdrachtvermindering onderwijs per 2014 en de invoering van een subsidieregeling voor leerwerktrajecten vooral met het oog op het verschil tussen een belastingjaar (start januari) en studiejaar (start september). In het regeerakkoord is opgenomen dat de afdrachtvermindering onderwijs per 2014 komt te vervallen en wordt omgevormd tot een subsidieregeling. In het regeerakkoord is voor deze subsidieregeling een bedrag opgenomen van structureel € 209 miljoen (tegenover € 396 miljoen voor de afdrachtvermindering onderwijs in 2013). De andere vormgeving noopt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot herziening van de inzet van de beschikbare middelen. De vormgeving van de nieuw in te voeren subsidieregeling zal dan ook enige tijd vergen. Afhankelijk van deze vormgeving zal bezien worden in hoeverre een overgangsmaatregel nodig is om binnen de budgettaire kaders van het regeerakkoord de overgang van de fiscale regeling afdrachtvermindering onderwijs naar de niet-fiscale subsidieregeling zo soepel mogelijk te laten verlopen. Hierbij zal in ogenschouw worden genomen dat werkgevers vóór de start van het studiejaar 2013–2014 duidelijkheid wensen omtrent de faciliteit zoals deze vanaf 2014 zal gelden. De verwachting is dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik de Tweede Kamer aan het einde van het eerste kwartaal 2013 nader kunnen informeren.
Verhoging assurantiebelasting voor glastuinbouw
Mevrouw Schouten heeft daarnaast gevraagd in te gaan op de gevolgen van de verhoging van de assurantiebelasting voor glastuinbouwbedrijven, zoals berekend1 door LEI Wageningen UR (LEI). LEI heeft de gevolgen van vier maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 berekend voor land- en tuinbouwbedrijven. Daarbij is de sector opgedeeld in akkerbouwbedrijven, melkveebedrijven, glastuinbouwbedrijven, varkensbedrijven en pluimveebedrijven. Uit de publicatie blijkt dat de gemiddelde verhoging van de assurantiebelasting binnen de sector volgens LEI leidt tot een kostenstijging van € 700 per bedrijf per jaar. Voor glastuinbouwbedrijven bedraagt de stijging van de kosten echter gemiddeld € 1 700 per bedrijf per jaar. De publicatie geeft ook inzicht in de gevolgen van de herziening van de arbeidsmarkt voor land- en tuinbouwbedrijven. Deze zijn voor glastuinbouwbedrijven eveneens veruit het grootst. Hieruit blijkt dat glastuinbouwbedrijven gemiddeld relatief grote bedrijven zijn met veel personeel. De hogere kosten in de glastuinbouw van de assurantiebelasting hangen dus direct samen met de grootte van het gemiddelde bedrijf. Er kan zelfs gesteld worden dat de verhoging van de assurantiebelasting ten opzichte van de verhoging van de arbeidskosten in de glastuinbouw relatief klein is.
Het is natuurlijk mogelijk dat specifieke sectoren relatief grotere of kleinere gevolgen ondervinden van een generieke maatregel dan gemiddeld. Dit leidt er echter niet toe dat ik van mening ben dat de maatregel aangepast moet worden.
Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst
In de nota naar aanleiding van het verslag op het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2013 heb ik toegezegd een concept van de aanvulling van het BBBB voor de plenaire behandeling aan de leden van uw Kamer te doen toekomen. Aangezien de eerste losse boetebeschikking niet voor medio 2013 zal worden opgelegd, lijkt het mij bij nader inzien verstandig om het BBBB nader tegen het licht te houden en daarbij bijvoorbeeld ook het boetebeleid zoals dat geldt bij toeslagen te betrekken. Ik zal uw Kamer hierover tijdig, in het eerste kwartaal van 2013, informeren in een afzonderlijke brief.
De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33402-20.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.